Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 Oct. '17. No. 2105
MAARTEN;ILUTHER
gering deel een overtuiging zijn toegedaan,
die lijnrecht tegen de Belijdenis der kerk
overstaat. Een breuke die allengs zoover
ging, dat thans duizenden en duizenden'
volstrekt ongeloovigen, tal en tal van
paganistisch philosophische denkers, en niet
minder een massale groep van verklaarde
materialisten nog steeds als leden van onze
groote Kerk geboekt staan.
Dit nu is het noodlottig gevolg van de
onwaarachtige eenheid waarop men aan
stuurde. Uiteraard moet al wat Christen zijn
zal, in het kernpunt van zijn belijdenis, voor
wat de Godheid van den Christus betreft,
volstrekt n zijn. Alleen maar, hoe beslist
die eenheid op 't hoofdpunt ook zijn moet,
reeds onder de Apostelen toch ontwaart
men, op allerlei manier, dat deze eenheid in
het kernpunt de variatie n in liet geloofsleven
allerminst verhindert, en veeleer ten volle
tot haar recht liet komen. Petrus en Paulus,
Johannes en Jacobus leven en getuigen uit
eenzelfden geloofswortel, maar in rijke
variatiën. Het was een eenheid die de weelde der
variatie kende en deze op alle manier deed
uitkomen. Juist daarom nu vereischte het
geloofsleven, dat alle Christenheid in de
kernbelijdenis van het Vrede door het bloed
des Kruizes", n was en bleef, maar tegelijk
ook dat men, sterk gevarieerd in het leven,
in zijn belijdenis deze variatiën tot haar
recht deed komen. Eisch was dus, een
kerkelijk saamleven te vinden, dat een rijke
variatie in weelde deed opbloeien, maar
tegelijk de eenheid in Christus saamhield. Dit
nu had er toe moeten leiden, dat elke groep
van Christenen zich geheel zelfstandig ont
wikkelde; dat alle groepen in geloof, hoop
en liefde een bleven; en dat door interna
tionale en wereldsynoden de eenheid in
Christus tot haar recht kwam. De heel een
volk omvattende kerkformatie valt dan van
zelf weg; wie geen Christen is, komt dan
buiten de kerk te staan, als philosoof, als
Buddhist of wat dan ook, en de onderscheiden
kerken voegen zich saam als groepen van
beIfldeniseenheid, om straks deze groepen weer,
met eerbiediging van al hare variatiën, inter
nationaal als 't eene Lichaam der Christelijke
kerk in Concilie te vereenigen. Zoo eerst
iiiifiiiiiiHiiiiiniiiittiiiiiiitiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii
BESCHOUWINGEN
oover Doen en Laten
BORREL OF BOOTERAM?
Wat is er in een woord!
Op onze Nederlandsche heidegronden
groeit een mooie, karaktervolle struik, met
fijn, groen, stug en steekelig loof en kleine
zwartblauwe, bittere aromatische bessen.
Dat is de J eneever-bes, (Juniperus, fransen
Genièvre). In volle ontwikkeling een sieraad
van het landschap, en misschien ook wei
een bruikbare specerij.
Als het woord Jeneever nu maar uitsluitend
aan dat fraai en pittig gewas verbonden
was, wat zou het goede associaties in ons
wekken, van wijde zonnige vlakten en
geurige zoomerdagen.
Maar ongelukkig heeft er een rampzalige
echt plaats gevonden tusschen die eedete
struik en een scherp en gevaarlijk
menschenmaaksel, de alcohol.
En door die yerfoeyelijke mesalliance
heeft het woord' jeneever een gemeene,
ploertige, plebeïsche klank gekreegen.
Jeneever! Men durft in goed gezelschap
nauwelijks het woord In den mond neemen.
.Wel de zaak.
Zoo mooi als myrre" en wierook"
klinken, zoo gemeen klinkt jeneever", en
toch is de jeneever-struik van eeven goede
familie.
De wijn heeft zijn voornaamheid behouden.
Zelfs in de christelijke tempels wordt de
wijnbeeker nog geduld.
Het bier is grof en vulgair geworden. Een
priester met een glas bier, dat misstaat reeds.
Maar jeneever! Denk u een waardig
mensch met een glas jeneever voor zich l
Denk u een gedistingueerde vrouw die
jeneever drinkt!
De heeren die het doen, geeven er dan
ook liever allerlei mooye namen aan, en
verbergen de jeneever onder allerlei kleurtjes
en vreemde smaakjes.
kan de geestelijke vrijheid opbloeien, alle
valsche en onware vorm wegvallen, ook
aan de niet-Christenen vrijheid van exis
tentie en getuigen worden gegund, en kun
nen beide factoren, zoowel die van het
persoonlijke, individueele leven als die van
de saambinding der variatiën tot eenheid
zich realiseeren.
De volstrekte machteloosheid waarin de
Kerk van Christus zich tegenover de uit
barsting van dierlijke woede in dezen wereld
oorlog heeft bevonden, is dan ook uitsluitend
daaraan te wijten, dat de kerken, ten deele
in een onnatuurlijken wrong waren
saamgeknoopt en ten deele in Landskerken onder
Overheidshoede, in stee van Christelijke
Kerken onder Christus als haar heerlijk
Hoofd, waren ontaard. Bleef een volk nu nog
buiten den oorlog, dan kon het nog om den
vrede bidden, en tegen de oorlogswoede
zijn protest laten hooren; maar zóó niet
geraakt 't zelf in den krijg, of 't Kerkelijk
leven en 't volksleven mengt zich ineen, en
men kan tenslotte om niet anders meer
bidden dan om de overwinning op het slag
veld, onderwijl het gebed dat alleen de eere
van den Christus bedoelt, verstomt.
Het is daarom zich zelf bedriegen, indien
men zich inbeeldt en voorgeeft, dat deze
ontzettende oorlog ten slotte het leven in
de kerken der Reformatie weer krachtig zal
doen opbloeien. De exuberantie van het
individualisme heeft de scheiding, de dee
ling en de uiteenspating teweeggebracht.
Van de twee factoren die ons den vrede
moeten brengen, de krachtige persoonlijk
heid en de even krachtige organische saam
binding, is de eerste factor met overdreven
eenzijdigheid tot uiting gekomen, terwijl
de tweede, organisch saambindende factor
verlept en verzwakt is. Ongetwijfeld zal
dit in de eerste periode na den
ingewachten vredestijd Rome sterken, en allicht niet
weinigen tot de Roomsche kerk doen over
gaan. Dit moet dan geduld. Maar voor wie
het beginsel der Reformatie van harte is
toegedaan, zal de gesteldheid der geesten,
die na de vredesherstelling intreedt, op
tweeërlei moeten uitgaan: ten eerste op de
vrijmaking der kerken van de overheid en
IIIIIIIIIIIII1IIIII1IIIII1IIIMIIMI
En de voortbrengers koomen aan dat
schande-gevoel te gemoet door liefst te
spreeken van klare" of bitter" of een
ander mooi woord.
En een borrel" dat kan er mee door, dat
is wel niet fijn en voornaam, maar heeft
iets flinks, iets joviaals, iets van wij zijn
niet zulke ooverdreeven brave menschen".
Maar nu koomen wij Hollanders, wij be
roemde jeneever-producenten, wij
waereldvermaarde likeurstookers,ineen kwaad parket.
Als de jeneever nu alleen maar van
jeneever-bessen gemaakt werd, dan was de
zaak in orde. Men zou dan de heide maar
vol planten met juniperus, en behoefde geen
terrein voor andere grondstoffen ten be
hoeve van het geliefde vocht.
Maar als mijn geheugen mij niet bedriegt
dan wordt jeneever gemaakt uit alcohol,
gestookt uit QRAAN. En de jeneever-bes
zorgt alleen voor een geurtje.
Welk graan men nu voor de fabrikage
gebruikt dat is mij vrij wel onverschillig.
Is het gerst of rogge? Wat doet het er toe.
Zeeker kan men zijn dat in het brood dat
wij thans eeten, in het oorlogsbrood met zijn
wisselvallige en geheimzinnige samenstel
ling, de grondstof voor de alcohol-bereiding
niet ontbreekt.
Men kan dus ook booterammen maken
van de stof waarvan men nu jeneever pro
duceert.
En ik vraag: is jeneever bereiden thans
een verstandige, ja een verschoonbare
handelwijze ?
Het gaat niet om een kleinigheid. De
drankbestrijders hebben ons in dat opzicht
voldoende voorgelicht.
De gemiddelde Nederlander, man, vrouw,
zuigeling, ziek en gezond alles bij elkaar
gereekend, verzwelgt per hoofd zoo onge
veer zes of zeven liter jeneever, per jaar.
De arbeider verteert een tiende van zijn
loon in jeneever.
van het Staatsgeld, en ten anderen op het
in 't leven roepen van een verband, dat
alle kerken van het Protestantisme tot
een weeroptreden in eenheid in staat stelt.
Den Haag 19, X, 17.
HIHHIIIHItllll
LUTHER EN DE REFORMATIE
door Prof. H. Y. GROENEWEGEN
Het vierde eeuwfeest der Hervorming zal
een gedachtenisviering zfjn, die de
Protestantsche wereld meer tot ernst dan tot
blijdschap stemt.
De gebeurtenissen, waarmede voor vier
eeuwen een nieuw tijdvak van wereldbe
schaving is begonnen, worden herdacht
terwijl een wereldramp die beschaving met
ondergang bedreigt.
Zooals men een verjaardag gedenkt in
een sterfhuis, zoo moet dit eeuwfeest worden
gevierd: dankbaar, maar stil.
De twee machtigste volkerengroepen, die
het Protestantisme hebben aanvaard, en
daaraan voor een groot deel hun
wereldhistorische beteekenis hebben ontleend, wier
geschiedenis althans met die der Kerkher
vorming innig is verbonden, de Duitsch
en de Engelsch sprekende volken, schijnen
in den geweldigen strijd om het politiek en
economisch overwicht elkander en
zichzelven te vernietigen.
Beiden hebben in den gemeenschappelijken
strijd voor de beginselen en overtuigingen
van het Protestantisme zich gevormd tot
wat zij zijn geworden, hun gaven ontplooid,
hun kracht ontwikkeld. Maar noch de ver
wantschap in godsdienst en zeden, noch de
daaruit voortvloeiende betrekkingen in weten
schap en kunst hebben geestelijke banden
gevormd, sterk genoeg om hen los te rukken
uit de noodlottige worsteling en hen te
brengen tot verzoening. Wat hen verbindt
is meer dan wat hen scheidt, maar het
blijkt machteloos.
Zal het internationaal Socialisme hen
dwingen den vrede te sluiten, waar de klim
mende nood alle volkeren naar doet snak
ken? Dan zal het historisch materialisme
meer moreele kracht hebben uitgeoefend dan
alle godsdiensten samen. Of zal de nobele
vredespoging van den Paus de verblindende
macht van afgunst en haat breken? Dan
zal het Katholicisme, dank zij zijn interna
tionale organisatie en den politieken invloed
van zijn geestelijk hoofd, over het Prote
stantisme, dat krachtens zijn beginsel dit
alles ontbeert, een moreel overwicht krijgen
als het sinds de dagen der Hervorming niet
heeft bezeten.
Bovendien, stemt de innerlijke toestand
van het Protestantsche Christendom op
dezen gedenkdag wel tot groote vreugde?
Is het inwendig niet te veel verdeeld en
verzwakt om naar buiten kracht te open
baren. Het Protestantisme is een boom,
die slechts groeit door zich sterk te
vertakken. Dat deed het al toen het zich
nauwelijks boven zijn wortel verhief, toen
Luther van Zwingli, de Duitsche van de
Zwitsersche Reformatie zich afkeerde. Maar
de beide hoofdtakken en al de kleinere twij
gen, die er uit gesproten zfjn, konden zelf
standig groeien en bloeien zonder dat men
Deur van de kerk te Wiüenberg waar
Luther zijn stellingen aanplakte
De accijnsen hebben voor dit jaar reeds
twee millioen opgeleeverd, zooals ik onlangs
las, de waarde van den verzwolgen
jeneeverplas laat zich daaruit afleiden. Mijn be
doeling is niet een pleidooi teegen het
alcoholisme te geeven. De feiten kent ieder
en ze zijn zeeker erger dan ik ze hier voorstel.
Maar mijn bedoeling is ons volk en onze
regeering er op attent te maken dat er nooit
geschikter moment is geweest om een ge
weldige hak te geeven op dat monster dat
ons volk, als alle volken, demoraliseert en
onze welvaart uitput.
We liggen als 't ware gebonden op de
operatie-tafel. De oorlogvoerende partijen
houden ons onverbiddelijk in de klem. Nu
of nooit (nunc aut nunquam, zeide zeeker
hooggeplaatst persoon) is het tijdhet booze
absces in te snijden.
Er is reeds heevig gemopperd oover ons
broodrantsoen. De man van z waren hand
arbeid kan er niet mee toe. Meent hij dat
de jeneever die ontbreekende kracht kan
aanvullen?
Ons brood-koorn ligt te rotten in schee
pen ooverzee, onze eigen voorraad kan niet
lang genoeg strekken.
Is het nu werk van verstandige menschen
om onder zulke omstandigheden duizende
mudden gerst en rogge om te zetten in een
zoo gevaarlijk vergif als jeneever?
Is dit gekkenwerk of niet?
Men ziedt van verontwaardiging als er
weer een schip met kostelijk graan wordt
getorpedeerd maar is het niet nog erger
als het onmisbare voedsel wordt verwerkt
tot alcohol? Het graan op den boodem der
zee doet ten minste geen kwaad meer.
De jeneever houdt onze strafrechters aan
't werk en onze gevangenissen gevuld.
Ik heb nooit aan de propaganda teegen
den drank deelgenoomea, omdat propaganda
meestal een reactie doet ontstaan. Zonder
een min of meer tactelooze propaganda zou
de blauwe knoop" niet bij veel Hollanders
het gevoel verloor van in enen wortel en
aan eenen stam verbonden te zijn. Dat
Protestantsch bewustzijn nu, vier eeuwen lang
zijn kracht, is bedenkelijk zwakker geworden.
Onder den invloed der nieuwere wetenschap
en wijsbegeerte is overal een vrijzinnig Pro
testantisme ontstaan. Die weinig zeggende
naam beteekent het veelzeggend streven
naar een hervorming der Hervorming. Dat
streven ontstond echter vooral onder aan
drang van buiten.Het waren nlet-godsdienstige
invloeden, de nieuwe kennis van natuur en
geschiedenis, de nieuwe studie van Bijbel
en Godsdienst, de overal opkomende nieuwe
wereld- en levensbeschouwing, die de Pro
testantsche godsvrucht in botsing brachten
met haar eigene dogmatische traditie, en
velen tot een breuk met kerk en kerkleer.
Dat heeft het bewustzijn van innerlijke
geloofsgemeenschap in de grondgedachten
des Christendoms, het gevoel van
saamhoorigheid als Protestanten verdoofd. In de
groote dogmatisch gefundeerde Protestant
sche kerken heerscht dientengevolge mis
verstand en miskenning, verwarring en strijd.
De Hervorming vindt op haar eeuwfeest
haar ernstigste zonen meer geneigd tot be
zorgd vooruit dan tot dankbaar terugzien.
Nochtans roept deze gedenkdag bij
Lutherschen en Gereformeerden, bij
confessioneelen en anticonfessioneelen, bij
rechtzinnigen en vrijzinaigen, en welke kerken
en secten, groepen, partijen en schakeeringen
en in de Protestantsche wereld mogen zijn,
te schoone herinneringen op om er zich
niet gemeenschappelijk aan te verkwikken.
Al ware het alleen de indrukwekkende ge
stalte van den grootschen Hervormer, van
Luther.
De grondtoon dier herinnering zal een
andere zijn dan een eeuw geleden, toen zij
Goethe weer deed toornen tegen at het
Finstere und Pfaffische". Het Katholicisme
heeft meer van het Protestantisme geleerd
dan het zal willen bekennen, en is nergens
minder finster und pfaffisch" dan in over
wegend-Protestantsche landen. En hebben
daar niet ook Hervorvormde Kerken op hare
wijze wel iets van die Roomsche gebreken
vertoond ?
En voor de geestdriftige bewondering van
een halve eeuw geleden, voor Carlyle's
heroworship" is dit geslacht wat koel kri
tisch geworden. Het ziet eerder de
zonnevlekken dan het zonnelicht, 't Is niet onmo
gelijk dat velen, die nu óver hem gaan
schrijven en spreken, hetgeen zij over Luther
hebben te zeggen, belangrijker vinden dan
hetgeen hij te zeggen heeft tot ons.
Overigens zal de wereld tegenover zfjn
machtige gestalte niet anders staan dan zij
vier eeuwen lang heeft gedaan: met liefde
en bewondering en met verguizende haat,
hem verheerlijkend als een Godsgezant en
hem honend als een werktuig der Duivels,
en daartusschen in met zeker soort
nieuwerwetsche wijsheid, die precies zijn fouten
weet op te tellen of zijn persoonlijkheid
ontbindt in factoren en er een rekensommetje
van kerkhistorische gebeurtenissen en eco
nomische-politieke toestanden van maakt.
Maar Protestanten en Roomschen,
godsdienstigen en godsdienstloozen zullen die
geweldige gestalte tegenover zich zien, zoo
als de heele Christenwereld nu vier eeuwen
lang heeft gedaan. Welk een mensch moet
hij geweest zijn, welk een kracht moet er
van dit leven zijn uitgegaan, dat nog na
eeuwen geen mensch hem onverschillig
voorbij kan gaan!
Een vlakte geeft, hoe ook bekeken, den
zelfden aanblik. Een heuvel verandert maar
weinig of men hem van links of van rechts
beschouwt. Maar een berg, die hoog uit
steekt boven vlakten en heuvelen, veranderd
van gedaante naar het standpunt dat men
inneemt, en wordt onherkenbaar als men
er van tegenovergestelde zijde tegen opziet.
En toch is het dezelfde berg, met dezelfde
forsch gehouwen rotsen, en denzelfden naar
den hemel wijzenden top.
Laten allen dan maar erkennen, dat hij
een der heel grooten onder de menschen is
geweest. Een die hoog uitsteekt boven de
vlakte waar de groote hoop leeft, en boven
de heuveltjes waar de middelmatigheid zich
al op een bergtop waant. Hij is groot in
gaven en kracht, groot in leven en levens
werk, groot tot in zijne gebreken, waarvan
een man. die zoo ver van hem afstond als
Heine. inzag, dat zij meer nut voor ons
hebben gehad dan de deugden van duizend
anderen.
Een godsdienstige natuur van zeldzame
diepte, een zedelijk karakter van
buitengemeene kracht, een geest van verwonderlïjken
rijkdom, een gemoed van verkwikkend
frisin een bespottelijk blaadje staan. Zie Jantje".
Maar nu is het iets anders. Ik houd nu
toevallig niet van jeneever, maar al was ik
een oovertuigde anti-blauwe-knoop-man, in
dit moment zou ik zoolang ik ten minste
niet ronduit aan alcoholisme of D. T. leed
mij toch schamen mijn landgenooten het
brood voor den mond weg te neemen ter
wille van een borrel".
Dat is al het geringste wat men van natio
nale solidariteit mag verwachten.
En wie zou het onze regeering tot een
verwijt durven maken, als ze nu eens krachtig
en doortastend ingreep, het voorbeeld van
Rusland volgde, de jeneever-fabrikage een
voudig verbood, en de alcohol beschouwde
als een gevaarlijk en zeer goed te ontbeeren
product, dat ons broodkoorn verslindt, en
voortaan alleen voor medische en technische
doel-einden verkrijgbaar behoort te zijn?
Ik weet natuurlijk zeer goed waarom deeze
maatreegel nog niet genoomen is.
Niet door teegenstand van de alcoholisten.
De alcohol-intolerant zou de regeering
moogen zeegenen, die de voor hem noodzakelijke
geheel-onthouding aan alle Nederlanders
voorschreef, en daarmee de schande van zijn
zwakheid verminderde of geheel wegnam.
Neen! het zijn de fabrikanten die hun be
staan bedreigd achten.
Maar hier is alle consideratie, in onze
dagen, volkooraen misplaatst.
Het bloeyende bedrijf zou worden ver
nietigd, duizende fabrieksarbeiders zouden
werkeloos worden gemaakt ?
Maar welk een dwaasheid, die menschen
aan een beezigheid te houden, die ons
gansene volk met gevaar bedreigt, die de
criminaliteit enorm verhoogt, die tot niets
nut is, en die ons dagelijks broodrantsoen
doet inkrimpen!
Is er werkelijk niets beeters voor die
menschen te bedenken ?
Welk een teeken van lafheid en
machteZijn Meesterwerk
Met zijn kaal, romantisch jasje,
Met zijn flapdas en flambaar,
Met zijn schetsen-portefeuille,
En zijn halve-cents-sigaar,
Sjokt hij langs de keukenramen,
Van de rijke avenue,
Waar hij staan blijft, of hij nadenkt
Als 't ruikt naar biefstuksju.
Vroeger liep hij door die huizen,
Met een los en wuft gebaar;
Toen ae dames er nog geurden,
Met hun grooten kunstenaar.
Vroeger ging hij vroolijk eten,
In die mooie, stille buurt,
Tegenwoordig wordt hij jouwend,
Door de meiden weggestuurd.
Door het halfgeopend venster,
Tuurt hij schuw in een salon,
Waar hij eenmaal vlot in smoking,
Zich vergoden laten kon.
In die statige vertrekken,
Waar hij vroeger lachen mocht,
Hangen nog zijn schilderijen,
Die hij voor de grap verkocht.
Langzaam sloffend door de straten,
Kwam hij op een' kouden dag,
Op een groote kunstverkooping,
Waar hij ook zijn doeken zag,
Uit een prachtige collectie,
Werd zijn meesterwerk gehaald,
Voor de glorie van zijn leven,
Was al duizenden betaald.
Met de tranen in zijn oogen,
Keek hij naar zijn meesterstuk,
Heel zijn jeugd zag hij weer voor zich,
Al die jaren van geluk.
Bevend stond hij daar te staren,
Arm, ellendig, oud en klein,
Toen men ook zijn werk ging veilen,
Riep hij opgewonden: Mijnl"
Ik heb eens dat werk geschilderd/"
Riep de grijze, zieke man,
Ouwe leugenaar, dat wou-jel"
Snauwden hem de koopers an.
Smijt die kerel van de veiling"
Die verwaande idioot"
Die komt hier de markt bederven",
Want de maker is al dood!"
Onder zijn romantisch jasje,
Dat men stuk getrokken had,
Zag de diender die hem opbracht,
Dat de man geen hemd aan had.
Zenuwziek en overspannen,
Stierf hij in een gekkenhuis.
Schitterend werd hij begraven
Met een monument en kruis.
J. H. SPEENHOFF
mmiiiimmmiiimiMH
H. VAN DOOREN & Cie.
OEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES H8EBEN en BONTWERKEN
miiiiiiifiiiffuiiufiifftitf(ffiififnifffiuiifi<ftmiifiitilui(iiijiitmmjti<iM
sche, gezond menschelijke levenswarmte en
levensovervloed, zoo is hij geweest.
Plaats zulk een mensch aan het einde van
een beschavingsperiode en bij den aanvang
van een nieuwen tijd, zijn leven zal de
scherpste tegenstellingen te zien geven,
en toch een innerlijke eenheid zfjn, een har
monisch geheel van tegenstrijdigheden.
Geen mensch kan meer Roomsen voelen
en denken dan Luther in zijn klooster. De
hoofdvraag der Roomsche religie: hoe redt
een mensch zijn zondige zie), heeft niemand
dieper dan hem in de ziel gebrand. Vuriger
heeft niemand gebeden en gevast, harts
tochtelijker niemand in de scholastieke wijs
heid naar het ware geloof en den weg des
behouds gezocht. Sterker heeft ook niemand
gevoeld, hoe onverzoend, hoe ver van God
luiimiiiiiiMfiiiifiiiiiffifiiifffffffiffiifiifittifmififfitftii'iilffiiifiiiimiffi
loosheid zou dat zijn.
Staan wij dan zooveel lager, en zijn wij
zooveel zwakker en dommer dan de Russen?
Die hebben 't gewaagd en tot nog toe
met succes. En al ware het succes maar
tijdelijk, blijft het niet een pooging die
navolging uitlokt en verdient?
Multatuli zei: de Russen zijn zulke
smeerpoetsen, dat ze elke week een bad moeten
neemen. Wij zindelijke Hollanders hebben
dat niet noodig. Hij zou er nu bij kunnen
voegen: de Russen zijn zulke drinkebroers,
dat ze den drank moesten verbieden. Voor
ons, matige Hollanders, is dat ooverboodig!
Ik meen ook te weeten dat de spiritus
noodig is voor de bereiding van rookeloos
kruit.
Dat is al erg genoeg. Maar daarin zouden
we ons kunnen schikken. Daarvoor zou men
nog een deel van zij n broodrantsoen kunnen
afstaan, in de hoop dat het van goed
graan gemaakte kruit nooit tot ontploffing
behoeft te koomen.
Maar aan brood te kort hoornen ter wille
van den Borrel... dat is te veel gevergd.
Daarteegen behoort elk Nederlander te
protesteeren.
Een eeuwig verwijt zou het blijven teegen
onze regeering als ze nu niet krachtig op
trad, om de fabrikanten niet te ontstemmen.
Wat moeten onze moeders hun kinderen
zeggen als er brood te kort komt ? Hebben
wij dan waarachtig jeneever noodig?
En niet beperken, of zwaarder belasten.
Dat is ondeugdelijk lapwerk.
Neen! verbieden met alle moogelijke
strengheid, zooals het bereiden van
explosiestoffen of andere gevaarlijke zaken.
Zonder weifeling kiezen, en doortastend
handelen:
De Borrel of de Booteram.
FREDERIK VAN EEDEN