Historisch Archief 1877-1940
27 Oct. '17. No. 2105
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Leesmuseum. Conversatiezaal
HET LEESMUSEUM BEDREIGD
Het Leesmuseum, ten jare 1800 gesticht,
aan den hoek van de Qaperssteeg, en sedert
1820 gevestigd In een eigen gebouw, bij de
Taksteeg gelegen, dat nu vier jaar geleden
onder opzicht van onzen
stadgenoot.Gossehalk met het belendende op den hoek der
Watersteeg onder n gevel werd gebracht,
telf thans twaalfhonderd leden. Een kwart
eeuw vroeger konden nog slechts drie
honderd personen als zoodanig worden ge
noemd. De toetreding van van een voor
ongeveer twaalf jaar in Het Vosje"
opgerichten leeskring, die na een driejarig bestaan
werd ontbonden, heeft tot die aanzienlijke
vermeerdering het hare bijgedragen. De
deelnemers, die den leeftijd van 18 jaren
bereikt hebben, betalen jaarlijks f 25.?of
f 15.?, naar gelang der voorrechten, die
zij wenschen te genieten, zooals het langer
onder zijne berusting houden van werken, het
gebruik tehuis van de staande boekerij, enz.
Van de twaalf honderd leden maken gemiddeld
vier- of vijf-honderd dagelijks als bezoekers
gebruik van hunne rechten. Overhet algemeen
is de handelsstand schaars vertegenwoordigd.
De mannen der wetenschap zijn de talrijkste
en meest getrouwe aanhangers. Vandaar
misschien die sombere toon der op zich zelf
net tngerlchte vertrekken. Wat luchtiger stof
feering zou ongetwijfeld een prettiger, meer
opgewekte stemming teweegbrengen en die
Is toch in de eerste plaats noodig, ook bij de
meest ernstige geestesoefening. In vroolijke
tint, met bloem- en ander sierwerk beschil
derde wanden en zoldering of het stemmig
behangselpatroon afgewisseld door een goed
penseelstuk en een fraaie plaat, in mededin
ging met een bevallig beeld, een schoon
gevormde vaas of iets van dien aard, en
men zou zich reeds een geheel ander mensch
gevoelen zelfs te midden van die strakke
gezichten en peinzende voorhoofden."
Het is veertig jaar geleden, dat Martin
Kalff in Amsterdam in plaat/es en praatjes
bet Leesmuseum schetste. Het doet aan als
etn wat stijve idylle, zijn beschrijving. In
weerwil van die strakke gezichten en de
peizende voorhoofden" is het Leesmuseum
een paradijs op zijn manier. Er ontbreekt nog
een kleinigheid, een plaat, een beeld, een
vaas of iets van dien aard", maar overigens
is het ideaal met de hand te grijpen. Het
Leesmuseum stond in zijn vollen bloei. Ook
in den toen populair geachten stijl herkent
men de degelijke stevigheid van de oude
instelling. Een woord van aanbeveling
was destijds waarlijk overbodig: Martin
Kalff behoefde niet lyrisch te worden om
de beteekénis van het Leesmuseum voor
Amsterdam te doen uitkomen; hij kon een
voudig de nuchtere feiten doen spreken.
Ook nu kunnen wij weer de nuchtere
feiten doen spreken; zij zijn welsprekend
genoeg; wij behoeven waarlijk niet pathe
tisch te worden. Den Ie November zijn de
leden van het Leesmuseum door Commis
sarissen opgeroepen om te beslissen over
het bestuursvoorstel om tot liquidatie van
het genootschap over te gaan. Het is een
somber voorstel, heel wat somberder dan
het oude Leesmuseum was in 1878. Veel is
sinds dien veranderd! Het oude gebouw is
vervangen dooreen nieuw, dat stellig aan heel
wat hooger eisenen voldoet dan Kalff
indertijd stelde. Maar de stevige oude instelling is
met het oude gebouw oogenschijnlijk ver
dwenen. De 1200 leden van 1878 zijn er al
lang niet meer, hoewel de overblijvenden
veel beter gediend worden dan hun voor
gangers. De oude garde is gaandeweg
vermnniimiiiiitiminuiiiiiiiiiiittmitiitiumniiiitninuuuniiinntniiun
6de Sinfonie Dopper A.O.V.
Richard Heuckeroth Concert
gebouw-Sextet
De Sinfonie van Cornelis Dopper koestert
zich in de zon. Haar wachtwoord is humor."
Aldus de toelichting in het programma.
Het eerste kan ik, na de gehoorde auditie,
die voor ondergeteekende nieuw was, tot
mijn spijt niet geheel beamen.
In de zon toch vinden we heerlijke lichte,
wisselende schittering van kleuren. De warmte,
waarin Dopper zich koestert heeft een
colorlet, dat wat zwaar drukkend is en weinig
afwisseling biedt. De instrumentatie is zeer
zeker het werk van iemand, die het klappen
van de zweep kent, voor wien het complex
der groepen, die het orkest apparaat vormen,
geene geheimen bezit. Nochthans
ishetklankeffect min of meer monotoon, vermoedelijk
doordat er bij voortduring met groot appa
raat gewerkt wordt. Ook het begrip humor"
mis ik in dit werk. Dat een componist zich
dwenen, de jonge vulde de oude plaatsen
niet geheel aan.
De teruggang is onmiskenbaar. Maar is zij
ook een symptoom van afnemende kracht?
Men zou het zoo dagelijks op het Lees
museum niet zeggen. Een instituut, dat ge
regeld nog door zoovïlen wordt gezocht en
bezocht, is nog verre van dood. Integendeel.
En zoo moge men niet te spoedig het dood
vonnis vellen. Het voorstel van Commissa
rissen is zeker nauwgezet overwogen; wij
eerbiedigen hun overtuiging, dat het nood
zakelijk was tot dezen stap te komen. Maar
mogen ook de leden tot den laatsten man
hun roeping verstaan!
In moeilijke dagen is het Leesmuseum door
Anton Reinhard Falck en de zijnen opge
richt. Men kan in zijn gedenkschriften na
lezen, hoeveel moeite hij en Helmers, om
slechts dezen te noemen, zich hebben moeten
getroosten om het Leesmuseum op gang te
brengen. In niet minder zware tijden leven
wij tegenwoordig. Zou het voor de tegen
woordige leden zooveel zwaarder zijn het
oude schip, dat dreigt te stranden, weer
vlot te krijgen. Maar dan moet ook niemand
versagen. Moge de kloeke geest van Falck
varen in zijn geestelijk nageslacht. Het
noodschot is gelost. Laat het gehoord en
verstaan worden!
H. BRUGMANS
?f
4-4
DE GESCHIEDENIS VAN HET
LEESMUSEUM
door D. SMIT
Bibliothecaris van het Leesmuseum
Tot de werkelijk nuttige instellingen onzer
stad, welke zich ontwikkeld heeft tot eene,
die in het cultuurleven daarvan een belang
rijke plaats bekleedt, behoort het Leesmu
seum. Niet minder da* 134 dag- en week
bladen de voornaamste in meerdere exem
plaren zijn dagelijks in de leeszalen ter
beschikking; 90 Nederlandsche, 14 Fransche,
16 Duitsche en 14 Engelsche en
Amerikaansche.
De bibliotheek, thans reeds aangegroeid
tot bij de 35.000 verschillende werken, bevat
voor het meerendeel werk op
wetenschapiiimiiiiiimiiiiiiiiiitMiitttiimintnttmt nniuiniiiininiiii
pelijk gebied, bestemd voor hen, voor wie
krachtens hun ambt de studie en
het wetenschappelijk onderzoek, in het leven
de voornaamste plaats beslaat. Daarnaast
zijn echter aanwezig een keur van de nieuw
ste werken der schoone literatuur, die men
elders te vergeefs zoekt, en die op aan
vrage verstrekt worden, zonder dat men
door lang wachten afgeschrikt wordt.
Behalve de leeszalen, heeft het Leesmu
seum een afzonderlijke conversatiezaal, een
niet-rookzaal, alsmede op de bovenste ver
dieping een ruime studiezaal, met over de
geheele breedte een flinke kast waarin een
z.g.n. handbibliotheek is opgesteld.
De af deeling circuleerende lectuur vormt
een bizondere afdeeling van het Leesmu
seum en is daarvan niet het minst belang
rijke onderdeel. Door een der vroegere
commissarissen is zij wel eens genoemd
de hoeksteen van het Leesmuseum, denkelijk
omdat vele leden van het Leesmuseum, die
niet in de gelegenheid zijn het gebouw ge
regeld te bezoeken, daardoor toch een band
met de instelling behouden. Aan elk der leden,
die aan de circuleerende lectuur deelnemen,
worden per jaar gemiddeld 80 boeken, zonder
de tijdschriften, aan huls bezorgd, zoodat
langs dezen weg 48,000 boeken in de huis
gezinnen worden verspreid. Voegt men daarbij
nog ruim 6000 werken aan de leden der medi
sche en juridische afdeelingen verzonden,
dan komt men tot een totaal van 54,000 boek
werken, alleen door de afdeeling-clrculatie
verzonden.
Als wij de groote leeszaal boven betreden,
weten wij uit een boven den schouw aan
gebrachte koperen plaat met inschrlfr, dat
het Leesmuseum op 17 November 1800 op
gericht is door Anton Reinhard Falck, J. R.
Deiman, D. J. van Lennep en C. Vollenhoven,
bij wie zich op dien dag 33 personen aan
sloten, wier namen eveneens op-de plaat
zijn aangebracht. De koperen plaat zelf is
in het jaar 1877, op den lOOen verjaardag
van A. R. Falck, door eenige leden aan het
bestuur ter plaatsing in de leeszalen aan
geboden.
De allereerste plaats der vestiging van
het Leesmuseum was in een buurhuis aan
het Rokln bij Pache, op den hoek der
Gapersteeg.
Leesmuseum. Studiezaal
Falck, met Vollenhoven de eigenlijke op
richter van het Leesmuseum, zegt over de
eerste dagen van het Leesmuseum in een
zijner brieven: Wij moesten ons behelpen
met eene kamer op de tweede verdieping
bij Pache op het Rokin; de oudere heeren
vonden dat het te hoog en de trap te moeilijk
was; de jongere, Loots b.v., bleven al ligt
hangen in eene sociëteit (Polen), die juist
beneden ons was; de vertering was luttel,
de welwillendheid van den kastelein en de
bediening geëvenredigd aan de vertering.
De verdienste bestond in het dagelijksch
verschijnen, om met kunst- en vliegwerk
te beletten dat Meijer (Jonas Daniël) en
Helmers (de bekende dichter) ons verlieten,
want deze waren de lokvinken, en met het
uitzicht op zulk gezelschap kon men hopen
inteekenaars te winnen, ook uit de rij der
genen, die aan de lectuur van Duitsche en
Engelsche maandwerken geen groote be
hoefte hadden." Het resultaat van deze
pogingen was, dat binnen korten tijd de
instelling in Amsterdam bloeide niet alleen,
maar ook in andere steden nagevolgd werd.
Door het steeds toenemend getal der leden
werd de plaats van bijeenkomst al spoedig
te klein, zoodat men er eindelijk op be
dacht moest zijn een ruimer lokaal te zoe
ken. De gelegenheid daartoe bood zich aan
toen het logement de Ergelsche Bijbel op
het Rokln bij de Taksteeg publiek verkocht
werd,' en door het Leesmuseum werd aan
gekocht. Op den grond daarvan werd een
statig gebouw gesticht, voorzien van de
voot het doel benoodigde lokaliteiten.
Was bij het in gebruik nemen van dit
gebouw het ledenaantal nog niet zoo groot,
dat alle beschikbare lokalen in gebruik be
hoefden te worden genomen, maar een
gedeelte daarvan (denkelijk ook wel tot
stijving van de kas) voor kantoren werd
verhuurd, gaandeweg traden zooveel nieuwe
leden toe, dat in 1865 het geheele gebouw
in eigen gebruik moest worden genomen.
Die toename van het aantal leden hield
steeds aan, evenzoo de aanwas van de
bibliotheek. Ten einde den leden gelegen
heid te geven, zonder elkaar te hinderen,
hunne lectuur te genieten en tevens meer
dere ruimte te verkrijgen om den boeken
voorraad behoorlijk te bergen, werd in 1877
het aangrenzend gebouw op den hoek der
iiiiiiliiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirfiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiililiiiiiiliiMiiliiliiiiif MiiHliiiilmmiimiiiiimnm
Luther-penning naar het origineel van M. Hohenauer, 1533, uitgevoerd door de
Koninklijke Fabriek van C. J. Begeer, te Utrecht.
iiilmiiilMiiiimiiiii iiiiitiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiliiiiiiiiiiiiii
aangetrokken gevoelt door eene f eestviering
op Koninginnedag, wijst reeds op een stre
ven naar iets massaals, waarin het waarlijk
humoristisch element gewoonlijk opgeslokt
wordt door het uiterlijke triviale. Voor ons
Is humor meer een individueel begrip, zooals
Strauss en vóór hem Cornelius in
Duitschland, een D u kas In Frankrijk de figuren van
een Uilenspiegel, Barbier v. Bagdad en
Qoethe's Zauberlehrling muzikaal hebben
gekarakteriseerd.
Nieuwe uitzichten opent deze sinfonle
evenmin. Zij bevat goede, vlot geschreven
muziek, die zich beweegt in banen, die niet
te ver van de thans veelal gesmaade
DuitschScandinavische romantiek verwijderd liggen,
al is een Hollandsen of juister gezegd
oudHollandsch eigen element onmiskenbaar aan
wezig. Dat eigen element, het boertige" of
leutige", dat we bij onze 17de eeuwsche
genreschilders aantreffen, vinden we in
zekere mate hier aanwezig; de typeering is
echter minder raak en de geestelijke inhoud
komt ons evenals de geestige kant wat
bloedarm voor.
Bloedarm in zekeren zin ook wel Saint
Saens' Amoll sinfonie, door Richard
Heuckeroth en het Arnhemsch orkest op eene
uitvoering der Winterwerk-Commissie van
de Wereldbibliotheek ten gehoore gebracht.
Maar dank zfj de zeer verzorgde, van
fijne detailleering getuigende vertolking,
blijkt dit werk nog zooveel vormschoonheid,
fijnen smaak en gratie te bevatten, dat eene
plaatsing op onze hedendaagsche program
ma's alleszins gewettigd schijnt.
Het programma was voorts aangevuld
met Beethoven's groote Leonore ouverture,
Marsyas-muziek van Dlepenbrock, Finlandia
van Slbelius en als slot de Tannhaüser
ouverture.
Een eenigszins bonte mengeling, vermoe
delijk gekozen om een blik te geven op de
veelzijdige capaciteit van orkest en leider.
Als men in aanmerking neemt, dat de
concerteerende gasten in eene voor hen onge
wone, niet gunstige omgeving hadden te
werken, eene omgeving, waarin we van
lieverlede gewoon zijn geraakt het beste
als Iets van zelf sprekends" te nemen
dan mag men den grootsten lof hebben
voor hetgeen het Arnhemsch ensemble dezen
avond gepraesteerd heeft. Dem Verdienste
seine Krone"; daarom zal de jonge dirigent,
die eerst een paar weken geleden zijne
functie aanvaardde, het wel niet euvel dul
den, wanneer ik den naam Peter van Anrooij
hier even in dankbare herinnering vermeld.
Op Heuckeroth rust de aangename taak
te consolideeren, wat zijn voorganger tot
stand bracht. Wanneer de fortuin hem geene
parten speelt, mag men nauwelijks
betwijiden, dat hij tegen deze taak niet zou zijn
u^ gewassen. Wij wisten, dat hij als opera
dirigent beschikt over eene elasticiteit, die
wij uitsluitend bij zijne Italiaansche of
Weensche collega's plegen aan te heffen.
Dat hij tevens een geboren concertdirigent
is er. dat ook de symphonische kunst voor
hem geene onoplosbare problemen bezit;
daarvan hebben we ons thans kunnen over
tuigen. Dat zijne natuur de Sturm und
Drang-periode geheel te boven is gekomen
zouden we nog niet durven vaststellen. In
de wonderbare inleiding der Leon»re" kan
de rust door den tijd nog meer bezinken,
waardoor het contrast met de reeds sterk
doorvoelde opvatting van het allegro
praegnanter zal worden. Maar al heeft deze sterk
begaafde persoonlijkheid hare volle geeste
lijke wasdom nog niet bereikt, zoo mag men
toch aannemen, dat dit eenmaal het geval
zal zijn. Dat hij, die tot heden toe stond te
midden der meer op de groote lijn gerichte
atmosfeer der muzikaal-dramatische kunst,
evenzeer ontvankelijk blijkt voor de brooze
kunst van het ijl-doorzichtige
Marsyassprookje met hare ragfijne muzikale illustratie
bewijst, dat hfj, behalve geniaal dirigent
tevens is een zeer voortreffelijk kunstenaar.
Helaas viel dit concert samen met de niet
minder belangrijke abonnementsavond van
het Sextet". Verlokkend was het volgend
programma: Concert royal van Couperin
voor hobo, fagot en piano; Sonate van
Debussy voor fluit, altviool en harp; Trio
Watersteeg aangekocht en met het bestaande
gebouw tot n geheel ingericht.
Door deze vergrooting werden twee nieuwe
leeszalen verkregen, terwijl daarboven nog
een tweetal kamers konden worden Inge
richt, de eene voor de vergaderingen van
commissarissen, de andere als werkkamer
voor den bibliothecaris. De zich steeds uit
breidende bibliotheek maakte het noodig
dat, eenlge jaren later, opnieuw een paar
huizen in de Watersteeg werden aangekocht
ten einde voor boekenbergplaats te worden
ingericht.
Jaren lang gingen nu in het aldus ver
grootte Leesmuseum" de zaken hun goeden
gang, en werd op 17 November 1900 in
allen eenvoud allén door het uitsteken
der vlaggen het honderdjarig bestaan
herdacht. Werd in de kort daarop gehouden
algemeene vergadering in zijne openings
rede, door den voorzitter ook al den wensch
geuit, dat het Leesmuseum voortdurend zoo
in bloei mocht toenemen, dat nog eens een
nieuw gebouw, dat zich van (Water)steeg
tot (Tak)steeg zou uitstrekken, noodig mocht
zijn; hoogstwaarschijnlijk zouden de leden
nog in 't zelfde gebouw zijn gehuisvest,
wanneer het commissarissen niet gebleken
was dat de zwaar belaste bibliotheekzolders
de balken hadden doen buigen en de muren
(van het in 1820 gestichte gebouw) doen
scheuren. Voorziening was dus dringend
noodig; ruimte om den boekenvoorraad op
een andere plaats in het gebouw te bergen
was er niet, en plaatsing elders ongewenscht.
Daar kwam bfj dat ook de leeszalen, hoe
gezellig overigens, niet geheel meer konden
voldoen aan de gestelde eischen, waardoor
de vraag hoe in deze te handelen?" urgent
werd.
Mocht ook al een oogenbllk de gedachten
zijn opgekomen, de in gebruik zijnde ge
bouwen te verkoopen en elders in de stad
een geschikte verblijfplaats trachten te
vinden; de ligging er van op het Rokin,
aan een drukken verkeersweg, vlak bij den
Dam en de Munt, enkele stappen van Binnen
gasthuis en Universiteit verwijderd, maakte
als vanzelf verdere beschouwingen daarover
overbodig.
In eene ledenvergadering werden toen
commissarissen gemachtigd, volgens de
ingediende plannen en teekeningen, een
nieuw gebouw te doen stichten.
Den 29en April 1904 werd het nieuwe
gebouw door de leden in gebruik genomen.
De inrichting draagt overal het karakter van
eenvoud en degelijkheid en heef t, misschien
juist daardoor, een hooge mate van rustige
gezelligheid, die voor de bestemming een
eisch is. Ook met de wenschen van de
practijk is in ruime mate rekening gehouden,
zoodat ook uit practisch oogpunt het gebouw
aan de gestelde eischen voldoet.
Met beperkte middelen heeft het Lees
museum, zijnen stichter indachtig, gedurende
honderd en zeventien jaar, zijn roeping met
eere vervuld. Wie is de Maecenas die, als
Falck, zijn naam voor altijd aan diens schep
ping verbindend, haar helpt op dien weg
te blijven voortgaan?
De weldaad, door Falck met deze stichting
aan onze stad bewezen, is onmetelijk.
:: VERHUIZEN ::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VAN SCHAICK
BOOTHSTRflflT UTRECHT
van d'Indy voor piano, clarinet en violoncel.
Voor belangstellenden werd daarna
Debussy's Sonate herhaald. Thans moesten wij
ons bepalen tot het trio van d'Indy, waar
van het «Divertissement Vif et animé" door
grootere oorspronkelijkheid treft. De com
ponist, in zijn dramatisch werk sterk door
Wagner beïnvloed, beweegt zich hier op
een door hem zelden betreden terrein en dit
is wellicht de reden, dat in dit Trio veelal
het technische en cerebrale element moeten
bijspringen, waar de inspiratie een te kort
doet vermoeden. Maitre Franck, de geliefde
leermeester, en Saint-Saëns openbaren hier
hunnen invloed.
Een kreet des harten hoort men bij d'Indy
slechts zelden, maar ook hier treft zijn werk
door duidelijkheid in vorm, klare expressie
van frisch aandoende motieven die zeer zeker
in eene uitvoering, als de h.h. Cornelis,
Loevensohn en Swage* gaven, onze belang
stelling gaande houden.
Waar het Concertgebouwsextet er steeds
met stijgend succes op uit is, avonden te
organiseeren, die breken met sleur en tra
ditie in repertoire, mag men deze avonden
als van groot belang voor muzikale ont
wikkeling, hier nog wel eens met warmte
aanbevelen. VAN LEEUWEN
4-4-4