Historisch Archief 1877-1940
3 Nov. '17. No. 2106
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Vruchten bewaren
Thans nu het winterseizoen in aantocht
is zullen eenige nuttige wenken betreffende
het bewaren van vruchten menige huisvrouw
welkom zijn. Voor het bewaren van vruchten
in verschen staat zijn vele wenken te geven.
Zij komen alle slechts neer op een nauw
keurig opvolgen van de aanwijzingen, die
ons door de natuur zelve worden verschaft.
Vanaf het oogenblik dat de vrucht zich
heeft gezet, ondergaat zij een reeks van
veranderingen. Eerst, wanneer zij nog groen
is, ontleedt zij het koolzuur der lucht en
doet het zuurstofgas vrijkomen, zooals alle
groene plantendeelen. Wanneer zij rijp begint
te -worden, verandert de kleur der vrucht
naar de soort waartoe zij behoort, vooral
aan de zijde, die aan de zon is blootgesteld.
Er heeft dan in het inwendige een veran
dering plaats, waardoor de zuren ontleed
worden en voor zetmeel en suiker plaats
maken. Op dit oogenblik moet de vrucht
geplukt worden onder in achtnemlng van
enkele voorzorgen, die thans ieder kent. Na
haar te hebben afgewischt, moet men haar
zoo goed mogelijk beschutten voor warmte,
licht en vocht. Te veel vocht doet de vruchten
schimmelen; door te groote droogte rim
pelen ze, te veel warmte doet ze te spoedig
rflp worden; door te groote koude verliezen
zij hun uiterlijk en hun smaak.
Bewaarplaatsen van vruchten moeten
wil men zeker zijn van eene goede bewa
ring steeds zooveel mogelijk op eenzelfde
temperatuur gehouden worden, liefst op 8
a 10 graden C., daar bij hoogere temperatuur
de rijpheid te veel verhaast wordt. De be
waarplaats moet van licht verstoken zijn.
Het licht verhaast n.l. het rijp worden.
De bewaarplaats moet voorts meer droog
dan vochtig zijn, echter niet geheel droog
daar de vruchten dan spoedig rimpelen door
verlies aan vochtgehalte. De te bewaren
vruchten moeten voorts zoodanig geplaatst
worden dat ze elkaar niet drukken, b.v. op
houten silo's of uitgespreid op planken be
dekt met stroo. Bij vorst moeten deuren
en vensters en over 't algemeen alle
tochtkieren beschermd worden door strOozakken
of stroo. Alle <vormstekelige en aangestoken
vruchten verwijdere men zorgvuldig, voor
men zijn voorraad in de bergplaats opslaat.
Eenige wijzen, hoe het beste de|verschil
lende soorten te bewaren, volgen hier:
APPELS. .Appels kunnnn makkelijk eenige
maanden als versch bewaard worden. Men
plaatst de appel met de kelk naar beneden
en wel zoo, dat zij elkaar niet raken. Een
temperatuur van niet hooger dan 38 i 40 gr.
Fahr. verdient alle aanbeveling. Heeft men
over platte kisten te beschikken, dan legt
men daar nooit meer dan n laag in; bij
strenge vorst kan men de vruchten zeer
goed afdekken met droge turfmolm of met
kaf die men, zoodra geen strenge vorst
meer is te vreezen, verwijdert. Vooral
drage men zorg bij strenge vorst de appels
niet te roeren. Zelfs al zijn de vruchten aan
getast door vorst, dan laat men ze, voordat ze
weer flink zijn ontdooid, onaangeroerd. Vaak
hebben zij dan weinig of niets geleden. In
den handel komen zeer doelmatige
vruchtenbakken en kassen voor. Ook in kelders, die
niet al te nat zijn, kan men de vruchten
goed bewaren. Heeft men over een niet te
grooten kelder te beschikken, dan is het
zeer goed schotels te plaatsen met
chloorcalcium, bij eiken drogist te verkrijgen;
deze trekt veel vocht tot zich, dat men door
op de kachel zetten, weer laat verdampen.
Zoodra appels zijn aangestoken verwijdert
men die.
WALNOTEN. De noten worden geoogst
in Qctober of November. Zijn de noten van
bolster ontdaan, dan plaatst men ze in een
droog vertrek of droogt ze buiten in de
zon. Na 25 S 30 dagen zijn de noten droog
en bewaart men ze gestapeld in zakken in
een niet te warme bewaarplaats. Een andere
wijze van noten bewaren is de volgende:
Zoodra de noten geplukt zijn, worden ze in
zuivere bloempotten, waarvan de gaten eerst
zorgvuldig zijn dicht gestopt, neergelegd.
Deze potten worden nadat ze eveneens van
boven goed afgesloten zijn, ongeveer 20
duim in den grond gegraven. Men neemt
iiljiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini iiimiiiiiimiiniiiiiiiii
Kardinaalsmuts
Het kardinaalsmutsje heeft sinds eenige
jaren zijn weg fevonden naar de bloemen
winkels en wordt ook al langs de straten
gevent. Geen wonder, want mooier
herfsttooi is er haast niet te vinden. Het mag
eenigszins vreemd lijken, dat dit zeldzaam
mooie en buitengewoon genoegzaam
heessteitje zoo weinig in tuinen en parken wordt
de potten naarmate de hoeveelheid noten,
welke men achtereenvolgens gebruiken wil;
want het is niet goed ze gedurende het
gebruik al te lang aan de inwerking van
de lucht bloot te stellen. Ook door ze,
mits op een koele plaats, in het zand te
leggen, houden de noten langen tijd haar
oorspronkelijke frischheid.
CITROENEN EN SINAASAPPELEN. Om ci
troenen en sinaasappelen hun frischheid te
doen behouden, lost men schellak in
wijngeest op en dompelt de vrucht daarin. Door
deze lichte onderdompeling behouden ze
haar geur en sappigheid. De schellak laat
zich, als men de schil gebruiken wil, door
kneden en zacht persen gemakkelijk van de
vrucht verwijderen.
HAZELNOTEN. Om hazelnoten den
vollen geur en smaak te doen behouden,
worden ze in zand, zemelen of zaagsel
gelegd. Het bewaren in zakken is niet aan
te bevelen, want de noot zelf krimpt in,
wordt bijgevolg taai, en verliest veel van
haar smaak.
KASTANJES. De kastanjes zijn einde Sep
tember of midden October rijp. Het beste
bewaarmiddel is de kastanjes na de ver
wijdering van het omhulsel laagsgewijze
in droog zand te leggen. Ze blijven dan
wel goed tot het midden van den volgenden
zomer.
OM PRUIMEN TE DROGEN. Wie wil, kan dat
zelf doen op de volgende wijze: Men zoekt
de beste, ongeschonden pruimen, na ze van
haar stelen ontdaan te hebben, uit, en legt
de onrijpe of wormstekige ter zijde. Daarna
worden ze op een blikken plaat naast elk
ander in een afgekoelden oven gelegd en
langzaam, onder herhaaldelijk omkeeren,
gedroogd. Bovendien wordt de smaak aan
merkelijk verbeterd, als men de pruimen
vóór het drogen in een lichte oplossing van
suiker dompelt. Door ze vervolgens in van
papier voorziene houten kistjes of in pa
pieren zakken op een droge plaats te leggen,
blijven de pruimen maanden lang goed.
PERZIKEN EN ABRIKOZEN kunnen niet in ver
schen toestand worden bewaard. Wel worden
enkele perziksoorten smakelijker indien ze
een achttal dagen in de bewaarplaats gelegd
worden. Het is de Fransche kweeker
Salomon, te Thomery, geweest die op me
thodische wijze proeven genomen heeft met
het conserveeren van vruchten in verschen
staat. Uit die proefnemingen volgt, dat alle
vruchten, die uit een vast weefsel bestaan,
zooals noten, amandelen, of wel vruchten,
die weinig vocht bevatten, of die, welke een
dikke schil hebben, zooals druiven, gedu
rende drie tot zes maanden bewaard kunnen
worden zonder verandering in smaak of
uiterlijk, mits de bewaarplaats donker is, en
temperatuur en vochtigheidstoestand be
hoorlijk geregeld zijn. Sappige vruchten
daarentegen, zooals kersen, pruimen, perzi
ken, aardbeien, enz. veranderen wel niet
veel van uiterlijk, maar verliezen zeer spoe
dig smaak en geur.
P. NOYON?WAESDORP
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiMiiiiimintiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
INGEZONDEN
De distributie en de vrouw
De kleinzielige, bekrompen vrouw," zoo
lazen we in ons distributienummer, tracht
voorraden op te stapelen, en alles bijeen te
garen wat te krijgen is, menigmaal zonder
zich af te vragen of alle artikelen, die zij
inslaat wel geschikt zijn om te bewaren;
het spook van gebrek te moeten lijden, grijnst
haar aan alle kanten tegen en maakt haar
zelfzuchtiger dan ooit."
In onze gemeente hebben wij ook van
die kleinzielige vrouwen, die garen en sparen,
maar geen voorraden opstapelen, waarvan
ze niet weten of die voorraden ook aan
bederf onderhevig zijn. Of de struggle for
life was hier moeilijker, waardoor zij beter
op hun tellen leerden letten of de vrouwen
op het platteland zijn misschien pienterder,
om het op zijn Indisch uit te drukken, maar
hoe het ook zij, de vrouwen hier weten
precies wat ze bewaren kunnen en hoe ze
alles bewaren moeten.
De kleinzielige vrouwen onzer gemeente
kunnen nu hun kinderen geven wat zenóodig
hebben, terwijl de flinke sociaalvoelende
en denkende vrouw, die geen voorraden
heeft willen opslaan ten koste van anderen"
nu de lasten lichter kan dragen, omdat zij
gekweekt. Maar dat komt wel, doordat in
een bepaalden tijd van het jaar de struik
allerafiichtelijkst ontsierd kan worden door
grijze spinsels, waarin de rupsen huizen
van het kardinaalsmutsmolje, die er vaak
in slagen, de plant geheel en al te ontbla
deren. Dan laten ze zich afzakken aan lange
spindraden, verpoppen zich in den grond en
in den nazomer komen dan de slanke, witte
gespikkelde motjes te vaorschijri, die meteen
de ettjes afzeüen voor de vraat van het
volgend jaar en zoo gebeurt dat altijd weer
van voren af aan. Die rupsen hebben weinig
van vogels te lijden vandaar hun ongestoorde
talrijkheid; alleen de koekkoek en de
wielervaal heb ik met hen bezig gezien. Met
dat al is de kardinaelsmuts uit de tuinen
en parken verbannen.
Maar in de vrije ruimte van de duinen
en langs de boschranden
hindert het niet of daar de
struiken al eens met die grijze
waden zijn overdekt. En als
ze hun bladeren verliezen, dan
is daar ook wel weer raad
op, want uit de wortels schie
ten dadelijk weer nieuwe,
dicht bebladerde twijgen op.
Die kunnen het zelfs nog wel
tot een tweeden bloei bren
gen en zoo is het dan geen
wonder dat in den herfst, nu
in den naren" November.de
glorie van die roode
vruchtjes u overal tegenstraalt,
tenminste bij ons in
Kennemerland.
De wandelaars dragen ze
bij bosjes huiswaarts en
rooven ze nog meer dan de
Meitakken in het voorjaar. Als
die roof niet te ruw geschiedt,
hindert het niet erg, de
heesKardinaalsmuts ; links doorsnede van een vrucht: de dikke ter die de rups overleeft, kan
omtrek is de vruchtwand; de voor de vogels eetbare het de' plukkerij ook weldoen.
zaadmantel is gestippeld; middenin de kiempjes Maar de takken zijn taai en
JDe mode door een vergrootglas^
~, Teekening voor de Amsterdammer"
van Hanna Lamberts
Zwart fluweelen mantel met gekleurd
borduursel. Onderrand, kraag en manchetten
van licht laken, lichte knoopen.
Hoed van zwart fluweel met
plooiselranden van zwarte zijde of crêpe de Chine
iiiiiiiiiMiiiiimiHiiiimiimmiiiiiMiiiiimilujjiijiijiHniMiiii/
die lasten met velen gemeen heeft, want
hier bij ons kan zij menigmaal haar
distributiekaart verscheuren of de kaarten onge
schonden naar de plaats van afkomst zenden.
Wanneer een bon geldig wordt, gaan wij zelve
of onze meid naar den kruidenier om daar
onveranderlijk te hooren, dat de
regeeringswaren niet zijn aangekomen of dat zij
door de nietsdoende schippers zijn weg
gehaald. Wordt dan maar eens boos op den
kruidenier, 't geeft u niets. De man kreeg
niets of de man moest het afgeven aan de
schippers, die met hun distributiekaarten en
hun zee van tijd het eerst aan bod waren.
En zoo gaat het niet sedert weken, maar
sedert maanden. Nu zijn sedert 9 Oct.bons
12, 14 en 15 geldig, maar niemand hier ont
ving iets en algemeen is het antwoord ge
weest: Misschien de volgende week" en de
volgende week, dan zijn de bons misschien"
precies niet meer geldig. Wat moeten onze
kinderen dan eten? Twee en een half ons
slecht brood? Moeten kinderen, die sferk
groeien en eiken dag 17 K.M. ver een H. . s.
moeten bezoeken, daarmee op kracht ge
houden worden, omdat wij edeldenkend
wiilen zijn?
Ik heb gelukkig een grouten tuin en daarin
van alles en alles en nog wat voor mijn
jongens, ik spreek dus niet voor me zelf.
Behalve appelen, peren en noten kan ik mijn
jongens ook nog een flink stuk vleesch
tusschen het nare brood leggen, maar die an
deren, die dat niet kunnen doen? Zullen
die moeders zich niet bezwaard voelen,
wanneer zij zien dat hun kinderen achteruit
gaan? Zullen die moeders neerzien op die
kleinzielige vrouwen? Hebben die moeders
gehandeld uit principe? Dan vind ik ze
dwaas. Hebben zij gehandeld uit zorgeloos
heid of omdat zij het geld niet konden
missen, daar er dan teveel bezuinigd zou
moeten worden op toilet of uitgaan dan
vind ik ze misdadig.
Kleinzielig is de vrouw die gaart voor
zichzelf, maar verstandig is de vrouw, die
gaart voor haar kinderen en zorgt dat er
een kleine voorraadschuur voor bange tijden
is. Uit die voorraadschuur zal zij ook putten
om anderen te helpen, wanneer het noodig
moge blijken.
Wij moeten toekomen met de ons toe
bedeelde porties; het is genoeg wanneer
alles geregeld verstrekt wordt. Maar dat
gebeurt nu eenmaal niet, en daarom moeten
wij ons zelven redden.
Wij beleven heele moeilijke tijden, maar
het hout zeer hard, zoodat niet handige
lui, die geen scherp mes bij zich hebben,
de heesters nog al toetakelen, eer zij de
begeerde takken hebben vermeesterd.
Het harde hout werd vroeger wel gebruikt
om er zoolpennen van te snijden of er
spilletjes van te maken, vandaar nog de
Engelsche en Duitsche namen van
Spindletree en Spindelbaum.
In den Achterhoek en in Salland schijnt
de naam Spilboom ook nog voor te komen,
terwijl de struik in Twente Pennenholt ge
noemd wordt, namen, die in Holland geheel
en al onbekend zijn. De eenige aardige naam,
die ik ook daar heb hooren gebruiken is die
van Verborgen Oranjeklanijes", doelend op
de oranje zaden, die uit het roode vrucht
omhulsel te voorschijn komen.
Ze bengelen dan aan spierwitte draadjes
en worden dan weldra door de vogels op
gegeten. Dat gebeurt eerst Iaat in het jaar,
meestal nemen de lijsters eerst nog de
vruchten van de meidoorns en van de
ligusters. 't Is dan ook maar een armzalig hapje,
die gele zaadmantel is slechts een dun vel
letje en daar binnen bevindt zich een bard,
wit zaad, dat volkomen onverteerbaar schijnt
te zijn. Indien ge zoo'n zaadje splijt, dan
vindt ge daar binnenin een allerkeurigst
klein bleekgroen miniatuurplantje, de kiem,
met een zeer korte stengel en wortel, een
paar duidelijke kiem blaadjes en een bijna
onmerkbare eindknop. De ligging van die
kiem is nog al onzeker; wanneer ge een
vrucht dwars doorsnijdt, door vier zaden
heen, dan krijgt gehaast nooit symmetrische
doorsneden van de kiempjps.
Nu spreekt het vanzelf, dat de vogels,
die de zaden bij dozijnen inslokken, het
onverteerbaar gedeelle, waarin de kiem be
sloten ligt, met hun uitwerpselen weer kwijt
raken en dat zoodoende de kardinaalsmutsjes
wijd en zijd worden uitgezaaid. Vandaar
dan ook wellicht, dat zij zich in de duinstreek,
op den trekweg der vogels zoo overvloedig
hebben verspreid, ntusschen is die versprei
die tijden moesten komen om alles weer
normaal te maken. Er was te veel lauw
heid en laat ik het maar eerlijk zeggen, te
veel luiheid. Alles werd verdragen om maar
geen handjes vuil te maken en geen five
o'clock tea te missen. Dat moet nu uit zijn,
Die bang voor haar handjes is, moet honger
lijden en thee is er 't is schande dat ik
het zeg, maar ik meen het gelukkig niet
meer. Al dat theedrinken vind ik uit den
booze en zenuwverslappend. De tijd, die
anders gebruikt wordt voor theedrinken en
kopjes wasschen, kunnen wij nu heerlijk
gebruiken om Aaltje, de zuinige keuken
meid in eere te herstellen. Een wakend
oog in den keuken bespaart heel wat en
leert ons eiken dag iets meer besparen en
vergaren. Flink aanpakken, niet terugdeinzen
voor moeite, humeuren of zwarte gezichten,
en alles zal beter worden. Waar de vrouw,
de moeder van het volk spaarzaam, bedacht
zaam en flink optreedt, daar moet het volk
zijn naam van flink en ferm" herwinnen.
CONTRAMINE
IHIlllHmt1IIIIHlmIlfllUIM1lln*4llllll1rfMltmiHHIinllllHHI1l4IIIIHIIIIII
Kinderwijsheid
Voor 't eerst naar de kerk, dat is me een
vreugde,
Zijn Zondagsche pakje, zijn overjas aan,
Zoo stapt hij parmantig naast moeder de
straat langs,
Verlangend naar 't nieuwe, ziet men hem
daar gaan.
In 't groote gebouw heeft hij heel wat te
kijken :
De banken, den preekstoel en nog zooveel
meer,
Den dominé, dan al de menschen, die luistren,
Het doophek, den koster: hij vraagt keer op
keer:
Zeg moes, wat is dat?" en hij trekt aan
haar mantel,
Zeg moes, wat is dat?" en hij trekt aan
haar rok.
En hoe zijn mamaatje ook fluistert van :
Stil zon."
Toch telkens voelt zij weer een duw of een
schok.
Opeens daar begint me het orgel te spelen,
Dat 's vreemd, hoor!" zoo denkt heel ver
baasd kleine Piet.
Hij roept plots heel hard, zoodat ieder 't
kan hooren,
Wat 's dat, 'k hoor muziek, maar een orgel
zie 'k niet"
Een flinke vermaning en Piet houdt zijn
mondje,
Maar stil zitten? neen hoor, daar denkt hij
niet aan.
Hij schuift en hij kijkt, want hij wil nu toch
weten,
Waar komt die muziek nu toch eig'lijk
vandaan ?"
P. A. E. OOSTERHOF F
Raadgevingen van vrouwen
aan vrouwen
Deze rubriek staat open voor vrouwen uit
alle standen der maatschappij. Alle medewer
king wordt zeer op prijs gesteld. Verzoekt
de inzendingen als hieronder te stellen.
Ik maak sloffen van couranten om over
de laarzen aan te trekken als ik stil zit en
dan allicht koude voeten krijg. Mijn laarzen
wil ik niet uittrekken, omdat ik toch straks
nog uit moet.
Ons Kookboek
HAZENQEHAKT
Een uiterst smakelijk gerecht voor de
lunch (op de boterham) is koud
hazengehakt. Nadat de haas bij den poelier is
schoongemaakt, hakt men hem in twee a
drie stukken, zet hem in een ruime pan met
deksel op het fornuis. De haas, met wat
zout opgezet, moet goed onder water
zijn. Men laat hem zóó lang zacht koken,
tot het vleesch heel gemakkelijk van het
been Iqs laat. Men neemt den haas uit het
nat, haalt met een vork het vleesch van alle
beentjes af, voeg er ook wangen en hersenen
bij, echter geen gal of lever. Daarna het
vleesch zeer fijn snijden of hakken; een ei, een
stukje brood, wat zout door het fijne vleesch
mengen en dat tot een bal gehakt kneden.
Van een flinken haas maakt men twee groote
ballen. De bal gaat met wat beschuit en
een paar stukjes boter in den oven, heel
even, tot hij bruin ziet. Het overblijvend
nat is een heerlijke soep.
Y. D. T.
Ik vouw 4 of 5 couranten zooals op
af b. l, daarna vouw ik twee slippen op
een punt, even over elkaar heen, aft». 2;
afb. 3 laat zien hoe ik die punt weer naar
binnen omvouw met een gedeelte der zij
kanten. Afb. 4 geeft het aldus verkregen
tuitje naar boven omgeslagen en vastgespeld
te zien, terwijl ik nu ook de zijkanten op
geslagen en vastgehecht heb. Het uitstekende
puntje sla ik nog onderom en maak ten
slotte nog een flink-dik, vijfpuntig stuk dat
op den voet te liggen komt. Met een grooten
flanelsteek werk ik alles om en hecht er ook
alles mee vast. Een gekleurd smal lint strik
ik over de wreef vast, om het uitsloffen te
voorkomen.
Ik bewaar alle briefomslagen en steek
aan elke voet n over de kous. Dat geeft
lekkere warme voeten.
Ik gebruik mijne kranten als watten, en
maak er tea-cosies, voetzakken, dekentjes,
enz. van. Ik frommel ze en strijk ze met de
hand flink uit, dit doe ik 12 a 15 keer- Dan
knip ik ze, in den vorm, dien zij hebben
moeten en doe er net zooveel kranten in
als noodig is, het moet even dik als watten
zijn. Het houdt haast nog meer warmte als
wattenvulling. Aanbeveling verdient om bij
de tea-cosy een plat kussentje te maken,
eveneens met gefrommelde kranten gevuld.
Hierop plaatst men den theepot.
Onzen hartelijken dank aan allen die
medewerken om in deze rubiiek wort te
helpen.
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
iiniMiiiitniMiiiiiiiniiiiiiMiiiiiiiiuiiiiimiiiiiiuiiiniitiiiuiumiimmii minimin; immnmmmmmiMJin/ifMmmff ((
TER WEE's
THEE
ZA.A.NDA.M
t/erzame/f de f3. gekleurde foto's in hst Q/bam
DE WATERSNOOD* 1916
7Sc,ts.
ding nog al ongeluk, in sommige duinpar
tijen zoekt ge ze te vergeefs en ik vermoed
wel, dat de groote overvloed in
Kennemerland toch afkomstig is van menschelijke
aanplantingen in vroeger tijd. Het is echter
moeilijk, om daaromtrent zekerheid te krijgen.
Intusschen ligt in de gedachte, dat de
kramsvogels, de koperwieken, de andere
lijsters, de roodborstjes en de spreeuwen hun
eigen voederstruiken uitzaaien een groote.
bekoorlijkheid. Oe ziet de vogels de struik
beroovfen en te gelijk krijgt ge de over
tuiging, dat de plant daar ten slotte voor
deel van heeft, dat zijn gebied wordt ver
groot, en ge prijst dan, vooral in dezen tijd,
de doelmatige en harmonieuse inrichting der
natuur. Maar dat gaat lang niet altijd zoo
grif op en juist onze kardinaalsmuts geeft
een zeer interessant voorbeeld van hoogst
ondoelmatige samenwerking van dier en
plant. Vaak vindt ge den grond onder de
struiken bezaaid met gebroken zaadjes en
bij nader toezien blijkt dan, dat al de groene
kiempjes er uit zijn gepikt. Dat is het werk
van de fazant. Alle hoenderachtige dieren
houden op hun tijd van een groen hapje
en nu heeft deze klant, ik weet niet hoe,
ontdekt, dat in het harde bittere zaad een
smakelijk brokje schuilt. Nu plukken ze
alles af, zoover ze reiken kunnen en hakken
met veel geduld het kleine kiempje uit dat
zaad. Natuurlijk is er nu geen sprake van
dat daar ooit plantjes uit opgroeien, de
fazant belet hier den groei van zijn
voedselleverancier. 't Is anders nog al onder
houdend, om die fazanten te zien reiken en
springen naar de zaden, die juist buiten hun
bereik zijn.
Wat mij in de kardinaalsmutsjes nog wel
het meest aantrekt, is hun groote verscheiden
heid. Er zijn er met donkere vruchten en
met lichtgekleurde vruchten, met groote en
met kleine. Sommige struiken houden hun
bladeren nog lang, nadat de vruchten ge
rijpt zijn, andere laten ze eerst vallen en
dan is de struik een en a! vrucht. Voordat
if/"tiifuiiffiu iiifffftiiimiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
de bladeren vallen verkleuren ze, bij sommige
struiken worden ze dadelijk bleekgeel, bij
anderen verkleuren ze van donker violet tot
helderrood. Er zijn blondinnen «n brunetten,
de eersten hebben een heldergroene schors
om de jonge takken, de andere hebben die
schors min of meer purpurkleurig door de
aanwezigheid van veel anthokyaan in de
opperhuid. Ik weet niet, wat al die ver
schillen te beduiden hebben.
Ge zult opmerken, dat sommige kardinaals*
mutsjes geen vruchten dragen; die brengen
in het voorjaar alleen maar bloemen met
meeldraden voort, dat zijn de mannelijke
struiken. Evengoed zijn er, die alleen vrou
welijke bloemen hebben en andere hebben
weer allemaal tweeslachtige bloemen. Weer
andere brengen mannelijke en vrouwelijke
bloemen voort, andere tweeslachtige en
mannelijke, nog andere tweeslachtige en
vrouwelijke en weer andere tweeslachtige,
mannelijke en vrouwelijke. Dat zijn dus zeven
mogelijkheden, maar ge kunt lang zoeken
eer ge ze allemaal bij elkaar hebt.
Nog al dikwijls vinden we in November
de kardinaalsmuts bloeiend. Dat zijn dan
doorgaans planten, die in den vorigen winter
te lijden hebben gehad van konijnenvraat.
Als rondom den Voet van den stam de schors
geheel is weggevreten kunnen de voedings
stoffen, die in de bladeren zijn bereid, niet
meer door de heele plant circuleeren, want
hun banen gaan door die schors. Zij blijven
dan opeengehoopt op de plaats waar zij
ontstaan zijn en hun aanwezigheid brengt
dan dien abnormalen bloei te weeg, die
natuurlijk zonder uitwerking blijft.
Voorzichtigheidshalve zij nog even mede
gedeeld dat de heele plant vergiftig is. In
de Noorsche mythologie is zq gewijd aan
de Nomen, echter niet om de vergiftigheid,
maar om de spinrokkentjes.
JAC. P. T H i j s s E