Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Nov. '17. No. 2109
Op den Economische Uitkijk
Handelsregisters en Kamers
van Koophandel.
Ziedaar de vervulling van een reeds sedert
lang door handel en nijverheid gekoesterden
wensch voorbereid. Wanneer ik weten wil:
wie nu eigenlijk een bepaalde handelszaak
drijft, in welken vorm die zaak wordt gedreven,
wie de bestuurders zijn en welke bevoegd
heden dezen hebben, in hoever zij aan
sprakelijk zijn, welken weg moet ik dan
inslaan ? Er zijn, gelijk iedereen weet, eenige
wegen,' die echter niet alle tot het beoogde
doel voeren en ook onder die, waarmee dat
wel het geval is, zijn er, waarvan het volgen
niet gemakkelijk, neen, laat ons maar zeggen:
verbazend moeilijk en omslachtig is. In
't algemeen staat dus de zaak zoo: dat de
gewenschte kennis óf niet of onvolledig of
zoo al! uiterst bezwaarlijk te verkrijgen
is. .Gewenschte kennis", want telkens komt
het voor, dat men noodtg heeft te weten
met wien mtn in zee gnat, wie In en achter
de zaak zit, waarmee men relaties aanknoopt.
De instelling (bij de wet) van een handels
register voorziet dns om den cllché-term
te gebruiken in eene lang gevoelde behoefte.
Onder dagteekening van 16 November 1.1.
is door de Ministers van Justitie en van Land
bouw, Nijverheid en Handel een daartoe
strekkend ontwerp bij de Tweede Kamer
ingediend. Natuurlijk kan het mijne
bedoeting niet zijn in het kort bestek van dezen
uitkijk" de bijzonderheden dezer regeling
crltisch na te gaan. Ik wil slechts in het
algemeen er op wijzen, dat door deze in
diening een stap wordt gezet op den goeden
weg: dat hier te;i behoeve van den eerlijken
handel een maatregel wordt entworpen, tot
doorvoering waarvan de dwingende kracht
van den wetgever noodig is; een overheids
bemoeiing, die veel goed en geen kwaad
kan doen.
Maar waarom eerst nu? zal men vragen.
Wij waren het er immers reeds zoo lang
over eens, dat instelling van een handels
register noodig was l Ach ja, maar men
weet hoe langzaam de wetgevende arbeid
ten onzent vordert, hoe langzaam en stroef
de parlementaire machinerie vaak werkt en
vooral ook: hoe lang het duurt eer een
in de neutrale zone" gelegen onderwerp
ter hand genomen en afgedaan wordt! Hoe
oud deze aangelegenheid reeds is, daaraan
worden wij ten overvloede herinnerd in de
Memorie van Toelichting tot het nu
inge-~- vJ«^i>^ *Jf'^'\i\^~?f^-' «M
' fiii»iii»»i»iMiiii»^^
HET LAND DES OELUKS
DOOR
MARIE SCHMITZ
Het groote huis lag geruchtloos in de stilte.
In den prillen morgen sliepen nog de ge
luiden.
Het grijze licht van den uchtend kwam
bleek aanschuiven over de donkere
kamerdingen en hing sluier-vaag van de hoogte
der wanden af. De marmergangen werden
als schemerblanke grotten.
Toen kraakte geluid door de stilte. Langs
de eiken trap, die in breede zwenking naar
omlaag boog, kwam een kind, een klein
meisje, behoedzaam en licht voetend de
treden af. Over haar wit nachtkleedje gleed
de aarzelende schijn van het dagbegin.
Haar witte voetjes snelden over den don
ker-gebloemden looper in de marmeren gang
en het was of blanke duifjes in zwierende
vlucht gleden over velden in duisternis. Er
was alleen een ritselend geluidje van haar
wit kleedje.
Toen stond aarzelend het kindje stil voor een
gesloten deur. Langzaam reikte het de handjes
omhoog naar de kruk en boog moeizaam
en voorzichtig die omlaag. De deur week,
het kind ging binnen. Het snelde de groote
tuinkamer door, waar alles levenloos leek
in de aansluipende morgenschemer. De bloote
voetjes klapperden over de parketvloer; het
klonk als het klapperen van golfjes aan de
kiel van een bootje.
In een hoek bij een der vensters dook
het kind diep in elkaar, huiverend in de
ochtendkilte. Ook bonsde angst door haar
heen en deed haar telkens schichtig gluren
naar de kamerdeur. Dieper verborg ze zich
dan weer in de zwaren plooienval van het
gordijn, tot haar klein figuurtje erin ver
dween.
En naar buiten staarden haar grijze oogen,
wijd in hunkering, vol verwachting.
Door de boomkruinen in den tuin schoof
een ritselende windstreellng. Er was een
nïjging en wuiving in de slanke boome
lij ven, die allengs weer verstilde: In fluweel
donkere glanzing lagen de grasgazons en
achter den diepen tuin, ver-wazig zichtbaar
tusschen de stammen, lagen de weiden uit
gespreid naar den einder, vaag, grijs-blauwig
bedauwd.
Langzaam kwam dieper klaarte de dingen
overhelderen. Een teer bevend leven look,
aarzelend neg, alom op.
Het kindje 'was ademloos van aandacht.
Nu ging het komen... nu ging gebeuren,
wat ze gisteren had gelezen in een boek
van Vader. Het was wel heel vreemd ge
weest alles, en weinig had ze begrepen van
wat ze las. Maar n zinnetje was er, dat
had haar niet losgelaten, dat was blijven
ruischen in haar hoofdje en vervulde haar
zieltje met een bonzend verlangen. Het wa
ren deze woorden: Van den hemel daalde
de nieuwe dag op de aarde neer".
O, was dat niet als een wonder? Toen
ze de woorden had gelezen had ze de oogen
gesloten, stil van aandacht voor wat ze, diep
in zich, v»ag aanschouwde: het glanzend
wonder van den jongen dag, die
nederdaalde langs de treden des hemels tot zijn
voeten op de aarde stonden. En toen, als
een brandende smachting, was in het
kinderhart opgeweld het verlangen dit
heilsdiend ontwerp: de Staatscommissie van
1879 tot samenstelling van ontwerpen in
zake de vennootschappen heeft de zaak
behandeld; in het Regeerings-ontwerp van
1895 kwam eene regeling van de aangele
genheid voor, maar dit ontwerp werd door
Mr. Cort van der Linden, toen hij als Mi
nister van Justiiie optrad, ingetrokken. Sinds
dien bleef de quaestie rusten, bleef zij in
overweging", bleef behooren tot de vrome
wenschen", die nu en dan, op
nijverheidscongressen enz., weer eens geslaakt worden.
Dat dan uu dit ontwerp gereed gemaakt
is, schijnt toch ook nog aan
oorlogsnoodzaak" te danken te zijn. Immers in de
Memorie van Toelichting wordt gezegd, dat
weliswaar op zichzelf en ook in normale
tijden een handelsregister een wenschelijke
zaak is, maar dat de noodzakelijkheid onbe
twistbaar is met het oog op hetgeen zich
laat verwachten bij het naderen en na het
sluiten van dan vrede. Ongetwijfeld toch
zullen dnn op groote schaal nieuwe zaken
warden gegrondvest, zullen nieuwe, relatiën
worden aangeknoopt en zal in het alge
meen het verkeer een groote vlucht nemen,
en van die verlevendiging op zakengebied
zullen allicht vele minder goede elementen
gebruik trachten te maken om hun slag te
slaan. Om deze misstanden te voorkomen
is het noodig, thans tot de beoogde voor
ziening zijnde het inrichten van een handels
register, over te gaan."
Het argument schijnt mij wel wat ge
zocht, trouwens, zooals ik zei, de Regeering
had het waarlijk niet noedig om het ein
delijk) aan de orde stellen van een reeds
lang gewenschte regeling te verdedigen.
Belangwekkender dan deze eerste der
M. v. T. is wat zij in de volgende zegt over
de positie der Kamers van Koophandel en
Fabrieken. Zij wil n.l. aan deze colleges het
houden van het handelsregister opdragen,
zulks in afwijking van het denkbeeld der
bovengenoemde Staatscommissie en van het
Regeeringsontwerp van 1895, die beide daar
mee den griffier van het kantongerecht be
lastten. Deze afwijking schijnt mij zeer
aantrekkelijk. Voor de menschen, die in
zaken zijn, is de griffier van het kantonge
recht een meneer, dien niemand kent''.
Die ambtenaar zou, in de vroeger gevolgde
gedachtengang, de inschrijvingen in het
register moeten bekend maken door plaat
sing ia de Nederlandsche Staatscourant.
Thans wordt voorgesteld dat overal de
K. v. K. het register zal houden en dat dit
kosteloos voor ieder ter inzage zal beschik
baar zijn.
Dit schijnt mfj een verbetering tegenover
vroeger, een gelukkige wijziging.
Mededeelingen in de Staatscourant zijn onherroepelijk
begraven. Is het register ergens kosteloos
te raadplegen, dan kan iedereen te allen
tijde gemakkelijk daarvan kennis nemen.
IIIIIMHIIIIIMIIllllllllHIHIHIIItllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllll
gebeuren te zien zich voltrekken in de wer
kelijkheid.
En nu tuurde ze uit en wachtte en heel
haar pure wezen was vol van de jube
lende zekerheid omdat het heerlijke nu zoo
nabij was.
Ze zat doodstil, de kleine handen
saamgeklemd, de grijze blikken, in hunkering,
verloren zich in de woelende wiegeling van
het loover, waar de wind in speelde. Als een
bleeke schijn hing daarachter de hemel.
Maar de oogen van het kind zochten wij
der uitzicht in de belovende
hemelblankheid; daar, waar de takken vaneenbogen,
boven het weideverschiet, vlogen gretig
hun blikken vooruit in de kleurlooze
lichtbeving.
Het was haar nu, als tuurde ze door de
donkere boomennis heen, in een verre
lichtgrot. O, daarvandaan zou het komen, het
heerlijke, daar zou het gebeuren! Het bonzen
van haar hartje gaf een gonzing in haar
?oren. Al heller werd de klaarte, die het
Oosten afstraalde, van een dlep-innige
kleurentinteling" begon het in de verre grot
te leven. Een rood-gouden straling kwam
opblinken uit de diepte en kleurde rose en
gulden de zwevende wolkjes.
Er ging een juiching door de ziel van
het kind. Het voelde zich opgenomen en de
wenkende heerlijkheid zoo nabij. O, dit was
nu de nieuwe dag! Nu hadden de engeltjes
de deuren van den hemel opengedaan en
er was een trap met gouden treden, waar
langs de dag naar beneden klom. Nu liep
hij over de weideinde verte: zie de slootjes
blonken ervan, heelemaal goud. En in de
hoogte zweefde een engeltje en nog een!
Ze hadden rose jurkjes aan en op hun blonde
haren droegen ze gouden hoedjes. Die deden
nu de poort weer toe, nu de dag op de
aarde was.
Er ging een sterker windruisching door
de boomen, over de kantelende blaren flitste
het gulden licht. Een warme gloed kwam
uitglijden over de grasgazons. De weiden
in de verte achter de donkerheid van den
tuin, lagen als een lichte wereld apart.
Het kind ademde diep als een bevredigde,
die aan lavend water zijn dorst mocht
lesschen. Het glimlachte zoetjes: nu was de
groote poort weer dicht en de dag wandelde
over de aarde.
Een ruwe greep trok de gordijnen weg,
klein en bevend stond daar nu het kindje.
En Anna, de kindermeid, breed en groot,
stond daar als een dreigende gerechtigheid.
Haar stem dreunde het kindje indeooren:
Jou ondeugend nest! Is dat een mensen
laten zoeken en loopen! Kan je niet komen
als je geroepen wordt?1'
Het kindje stond zwijgend en verbijsterd.
Nou, ben je je tong kwijt?"
Toen zei het kind beschroomd en bang:
Ik had niets gehoord".
Niets gehoord, nou vraag Ik je! Een
dooie zou er leven* van geworden zijn! En
wat doe je hier eigenlijk" ?
Naar buiten kijken", fluisterde het kindje,
en toen, heel zacht: hoe de nieuwe dag
kwam..."
Maar buiten kijken", bromde Anna. Nou,
schiet maar gauw op. 't Is Zondag en ik
heb geen zin om voor jouw plezier weer
iaat te zijn vandaag".
In de kinderkamer, die boven de tuin
kamer lag, liet het kind zich stil en gedwee
helpen. Ze tuurde al maar naar buiten. Maar
hier kon ze niet zien de lichte weiden in
de verte, hier verloor zich de blik in het
wiegelende groen, dat, dicht voor de ramen,
schuifelende licht- en schaduwplekjes
door«enwierp op het vloerzeil. Het was er nog
roezlg; een klein broertje en zusje, al aan
gekleed, stoeiden over een bed, en bij de
Maar bovendien acht ik de opdracht van
de zorg voor het register aan de Kamers
van K. ook een goede vondst. Het is beter
dat zulk een zaak bezorgd wordt door een
college, hetwelk een vertegenwoordiging is
van handel en nijverheid, dan door een
rechterlijk ambtenaar, die met de geheele
aangelegenheid niets heeft te maken. Aan
trekkelijk is voor mij de nu gekozen vorm
ook hierom: omdat daardoorpractisch werk
aan de Kamers van K. gegeven wordt.
Waarmee een reorganisatie van die lichamen
gepaard gaat, zooals dan ook in het voor
nemen der Regeering ligt.
Inderdaad is dit niet het minst belang
wekkende gedeelte der M. v. T. Terecht zegt
de Regeering dat de thans geldende regeling
voor deze colleges niet bevredigend is. Her
innerd wordt aan de wenschen dezer licha
men zelven om de grondslagen van hun
bestaan gewijzigd te zien (op de In dit jaar
te Utrecht gehouden vergadering). De tweede
ondergeteekende" (minister Posthuma) wil
dan ook een ingrijpende wijziging van die
regeling bevorderen", o. a. hierin bestaande
dat handel en nijverheid overalin den lande
in zulke Kamers vertegenwoordigd zijn, dus
niet alleen daar, waar de gemeenteraad het
initiatief neemt tot oprichting van zulk een
college. Tevens zal dan het budget van deze
Kamers ruimer worden: elke in het register
ingeschrevene zal jaarlijks daarvoor een
(kleine) retributie betalen, welke bedragen
te samen een zeer voldoend bedrag" voor
bestrijding van de kosten der Kamer zullen
vormen.
De Regeering voorziet dat het gezag dezer
colleges door die nieuwe taak zal stijgen:
er zal daardoor meer belangstelling gewekt
worden in hun samenstelling. Men klaagt
aldus de M. v. T. niet ten onrechte,
dat de Kamers over het algemeen geen beeld
geven van handel en nijverheid, die zij heeten
te vertegenwoordigen. Niet steeds stellen
geschikte personen zich beschikbaar. Ook is
hè) kiezerscorps veelal zeer onvolledig samen
gesteld. Het handelsregister, eenmaal be
staande, zal een goede grondslag zijn voor
de kiezerslijst der Kamer.
Men hoort hierin toekomst-muziek. Zij
klinkt niet kwaad. De instelling van het han
delsregister is men ziet het een eerste
stap op den weg der reorganisatie van de
Kamers van K. Deze colleges zullen, volgens
het voornemen der Regeering, zoo gewijzigd
worden, dat hun gezamenlijk gebied heel het
land omvat. Maar boven deze territoriale
uitbreiding" zullen andere ingrijpende wij
zigingen van de geldende regeling worden
voorgesteld, waardoor de samenstelling der
colleges op breeder basis wordt gegrond,
hun werkings-sfeer wordt verruimd, hun
gezag vergroot.
Deze denkbeelden verdienen m.i. toe
juiching. Onder onze Kamers van K. zijn er,
waschtafel strikte een slank blond meisje
een zijden lint in de golvende haren. De
zonnestralen gleden over de mooie stoeiende
kinderen.
Anna bromde nu niet meer. Haar vingers
repten zich, wel een beetje hard misschien.
Maar het kind bemerkte het nauwelijks.
Want in haar leefde, onaantasteUjk, nog het
wonder. Wegdroomend in herinnering be
leefde ze het weer en weer. En ze peinsde:
Hoe zou nu de dag weer in den hemel
klimmen, straks, als het avond werd? Zou
hij weer weggaan door dezelfde poort, waar
door hij kwam? Ach, als ze het wist, dan
zou ze weer kunnen kijken! Misschien was
het net zoo mooi".
En schuchter waagde ze eindelijk aan de
oude kindermeid te vragen: Anna, zeg...
als straks de dag weer naar den hemel gaat,
gaat ie dan weer door dezelfde poort, waar
door hij gekomen is, daarnet ? En met haar
vingertje wijzend naar den tuin, zei ze zacht
nog: daarachter ?.."
Het blonde meisje bij de waschtafel barstte
in een hoogen schater uit en ze schudde
haar blonde krullen over den rug. O dom
kind! Weet je dat nu nog niet eens?"
En de stoeiende kinderen op het bed joel
den het haar na: O dom kind, weet je dat
nu nog niet eens ?"
Maar Anna, vlug kindje's jurk
dichthakend, bromde:
Je bent nog maar een onnoozel schaapie,
hoor! Als de zon daar opkomt" en haar
bruine vinger wees den tuin in, dan gaat
ie daar onder," zei ze met een armzwaai
naar den anderen kant. Onthou dat nou
maar, als je er niet te dom voor bent."
En van het bed joelden weer de kinderen:
Weet je dat nou nog niet eens! Dom kind!
Dom kind!"
Nu ging het leven van den dag zijn ge
wonen gang, het leven van den stillen
gebeurloozan Zondag.
In de eetkamer zaten de kinderen aan de
zware eiken tafel; de twee jongsten
kruimden speelsch hun brood, het oudste meisje
at haastig en zwijgend: zij dacht aan haar
plannen voor den dag en wilde spoedig
opstaan. De vader las zijn morgenkrant en
dronk zijn the», hij vloekte op de
ongezeggelijke rumoerigheid der kleinen en om de
onregelmatigheid en ongezelligheid van
alles, doordat zijn vrouw nog altijd niet
beneden was.
Langs de wanden slipten de zonnestralen.
Eindelijk kwam ook de moeder. Ze deed
jong en onverschillig, moedwillig negeerend
de ontredderdheid der ontbijttafel en de
verbrokkeldheid van het gezin, dat door
niets werd bijeengehouden.
Het oudste meisje stond juist op. Waar
ga jij heen?" vroeg bits de moeder, plots
geprikkeld om dit, wat haar eigen tekort
koming in scherper licht stelde.
Weg", antwoordde het meisje. Ik ben
klaar."
Kon je niet behoorlijk wachten tot ik
beneden was?' stoof de moeder driftig op.
U kan wel om twaalf uur beneden komen",
zeide het meisje hoog en zonder drift. Dan
ging ze de kamer uft en sleot rustig de
deur achter zich dicht.
God! zoo'n nest!" kreet de moeder. En
toen, haar drift fel uitlaaiende, pakte ze de
beide kleinsten, die speelsch nog stoeiden
en ruzieden om een stukje koek, bij de
armen en schudde ze ruw door elkaar, dat
zij heftig opschreiden.
Maar de vader wierp zijn krant weg en
sloeg op de tafel.
Is 't nu uit met dat misbaar? Kom liever
op tijd beneden!"
De morgenlichte kamer, waar de zon in
speelde, was vol scheurend en krijtend geluid.
vooral in grootere gemeenten, die over be
langrijke vraagstukken van wetgevenden
aard of op het gebied van handel, handels
politiek of nijverheid doorwrochte adviezen
hebben gegeven ongevraagd dikwijls, ook
wel op verzoek van de Regeering of van
overheids-organen. Zelven intusschen ge
voelen zij de behoefte aan wijziging der
grondslagen van haar bestaan. Men moet
wenschen dat daaraan tegemoet worde ge
komen, opdat zij meer nog dan tot nu toe
als levende organen van nijverheid en van
handel mogen worden beschouwd. Is dat
het geval, dan zal de Regeering wel nooit
nalaten van deze colleges advies te vragen
in alle dingen, waarin advies van die zijde
voor de Regeering gewenscht zal zijn. In
dat opzicht wordt thans nog wel eens ge
zondigd ... Of is het niet teekenend, dat
klaarblijkelijk deze Kamers over dit ontwerp
niet vooraf zijn gehoord, terwijl daarbij toch
aan haar een actieve rol wordt toebedeeld ?
In de M. v. T. wordt gesproken over vele
verzoekschriften van Kamers v. K., die op
instelling van een handelsregister aandrongen.
In een noot wordt dan genoemd het request
der K. v. K. te Amsterdam, hetwelk van een
uitvoerige nota vergezeld ging. Toen dit
verzoekschrift de Regeering bereikte, waren
ontwerp en memorie van toelichting reeds
in hoofdzaak vastgesteld; het was daarom
eene voldoening te zien, in hoevele opzichten
de voorgestelde regeling overeenstemt met
wat in de Nota als wenschelijk wordt aan
bevolen".
Meer geluk dan wijsheid, kan men zeggen.
Waarom is het voor-ontwerp van deze
regeling niet aan de Kamers gezonden?
Deze lichamen reorganiseeren, uitmuntend!
Hun gezag vergrooten, best! Maar de
Regeering geve het voorbeeld van de
erkenning, ook reeds nu.
Intusschen, wij schijnen hiermee nu wel
op een goeden weg. Een handelsregister.
Gereorganiseerde Kamers van Koophandel.
Twee stappen iceds. SMISSAERT
BUITENSPORIGE BERICHTEN
van MELIS STOKE
BINNENLAND
De jachtpartijen pp wilde zwijnen, welke
binnenkort door Prins Hendrik en
genoodigden op de Veluwe worden gehouden,
zullen een geheel ander karakter dragen,
dan voorheen het geval was. Niet langer
zullen de dieren in eene bepaalde ruimte
worden gejaagd, waar geen ontkomen aan
het doodend lood van een achter pallisaden
beschermd jager bestond.
Voortaan zullen de jagers ze hebben op
te zoeken in het dichtst der bosschen, waar
ten minste nog eenige kans bestaat het leven
te redden."
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiiiinniiiniiiiiiiiiii
En het kindje, dat droomend had w
ggestaard in de luchten, toen de morgen
kwam aangloeien als een heerlijk wonder, zat
nu bang en geslagen en innerlijk schreiend
van een diepe pijn. O, waarom was alles
toch zoo vreeselijk, dat ze telkens wel ver
weg zou willen zijn, ver weg van allemaal ?
Met een hunkerende smachting tuurde ze
naar buiten, waar de boomen te wuiven
stonden in de overdadigheid van zonstraling
en waar het gulden morgenlicht uitgleed
over het weideverschiet.
Maar toen ook wist ze eensklaps weer
van het heerlijke, dat ze had beleefd: de
dag, die van de hemeltrappen klom en over
het weiland wandelde. Er kwam een werme
zoete stilte in haar hartje. Ze hoorde niet
meer de schrille geluiden, die wanklankten
in de morgenrust en zag niet meer de kamer,
de ontredderde tafel, de driftige en booze
menschen want in haar herleefde, gaaf en
heerlijk, het wonder van dien morgen. Tot
de scherpe stem der moeder door haar
peinzen sneed en haar deed ontwaken:
Kom, eet je boterham op en zit niet te
suffen! Moet je weer de laatste zijn!"
Toen, bang als een schuw diertje en hun
kerend om weg te komen, at ze haar
boterham.
Dan ontgleed ze stil het huis en sloop
den tuin in.
Maar toen de zon hooger was gestegen
waren zware grijze wolken gekomen en
hadden den hemel bedekt en in den middag
begon het regenen. Toen kwam stil het
kindje wegschuilen in de tuinkamer, waar
ze wist, dat nu toch niemand komen zou,
en nestelde zich diep in de vensterbank
achter het gordijn. Al de ramen stonden
open en de kamer was vol van het neurieënd
geruisch van regen op blaren. Ze tuurde in
de grijze lucht, waarover de stage trilling
van regendruppels ging.
O, nu was de hemel dicht en er waren
geen engeltjes, die de deuren openmaakten,
dat ze de blinkende trappen kon zien! Nu
hing er een dicht gordijn en ze zou niet
kunnen zien straks, als de dag weer in den
hemel klom en de poort weer achter hem
dient ging.
Nu zag alles grijs in de lucht. Maar wat
tintelde het! Als ze er lang naar keek zag
ze schietende streepen en sterren en sidde
rende bogen aanglijden en vervloeien. O,
het was als water, als het rimpelend water
van een grooten vijver l Nu lag ze in een
bootje en stilkens gleed ze over den vijver
heen... Hoor, hoe het water ruischt en
suizelt! Hoe zoeljes schommelde het bootje
op de golfjes en hoe licht was het over het
water! Ze moest welhaast de oogen sluiten
voor het licht, dat erop viel. En waar waren
nu de oevers? Die waren wel ver... wel
heel ver. O, het was heerlijk zoo, op die
zoete deining... nu ging ze droomen, dat
ze weggleed, ver weggleed, waar het licht
was..,
Toen ze met een schok zichzelf terug
vond in de kamerstilte, was er licht en
warmte van zon over haar oogen. In den
hemel dreven dewit-grijzelichtwolkenlangs
het zonnige blauw. De boomen schudden
de vonkende druppels af.
Het kind zuchtte, diep gelukkig, en be
dacht met dansende vreugde:
Nu zal ik toch den dag zien weggaan
door de poort van den hemel!"
Na het eten sloop ze het huis uit. Nie
mand bemerkte haar.
Ze ging het boschje in, waar het zong in
de boomen, en de zon, die al laag stond
nu, rossig gloeide op de stammen.
Stilernstig ging ze in een bijna vrome blijd
schap en ze wist niets meer, dan slechts
:: VERHUIZEN ::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VflN SCHfllCK
BOOTHSTRflflT
UTRECHT
iiiiiiiiiiiitiiiiiiuiiiiiiiiittiiiitiiiiimiiiitiiiitiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
Dit is geen gesprek van het opperhoofd
Winnetou (oef, oefl) tot zijnen blanken
broeder Old Shatterhand. Neen, het zijn
Nederlandsche jagers, die met hun doodend
lood in het dichtst der bosschen, het kunst
matig gevoederd zwijn vervolgen.
Dat zij het overigens goed met hunne
slachtoffers meenen, blijkt wel uit het slot
va« 't bericht, waarin met een
tikje-teederheid gewaagd wordt van deze knorrepotten".
Aardig toch!
* , ?
KOLENNOOD
Op 25 September reisde Mr. Bomans gra
tis naar 's Gravenhage. Aldaar heeft hij de
presentielijst der leden van de Tweede
Kamer geteekend. Vervolgens is Mr. Bomans
gratis weer naar Haarlem teruggereisd.
Het is in Haarlem bekend schrijft De
Tijd dat Mr. B. herhaaldelijk even naar
den Haag wipt, naar Binnenhof rent, zijn
handteekening op de presentielijst zet, en
dan de plaat poetst."
Het komt ons voor, dat dit wippen, ren
nen en poetsen van Mr. Bomans niet in
overeenstemming is met den eisch dezer
tijden: beperking van 't spoorwegvervoer.
Mr. Bomans verklaart, met een variant op
's grooten meesters Buiten-af": Ik weet
zekerlijk, dat ik geheel niet in 'slands ver
gaderzaal geweest ben". Is Mr. B. er zeker
lijk van overtuigd, dat hij dien morgen
's lands kolennood heeft helpen bevorderen?
BUITENLAND
Het Gesetz- und Verordnungsblatt" maakt
een verordening bekend, waarbij het Brus
selaars verboden wordt, paarden, ezels,
muildieren en muilezels aan huis te slachten.
Het schijnt, dat honderden families, die
sinds menschenheugenis gewoon waren van
tijd tot tijd een ezel of muildier aan huis
te slachten, door dezen nieuwen dwang
maatregel zwaar getroffen zijn.
minimum imiimimi mmmimm umin
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOORAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panotama Mesdag,
DEN HAAG. -Tel. 1538.
i'iiiiiiiiiiiiliiiimiiiii
iiititiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiii
dit eene, dat in haar was, vormloos en on
uitgesproken maar diep-bewust, dat ze be
leven ging het allerheerlijkste, het geluk.
Aan den zoom van het bosch lag voor
haar de glooiende heide.
Brandend koperkleurig gloeide de hemel,
waarin de zon nu zonk.
Het kind j« was gaan zitten aan de helling
van een heuvel, de handjes om de knieën
geslagen, en zag wachtend uit. Geen bon
zing van hunkerend verlangen was in haar
hartje, slechts de vredige zekerheid van wat
komen ging.
Boven den einder stond een statige drom
van wolken, roerloos lijkend. Zij waren
strak-gelijnd en spits als bergen, de kruinen
en hellingen fel-overgloeid van het vurige
licht.
Naarmate de zon zonk schoof brandender
gloed over'de heuvelende heide; het paars
was trillend van een poeierig goud.
Nu wandelt de dag over de heide,"
zeide het kind in zichzelf. Hij gaat lang
zaam, langzaam naar de bergen in de verte."
Ze zag naar het Oosten, waar het
huiverkille blauw al hing. Daar is hij al niet
meer," peinsde ze en ze zag snel weer vóór
zich in de vlammende zonlaaiïng. De
bloedroode zonnebol stond nu vlak boven de
bergspitsen, een paar vlossige wolkjes, die
daarboven dreven, dropen van vloeiend
kleurlicht.
Zacht liet het kind zich achteroverglijden,
zich nestelend tegen de warme heihelling;
de zon overbloosde haar verzaligd gezichtje.
O, nu was de dag bij de bergen, nu ging
hij klimmen over hun hellingen, den hemel
in. De engeltjes zweefden aan en schoven
de poort open, wijd... O ! hoe vlamde het
daarbinnen en wat een kleuren waren er!
Het ruischte en zong er van kleuren! Ja,
ze hoorde de stemmen van de engelen, die
zongen omdat de dag weer bij hen binnen
kwam door de gouden hemelpoort. Daar
zweefden ze in hun kleedjes van rose en
geel en goud.
De zon verdween nu achter de wolken
stapeling. Van de heiglooiïngen werd de
brandende gloed als opgeslorpt, omhoog
getrokken, naar den hemel.
Daar gaat de dag de bergen over. Hij
heeft een kleed van roode vlammen aan,
dat sleept achter hem over de hellingen.
Daar stapt hij de poort in ... nu is hij
binnen... Ach! De engelen zwaaien met
hun kleedjes... nu gaan ze sluiten de
poort! Neen, nog niet, nog niet! O, wat is
dat nu ver, ver... Ik wil oèk daar zijn, het
is er zoo warm en zoo mooi!"
Een hunkerend verlangen stormde door
kindje's lijf, dat roerloos lag aan de heuvel
helling. Het gonsde door haar heen in
smeeking:
Ik wil ook daar zijn... 't is er zoo mooi...
zoo mooi! Kan ik ook niet daarheen gaan...
't is niet zoo ver meer... de heide over...
de bergen op. 't Is heel niet ver meer, 't
komt al dichter bij! Ik zweef vanzelf er
henen, en de poort is nog niet dicht, de
engelen houden de deuren nog wfld open..
O, hoe heerlijk is 't er, hoe licht... alles is
licht om mij heen en kleuren, kleuren! En
er is muziek... en het is zoo blij alles...
zoo blij l"...
Langs de groenig-blauwen hemel dreven
de laatste wolken af; in hun vlossige randen
zweemde nog kleur.
Wind kwam aanzuchten langs de heuve
len. Hij vond alles stil. Aan een donkere
helling lag roerloos het kindje.
Ver zwedde haar zieltje in lichte landen
van geluk.