Historisch Archief 1877-1940
10
D F; A AA STERDAMMER, W E E K B L A D V O R N E D E R l, A N D
20 Dec. '17. No. 2114
TJZT HIET ZKL-AJDSOIEIiRIIFT
^i...rwd ^v\
iliiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiii
werkman in zijne omgeving ziet. Maar de
werkman realiseert zich niet, dat de gemid
delde kapitalist, die van inkomen uit ver
mogen moet leven, zwaar verloren heeft
tengevolge van den oorlog.
Het blad wijst er vervolgens op, dat de
Kanselier der Schatkist, naar uit het verslag
in een der bladen van de Arbeiderspartij
moet opgemaakt worden, een gewillig oor
schijnt geleend te hebben aan de opmer
kingen van het Workers National Committee
en voegt daaraan ten slotte toe:
Het behoeft nauwelijks opgemerkt te
worden, dat daardoor (het voorspiegelen
van verdere zware heffingen op kapitaal)
zij niet worden aangemoedigd, die thans
hun best doen onze soldaten uit hunne be
sparingen te steunen en dat daardoor maar
al te zeer de zucht naar buitensporigheid,
die het oeconomische uithoudingsvermogen
van ons volk ondermijnt, geprikkeld wordt".
Wat hier ten aanzien van Engeland gezegd
wordt, geldt in niet mindere mate ten onzent.
leder kan in zijne eigene omgeving voor
beelden te over aanwijzen van lieden, die
na een welbesteed leven van arbeid al
is het niet altijd handenarbeid meenden
voldoende overgespaard te hebben om uit
het inkomen van die besparingen onaf
hankelijk, niet weelderig, maar rustig te
kunnen leven, en thans door de stijging
der prijzen van levensbshoeften, de hoo
gere belastingen en /asf not /easf af
gescheiden nog van de waarschijnlijke
calamiteit eener staking der rentebetaling
op Russen door de reductie van hun
inkomen uit beleggingsfondsen, moeite heb
ben om rond te komen. Het verdient daarom
waardeering, dat bij de behandeling van het
half milliard leenings-ontwerp in de Eerste
Kamer o. a. door den heer de Gijselaar een
lans gebroken is tegen het bij voortduring
zwaarder belasten van vermogens. In eerste
instantie merkte hij, naar aanleiding van het
voorstel om de bedreiging met gedwongen
leening alleen tegenover vermogens en niet
tegenover groote inkomens te gebruiken, op:
Mijnheer de Voorzitter! Ik begrijp, dat
deze wijze van inschrijving, nl. dwang allén
op bezitters van bepaalde vermogens, ge
kozen is bij de eerste, de 5 percents lesuing.
ware opmerkingen, die aangenaam aandoen
tegenover het op zich zelf te billijken
streven om staatshulp en bescherming in te
roepen voor de zoc/genaamd oeconomisch
zwakkeren, zonder rekening te houden met
die breede schare, die vaak ten koste van
groote ontberingen haar leven lang gear
beid heeft om op eigene krachten te kunnen
steunen en geen hulp en bescherming van
de overheid te behoeven in te roepen.
J. D. SANTILHANO
Boeketjes Sofistiek
IV
1917-1918 of Getallcn-symbolitk
De voorzichtige, en misschien ietwat
bijgeloovige, wijsheid der beschreven vaderen"
vermaant ons de mortibus nil nisi bene*) te
beweren, en het lijkt een lieve usance waar
aan bedroefde maar ruim-bedachte erven
zich trouw plegen te houden. In de kille
sfeer van een overledene zelfs in die van
"een stervend jaar betaamt een plechtige
houding, an ik wil voor de reputatie uwer
kiesche fijngevoeligheid hopen, dat ge u niet
weinig gtërgerd hebt aan het ijzig cynisme
van Shaw's hyper-excentrieken Salon-soci
alist" Jefferson Smilash (?in de wereld1':
Sidney Trefusis) toen hij aan het doodsbed
stond zijner jonge vrouw en, zich hoogst
ongepast bezighoudend met het analyseeren
zijner gevoelens, ong'eloovig naar de twee
(zegge twee!) tranen keek die, vermoedelijk
n uit elk oog, op de sprei en zijn hand
vielen. Dat is een bedrog waarvan ik nooit
heb kunnen droomen" zei hij. Tranen en
geen verdriet... Ik heb zeker ergens een
verdilet-instrument?" Ijselijk, nietwaar
mevrouw? En nu wil ik uw gevoelens nog
sparen, en niet eens 's mans grof heid
citeeren, die hij zich tegen de eerwaardige
aflegster veroorlooft, wie hij op haar
ge
?) In verband met de wet-Limburg zie
hier de vertaling:
Zwijg over de dooden,
tenzij ge ze prijst.
Internationale figuren uit internationale boeken vinden op Oudejaar in Nederland een vreedzaam samenzijn
iiiiiiiimilllitilmlililllliliimiiiiiiiliiliillitiiliiliiiiii ilMliHillliHIIMIIIIim
houden van hun voordeur; wanneer dan, na
dagenlang aandringen van den rechthebbende
en vermoedelijk ook door adviezen van
juridisch meer ontwikkelde kennissen, de
kwartiergever zich zijne plichten herinnert,
komt men voor vreemde feiten te staan.
Zoo meldde meergenoemde
Prinsengrachtbewoner den bij hem ingekwartierden
vaandrig, dat hij tenslotte besloten had,
hem uit te besteden in het hotel ..de Hoop",
Warmoesstraat. 1)
In dit logement bleek men al meer der
gelijke ervaringen opgedaan te hebben.
Men zal tegen werpen, dat de
inkwartieringswet nu eenmaal dit euvel in de hand werkt,
door een vaandrig onder de onderofficieren
te doen ressorteeren, en dus slechts 'M cent
per dag vergoeding toe te kennen. Maar de
Inkwartieringswet is nu eenmaal ietwat
idealistisch opgezet; zij spreekt van plaats
bij vuur en licht". Men stelt zich den inge
kwartierde voor, in den familiekring, bij het
haardvuur. Alsof er eenigen band bestond
tusschen den vade/landslievenden burger en
den ontwikkelden j mgeman, die officier
wordt, om zijn vaderland in den hem meest
passenden vorm van weerbaarheid te dienen.
Nog eens: in deze is de
inkwartieringswet te idealistisch!
In het begin van de mobilisatie moge dat
al zoo geweest zijn.
Nu niet meer!
De burger heeft zich weer met alle kracht
op zijn per>oonliike belangen geworpen;
zijn vaderiandslitfde is een ptvase, waarvan
hfl de praetische toepassing nauwelijks nog
weet te waardceren. Militaire dienstplicht
wordt, z'ide mij eens een geestig officier,
gelijk gigeH met drankzucht.
Men vra?gt bedienden: vrij van militairen
dienst en drank, en aarzelt niet de annonce
te onderteekenen.
Vele rundfr'Uinstellingen blijven hunne
gemobiliseerdebediendendoorbetalen.aiihans
zóó lang, to.da! zij in dienst e.n rang be
reikt hebien, die hen fin ncièel in staat
stelt te blijven leven a!s vroeger.
Maar er zijn hier te Amsterdam ook ban
ken, waar het desbetreffend verzoek afge
wezen werd, met de woordei: het is hier
geen lie/dadls^heidsinricfiting."
iimimmMmiimiiiiiMimiiiiimimmiMii
Men dacht toen natuurlijk, dat de oorlog
niet lang zou duren, en men moest een
maatstaf hebben, waarmede men gauw kon
werken; maar om nu reeds een vierde
aderlaling te doen altijd door op dezelfde cate
gorie van menschen, dat vind ik wel een
beetje al te onbillijk, vooral omdat men juist
tegenwoordig zoo velen ziet, die niet zoozeer
een groot vermogen hebben, als wel een
groot inkomen, en die daar ook zeer goed
en zeer rijk van leven. Men zou di«n men
schen werkelijk een weldaad bewijzen door
ze 1e noodzaken in te schrijven en zoo te
dwingen om te sparen. Toen de
verdedigingsbelastingen in deze Kamer aanhangig
waren, heb ik er ook al op gewezen, dat de
groote inkomens, niet uit vermogen, betrek
kelijk zoo weinig werden gedrukt. Men mag
maar rijden en rossen met auto's die men
pas heeft aangeschaft, nu mag het niet
meer, maar toen mocht het, maar mee
dragen in de lasten, neen, daar heeft men
alleen bepaalde categorieën voor, voorna
melijk de categorie van betrekkelijk kleine
en middelmatige beleggers, menschen wier
ouders, of die zelf gewerkt en gespaard
hebben.
Dat sparen is misschien uit de mode;
de Staat moet tegenwoordig voor de men
schen sparen, maar ik heb toch altijd
nog wel e enigen eerbied voor men
schen, die de tering naar de nering
zetten, en voor zich zelf zorgen."
En bij repliek zeide hij:
De tot inschrijving verplichte bezitter
van een vermogen, die geen andere dan
vermogensinkomsten heeft, zal, zoo hij de
nieuwe stukken wil betalen, moeten
verkoopen of zijn land moeten verhypotheken,
of zijne hypotheken mo*ten opzeggen Allen
bezwaarlijke dingen. En als hij effecten
moet verkoopen, welke moet hij dan van
de hand zetten? Soms zijn Russen? En met
de meeste andere beleggingsfondsen, niet
speculatieve, staat het ook al niet mooi.
Werkelijk het wordt tegenwoordig
altijd veel te veel opgevat alsof
iemand, die wat overgespaard geld
heeft, de rijke Piet is, maar dat gaat
tegenwoordig absoluut niet op."
Eenvoudige, maar altemaal practische en
moedeiijk-zorgzaam Ik hoop dat u tevreden
bent, meneer l" waarlijk dit enthousiast-be
vestigend antwoord durft geven : Verrukt!
Betooverd! De groepeering was bijzonder
lief en smaakvol. Hoogst troostrijk!"
Neen, zoo koud-onaandoenlijk staan wij
niet bij het steifbed van dit jaar. Zelfs al
kunnen wij over de groepeering niet bij
zonder roemen, en al moeten we vreezen
dat het stoffelijk overschot van 1917 niet
eens zal opleveren wat men in het
EastEnd van Amsterdam familjaarweg 'n gaof
laakie" pleegt te noemen.
Maar, met dat al, onder ons gezegd en
gezwegen, het is nu toch ook welletjes ge
weest. Der Mohr hadseine Schuldigkeit
getan, zelfs mér dan dat, en nu zullen we
hem niet langer ophouden", zooals dat in
de beschaafde conversatie-taal heet, als men
een hinderlijk bezoeker beleefd de deur wijst.
Om duizend-en-een redenen niet. Ik ga u
zelfs een 1002de noemen: we zijn de zeven
moe, en snakken naar de komst, den in
tocht, de kroning, de heerschappij vandeacht.
Driehonderddrieenzestig dagen lang zijn
wij nu gedoemd geweest in den rechter
bovenhoek onzer epistels en we schrijven
veelvuldig in Holland, we zijn een
schrijvers(althans een schrijvend) ras!
alsmaardoor nzelfde getal te moeten zetten, steeds
datzelfde: 1917, 1917, 1917... zonder eens
n dag de weelde der kleinste variatie
te mogen smaken! Het grijnsde ons toe,
dag in dag uit, van eiken kalender, iedere
courant, elke rekening, om van de kwitanties
niet eens te spreken. Alles veranderde er op
'T SCHIETGAT
Burgerij en Vaderlandsliefde
Wanneer een Hollander niet, door eene
zeer gedecideerde oproeping tot den
werkelijken militairen dienst bevolen wordt, is
hij geneigd, zich zijne plichten jegens het
nog immer benarde vaderland wat al te
gemakkelijk voor te stellen.
Ook al wanneer het gemor en geklaag
over de distributie, over instellingen als de
centrale keuken en het steuncomité, builen
beschouwing worden gelaten, blijft nog een
ruim terrein over tot het constateeren van
desbetreffende feiten.
Vooral op het gebied der inkwartiering
valt nu en dan wat merkwaardigs voor.
In Amsterdam heeft van tijd tot tijd eene
verwisseling van troepen plaats; dit brengt
mede, dat dan telkens een aantal officieren
en vaandrigs bij de ingezeten wordt inge
kwartierd.
Aangezien hun aantal, tegenover dat der
ingezetenen die volgens de
inkwartieringswet tot huisvesting tegen vergoeding ver
plicht zGn, minimaal is, is het slechts mogelijk
enkele feiten te constateeren.
Nu is het merkwaardig, dat' bijna alle
kwartiergevers zich van hunne verplichtingen
trachten te ontdoen; in negen van de tien
gevallen, bieden zij hun ongenooden gast
geld aan, opdat hij zich elders vuur en
l cht, of plaats bij vuur en licht" zal kunnen
verschafftn.
Dit zijn intusschen de meest genereusen.
Er zijn er ook, zooals dat kort geleden
bij een bewoner /an de Prinsengracht voor
kwam, die persisteeren in het gesloten
zijn tijd: de plaatsnaam naar ons believen,
de datum elke 24 uur (eens zelfs, dank zij
den zomertijd, al na 23!), na 'n ordentelijke
poos trok zich ook de maand-aanduiding
terug om voor haar opvolgster plaats te
maken. Welk een behagelijk genot, na 30
daeen bijv. het grappig-aandoende April te
hebben geschreven, op 'n morgen wakker
te worden en Ineens 't blije, juichende Mei
aan te vangen. En dan die verrukkelijke
variabiliteit in den aanhef onzer brieven, dank
zij de oneindlg-rijke titulatuur die wij nog
steeds mogen bezitten. Ieder
reeds-'n-kleinbeetje-beteekenend mensen, (hoedanige er
vele zijn in het goede Nederland,) heeft
allicht een half dozijn kwaliteiten, en voor elke
daarvan vermeldt in de beleefiheids- code
een aparten titel. En aan al onze drukke
schrijverij hadden weeën volmaakt genoegen
kunnen beleven, indien niet lk onzer ge
schreven en gedrukte voortbrengselen die
Arabische-cijfer-signatuur had moeten dragen
van het nooit veranderend jaartal, dat star
zichzelf gelijkblijvende 1917, als eenige toe
laatbare variant z'n halveering duldend tot
't alle symmetrie missend '17
O, die 7! Let nog nmaal, voor hij ons
voor den duur van tien gelukkige jaren ver
laat, op zijn spichtigen, houterigen,
eigenwijzen vorm. Hoe mist het, dit stakerige
cijfer, alle charmes van zijn jongere en
oudere broers en zusters. Hem ontbreekt de
rondborstige openhartigheid van de ou
bollige 0; de kloeke zelfstandigheid, het
zuiver-evenwichtige, de slanke rechtheid
van de p-strevende, pilarige l ; de cierlijke '
gratie der zwaanhalzige 2, maar ook de
levens-ernst, de wat-zwaarmoedige berus
ting van de melancholieke 3 met het altijd
naar links gewende cyclopen-oog. Geen ge
dachten van rust en wei-omsloten veiligheid
roept het op zooals de 4, die
leuningstoelin-doorsrée, noch koketteert het schalks,
als zijn jonger zusje 5. dat altijd
oolijkglunderer.d over haar rechter schouder om
ziet naar wie, haar gezelschap begeerend,
mochten volgen. Hoe legt de bitsheid van
zijn hoekig uiterlijk het af tegen de mee
gaande soepelheid van zijn naasten buur
en onmiddellijkenambtsvoorganger,
devriendelijk gebarende 6.
Topzwaar en wankel staat hij daar in de
rij, de oude 7, 'n naar n kant uitgegroeide
l, nu in stugge dwarskijkerij z'n hooge neus
ophalend over z'n wettig voorgeslacht;
zweperig-nijdig, 'n vechtlustige wandelstok,
'n overeind-geklommen pook; eigenwijs als
'n spichtige kostschoolmeester, pretentieusals
't opgeheven, haaks gebogen pinkje eener
theedrinkende oude jongejuffrouw. Maar nu
staat hij dan toch, na zoolang een ver
moeiende wandeling, met z'n ne been
waarlijk in het graf en we wachten,'n beetje
ongeduldig, tot ook z'n hatelijk kuifje be
neden den rand zal zinken
Twee dagen nog, en de acht komt ons
vertroosten. Da 8, met haar gulle rondheid,
de molligheid van haar vormen, de
altijdevenwlchtige want volmaakt-symmetrisch
gebouwde als een wél-gebakken krakeling.
Twee oolijk-ronde venstertjes, en de Vrede
en de Vrijheid gluren er al door, klaar om
AMSTERDAM ARNHEM
's-GRAYENHAÖE ROTTERDAM
UTRECHT
Dit is een tweede feit, dat een vreemde
opvatting demonstreert, die bij burgers om
trent vaderlandsliefde heerscht.
Er is, dezer dagen, eene vereeniging van
verlofsofficieren opgericht.
Zij meenden hunne positie slechts door
samenwerking te kunnen regelen.
Ook hier dus de vakvereeniging.
De verlofsofficier is, in dezen tijd, wel
degeen, die het meest offert aan zijn land;
maarden en jaren van zijn jeugd, van zijn
besten arbeidstijd. Lichtingen komen, en
keeren naar hunne gezinnen. Maar de ver
lofsofficier blijft zijn plicht doen, en in zijn
oudejaarsavondzang is het: uren, dagen,
maanden, jaren vol weemoedige beteekenis.
En ziet: de verlofsofficieren zijn het, die
allerminst gastvrij ontvangen worden door
de steedsche kwartiergevers.
De verlofscficieren zijn het, die, omdat
handelsinsteüingen nu eenmaal geen lief
dadigheidsinstellingen zijn, den muur steeds
hooger en dikker zien worden, die hen scheidt
van het werkzaam burger-leven.
Maar al te vaak ontmoet hij bij de
vaderlandsche burgers de gevoelens, die een
straatjongen hem meer hoorbaar manifes
teert in den kreet: kijk ie opscheppe met
z'n mooie pikkie" wanneer hij, na een
nieuwen dag van dienst aan het vaderland,
door een straat vol wiakelende dames huis
waarts keert.
MELIS STOKE
1) Een overigens zeer respectabel loge
ment, dat echter meer ingericht is op huis
vesting van slachtoffers van getorpedeerde
schepen of belgische vluchtelingen.
te voorschijn te springen nu de 7 niet meer
als een barsche cipier den doortocht belet.
Stevig en stabiel komt ze aanschommelen
met de bewegelijke vastheid dier paradoxale
Chineesche poppetjes uit onze kinderjaren,
die, in alles overwinnenden
verticaliteitsdrang, hoe ook gestooten en gedrongen, hun
kogelhooMjes altijd weer recht boven 't
bolle buikje brachten.
Hoe frisch en smeuig klinkt, na 't zeverige
ee-geluid, dat zoo miezerig-bleek is als een
verwezen gezicht, de volle a-klank van haar
lachenden naam, die jong-jolig en blij op
klinkt, maar krachtig ook in z'n nsylbige
kortheid als van een commando: geeft icht!
En nu verleenden we nog geen aandacht
aan de symboliek van het voluit geschreven
jaartal 19 18, waarmede deze roezige eeuw
uit het stadium van haar back-fisch- (of
juister: vlegelinne-)jaren, die immers met
de voltooiing van het 17e besloten worden,
den jonkvrouwelljken leeftijd bereikt heeft.
Mag ik u deze ziniijke gedachte als thema
voor uw Sylvester-speech in overweging
geven? Het succes is u bij voorbaat ver
zekerd, en mocht uw 17-jarig kroost de
niet voor hen bestemde schoen aantrekken,
zoo verzeker het, gelijk ik bij dezen doe,
dat het niet redelijk is voor wie, gelijk
behoort, met Bolland de Zuivere Rede lief
heeft om sofistisch bedoelde symboliek
als symbolisch bedoelde sofistiek op te
vatten....
Negentienhonderdachttien, zi}t wilge
komen !
G E R H. v. D.