Historisch Archief 1877-1940
UI; AMSTU K'n A M M l- R, W l- !?: K B l. A I) VOOR N K [) T. R [. A X I)
2.'{ l-Ybr. 'IS. .- No. 2K.'L'
T7IT
IE T
V .A. HST CT .A. IsT T J" "E
GEZONDE LEVENSHUMOR
Is er een karaktereigenschap te noemen
welke meer wordt miskend, waarvan de
moreele waarde minder wordt begrepen dan
juist deze ?
Hoe weinigen hebben de kracht begrepen
die kan uitgaan van het kunnen lachen en
schreien te gelijk, die weten dat omstandig
heden en gebeurtenissen, hoe droevig deze
soms ook mogen zijn, toch dikwijls juist
door de biltere ernst een komische zijde
hebben; die deze voor een oogenblik naar
voren weten te halen en hierom weten te
lachen, van zacht glimlachen, dat weldadig
aandoet, tot zelfs schudden van het lachen
toe, hetgeen vooral onder droeve omstan
digheden een zeer gezonde beweging is.
Te benijden zijn zij die de weldadige uit
werking kennen van dit brouwsel van spot
ternij en levensernst.
Ongelijk verdeeld is deze gave, zoo zelfs,
dat zij een der rneest karakteristieke eigen
schappen vormt waardoor zich volkeren van
elkander doen onderscheiden.
Zoo is den Noord Duitscher deze karak
tertrek zoo goed als geheel vreemd, en weet
deze ook niet in anderen te waardeeren,
zelfs niet in het kleine alledaagsche gebeuren.
Hij zal bij voorbeeld nitt inzien, het
heerlijk lachwekkende gedoe van zijn stu
dentenleven, te beginnen bij de komische
stijve ernst waarmede twee Vereinsbiüder"
elkaar begroeten, te eindigen bij het duel,
waarbij de meest toegetakelde niet een zeker
aantal Nadeln" als Zweiter Sieger" verloren
heeft en waardoor beidereer is hersteld, welke
ernstig was bedreigd doordat de ander den
toegetakelden voor een domme jongen had
gehouden, hetgeen nu bewezen wasén mis
verstand te zijn geweest; zoo is ook de
allergrappigste houding van een waardige
Eheman, die zich boos op zijn vrouw maakt
omdat de kelner hem zoo slecht bedient, in
't geheel niet aan hem besteed.
Ook de Nederlander bezit deze eigenschap
niet. Och wij zijn hiertoe niet in de wieg
gelegd" zoo heet het, onze geschiedenis noch
ons klimaat zijn er naar ons karakter in
deze richting te ontwikkelen.
En toch kan ons verleden, noch de gesteld
heid van ons vlakke landje, de mist, de
motregen en de Noordenwind aansprakelijk
worden gesteld voor te groote, overdreven
levensernst.
De oorzaak is niet zoo diep te zoeken,
dat hier het non possumus dient te worden
gesproken, en dit te meer niet, aangezien
wij Nederlanders wel degelrjk^evof/fg'kunnen
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT
Vleutenscheweg. Utrechtscheveer2E. FynjékadeB. Kouttmnen5
VICE-VERSA
S^V/*;^
LIEDEN III.
MELIS STOKE stelt den lezer voor:
den heer A. Neeme
(een Oberkellner")
Bij de voedering zyn alle dieren gelijk.
Arabisch spreekwoord.
Ge vraagt mij eenige beschouwingen ?
Ziehier: Allereerst dan mijne excuses, dat
ik mij door u onder een Duitschen titel
moest laten introduceeren. Maar, helaas,
voor ons bestaat geen goed Nederlandsche
beroepsnaam. Wel zijn er in zekere
Haagsche bar's quasi-mondaine jongelieden, die
luid en bevelend Waiter!" roepen, of Bel
gen, die Gdurcon" kermen, en officieren,
die bediendèl" commandeeren, zelfs ge
schiedt het, dat baldadige studenten mij
met woorden als: knaap, aannemer, koop
man, handelaar of drankdrager" tot zich
trachten te roepen... maar geen dezer
termen zoude ik verkiezen op mijn
visitiekaarije of briefpapier.
zijn voor uitingen van gezonde levenshumor
daar wij deze dikwijls weten te waardeeren
in anderen.
Het is deze eigenschap welke zoo te
apprecieeren is in het Engtlsche volk; in den
Engelschman meer nog dan in den Amerikaan
en wel omdat zich hier in de eerste plaats
kwaliteit voor kwantiteit doet gelden.
Speciale raseigenschappen worden dikwijls
zeer teekenend weergegeven door de onver
taalbare uitdrukkingen welke in de volks
taal voorkomen.
Zoo trachte men eens zonder sygnifische
omschrijving uit het Engelsch een vertaling
te geven van een degelijk jongmensch van
deftige familie, en evenmin lukt het in
korte Hollandsche woorden weer te geven,
wat de Engelschman bedoelt wanneer hij
zich op waardeerende wij ze over een persoon
uitlaat, door van hem te getuigen "hèis
alright, hèsees the joke".
Deze uitdrukking is ons vreemd en toch
wat een heerlijk gezonde levensopvatting.
Hoe getuigt dit niet van frisschen moed,
van een rondborstig karakter, een veer
krachtig gemoed onder alle omstandigheden
in staat te zijn to see the joke".
Komt hierbij vergeleken onze
onvertaalDF. NIET-ONTI'LOFTE GRANAAT
,,Geef em d'r een Bert! Je hoort ze
toch meestal eerst zoo'n beetje suizen,
vóór ze ontploffen"
bare degelijke [dejtigheid niet een beetje in
het gedrang ?
Menig Nederlander zal deze
gemoedsuitirg niet verstaan, haar verkeerdelijk ver
warren met oppervlakkigheid, gevoelloos
heid, op zijn minst genomen gebrek aan fijn
gevoel; geheel ten onrechte echter, in wer
kelijkheid is dit de hoogste uiting van een
"balanced mind" welke tot
weerstandsverZoo blijve het dus Oberkellner", zoolang
't niet dienheer is. Volgens de zér
wereldsche medewerkster van 't rose weekblad,
roept men den dienheer (vergun mij dfze
uitdrukking) niet, noch tikt men hem. Men
wenkt hem met het ooglid nader. Dit is
wellicht in 't buitenland mogelijk, maar wij,
Nederlandsche dienheeren, benutten gaarne
onze ledige oogenblikksn met scherts of
aangenamen kout onderling.
Maar ik zoude U spreken van ons beroep.
Welaan, dan, wij zijn menschenverachters.
Ja, waarlijk! Geen man is groot voor zijn
va!et-de-chambre, en geen mensch is be
langrijk voor ons, die hem slechts zien in
de meest dierlijke der menschelijke occupa
ties: voedsel tot zich nemend!
In gemoede: wat zoudt gij zeggen, van
een wereld, waarin de menschen zich slechts
tot u wenden met praatjes over voedsel en
drank?
Gi ziet hen wijfelen tusschen dezen en
genen drank, gretig van de schotels nemen,
wat hen de beste brokken toeschijnen, en
ieder intellectueel gesprek afbreken, door 't
gebaar van mijn beladen arm.
Ik heb groote beurs- en staatslieden be
diend, die haastig-smakkend, déjeuneerden,
en alombekende mannen, die hun diner rekten
tot eene ergerlijk lange zinnestreeling van
zeven tot elf uur in den avond.
Wanneer wij, dienheeren, haastig ons
middagmaal hebben genomen, keeren wij
terug tot dien gastreerenden wereld. Dan
helpen wij, glimlachend, de ministerieele
voorschriften omtrent spijslijstbeperking,
ontduiken, terwijl wij ons afvragen, wat het
verband is tusschen instandhouding des
lichaams en deze verscheidenheid van voedsel.
Wanneer wij fooien ontvangen, ontgaat
ons zoomin de rjdelhetd des nonchalanten
grootmoedigen, als de vrees des gierigaards
ondanks hemzelf.
Het schijnt wel of een geheimzinnig waas
onze zwijgende persoonlijkheid omgeeft;
onze kracht ligt in ons zwijgen, en, hoogstens
kunnen wij rondgaan, zacht fluisterend van
oor tot oor: demi-sec ou sec...?"
* * *
Wij kelners woeden slecht begrepen.
Een enkele groote geest, als Shaw bij voor
beeld, heeft geweten hoe partij te trekken
van de figuur des wereldwijzen dienaars.
In 't algemeen is het Nederlandsche publiek
slecht ingelicht; wel publiceert in dezen
zelfden tijd de heer Quérido het een en
ander omtrent kelners... maar hij heeft ook
hier weer een milieu gekozen, waaraan, m.i.,
mogen staalt, welke strekt tot frischheid
van geest.
Dit leert ons de Engelschman in zijn
dagelijkfche omgang, in zijn lectuur in zijn
geheele optreden.
Wij treffen dit aan bij die vroolijke jongens
the Timbertown Follies" achter wier geestig
gedoe op het tooneel men geen driejarige
SPANNEND OOOENBLIK
*->
Wat is dat, Bil ?"
loopgraaf- rommel!"
Van ons of van hun?"
ballingschap [zoekt, vierde en laatste
seizoen heet hel op hun programma van
dit jaar; is er daarin plaats voor T bittere
gedachte, n hard woord, n sarkastische
hatelJjkheid tegen het vele dat zij moesten
ondervinden ? Neen, zij verstaan de kunst to
see the joke" slechts met de hier zoo dikwijls
gegeven welkomsgroet, ?ood bye'' wordt
het publiek voor de mal gehouden.
Zulk Is de geest van den man door Temple
Thurston geschilderd in diens geestige ka
rakterschets The city of beautiful nonsense"
hij, die zijn geheele veerkracht vindt in een
keen tensc of humor maakt zich boos als
hem in den vreemde onder diep droevige
omstandigheden door een bedelaar een penny
als een zeer zeldzame munt tegen hooge
prijs te koop wordt aangeboden. Onmid
dellijk daarna voelt hij dat hij verloren is h
failed to see the joke"; was werkelijk deze
penny geen zeldzame munt, was dit geld
stuk niet de directe aanleiding geweest dat
hij de vrouw leerde kennen die hij nu be
minde? Vol deemoed betaalt hijide bedongen
prijs, de zeldzame munt is zijn eigendom, en
hij voelt zich weer waardig het leven te leven.
Het is ook vooral drze geest welke op
zoo welsprekende wijze vertolkt wordt in
de Engelsche oorlogshumor, welke zoo wel
zijn groote gaven verslingerd zijn Hij kiest
een paar kelners uit... fi donc l uit De
Kroon", ge weet wel, dat lokaal, waar slecht
gewasschen, doch indrukwekkend versierde
lieden op een houten vloer verkeeren en
grocjes drinken.
En de taal, dien hij deze beide collega's
in de mond legt is weinig beschaafder dan
die waarin hij Aron Lagma'sadellijke bloed
verwanten laat kijven.
Nog eens: fi denc !
Zal men dan nimmer begrijpen, dat er kelners
zijn en kelners, en dat die zich onderling
verhouden als aapjeskoetsiers tot
stalhoudersknechten, en als deze tot bestuurders van
particuliere-, ja, van hof-equipages!
Napoleon noemde zich gaarne soldaat, en
keizer Wilhelm spreekt zijn Turksche krijgs
knechten toe als: kameraden." Maar wie
denkt er aan, hen met deze lieden op n
lijn te plaatsen.
Dat men dit, met ons kelners doet, is
rnijn groote grief.
Onze kracht ik zeide het u reeds
ligt in ons isolement. Voorzeker, er zijn er
die een toon van zekere gemeenzaamheid
met het publiek onderhouden; dat genre
kent ge, en ge weet dat het publiek zelve
daartoe aanleiding geeft.
Dat zijn zij, die werkzaam zijn in bar's,
waar zij beschonken jongelieden onder
steunen, geld leenen, of in rijtuigen helpen;
die als raadsman, onderwerp van onhebbe
lijke grappen, geldschieter of postillon
d'amour fungeeren, die steeds een snedig
antwoord en een noodzakelijke informatie
gereed hebben ... kortom zij, die zich
encanailleeren met het publiek. Van deze soort
bestaat ook een goedaardiger variatie: de
kelner, die in een koffiehuis werkt, waar 't
standsverschil tusschen hem en de bezoe
kers niet bestaat, doch hoogstens een mo
menteel niveau-verschil in financiüelen zin.
Daar spreekt de kelner luid, of roept zijne
bestellingen over de hoofden dei bezoekers
heen, naar 't buffet. Dezulken echter reken
ik tot de werklieden in ons vak, en van
lieden, die kartonnen of gummi linnengoed
dragen gewaag ik ongaarne.
Liever spreek ik u van den dienheer par
droit de naissance.
, ?
Deze, de kelner in hetere eethuizen, ver
schilt in niets van den bezoeker: gedurende
de werkuren althans. Hij moge, in zijn
eigen tijd, in hemdsmouwen dineeren,
Boesmet-bandjes rooken, of met een geruiten
dadig afsteekt bij de niets-ontzienende
bitterscherpe Hetzwitztoon" ons van Duitsche
zijde zoo wel bekend, waarin alleen de haat
en zucht tot kwetsen spreekt, doch die zich
niet verheffen kan tot een poging om van
het diep droevige de keerzijde even te be
lichten, uitsluitend met het doel om door
een oogenblik van gezonde lach en scherts
verademing te brengen.
Zoo treffend spreekt dit uit een serie
illustraties getiteld Fragments from France
by Capt Bruc<; Bairnsfather, dat ik niet na
laten kan hieruit een greep te doen en enkele
hier weer te geven:
De zedelijke moed, de oogenblikken van
eigen angst voor den vijand te schilderen,
hoe echt eerlijk is deze voorstelling van
What it really feels like met deze rij van
Duitsche gezichten zoo goed getypeerd
zonder eenige uiting van haat.
Dan deze twee Tommies die half begraven
door een explosie, in de meest kritieke
omstandigheden zich het allereerst afvragen
of dit te danken is aan het eigen of net
vijandelijke geschut.
De lakonieke onverschilligheid sprekende
uit de philosofUche beschouwing omtrent d ud
sh«lls", de tantaluskwelling die de Duitsche
\VAT VOOR GEVOEL HET WEL IS...
p.Nachlpatrouille...
pet opwekt, het sarcasme van het oogenblik
waarop onder een hevig bombardement de
kolonel aan inventariseeren van de provisie
kamer wordt gezet, de inkwartieiing in een
boerderij, en zoo gaat het door, alle getuigend
van een fiissche geestigheid gegeven met
het doel om van droeve omstandigheden
het lachwekkende naar voren te halen en
zoo door scherts ontspanning te geven.
pet in stede van een huit-reflets op de courses
verschijnen; hij moge, op rijperen leeftijd
een voortrtffdijk huisvader of een tyran voor
zijn dochters zijn .. in zijn werkuren is hij
alleen, en voor alles, uiterlijk een geblaseerd
en zwijgend man.
Begrijpt ge, lezer, het tragische van zulk
een bestaan ? Gevoelt ge, hoe het uitsluitend
slreven naar onpersoonlijkheid, het ver
dringen, van moment tot moment, van iedere
menschelijke impuls, een wreede zelftucht
geheeten mag worden?
Geen glimlach, geen vroolijke uitroep, geen
woord van bewondering of verbazing, ja,
geen on-noodzakelijk gebaar rnag hi| zich
veroorlooven hij mag slechts dienen,
aandachtig en opmerkzaam bedienen...
ieder, die daar eenige geldstukken voor over
heef!... want hij behoort tot 't meubilair.
Ik wil geen drastische colportage-roman
voorbeelden geven : van een vader, die zijn
verstooten dochter een omelette sibérienne
voorhoudt, of van den jongeman die de ge
liefde van voor enkele weken een bontmantel
om het geurig décolletélegt... foei, neen,
dit ware valsch gevoel.
Het zijn ook meer de vele, pijnlijke kleinig
heden: het uitblijven van eenig woord van
dank bij 't aangeven van een lucifer, het
nauwelijks beantwoorden van een eerbie
digen groet...
Ik heb collega's gekend, die zich wisten
te wreken.
Zij hadden, in de jaren hunner
dienstbaarheid, de eigenschap van den blik ontwikkeld.
De blik is een machtig wapen, maar de
behandeling ervan is uiterst gecompliceerd,
want jegens ieder individu noodzakelijk
varieerend.
Er zijn lieden, wien het meesterschap van
den blik is aangeboren; speciaal voor hen
bestond, tot voor eenige jaren, de militaire
strafbepaling op de insubordinatie door
den blik."
Want de blik van den mindere kan ver
schrikkelijk zijn. Niet slechts door den aard
ervan, maar evenzeer, en wel innoghooger
mate, door het oogenblik van den worp.
Ik zie twee menschen aan een tafeltje, ik
bedien ze, doch ze hebben mf] niet opgemerkt.
Hij is een jonge man, zij een mooie vrouw
van dertig jaar; hij doet zijn best onder
houdend te zijn, en spreekt haar, half over
tafel gebogen, toe. Zij glimlacht welwillend...
Totdat op een gegeven moment ik voel
dit in de situatie - hij een onhandigheid
heeft gezegd; ze kijkt hem zwijgend, ver
wachtend en verbaasd aan.
Voorwaar dit te kunnen niet alleen, doch
hierin door zijn geheele volk begrepen te
worden, is een benijdenswaardige eigenschap
van onschatbare waarde; een karaktertrek
welke de moeite wel waard is bij ons
Nederlanders aan te kweeken, een eigen
schap welke ons volk als regel niet eigen
is doch desniettegenstaande onzen volksaard
niet zoo geheel vreemd is dat in dit opzicht
geen aanpassing denkbaar ware
De echt Oud-Hollandsche deftige
degelijkhied is op den afmarsch, zou de leegte
die hierdoor ontstaat geen plaats laten
voor wat gezonden levenshumor zooals de
Engelschman die kent? " W. L u L o i s
De Tuin van de Dooden
De tuin van de dooden is zoo kil,
Al de dooden slapen stil
En hooren niet.
De bloemen van de dooden,
De geele en fel roode
Zingen een lied.
Zij zingen van 't genaken,
Van weder ontwaken
En wederzien.
De tuin van de dooden is verlicht,
Voor elk een doode brandt een licht.
Ik kan 't zien !
Zien, alles hooren en verslaan,
En alles heel stil gadeslaan
Wat er geschied.
En zoo dan ga ik weder heen,
En ik zucht en ik schrei en ik ween
Van vreugd en verdriet.
GIZA KITSCH L
AGENDA
NED. OPERA.
ir. G. H. KOOPMAN.
Zondag 24 Februari, Holl. Schouwburg
(2 uur) BOHÈME.
( '. 8 uur) Paleis v. Volksvlijt.
MIGNON,
Maandag 25 Februari, Paleis v. Volksvlijt,
TOOVERFLUIT.
Dinsdag 26 Februari, Stads Schouwburg,
WALKURE.
Woensdag 27 Februari, Den Haag,
TOOVERFLUIT.
Donderdag 28 Febr., Paleis v. Volksvlijt,
TOSCA.
Vrijdag 1 Maart, Leiden,
TOSCA.
Haarlem, MIGNON.
Zaterdag 2 Maart, Rotterdam, (Gr. Sch.)
FIDELIO.
Op dat oogenblik sta ik achter haar, en,
een kort oogenblik, ontmoet, toevallig, mijn
blik den zijne...
Ach, en zoo zijn er honderden gevallen...
nouveauriches, die niet weten hoe kreeft te
eten, mondainposeerende jongelui, die zich
voor hunne waarlijk eerbiedwaardige, doch
provinciale bloed ver wanten meenen te moeten
schamen, vrouwen die valsche parels dragen,
heeren wier overhemdknoopje is
losgesprongen, burgerlieden, die niet naar prijzen
durven te vragen die niet op mijn kaart
staan, heusch hél nette menschen, die niet
weten dat tripes ,i la mode de Caen" ge
kookte darmen zijn, en niet durven te be
kennen, dat ze niet weten wat 't verschil is
lusschen aubergines en bécassines ... hen
allen treft, verschrikkelijk, de blik van den
wrekenden dienaar.
Want hij speculeert op n menschelijke
eigenschap, de valsche schaamte.
De dwaze valsche schaamte van den
wereldsch doenden, doch overigens respeo
tabelen mensch.
De valsche schaamte, die, als een verlam
mende ziekte, de groote massa der maat
schappelijk bevoordeelden aantast, en ze,
hulpeloos en minderwaardig, ten prooi werpt
aan de straffende en wrekende blikken van
den zwijgenden dienaar!
* *
Zoodat ik, eindigend, geen beter slot weet
te geven dan dezen humanen raad:
Welgestelde of welgesteld geworden bur
ger ! Laat u nimmer verontrusten door het
feit, dat ge niet weet wat hutspot in het
Fransen is, of dat ge er onkundig van zijt
dat ge u niet bedienen moogt van een
ter inspectie aangeboden kunstschotel...
want eten is uw vak immers niet "'
En, al behoeft gij ons, uwe dienheeren,
niet met kameraadschappelijke bonhommie
op schouders of rokspanden te slaan ...
negeer ons niet geheel en al. Of, zoo ge
wilt, negeer ons wél.
Wanneer ge ons maar blijk geeft, van
uwe waarachtige genegenheid, en van uw
menschelijk billijkheldsgevoel door een ..,
honorarium (fooi zegt men soms tactloos)..,
van iets boven die vervloekte tien-procent..,