Historisch Archief 1877-1940
16 Maart '18. - No. 2125
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Oeneraal-Majoor A. R. OPHORST
De scheidende Commandant der Stel
ling van Amsterdam is, vooral in de
jaren der mobilisatie, tot een bekende
en populaire Amsterdamsche figuur ge
worden.
De Amsterdammer" geeft hierbij het
portret van den Stelling-commandant.
Voor de gegevens omtrent diens militairen
loopbaan in het bijschrift, betuigt zij
haren dank aan den MajoorL. Th.F. Vogel,
Chef van den Staf der Stelling van
Amsterdam, di: zoo bereidwillig was,
haar die te verstrekken.
Onder de vele dingen, waaraan deze mo
bilisatie het besef heeft doen ontwaken, is
ook dit: dat Amsterdam een Stelling-com
mandant heeft.
Vroeger, ja, toen wist men wel, dat er
zulk een militaire functionaris moest zijn,
en zij, die de rijks-aansluitingen in de tele
foongids wilden raadplegen, konden wel
ontdekken dat diens bureel ergens in de
Hemonystraat gevestigd moest zijn... maar
een bekende figuur was hij nimmer. En er
was geen jongen op straat want dit is
het kenmerk der Amsterdamsche populariteit
die hem, zooals den burgemeester, kon
nawijzen, en zeggen daar-gaat-ie-nou." Dit
is in de mobilisatie-jaren veranderd.
De Amsterdammer kent nu zijn" stel
ling-commandant zoogoed als zijn" bur
gemeester.
En het was niet alleen de bekende auto
met de stelling-vlag voorop, die dit bewerk
stelligde, neen, het was zeer zekerlijk de
sympathieke figuur van den functionaris, die
in Augustus '14 plotseling het licht op zich
zag vallen van den Generaal Ophorst.
In de laatste weken is vooral de aandacht
gevestigd op al hetgeen de stelling-com
mandant gedaan heeft voor de sport onder
zijne troepen, maar er zijn nog tallooze
zaken van minder algemeene bekendheid,
waarvoor hij zich verdienstelijk heeft ge
maakt.
Behalve de zuiver militaire aangelegen
heden, die in rechtstreekser! verband staan
met de voorbereiding en met de verdediging
van de stelling van Amsterdam, heeft de
generaal Ophorst nog tal van andere be
moeienissen gehad, die hem in aanraking
brachten met provinciale- en gemeente
besturen, handelsinrichtingen, directeuren
van spoorwegen, enz. enz.
Hij heeft een groot deel van zijne popu
lariteit te danken aan het feit, dat hij steeds
welwillend en tegemoetkomend optrad tegen
over de zeer velen, die zijn hulp en mede
werking kwamen inroepen, en doordat hij
altqd, voor zoover de belangen van de
dienst zulks toelieten, zooveel als in zijn
vermogen lag, de belangen zijner onder
geschikten heeft behartigd.
Zijne buitengewone werkkracht en hoope
pllchtsopvatting hebben hem in staat gesteld
gedurende de bijna 4Vss jaar, die hij stelling
commandant is geweest, in dikwijls zeer
moeilijke omstandigheden, zijn hoogst
verSIGNIFICA I
De moeyelijkheid van dit onderwerp ligt
vooral daarin, dat men door middel van de
taal moet aantoonen dat de taal als middel
van verstandhouding niet deugt.
Men moet dus de ondeugdelijkheid van
een mldiel aantoonen door dat ondeugde
lijke middel zelve.
Dat kan natuurlijk niet. En toch hebben
wij geen ander bewijsmiddel als juist dat
gene waarvan men de ondeugdelijkheid be
wijzen wil.
Het is een opgaaf die doet denken aan
het kunststuk van baron von Münchhausen
die zichzelven bij de haren uit het moeras
trok.
Of wel aan die Cretenser, die verzeekerda
dat alle Cretensers leugenaars waren. Hij
zelf was het dus ook en zijn verzeekering
een leugen. Dus waren ze weer géeVi leuge
naars, en hij ook niet. Dus... en zoo voort.
De menschen verwachten voor iedere be
weering een logisch bewijs, door middel
van de taal, en begrijpen niet dat die ver
wachting op zich zelf reeds ongeoorloofd is.
Dus dan maar zwijgen? Toch niet.
Wat men kin trachten te bereiken is een
verdieping van inzicht, een verandering in
geest en ziel, die samenhangt met helderder
besef van wat taal is, wat woorden zijn,
wat men doet als men spreekt.
Dit kan men niet bereiken door het
leeveren van een logisch bewijs, door argu
mentatie en taalkundig logische gevolg
trekking. Maar men kan doen gevoelen, langs
meer emotioneelen weg, dat onze taal iets
geheel anders is dan wij tot nog toe meenden.
Men meent dit argumentatie, logische
redeneering, twee menschen zoodanig kan
binden, dat zij voortaan oover het gesproo
kene gelijk blijven denken. Dit nu is een
Illuzie en wel om deeze reeden, dat taal
kundig-logische bewijzen niet dwingend en
de woorden en zinnen slechte werktuigen
zijn en ongeschikt voor het werk dat zij
heeten te doen.
Dit kan men leeren inzien door eigen be
zinning.
Taalkritische bezinning, dit is het wat de
meest onverwachte en ongekend-nieuwe
verandering moet brengen in het
zielsleeven en samenwerken der menschen.
De menschheid heeft noodig: verstand
houding, dat wil zeggen een verband
waarantwoordelijke en moeilijke taakte verrullen...
en dat, naar 't geen zij, die in zijne onmid
dellijke omgeving werkten, getuigen kunnen,
schier zonder n dag te verzuimen.
Wanneer men de hier volgende beschrijving
van generaal Ophorst's militairen loopbaan
leest, zal men bemerken, dat hij reeds lange
jaren in en voor de stelling van Amsterdam
heeft gearbeid, zoodat deze geen geheimen
voor hem heeft,.. en al niet meer had, toen
hij, vóór deze mobilisatie, een minder be
kende figuur was, dan nu.
???
Generaal-majoor A. R. Ophorst heeft zon
opleiding tot officier gehad aan de K M. A.
te B-eda en is op den 28 Juni 1877 benoemd
tot 2e luitenant bij het wapen der artillerie.
Nadat hij eenige jaren troependienst had
verricht, werd hij benoemd tot leeraar aan
den toenmaligen artillerjecursus te Delft.
Na een aan de Hoogere Krijgsschool af
gelegd examen, werd hij tot het volgen van
een cursus aan die onderwijs-inrichting,
aangewezen.
Als kapitein werd hij réden verplichten
dienst bij den troep, overgeplaa'st bij den
generalen staf en benoemd tot chef van den
staf van de landmacht in de stelling van
den Helder, om van daar over te gaan naar
het bureau van den chef van den generalen
staf. Gedurende zijn te werkstelllng bij den
chef van den generalen staf was hij tevens
belast met de functie van leeraar aan de
Hoogere Krijgsschool.
Bij zijne benoeming tot majoor in Sept.
1903 werd h^ aangewezen tot chef van den
staf in de stelling van Amsterdam en hij is
in die functie ook in den rang van
luit.kolonel werkzaam geweest, totdat hij belast
werd met het bevel over een afleeling van
het 2e regiment vesting-artillerie te Am
sterdam. In Nov. 1909 wsrd de luit.-kolonel
Ophorst benoemd tot kolonel, commandant
van het 2e reg. vesting-artillerie, waarop in
Mei 1912 zijn benoeming volgde tot gene
raal-majoor-inspecfeur der vesting-artillerie.
Ten slotte werd hij in Nov. 1913 benoemd
tot comm. van de stelling van Amsterdam
tevens bevelhebber in de Ie militaire
afdeeling.
Wanneer men nu in aanmerking neemt
dat het 2e reg. vesting-artillerie was aange
wezen voor de bezetting van de stelling
van Amsterdam, dan is het duidelijk, dat
de generaal Ophorst sedert Sept. 1903, be
halve gedurende het tijdvak, dat hij inspec
teur der vesting-artillerie was, in verschil
lende hooge betrekkingen in het nauwste
verband met genoemde stelling heeft gestaan.
Reeds als kapitein verwierf de generaal
het ridderkruis van de orde van
OranjeNassau, terwijl hem als luitenant-kolonel de
Nederlandsche Leeuw werd geschonken, een
onderscheiding die slechts bij hooge uit
zondering aan officieren beneden den kolo
nelsrang gegeven wordt.
Behalve dat de generaal de drager is van
eenige bultenlandsche orden, werd hij door
H. M. de Koningin begiftigd met de
watersnoodmedaille in zilver, voor zijn optreden
gedurende de watersnood in 1916.
De Amsterdammer" roept haren schei
denden stadgenoot een hartelijk afscheids
woord toe.
En de Aemstelstad verwicht een
and ren Heer". S.
Adolf Busch en Ilona Durigo
in het Concertgebouw
Een kunstenaar van buitengewone
gaven mochten we in den Keulschen violist
Adolf Busch begroeten.
Zooals hij Brahms' op 77 (wel eens Con
cert gegen die Violine genoemd, van wege
door de menschen in staat zijn met elkandtr
als n geheel samen te voelen, samen te
denken en samen te werken.
Die verstandhouding scheen uitsluitend
bereikbaar door het woord, het logisch ar
gument, het sluitend betoog, het dwingend
bewijs. Men acht de Reede de groote
eenheidsmacht die alle menschen kan leiden
en verbinden. Het rationalisme*' beteekende
het vertwouwen in de oppermacht van de
Reede", de ratio", de logica.
Maar met de woorden Reede", ratio",
logica" en logos" zit men al midden in
de schroomelijkste verwarring. Reede"
wordt gebruikt voor spraak" en ook voor
verhouding". In de laatste nuance bedoelt
het iets leedigs, iets zonder inhoud, waaraan
door emotie of gevoel een inhoud moet
gegeeven worden. Terwijl het grieksche woord
Logos" dat gewoonlijk als woord" wordt
vertaald, een oneindig veel dieper en mach
tiger beteekenis heeft. Het onderscheid tus
schen hetgeen wij een woord" noemen en
den Logos" van den evangelist Johannes
is ontzachlijk. De twee dingen hebben bijna
niets gemeen. Hoe kan men zich nu afdoend
verstaan door middel van klanken die zulk
een vage, onzeekere en onbepaalde uitwer
king hebben ?
Men kan in onzen tfld de menschen vrij
wel verdeelen in dezulken die taai-kritisch
inzicht hebben, die door de illuzie der
reedekunst heenzien, en dezu ken die dit inzicht
missen. Tot deeze laatsten kunnen menschen
behooren met een reusachtig intellekt en
groote geleerdheid. Maar de mensch, die tot
taalkritisch inzicht is gekoomen.isook zonder
de hulp van feitenkennis en
redeneervermoogen een ander, wijzer en dieper mensch
geworden.
Wie dit taalkritisch inzicht mist, kan er
niet door redeneering toe gebracht worden.
Hij zal zich steeds vastklampen aan zijn
taal- en wpord-vermoogen en er niet toe te
brengen zijn die steun los te laten, en vrij
en zelfstandig te denken en te voelen. Hij
zal u zeggen dat hij het eeven goed weet
als gij en u trachten te weerleggen door
oovervloed van woorden, die toch niet an
ders bewijzen dan zijneigen geestes-slavernij.
Alle diep-wijze menschen hadden iets
paradoxaals in hun uitingen. Zooals Emerson
zeide: de wijze heeft met logische conse
quentie niets te maken. Het credo quia
absurdum" wijst op hetzelfde. Het gedachte
de opeenstapeling van technische moeilijk
heden) vertolkt heeft, mag men het waarlijk
eene prestatie noemen, die hem in het voorste
gelid der allergrootsten plaatst. Niet alleen,
dat hij een volledfg dementi geeft van de
reeds genoemde spottende qualificatie, maar,
wat voor ons nog meer zegt, hij heeft uit
dit aan nobele, diepe gevoelsuitingen zoo
rijke werk, den rijkdom van den bijkans
onafgebroken doorloopenden, melodischen
stroom bovendien geheel in zich opgenomen,
Raakt de reproductie van een Kreisler
meer het monumentale en treft ons bij Carl
Flesch de algeheele beheersching van het
geheel door pen meer naar het klassieke
geneigden geest, Busch' herschepping heeft
voor ons nog het aantrekkelijke, dat zij het
romantische karakter van dit werk meer
naar voren brengt, zonder daarbij aan den
breeden opzet iets te kort te doen.
De nog jeugdige kunstenaar behaalde
een waar succes, dat ten volle verdiend was.
We hopen hem dan spoedig op het podium
eens terug »e zien.
Het orkest, dat in de begeleiding van het
concert door gebrek aan homogeniteit van
opvatting van dirigent en so ist, eenigszlns
te leur stelde, gaf voorts eene we'geslaagde
herhaling van Wagenaar's Sinfinletta, onder
leiding van den componist. Geene nieuwe
indrukken mocht deze herhaling ons schen
ken ; daarom refereeren wij ons aan ons
eerste oordeel.
Als eene steeds welkome verschijning trad
deze week mevrouw Ilona Durigo wederom
in ons midden.
Groote kunstenaars kunnen hun gehoor
imponeeren, maar zij, die kunstenaar zijn
bij Gods genade voor wie zelve kunst
is eene cultus van het heilige", zij brengen
iets van dien cultus over in het gemoed van
den hoorder, iets dat eene snaar in ons
binnenste tot trilling brengt, eene trilling,
waarvan de naklank niet vervaagd wordt
door de vele indrukken, die ons nerveus
voorthaastend maatschappelijk en geestelijk
leven telkens opnieuw te verwerken krijgt.
?V,
Ilona Durigo
Verweile doch, du bist so sdiön," zoo
hadden wij deze vrouw willen toeroepen,
in de behoefte, nu eens iets vast te willen
houden, dat als herschapen uit het diepst
innerlijk bewuste, ons de visie van puur,
sereen schoonheldsgeluk bracht, zooals wij
dat slechts uiterst zelden in de concertzaal
smaken. Voorwaar: voor deze zangeres is
kunst de vereering van het hoogste goed.
Hoe zouden nu de hoorders niet dien in
vloed ondergaan, dien alle in eerlijk ver
trouwen gedreven cultus om zich heen
moet doen opbloeien in daarvoor ontvan
kelijke zielen l Hoe eenvoudig en waar
sctupt deze zoo begaafde uit den rijken
schat van haar vermogen het beste, wat zij
in zich heeft, onzelfzuchtig, wars van uiterlijk
succes, maar met een toch dankbaren blik
voor de onstuimige bijvalsbetuigingen, met
iitillimiiiiiiliiuiillillitumiiutlliiiiiiiiiimmiiiiiiimiiiiiiiiiittiiiiiiiiii
en gevoelsleeven der wijzen is vrij van
taaiverdoolingen en moet daardoor dwaas en
absurd schijnen aan allen die in de taal en
het logische woord een deugdelijk werktuig
zien voor denken, voelen en doen.
Er kan tusschen twee menschen een ver
band ontstaan zonder dat zij door betoogen
of argumenten elkanders zielvleeven hebben
meedegedeeld. Men kan dat bevorderen
door spreekm. Maar men verstaat elkaar
soms veel beeter door daden, door mimiek
door gebaren, zelfs door stilzwegen, dan
door de spraak.
En men heeft meestal jaren-lange omgang
noodig, om tot echte en duurzame
zielsverstandhouding te koomen.
Om eikaar goed te begrijpen is allereerst
noodig liefde."
Dit klinkt den meesten menschen zeer
vreemd. Men denkt dat het in wiskunde en
natuurwetenschap, in handel, politiek en
bedrijf, onnoodig is emotioneel aan elkaar
verbonden te zijn, om tot eenheid te koomen.
Dat twee geleerden elkaar eerst goed
zouden begrijpen als ze van elkander hou
den, lijkt den meesten menschen belachelijk.
En toch is het zoo. Twee menschen die
elkaar als mensch vreemd zijn kunnen nooit
tot perfekte verstandshouding koomen.
De gewoone, rationalistische, niet
taaikritische mensch gelooft in het bestaan van
een taal, die min of meer nauwkeurig be
antwoordt aan een werkelijkheid, omdat ze
bestaat uit woorden die een vaste beteekenls
hebben, door gemeenschappelijk overleg,
en die aldus vormen een vast solide geheel,
waaraan ieder zich kan houden.
Dit nu is een illuzie. Zulk een taal" be
staat niet, zulke woorden zijn er niet, zulk
een geheel is pnmoogelijk.
Woorden zijn vlottende dingen, zonder
vaste omtrekken, zonder duurzame waarde.
Hetzelfde woord heeft nooit dezelfde
beteekenis. Het is een ander ding, door een
ander gesproken op anderen tijd, in ander
verband.
Hoe zal men een huis bouwen, als men
leevende beesten tot bouwmateriaal krijgt?
Woorden zijn leevende dingen, die steeds
veranderen.
Het is nu al bijna vijf en twintig jaar
geleeden dat ik voor 't eerst in aanraking
kwam met de wijze vrouw die het woord
Significa" (Engelsch: Significs") ingang
deed vinden, en wier gansene leeven gewijd
klaarblijkelijk een ge
voel van tevredenheid
met de wetenschap, iets
te hebben gedaan voor
het geluk van anderen.
Bezwaarlijk zouden
wij uit het rijk samen
gestelde programma
bizondere momenten
kunnen releveeren. Wat
ons aangenaam trof,
was het feit, dat ook
aan het minder bekende
werk der groote mees
ters aandacht was ge
schonken. We der ken
even aan schubert's
k o s t e l ij k
Wiederscheln", waar de tweede
strofe zoo prachtig con
trasteert met het beeld
van den, de geliefde
wachtenden jongen man
en het jubelend slot van
deze kleine ballade; ook
aan het weinig ge
hoorde im F lling",
waarin 's meesters" ge
nialiteit in de behan
deling der zuivere
strofenvorm hoogtij viert.
O jk de belangstelling,
die de zangeres voor
het werk van Othmar
Schoeck koestert, kun
nen wij begrijpelijk
achten. De keuze der
belde teksten van Qoethe (?Parabase" en
Wie ich so ehrlich war") is zeker vour
een componist merkwaardig; vooral het
Parabase" komt op 't eerste gezicht vrij
wel oncomponeerbaar voor. Meer heeft
Schoeck ons dan ook gezegd in de voor
treffelijke verklanking van de beide
fijngevoelde gedichten van zijn landsman Karl
Spitteler (beiden zijn Zwitser). Vooral in
het ietwat herb-humoristische der
Hufschmied" zal hij, die den
Duitsch-Zwitserschen volksaard heeft leeren kennen, iets
als een weerklank vinden.
Te verwachten was het, dat op een avond,
waarover eene atmosfeer van zoo intieme
schoonheid lag, men niet zou rusten, voordat
de zangeres nog tweemaal een toegift zou
schenken: die Bekehrte" van Wolf en
Ravenna" van Schoeck, welk laatste zij zich
zelve begeleidde, de taak van Marcel van
Qool overnemend, die zich met fijnen
muzikalen zin aan de zangeres bleek aan te
passen, maar daar, waar nog iets meer dan
begeleiding verlangd wordt (de intrede van
Schubert's An die Leyer") te onpersoonlijk
bleef.
Daags na dezen belangrijken avond gaf
mevr. Durigo hare medewerking in een
abonnements-concert en wist ook daar
grooten indruk te maken in Brahms Rhapsodie
fragment uit Goethe's Harzreise. Hare
donkere, machtige alt is wel als uitver
koren, om de somber zwaarmoedige stem
ming van het gedicht te verklanken. De in
alle opzichten te loven vertolking, waartoe
het koor van Appllo" en het orkest
rulmschots hun deel bijdroegen, kon men als het
glanspunt van den avond beschouwen. Waar
in dit opus zich in iedere maat eene krach
tige inspiratie doet gevoelen, moest het werk
na Reger's Mozart-variaties wel eene stijging
geven.
Al bevatten laatstgenoemden zeker veel,
wat men tot Reger's gelukkige momenten
mag rekenen, de wijze waarop Mozart's
ongekunsteld frisch thema veelal wordt
vervormd, is ons een bewijs te meer, dat
in zijne grootere werken het cerebraal element
bij den toondichter wel eens ongelijke tred
houdt met de belangrijkheid der te verwerken
gedachte.
Eene uitzondering maken zeker de 3de,
6de en 7de variatie, benevens de traditioneel
geworden dubbelfuga aan 't slot,
diebuitenwoon licht en doorzichtig geschreven is,
wat eene duidelijke expositie ten goede komt.
De uitvoering van dit werk mocht goed
verzorgd heeten.
Waarom Mengelberg echter het thema
(Andante graziozo!) tot een adagio verbreedt,
VOOR HET ONTBIJT
Teekening voor tde Amsterdammer" van George van Raemdonck
Leur Prière: Lang leve Posthuma!"
iiiiuiiiiititiiiiiiitiitiutiiiiiiiiiitiiiiuiiiiiiuutitiitiiiiiiititiiiiiiuiiiiiiuiiiitiiiiiiHiiiiiitiiiiiiniiiiiiiiiiiiiui
Sigaren,CigarettenenTabak
H. STINIS,
KRUISWEG 23, HAARLEM.
Speciale veertiendaagsche exportzending naar
het Belgisch-Engelsche front.
was aan het groote vraagstuk der verstand
houding: Lady Victoria Welby. Zij was
onder mijn gehoor bij een voordracht die ik
te Londen hield oover hypnose en suggestie.
Zonder dat ik een woord zeide oover taal
of taalkritiek, herkende ze in mij den geest
verwant en zocht toenadering.
Lady Welby was in contact en corres
pondentie met de beste denkers van Europa
en Amerika. Toch vond zij zeer weinigen
die haar bedoeling juist verstonden. Ik her
inner mij dat sir Oliver Lodge, die ik toen
bij haar aan huis ontmoette, mij onder vier
oogen vroeg: «Gelooft ge dat er wat in zit?"
Ik was toen oovertU'gd dat er wat in"
zat, en sprak die oovertulging uit. Maar het
heeft jaren geduurd eer ik door gedachte
wisseling en persoonlijken omgang, goed
begreep wat zij wilde. Persoonlijke sym
pathie was daartoe onmisbaar, hoe vreemd
dit ook onzen rationalisten zal klinken.
Om haar bedoeling te begrijpen is meer
noodig dan studie en geleerdheid. Alleen
de dichterlijke mensch, de musische mensch
is in staat het weezen der Significa te be
grijpen, en het is dan ook geen toeval dat
de eerste die hier in Amsterdam een leer
stoel voor Significa heeft doen stichten, mr.
I. I. de Haan zoowel dichter is als geleerde.
Het woord Significs" of Significa is ge
vormd op dezelfde wijze als Logica en
Mathematica van het latijnsche Signum"
teeken". Het is dus de leer der
beteekenissen, of volgens de omschrijviag van de
Haan: de stelselmatige leer van het
verstandhoudinzs-vermoogen.
Deeze dtfinitie is door de Haan gevormd
met gebruik making van een geschrift van
mij dat heet: grondslag van verstandhou
ding, geschreven vóór dat ik de invloed
van Lady Welby's gedachte onderging.
Daarin kan men reeds het inzicht vinden
van de ontoereikendheid van Reede en taal
als middelen van verstandhouding.
Nu vindt men in Lady Welby's werk
steeds als hoofdgedachte, de noodzakelijk
heid van de herschepping der taal. Haar
kritiek voert niet tot pessimisme. Ze erkent
de machteloosheid van de taal, maar ze
berust er niet in.
Inteegendeel, haar missie op aarde is
hoofdzakelijk deeze geweest: de menschen
er van te overtuigen dat zij in alle rich
tingen op d waal weegen zijn geraakt door
het kritiekloos gelooven in de macht van
IIItllllllllIMMIIIHIIIIIH
begrijpen wij niet. Noch bij Reger, noch bij
Mozart is, naar onze meening, daarvan sprake.
Voorts bracht deze avond werk van
landgenooten: I. Wijdingsnacht" van Zagwijn,
dat wel stemming verraadt, maar als geheel
toch wat onsamenhangend geconstrueerd is
en bovendien te zeer den wil tot
klankenperiment vertoont, dan dat wij hier reeds
van een vrij uit het gemoed voortkomend
kunstwerk zouden kunnen spreken. Toch
mag men van Zagwijn nog belangrijk werk
te gemoet zien, daar uit deze muziek beslist
persoonlijkheid blijkt. In mindere mate kan
men dit zeggen van mevrouw Mesritz
v. Velthuysen, van wie eene Fantaisie voor
piano en orkest en een vocaal fragment de
Stal" werden ten gehoore gebracht. Vooral de
Fantaisie, alhoewel reeds met een zeker tech
nisch meesterschap geschreven, is, wat ge
dachten betreft, in hoofdzaak een rondgang
door de bestaande litteratuur voor piano en
orkest. Eene groote vooruitgang toont de com
poniste in de Stal", waarin zij den toon van
Scheltema's poësle met frissche, zij het ook
wat uiterlijke, klanken heeft omspeeld.
In de Fantaisie had de componiste gele
genheid, zich als eene zeer talentvolle
pianiste met elastischen, maar eveneens
delicalen aanslag te openbaren.
Aan mevrouw Durigo ten slotte een
bizonder compliment voor de voortreffelijke
Hollandsche vertolking van het genoemde
vocale werk. Ze stond daar als beschamend
voorbeeld voor nog enkelen onzer vocalisten,
die hunne moedertaal ongeschikt voor zang
verklaren!
VAN LEEUWEN
Na het schrijven dezer regelen vernemen
wij, dat Adolf Busch het concert van Brahms
wegens ongesteldheid zonder orkest-repetitie
heeft gespeeld, terwijl hij tijdens de uit
voering nog niet hersteld was, zoodat zijne
medewerking op het Caecilia-concert te
Arnhem den volgenden dag moest vervallen.
Onze opmerking betreffende het samenspel
wenschen wij onder deze omstandigheden
dus als niet geschreven beschouwd te zien.
Reede, taal en woorden, hen er toe te bren
gen die Reede te onderwerpen aan de
scherpste kritiek, en dan, als dit inzicht
algemeen is geworden, zich ernstig en stel
selmatig in te spannen tot het herscheppen
van de taal, tot het vormen van een veel
rijkere, veel dieper en machtiger taal, die
tot onze tegenwoordige staat zooals deeze
tot die der Hottentotten, of tot de taal van
dieren.
Er zijn in de laatste jaren belangrijke
geschriften verscheenen van denkers, die
zonder het woord Significa te beezigen, in
taalkritiek werkzaam waren. Vooreerst het
werk van Bréal Essay de Sémantique" en
dan het lijvige boek, in drie deelen, van
Fritz Mauihner: zur Kritik der Sprache"
breedsprakig en wijdloopig.lmaar vol scherpe,
revolutionaire ideeën.
Eindelijk heeft in Holland het woord en
begrip Significa officieele wijding gekreegen
door de Haan, die de Significa toepaste op
de rechtsgeleerdheid, zijn speciaal vak.
Geen enkel vak kan het buiten significa
stellen. Er behoort dus te zijn een juridische,
een natuurweetenschappelijke, een theolo
gische, een artistieke, een literaire, een
economische een politieke significa. Lady
Welby's meening was dat niet enkel ge
leerden of kunstenaars, maar alle menschen,
ook zakenmenschen en staatslieden, tot de
man in de straat" toe, het allergrootste
belang hebben bij de studie der significa.
In alle takken van menschelijke werkzaam
heid is de macht en de zuiverheid der
woorden van 't hoogste gewigt, en moet
onzuiverheid in de woorden leiden tot on
zuiver denken en verkeerd handelen, tot
misverstand, dwaling en tweedracht.
En wie aandachtig let op de ellende, de
verwarring en den grooten jammer van
onzen tijd, zal overal de fatale rol opmerken
die er gespeeld wordt door onzuivere,
onbepaalde, misleidende en bedriegelijke
woorden en termen.
Daarom zal hij die eenheid wenscht onder
de menschen, onderling begrip, broederschap
en vreede, noodzakelijk moeten teruggaan
tot reiniging en zuivering van de vergiftigde
bronnen waaruit thans de menschheid nog
hun kracht tot denken en handelen putten.
FREDERIK VAN EEDEN