Historisch Archief 1877-1940
13 April '18. No. 2129
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AMSTERDAM EN DE
STADSSCHOUWBURG
Een rondvraag, te richten aan
een veertigtal deskundigen in
Nederland.
door A. B. KLEEREKOPER,
lid van den Amsterdamschen Gemeenteraad.
Amsterdam heeft den Stadsschouwburg in
eigen beheer genomen.
En zoo komt thans het bestuur der Ge
meente voor de vraag te staan, welke be
stemming zal worden gegeven aan dit ge
meentelijk bezit, in het belang der Kunst
(of Kunsten), waarvoor onbaatzuchtige bur
gers onzer stad het indertijd hebben ge
schonken.
Eenig ander oogmerk dan dit kunstbelang
is er niet. Eenig ander belang dan dat der
kunst zelf wenscht niemand, die over deze
zaak Jets te zeg?en heeft, te dienen. Om de
noodlijdende kas van Amsterdam nieuwe
middelen toe te voeren, heeft nog geen
sterveling aan den Stadsschouwburg gedacht.
Integendeel, reeds eenige keeren heeft het
Gemeentebestuur nu metterdaad bewezen,
ook in dezen zorgelijken tijd voor de geeste
lijke belangen der burgerij nog wel wat
over te hebben. En mocht binnenkort de
fiscale verhouding tusschen onze stad en
hare kunst-instellingen worden herzien, dan
zal buiten kijf ook bij die gelegenheid dezelfde
goede gezindheid tot uiting komen.
Het is nuttig, dit voorop te stellen, óók
omdat reeds in twijfel is getrokken, zij het
zonder redelijken grond, of het toch niet
ook om versterking der inkomsten te doen
was bij die gemeentelijke bemoeiing daar
op het Leidscheplein. De overheid heeft de
kunst al te lang hulpeloos laten tobben, en
nu een nieuw geslacht niet alleen materieele
maar ook moreele verheffing der burgers
van zijne zelf-gekozen regeerders verlangt,
en het eerste begin van inwilliging van
dezen goeden lsch zich vertoont, nu moet
ieder zijn best doen om aan die goede be
doelingen volle recht Ie laten wedervaren.
De overheid begint zich over hare
verwaarloozing der kunst te schamen nu
moet ook de kunst haar ouden, al te
rechtmatigen wrok tegen de overheid vergeten,
en volle medewerking bieden em het
nieuwgestelde doel te bereiken. Alles zij vergeten
en vergeven. Laat ons allen tezamen wat
goeds beproeven, om wat schoonheid onder
de menschen te brengen.
Rijst slechts (excusez du peul!.1) de vraag:
hoe? ?
Die vraag is urgent. In n jaar moet de
Stadsschouwburg-commissie haar advies
aan het Dagelijksch Bestuur der gemeente
hebben voorgelegd, moeten Burgemeester
en Wethouders hun voorsrel bij den Gemeen
teraad hebben ingediend, moet de beslissing
in den Raad zijn genomen. En in twee jaar
moet die nieuwe regeling in werking gaan,
moeten de oude banen verlaten, de nieuwe
betreden zijn.
Het is dus, gezien de moeilijkheid der te
nemen beslissing, kort dag.
Eén ervaring is intusschen reeds opge
daan, waarmede elk zijn nut kan doen. Of
zij het geval eenvoudiger maakt, blijve in
het midden: alle leiders van
tooneelgezelschappen voor de opera is dit niet minder
waar zouden zich verheugen, indien zij
den Stadsschouwburg voor zich konden ver
overen. Dit bewijst,1 in ons gebouwen-arme
vaderland, volstrekt niet, dat daar op het
Leidscheplein 'n ideaal van 'n schouwburg
staat. Het zegt allén, dat zoo er straks 'n
keuze moet worden gedaan, de gegadigden
allerminst zullen ontbreken. Des te gemak
kelijker, denkt de lezer, kan de keuze worden
gedaan, als er zooveel materiaal beschik
baar is.... Heeft u wel eens van embarras
de cholx gehoord, waar de n de
huiszittende, de tweede 'n baanbreker, de derde
een frissche beginner is, de vierde nochtans
N. V. HET HOFSTADTOONEEL; Mijn en Dijn,
door Jo van Ammers?Kuiler.
Velen zijn ge
roepen ... mevr.
Van Ammers
Kuiler lijkt mij
uitverkoren. Om
voor het tooneel te
schrijven namelijk.
Zoowel wegens
de eigenschappen
welke zij, over
tuigend, daarvoor
bezit, als door iets
wat zij in haar
wezen voor mijn
gevoelen ... mist
is het woord niet,
maar dan toch in
elk geval: niet
heeft. Wanneer in
De Mosgroene"
deofficieele droomster, Annie Salomons,
vacantie neemt, valt mevr. Van Ammers voor
haar in, en dan eerst vervult de rubriek naar
den letter wat de titel belooft: .Wat een
vrouw dénkt " Een kloek verstand en
een warm hart, maar niets van dat
pijnlijkzoet er-om-heen-mijmeren, dat met n
flitsend woord, het woord waarnaar onze
ziel hunkerde, aan zich en anderen open
baart wat in ons diepste bewustzijn verwik
keld lag. Zsodra Jo Van Ammers treedt
buiten de orde der, knap en gevoelig ge
stelde feiten, zich iaat zwenken op een,
naar vizioen neigend denkbeeld, geeft zij
een wat schrale, vlakke analyse en zoeken
wij vergeefs naar een draad van dat geheim
zinnig spinsel, waarin elk voor zich weer
andere arabesken, weer andere
vreemdfl on keren de diepten ontwaart En door
dat haar die Lust zu fabulieren", om zoo
te zeggen, geen parten speelt, vindt zij ge
meenlijk snel en doelzeker haar weg door
het kreupelbosch van dramatische mogelijk
heden, schrijft... waar een ander, laten we
in nederigheid vergelijken Shakespeare, nog
staart naar de geheime teekenen in de lucht
en onder de aarde het gras hoott groeien.
Voor la pièce bien falte", naar de leer van
Sarcey, lijkt mij mevr. Van Ammers geboren
en uitverkoren; Goethe,Shakespeare,
MaeterHnck en Van Suchtelen zal zij altijd minder
aan hét grootmeesterschap der
vaderlandsche tooneelschrQfkunst de bekwaamheid
van den spelleider paart?
O, zeker, het is een klein kunstje, om
aan die moeilijkheid te ontkomen. Men neemt
een fllnken kerel van 4 mille per jaar, en
laat hem voor de gemeente den schouwburg
per avond verpachten, met 'n gemeentelijke
voorstelling tot opening van het seizoen,
waarvoor dan zinrijk Mirbeau's Les affaires
sont les affaires," gekozen kan werden. Maar
daarom is het niet begonnen, gelijk straks
reeds werd betoogd. Er moet 'n oplossing
gevonden worden, waarmede niet de
een-cfandere tooneelonderneming gesteund wordt
op haren moeilijken levensweg ook daarin
trouwens staan zij allen gelijk in deze lieve
wereld maar waarmede de kunst zélf
gebaat wordt, en welke aan de ontwikkeling
van den schoonheidszin bij de burgerij ten
goede komt.
De gemeentelijke overheid, van wie de
beslissing komen moet, heeft daarbij voor
lichting van noode, door deskundigen ge
boden. Ook in den Raad is daarop gewezen,
en een beroep gedaan op wie het toch weten
moeten, om hun licht niet onder de koren
maat te verbergen. Wij erkennen grif» dat
het verstrekken van znlk 'n advies vooraf
zekere aantrekkelijkheid mist, welke aan het
oefenen van critiek op een uitgewerkt voor
stel onmiskenbaar eigen is. Maar wie brengt
niet gaarne, de verplichting voelend zijner
deskundigheid, dit offer op het altaar der
gemeenschap?
De Redaktie van dit weekblad heeft het
plan opgevat, om die deskundige voorlichting
in zijne kolommen te doen geschieden. En
zij heeft mij de vraag voorgelegd, of ik deze
enquête wilde inleiden bij den lezer. Ik doe
dat gaarne, doordrongen als ik ben van de
noodwendigheid dier voorlichting, en over
tuigd bovendien, dat zij allén in de pers
kan geschieden, en niet door een rapport,
waarin verschillende meeningen tot 'n een
parige conslusie zijn versmolten door 'n
uitverkoren groep, op min-of-meer toevallige
wijze bijeengezocht.
De Redaktie van de Groene" heeft, gelijk
zij mij mededeelde, bij het opmaken van de
lijst der personen, wier meening zij gaat
vragen, juist het uitzoeken'' vermeden. Zij
heeft zooveel mogelijk allen bijeengezocht,
wier slotsom ten deze belangwekkend mocht
lieeten. En zij heeft mij aangemoedigd, om
die lijst uit te breiden, indien zij wien ook
vergeten mocht hebben, die toch iets kon
bijdragen ter kennis van de heerschende
inzichten op dit gebied.
Het ligt in de bedoeling, de ingekomen
antwoorden zorgvuldig te bestudeeren, en
dan te beproeven, of zij te sorteeren zijn,
zoodat telkens eensluidende oplossingen van
het vraagstuk of die zich althans bewegen
In dezelfde richting tezamen kunnen
worden gepubliceerd, zoodat men tenslotte
eenige stelsels overhoudt, waaruit dan het
gemeentebestuur zijn keuze mag doen.
De vraag, welke aan de deskundigen wordt
voorgelegd, is geen andere dan deze:
Welke bestemming moet naar
uw oordeel door het gemeente
bestuur van Amsterdam aan
den Stadsschouwburg worden
gegeven, in het belang der
Kunst, en ter bevordering van
d~e ontwikkeling der burgerij?
Een beroep op de deskundigen om deze
rondvraag door hunne medewerking te doen
slagen, komt mij ongepast voor. Hun bereid
willigheid in deze is wel boven verdenking.
En het belang, dat wij allen, die beslissen
moeten ei die van het eindbesluit de resul
taten vóór ons zullen krijgen op het tooneel
van den stadsschouwburg, bij het gelukken
van deze enquête hebben, spreekt mede
voor zichzelf.
Het woord is thans aan de menschen, die
het weten. Wij zijn, met verschuldigden
ootmoed, tot luisteren bereid.
Tweede Paaschdag 1918.
SCHILDERKUNST-KRONIEK
1. N. VAN MASTENBROEK (Pulchri Studio).
Niet de schilderijen zijner eigen voorkeur,
zijn Mastenbroek's meest geslaagde. Hij
schildert een Rotterdamsch Havengezicht",
anders weer dan Van Voorden; meer om
het kleurgeheel; om de schepen, het water,
en de wolken bij-een. Hij schildert dat met
te veel kleurtjes, en vormpjes dikwijls; met
te veel van een groen, da*, kenmerkend,
toch ontsiert. Dit is zijn typisch werk, en
dit is zijn typische uiting; zijn gangbaar
werk. Daarnaast bestaan de betere. Daartoe
behooren onmiddellijk de schetsen in bruin,
met enkele kleuren, van de bezigheid in de
Rotierdamsche Haven" (zie No. 4). Daar
toe behooren de stadsgezichten, op
nieuw een schets Huizen aan het water"
iiiiiHiiiiiiiiiiMiiiMmiiiiiiiniiiminiiiiiMiiiiHiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiuiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiini
Collectie Goudstikker
Wederom is de verzameling met belangrijke aanwinsten uit
l>innenen buitenland vermeerden!, w.o. werkt n van:
ADR. BROUWER PH. WOU\\'ERMAN - CONZALES
COCQUES F. BOL C. DUYSTER - J v. RAVESTEYN
DIRCK VAN DEELEN -JOH. VERSPRONCK I. VANOSTADE
J. v. GOYEN -- SAL. v. RUYSDAEL -- SASSOFEPATO
PIERRE MIONARD enz. enz.
concurrentie aandoen dan Alexandre Dumas
en Jan Fabricius.
H^ar laatste tooneelstuk Mijn en Dijn",
is met zijn uitnemende hoedanigheden en
zijn onbevredigende kern, een compleet
voorbeeld. De twee eerste bedrijven, de
expositie, biedt onmiddellijk boeiend,
levend tooneel; in het derde bedrijf, waar
in rame se réveille, schiet de schrijfster
en hier is het de dichteres die deze stof
had kunnen. verdroomen"tot iets van hoogere,
ontastbare schoonheid, te kort. Twee men
schen, die van elkaar houden, blijven ondanks
het ergste: een onuitwisbare innerlijke smaad,
die hen langs n kant schier en schier vijandig
vervreemdt, vrij willig bij elkaar. Al in de keuze
van dit geval, toonde mevr. Van Ammers
zich tooneel schrijf ster. Een man metdubbelen
naam en dubbel aangezicht, mr. Van Dam
van Sitterd, welke zich in zijn stad op het
pled-de-stal heeft gewerkt en geen andere
voldoening nastreeft dan zich daarop te hand
haven, in deze richting te stijgen tot het
maatschappelijk mogelijke, dankt zfjn ge
heele levenssuccès aan een daad, met zede
lijke sluipmoord niet te laag geschat. Hij
verraadt zfln b?sten vriend, die, op het punt
benoemd te zullen worden tot mededirecteur
van een groote bankinstelling, verschijnselen
van tuberculose verheimelijkt, aan den
eompagnon, welke deze benoeming in de hand
heeft, met het doel voor zichzelf de begeer
lijke plaats te bemachtigen. Na jaren komt
deze schurkenstreek, door een bijna ongeloof
lijk oppervlakkig en wreed ingrijpen van
een broer van den, inmiddels gestorven,
mededinger, uit, en treft in eerste instantie
de onschuldige, het, in haar man als in een
apostel geloovend vrouwtje van Van Sitterd.
Diens broeder Robert, zijn tegenbeeld, een
kunstenaar, wien het oordeel der wereld
allengs laatste zorg werd, vulde bij haar
aan wat de echtgenoot, in zelfverheerlijking
en eerzucht opgaande, achteloos aan anderen
liet, zonder evenwel Jooske te beïnvloeden
op een wijze die haar zon kunnen veront
rusten. Maar in elk geval staat, op het
oogenblik dat Van Sitterd van zijn voetstuk valt,
een ander man naast haar. die haar liefheeft
en bij wien zij zich veilig" voelen kan. Zij
wankelt niet, tenminste wij mogen den nood
kreet: neem me mee!" niet eens wankelen
noemen. Zij blijft, uit liefde, die zich maar
nmaal geeft, en nimmer terugneemt. Naast
tiaar gevallen held blijft ze, niet uit mede
lijden, maar uit natuurlijken drang, uit
geliechtheid en vol nieuw vertrouwen in den
man, wiens zuiver mensch-zfjn zij in dit
levend uur voor het eerst in haar huwelijk,
n seconde heeft aangevoeld. Dit is het
mooie, het bijzondere in dit stuk... en het
zijn tevens de allerlaatste zinnen.
Doch het probleem van vrouweliefde is
te ingewikkeld, het verloop van dit spel te
heftig op de spits gedreven, om het met die
enkele bevestigende woorden te besluiten,
daar waar eerst de schoonste mogelijkheden
voor.. een dichteres opengaan. De lange uit
eenzetting tusschen Jooske en haar zwager
over de liefde, die niet zus is, en wel zoo,
hadden we in deze spanningde denkster graag
geschonken. Maar dat uit zulk een ruïne nog
weer, en zelfs onmiddellijk, leven opbloeien
kan, gegrondvest op het enkele feit van
elkaar n moment recht in de oogen te
hebben gezien, in welken jam merlij ken staat
dan ook, dat is het wonder.
Dit tooneel tusschen de beide echtgenooten
het zou geleidelijker in een vierde bedrijf
gekomen zijn had iets zeer moois kunnen
worden. Eer die man het over zich verkrijgt
aan de vrouw, welke hij nauwelijks mondig
erkende, te belijden, dat hij het onteerend
feit gepleegd heeft, in koelen bloede, en
zonder betere verontschuldiging dan zijn
armoede en zijn eerzucht! En wanneer hij
dan, berooid en beschaamd tegenover haar
gezeten, nog n kans krijgt een glimp van
zijn eigenwaarde te redden en tevens haar
lot te verzach'en, door Jooske in het geloof
te laten dat hij vrijwillig thans naar zijn
mededirecteur is gegaan als zijn eigen aan
klager. ... wat moet er wel in dien tragischen
held zijn omgegaan eer hij de kracht vond
haar ook deze laatste illusie in zijn persoon
te ontnemen:
Als ik eerlijk ben - en nu móét ik eerlijk
zijn Jooske - dan was het geen moed,
taktiek was het omdat ik zorgen moest j
den ander (den broer van den overleden
vriend n.l.) vóór te zijn."
Dit motief is verzinsel, de kans dat de
jonge van Heeteren zijn wraak nog verder
zou drijven, lag weinig voor de hand, maar j
het middel doet er nu niet toe, in oprecht
heid heeft de schrijfster deze hachelijke
overwinning in Van Sitterd aangedurfd, be
grepen nut haar geheele hart dat dit: deze
eerlijkheid, op dit oogenblik, dit nieuwe en
volstrekte, de kiem inhield voor een tweede
huwelijksleven op hooger plan, en dat zich
aan zulk een stroohalm vrouwe-liefde in haar
donkersten nood op te heffen vermag.
Nu weet ik... we kunnen nog opbouwen.
Nti kan het, Hugo."
Te snel, te glad, te weinig verdroomd",
ik kan er geen beter woord voor vinden,
wordt ons deze ontknooping als een vol- !
dongen feit voorgelegd, maar ik zou de j
waarde van dit rui" niet gaarne onder- j
schatten. Voor rnij heeft mevrouw Van i
Ammers met haar slotzinnen, al geven zij
slechts aanduiding, geen voldragen conclusie,
een vollediger succes behaald dan met veel
SPREKEN IS ZILVER EN ZWIJGEN IS GOUD
Teekening voor De Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck
Toch maar liever in mijn huisje kruipen, denkt Graaf Hertling
imiiiuimiiMiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
(No. 7) en het schilderij De Winter te
Schiedam". Vooral No. 7 een werk, dat ik
reeds lang ken, treft mij door zijn zuiver
heid en kleur tusschen het andere. De
Winter te Schiedam" is wat te vlak in de
lucht, maar vermoedelijk zal de tijd die fout
verbeteren. Het Stadsgezicht met den toren"
(No. 30) is aangenaam als bouw; een be
sneeuwde vaart met molen (te ondoor
schijnend van kleur) is overigens te prijzen.
Bij deze zijn de volgende werken nog te
voegen: No. 20, een stadsgezicht, vol
speelsche teekening, No. 10, een stadsgezicht met
gouden lucht, de kanten van de gracht vol
pakken' een aquarel als No. 48 (de Rijnhaven);
een studie!je van een rivieroever met boomen;
een aanzet, lossen, om het brio, waarmee
aangevat werd; een riviergezicht als No. 26,
en een Eenden plas (Nos. 27 en 2). Het is
te betreuren, dat de schilder een aantal
werken niet wegliet; het geheel zou aan
eenheid en aan kracht daardoor gewonnen
hebben - en dat was tot eigen baat toch,
geestelijk, en anders....
PLASSCHAERT
A J. D'AILLY Een halve eeuw
Pangzrmanisme in België. Bladzijden uit de
geschiedenis der Duitsche propaganda
in Belgiëgedurende de jaren pLm.
1840-pl.m. 1895. Amsterdam 1918.
In dit boekje heeft dr. d'Ailly allerlei
bijeengebracht, dat wijst op betrekkingen
tusschen Vlaanderen en Duitschland. Het is
Pangermanisme uit de oude doos en van
vrij onschuldigen aard, waarvan wij hier
hooren. In de dagen van vóór 1848 was bij
vele hooggestemde Duitschers het gevoel
van het eena, groote Germaniëzeer leven
dig; het streven naar de Duitsche eenheid
omvatte het geheele Germanenland, van de
Alpen tot de zee, vom Fels zur Meer".
Zoo dacht Hoffmann van Fallersleben, de
idealistische dichter van het veel misbruikte
wat in haar vorige bedrijven op een ander
niveau meer geslaagd mag heeten.
In den breeden opzet moeten wij, als in
elk pièce bien faite, eenige toevalligheden
aanvaarden; een zelfs voor ons klein land
opmerkelijk chassez-croisez van menschen
die elkaar in zekeren graad bestaan en
elkanders geheimen op het ongelegenst weten
te pas te brengen; een samenloop van om
standigheden, welke het dorpje Eemhuizen
tot centrum van verkeer maakt, en de bij
zonderheid dat een schooiert je als J aap zich
de weelde van een zakdoek veroorlooft,
waarmee het noodlot hem den gestolen
gulden uit den zak kan trekken. De schrijfster
schiep met deze feiten: tooneel.
Vieux jeu? In zoover, dat we er alle ge
tiquetteerde figuren in terug vinden. Het stuk
zou De broeders" kunnen heeten; inden
vllegenier Van Heeteren herkennen wij, ondanks
deze modernste sport, den onvervalschten
verrader", en de schoonzuster, deus ex
machina, wandelt door deze bedrijven als
de wrekende gerechtigheid. In wezen is dit
werk echter geenszins ouderwetsch, daarvoor
staat het op te gezonde bazis, daarvoor
is het ook te vrij van sentimentaliteit, te
frisch van toon.
Jooske" is een mooi, gaaf figuurtje. De
groote man, wiens ijdel streven ons met te
veel nadruk wordt bijgebracht, bletf ver
beneden de verwachting. Tusschen een
pied-de-stal man, die zich naïevelijk bloot
geeft (het tooneel met den journalist) en
den killen strever, welke liever zijn tong
afbijten zou dan een tip van zijn binnenste
bedoelingen verraden, zweefde het, en van
den mensen, geiijk die aan het slot her
boren worden kan, merkten wij niets. Aan
zijn verhouding tot Jooske ontbrak, in I,
het fooneel met de zweep", dat haar vrees
n haar vrouwelijke aanhankelijkheid ver
klaart.
Volmaakt geslaagd, een allerliefst
tooneelmenschje, dat we gerust als een hulde aan
Brusse's onsterfelijk Boefje" mogen be
schouwen, was Jaap, die met de mevrouw''
in dit spel fideel n lijn trok. De verhouding
tusschen die twee meest-menschelijke kin
deren, van groote bekoring.
Een speelstuk als dit vraagt sterk spel,
een volheid van uitbeelding waartoe onze
jongere tooneelspelers meerendeels nog niet
bij machte zijn. Van Gasteren o.a. draagt
geen hoofdrol van dezen omvang. Wel wist
hij met modernen smaak het paladfjnig op
treden van Van Sitterd in I te temperen,
doch daartegenover stond te veel negatiefs,
het bleef te grauw, te leeg, miste bezieling.
! .Isa Mauhs, de oudere, voert heel wat meer
in haar mars. Overvol maakt zij haar rollen,
het is alles overwogen, geordend, uitgebeeld,
Deutschland, Deutschland ber Alles", die
Vlaanderen en ook Nederland in zijn
waardeerende liefde omvatte. Maar dat oude
Pangermanisme was zuiver idealistisch; het
was weinig gevaarlijk, omdat het geen sterke
staatsmacht achter zich had. Integendeel
was het bij de regeeringen verdacht als
liberaal en zelfs revolutionair; een koning
als Frederik Willem IV moest niets van
menschen als Hoffmann, Wolff, Kuranda en
andere geestdriftige pangermanisten hebben.
De Vlamingen waren niet ongeneigd in deze
richting te gaan en reikten gaarne de Duit
schers, waarvan trouwens vele In Belgi
woonden, de broederhand; de strijd tegen
Walen en Franskiljons was zoo zwaar, dat
men gaarne bultenlandsche hulp aanvaardde.
Maar na het revolutiejaar 1848 werden deze
betrekkingen verbroken. Het is zeker niet
toevallig, dat in 1849 het eerste
Nederlandsche Taal- en Letterkundig Congres werd
gehouden. Daar werd voor het eerst na 1830
aansluiting gezocht bij Noord-Nederland,
den naasten verwant van Vlaanderen, bij
wien geen politieke bedoelingen konden
worden verondersteld. Zoo kwam de
Vlaamsche beweging in veilige, zuiver cultureele
banen.
Van deze en andere dingen kan men in
het boekje van dr. d'Ailly allerlei lezen, dat
waard is in deze bedrukte tijden onder de
oogen ook van Nederlanders te komen.
H. BRUGMANS
Oud Noorsch liedje
De heele nacht is vol van U,
De wind waait in den tuin,
Ik waak en wacht, o komt ge nu?
Ver doolt de wind in 't duin.
Ik waak en wacht, maar wat ook koom',
De wind gaat klagend zacht,
Gij komt slechts tot mij in den droom,
De wind waait in den nacht.
En laat de wind dan weenen, kind,
En laat ik eenzaam zijn,
De wind waait wel weer henen kind,
Gij blijft de liefste mijn.
EDWARD B. KOSTER
en wij waardeeren meer zelfs dan haar
lieve elegance die een feestredenaar voorop
stelde immer weer de degelijkheid van
dit talent. Voor robbedoes Jooske" was zij
nochtans niet de persoon, haar spel inder
daad te oud, te bewust-nadrukkelijk. Onbe
vangenheid was hier het eerste gebod. En
haar regisseur zou goed doen mevr. Mauhs
te verzoeken zich in het derde bedrijf niet
te kleeden als een amoureuse op jacht naar
avontuur, in een, tot onder de schouders af
zakkend, gelegenheidstoilet. Een vrouw, die
de crisis van haar leven eerlijk doorlijdt,
en in dien zin eerlijk is Jooske immers?
heeft geen lust zich in haar eigen huis,
voor haar zwager, haar man en een straat
jongen, zoo veroverend op te dirken.
Natuurlijk, fijn-doorvoeld spel, dat vlamde
in het groote tooneel, gaf Chrispijn Jr., als
Robert.
En het boefje van Annie van Ees is ons
een openbaring geweest. Een travestie, waar
bij we door geen intonatie, geen gebaar,
herinnerd werden dat deze jongen een
meisje Annie van Ees was. Volstrekt
zuiver en geestig geschakeerd, overtuigde ons
haar ontroerende fantasie van Boefje'"s
goddelijk bestaansrecht... ook op het tooneel.
TOP NAEFF
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii
AGENDA
NED. OPERA.
Dir. G. H. KOOPMAN.
Zondag 14 April, Paleis v. Volksvlijt,
Matinee FIDELIO
Den Haag, JODIN.
Maandag 15 April, Paleis v. Volksvlijt,
Al DA.
Dinsdag 16 April, Stads Schouwburg,
LOHENGRIN.
Woensdag 17 April, Den Haag,
TANNHAUSER.
l Donderdag 18 April, Paleis voor Volksvlijt, l
TROUBADOUR.
Leiden, RIGOLETTO.
Vrijdag 19 April, Den Haag,
FIDELIO.
Utrecht, MIG NON.
Zaterdag 20 April, Rotterdam,
RIGOLETTO.