Historisch Archief 1877-1940
ff
k"L
?t8
DE'AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Mei '18. No. 2132
N. V. Maas- en Waterweg
Haatschappti tot_bCTorderiagvan de Yestiging van
Industrieën te BCHIBDAII EN OMSTREEEIT
Lange Haven 8 Tel. 93 Schiedam
Verleent haar bemiddeling b( den Aan- en Verkoop m. Panden en
Industrieterreinen ea het verschaffen van Bedrgf(kapitaal.
Heden verscheen de zeer belangrijke brochure:
Dr. D. G. JELGERSMA.
De Houding der Nederlandsclie
legeering in de Schepenkwestie
Prf/s f O.5O
Uitgave Van Holkema en Warendorf, Amsterdam
grafie
Riënts
Balt
Zelfond. 8U Ct. In d. Boekb. en na postw. bq
RIËNTS BALT, Den Haag, bij wien ook mond. en schr. ond.
.De beloofde 5 Gulden verhooging per maand
ik." (w. g.) Mej. D. te 's-H.
Een nieuw deel in onze Modem-Bibliotheek.
MARCELLUS EMANTS,
Een Nagelaten Bekentenis
2e Druk.
Prijs gebonden in geillustr. omslag f 0.95.
HUMORISTISCHE ROMAN, dooi F. DE SINCLAIR, In omslag van Is. van Mens
De Ridder Knol
Prijs ingenaaid f 2.9O - Gebonden f3.5O
De Sinclair kan rustig voortwetken zijn naam zal gauw populair
worden." Dr. H. J. Stratemeijer in De Avondpost.
De boeken van De Sinclair zijn vermakelijk, met heel wat komisch
vernuft." Henri Dekking in De Amsterdammer Weekblad.
Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF te Amsterdam.
005TER5EEK
MEUB1LEERINQEN
De premie voor
iF\
eene i tot polis
bedraagt voor een inboedel van
f5000.- slechts f 15.- per jaar
Hiervoor is gedekt ALLE SCHADE
door: BRAND, INBRAAK, DIEFSTAL (ook
zonder braak), WATERLEIDING en tal
van andere oorzaken, terwijl bovendien
Uwe REISBAGAGE, WASCHGOEDEREN
etc. verzekerd zijn.
Indien hei brandrisico elders gedekt is
wordt eene reductie op de premiegegeven
Prospectus te verkrijgen bij Uwen
Assurantiebezorgér of bij
BLOM & VAN DER AA,
AMSTERDAM, Beursplein 5, (Effectenbeurs)
iiiittiiiiiMiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
lllllllMHHMIIIIMUillllllllIlllllinlIIII
miiiiiiiiiiiiiiiiimn
iiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiittiiniitiiiii
Hijscht den Marine-Wimpel op de
nog resteerende Nederlandsche
Koopvaardijvloot!
Nu allerwege de moeilijkheden voor ons
land zich opstapelen, rijst de vraag of de
volgende weg niet de aangewezene is om
uit den nood te geraken.
Het staat als een paal boven water, dat
geen enkele Souvereine Staat aan iemand
ter wereld rekenschap heeft te geven be
treffende de wijze, waarop hij zijn oorlogs
vloot wenscht in te richten hij kan
daaraan alle schepen toevoegen, die hij zelf
noodzakelijk acht allerlei vaartuigen
kunnen daarbij een plaats vinden, ook on
gewapende, getuige o.a. onze opnemings
vaartuigen, die onbewapend zijn, en vele
andere kleine ongewapende Marinevaar
tuigen, die den oorlogswimpel voeren en
onschendbaar zijn. Er kan dus ook geen
bezwaar tegen bestaan, dal Nederland de
nog resteerende koopvaardijvloot tot nader
tijdstip indeelt bij zijne Marine om daar
dienst te doen, zooals de Nederlandsche
Staat dat goed dunkt, hetzij als hulp
kruiser met laadvermogen, hetzij als
troepentransportschip, hetzij op andere wijze
overeenkomstig zijn souvereine rechten
en dat hij die schepen die diensten laat
verrichten, welke hij nuttig en oorbaar acht,
zooals het aanvoeren van datgene, wat voor
de voedselvoorziening en voor het instand
houden van het economisch leven noodlg is.
Op deze wijze wordt vanzelf de afdoende
waarborg" verkregen, die de Nederlandsche
Regeering voor de veilige vaart der restee
rende schepen verlangt en is het van zelf
uitgesloten, dat het recht van angarle ge
durende den verderen duur van den ootlog
ooit nog op deze schepen zou kunnen worden
toegepast.
Evenmin behoeft dan van de zijde der
Duitsche Regeering eenigerlel moeilijkheid
betreffende de vrije vaart dier schepen te
worden verwacht. Ongetwijfeld zal het als
beviiende Mogendheid de vrije vaart dezer
schepen der Koninklijke Marine evenzeer
eerbiedigen als dit mét de overige daaitoe
behoorende schepen nog steeds het geval
is geweest.
De vraag voor ons is eenvoudig deze:
Het woord koopvaardljschip" of handels
vaartuig" biedt nog te veel kansen om ons
ingevolge de heerschende opvattingen van
het volkenrecht in dusdanige moeilijkheden
te wikkelen, dat het verlies van onze res
teerende schepen er op een of andere
wijze het gevolg van zou kunnen zijn.
Wij moeten dus trachten onze resteerende
koopvaardijvloot aan hare dubieuse rechts
positie te onttrekken en een nieuwen
rechtstoestand voor deze schepen opbouwen,
die helder en zuiver is, en waardoor haar
positie voor bevriende Mogendheden onaan
tastbaar" wordt.
Dit na wordt bereikt, indien de restee
rende koopvaardijvloot tot aan het einde
van den oorlog of tot zoo kort mogelijk
daarna tijdelijk wordt aangekocht door de
Koninklijke Nederlandsche Marine.
Wij hebben nu vlammend geprotesteerd,
dat er in overeenstemming daarmede nu
ook energiek moge worden gehandeld. De
weg is open. Het is maar de kwestie of wij
den zedelijken moed hebben om op ons
goed recht ten deze te durven staan.
De details der regeling kunnen hier
gevoegelijk buiten beschouwing worden ge
laten. Bovendien staan daartoe de noodige
gegevens mij niet ten dienste.
Zij, die instemmen met mijn denkbeeld
worden beleefd verzocht door toezending
van een naamkaartje aan het adres: Van
Blankenburgstraat 60, Den Haag, hleivante
doen blijken.
M. K. MBDENBACH
gep. Lult. ter Zee Je klasse
Aktivistische Aanplakbiljetten
In het No. van 16 Maart j.l. drukte u ge
noemde biljetten af en ik verzoeku plaats voor
eenige opmerkingen mijnerzijds. Het door
u gewraakte kosteloos toegankelijk stellen
dier vertooningen is slechts een voortzetting
der algemeene gewoonte der vroegere
kiesmeetings. Dus geen speciaal Aktivistische
methode. Inderdaad bestaat er bevoorrech
ting in het Nationaal Hulp-Voedingscomiteën;
bij het overbrengen van rechtmatigen klach
ten bleek mij, dat mede aan het hoofd een
man stond die totaalVlaamsch onkundig was.
De secretaris van 't Antwerpsch comit
moet toch minstens beid» talen spreken.
Nog andere feiten wettigen naar mijn meening
den inhoud van biljet No. 3. Het Pacifisme
wordt voor zoover ik weet niet misbruikt
in de aktlvistlsche beweging, veeleer door
anderen, die terwille van zekere denkbeel
den, elke samenwerking om de vredesidee
te verspreiden beslist afwijzen, omdat daar
door de dierenbescherming waarvoor zij zich
eveneens inspannen en flnantieel bij gesteund
worden, in de toekomst zou lijden. Wie
misleid nu?
Zoover mij bekend is, is noch de heer
J. van Wetteren noch prof. Lambrichts
minister. Alleen dr. Aug. Borms is gevol
machtigde van den Raad van Vlaanderen
en ik geloof niet dat hij de opsteller van be
doeld aanplakbiljet is. Doch wat opvallend
is, dat juist alle drie woordvoerders drie
overtuigde, prakticeerende katholieken zijn.
Zij, en duizenden hunner geloofsgenopten
weten reeds van vóór den oorlog hoe vijan
dig gezind Monseigneur Mercler het
Vlaamsche streven was. Prof. Lod. Dossel schreef
als bewijs daarvan in zijn Katholiek
Aktivistisch verweerschrift" bl. 47 kon onze
geestelijke overheid zorgen voor het Recht
niet alleen tegenover het buitenland maar
ook in binnenlandsche zaken; kwam zij niet
alleen tegen oorlogsgru welen maar ook tegen
de gruwelen in vredestijd ook de vrede
heeft zijn gruwel en in de nijverheid, bij
voorbeeld in de huisnijverheid in zoo menig
gemeente in Vlaanderen verhief zij haar
hoofd tegen alle ongelijk ook tegen hetgeen
aan de Vlamingen door Havere gedaan
wordt" en op bl. 48. Zou zij niet dichter
staan bij het Vaticaan waai het vredesgebed
vroeg: dat de menschen met vriendschap
elkander de hand zouden drukken en waar
de vredesboodschap als de duif na den zond
vloed over de wereld werd uitgezonden."
Daardoor zou de hooge geestelijke naar zijn
meening niet meer de steun en goedkeuring
ontvangen van hen die er belang bij hebben
dat de oude staat van zaken zou blijven
bestaan, doch dichter zoude staan bij den
Berg waar Christus door zijn woord en daad
leerde wat vaderlandsliefde is en hoe zij
niet zijn mag." Ten slotte, noch de heer Leo
Augusteijns, noch Edw. Jorls wenschen
Vlaanderen te vermoorden.
Beiden zijn sinds lang overtuigde, eerlijke
pacifisten en niet minder eerlijke aktivisten.
Wie hun verleden kent weet 't met zekerheid.
Met dank voor de opname.
S. S A MSON
Het Einde van den Smokkelhandel
door betere Belooning van de
Grenswachters voor bewezen
Diensten
Ter beteugeling van den smokkelhandel
zijn sinds een paar jaren uitgebreide maat
regelen aan de landgrenzen genomen. En
toch tiert de smokkelarij welig voort!
Nu de aanvoer uit het buitenland bijna
geheel Is opgehouden en ook de toekomst
weinig doet verwachten, is het meer dan
ooit een ernstig landsbelang geworden den
onwettigen uitvoer te voorkomen van de
goederen, welke onze eigen bevolking drin
gend noodlg heeft.
Gaan wij na waarom het tot dusverre
niet gelukt is den smokkelhandel te ver
nietigen, dan blijkt daarin een voorname
factor te zijn de onvoldoende ijver en de
mindere betrouwbaarheid van een deel der
grenswachters als gevelg van geringe be
zoldiging en de groote verleiding, waaraan
deze beambten blootstaan. Zonder dezulken
te verdedigen, vragen wij ons af of van hen
op moreel gebied niet te veel wordt gevergd?
Het is onze vaste overtuiging, dat de
smokkelhandel allén vernietigd kan worden,
wanneer de Regeering concurreert met de
smokkelaars l
D. w. z. de Regeering bepale, dat wanneer
eenige grenswachters een partij goederen
aanhouden, de geheele opbrengst dier goe
deren ten hunnen bate komen. In zulk een
geval moeten de in beslag genomen goe
deren verkocht worden of wel, indien het
distributieartikelen zijn door de Regeering
tegen de geldende prijzen overgenomen
worden.
Bijzondere tijden, bijzondere wetten.
Maar de smokkelhandel is uit!
IJmuiden E. J. LANGELAAN
Gedwongen Turfgraving door
Smokkelaars en Gevangenen
terVoorziening
indeBrandstoffenbehoefte voor den
komenden Winter
Ad hoc in republlca multo praestat
benefidi quam maleficil immemorem
esse." (Sa 11. Crisp. Jug. XXXI)
In de benarde tijden, die wij reeds hebben
doorgemaakt, is de ontevredenheid over
velerlei maatregelen of wel over achterwege
gebleven maatregelen van autoriteiten in
zake den noodtoestand niet uitgebleven.
Inderdaad kan en moet de critiek een
prikkel zijn tot voortdurende verbetering,
doch dan dient die critiek niet uitsluitend
afbrekend, doch óók opbouwend te zijn,
aanwijzend de middelen die tot verbetering
kunnen leiden.
De distributie van brandstoffen heeft zich
In het verloopen jaar door zeer veel onvol
komenheden en willekeur gekenmerkt. Een
groot kwaad, dat te constateeren viel was,
dat telkens en telkens weer op bepaalde
plaatsen geen voldoende hoeveelheid brand
stof ter beschikking was, dat verder in som
mige gemeenten de gezinnen veel meer
ontvingen dan respectievelijk officieel was
toegewezen en andere ter nauwernood,
waarop zij volgens de distributieregeling
recht hadden.
Verleden jaar waren nog kolen van ver
schillenden oorsprong beschikbaar. Hoe zal
dat den aanstaanden winter worden? Vol
gens alle waarschijnlijkheid zullen we ons
met Llmburgsche kolen moeten behelpen
en dat beteekent, dat er voor huisbrand
geen kolen beschikbaar zullen zijn.
En toch kan ons land zich zelf helpen, en
heeft het buitenland voor de brandstofvoor
ziening absoluut niit noodig! Willen we onaf
hankelijk zijn inderdaad, dan dient er turf
te worden gegraven voor geheel ons land.
Zijn er geen voldoende werkkrachten, om
zoo'n groote hoeveelheid turf te graven als
voor verwarming en industrie noodig zijn?
Och, kom! Laten we in de eerste plaats
aan het werk zetten al die smokkelaars, die
Veenhuizen opvullen, en die zich niet heb
ben ontzien ons volk voor een handvol
rijksdaalders het noodige te onttrekken door
het over de grenzen te voeren. Betere straf
Is voor hen niet denkbaar.
Men late ze arbeiden in het zweet huns
aanschijns, gedwongen meehelpen aan de pro
ductie van brandstoffen, dat ze tenminste in dit
opzicht de misdaad, die ze jegens hun
landgenooten bedreven, eenigermate weer goed
maken. Mag het niet? Laat de wet dit niet toe?
Het middel ligt voor de hand; menmakeeen
noodwetje! Of wordt misschien daarin bij
de wet op de burgerlijke dienstplicht reeds
voorzien? Verder komen in aanmerking voor
gedwongen prestatie alle gevangenen. Een
militair detachement kan voor bewaking
zorgen. Mochten deze belde categorieën nog
geen voldoende menschenmateriaal leveren,
om in het tekort aan werkkrachten te voor
zien, geen nood! Hoevele soldaten hunkeren
niet naar eenig werk, dat hun nuttige bezig
heid verschaffen kan!
Om kort te gaan, de twee onmisbare fac
toren, om ons voor den winter voldoende
brandstof te verzekeren ontbreken geen van
beide. De brandstof als veen is voor het
graven en de werkkrachten zijn evenzeer in
voldoende hoeveelheid ter dispositie te krij
gen. Wanneer tijdig maatregelen worden
genomen, behoeft Nederland den volgenden
winter geen kou tt lijden in dat beteekent
veel, zeer veel, als de honger misschien nijpt.
R. OOMKENS
**«
De Kleeding van den Nederl. Soldaat
In het nummer van 23 Maart is een arti
kel verschenen van Van der Mandele, dat
zeker hier en daar ergernis gegeven heeft.
Ik bidoel het artikel Wat moet dat kan",
over de Meeding van den Nederlandschen
soldaat.
De heer Van der Mandele, bekent uit
naam van alle Hollanders: Wij zijn lummels",
en hij besluit dat ook het Nederlandsche
leger wel op een koopje en onvoldoende
gekleed zal zijn. Als hij echter ten bewijze
daarvan schrijft, dat er voor de uniformen
geschept" laken wordt gebruikt, dan blijkt
hieruit dat hij niet de moeite genomen heeft
het laken op den keper te bekijken, of zich
door een kleermaker te laten inlichten.
Als hij verder schrijft, dat de eenige wol
die de soldaat draagt, zijn sokken zijn, dan
is dit een grapje dat bij de bespreking van
een landsbelang niet te pas komt. Hij
vergeet, dat de geheele bovenkleeding van
zuivere wol geweven is en hij kent de over
wegingen niet, die tot het verkiezen van
katoenen onderkleeding hebben geleid; in
het blzonder voor den gemiddelden Hol
lander, die nu eenmaal op zijn lijf niet zoo
zindelijk is als op zijn klinkerstraatje.
Had de heer Van der Mandele nauwkeuriger
toegezien voor hij zich aan het schrijven
zette, dan trok nu niet een Hchvaardig
uitgesproken oordeel over het Nederlandsche
leger door ons lar.d. De tijden zijn er toch
niet naar om op losse gronden tegen ons
leger stemming te maken.
JAN STRAUB
Scheikundig ingenieur, toegevoegd
keurmeester bij de
Centrale Magazijnen van Militaire
Kleeding en Uitrusting.
* * *
Zeilschepen om Graan te halen
De gedachte, nog versterkt door de plaat
en Speenhoff's gedicht, in het nummer van
13/4, kwam reeds eerder bij mij op: waarom
kunnen wij geen zeeschepen zenden om
graan te halen, die onafhankelijk zijn van de
gunsten der geassocieerde regeeringen inzake
bunkerkolen, en waarom zenden wij die dan
niet moedig er op af, door dik en dun,
omdat wij graan moeten hebben
(LebensNotwendigkeit). Er zijn hier te lande nog
wel zeilschepen, oud houtvaarders b.v. die
zee bouwen en volk dat ze bemannen kan!
Waarom bouwen wij er geene grootere in't
vervolg? Wij moeten alle bij-overwegingen
laten varen!
A. J. A B R E S C H
? * *
Voedselvoorziening
Enkele dorps-gemeenten gaven het goede
voorbeeld, grasland Ie huren, dit te scheuren
om daarop boonen en erwten te verbouwen,
bestemd tot voeding van hunne gemeente
naren. Zal dit voorbeeld voldoende en alge
meen toegepast worden? Het Kijk moet
ingrijpen.
De Regeering verdeele het geheele land
in voedings-districten voor mensen en dier,
bepale hoeveel land voor voeding van elk
district noodig is, en huurt dat land van de
boeren-grondeigenaars, die ieder voor zich
thans wel het vertrouwen verloren hebben,
daarvoor zelf te zorgen.
De regeering laat, door tusschenkomst
van hare vaste ambtenaren, landbouwleeraars
en consulenten, het grasland, dat nu reeds
meer en meer met vee wordt bezet en door
dit vee wordt bemest, scheuren en bebouwen
door gehuurde arbeiders, b.v. onder toezicht
ook van de Heide-Mij., met boonen, erwten,
aardappelen en granen, voedsel voor mensen
en dier en oogst zelf die veldvruchten, om
ze ter beschikking der distributie te stellen
of onteigent, waar noodig, dit land ten
algemeenen nutte. De boeren worden dan door
een billijke huur, of schadeloosstelling, te
vreden gesteld; de regeering is verder van
hun al of niet goeden wil onafhankelijk,
behoeft geene producten onnoodig duur te
maken door omslachtig vervoer, want het
voedsel voor mensch en dier in elk district,
is daar in de nabijheid, waar het moet
worden verbruikt. Nog is het daarvoor tijd l
Al maar wachten, óf de boeren zelf zullen
bouwen zoodanig, dat de bevolking, buiten
hun eigen gewichtige persoonlijkheid, er
voldoende van profiteert, is onverantwoor
delijk,
A. j. A B R ESC H
De Partieele Reorganisatie van het
Post- en Telegraafpersoneel
In het nummer van 6 April 1918 werd een
artikel opgenomen, bevattende een critiek
op het bovenbedoelde ministerieele Reorga
nisatieplan. Een Inzender die blijkbaar tot
het commiezencorps behoort, meende in een
volgend nummer van dit weekblad, het plan
op een andere wijze te moeten belichten"
Wij zouden hiertegen geenerlel bezwaar
hebben, mits dit licht niet valsch ware!
Op een paar seheeve voorstellingen wen
schen wij even den vinger te leggen. Het
verzet tegen het ministerieele plan komt
niet allén, zooals de inzender beweert, van
de commiezen-titulair, maar tevens van de
Vereemging van Directeuren, waarbij zeer
vele Hoofden van Dienst der grootere kan
toren zijn aangesloten, die zich n om rede
nen van dienstbelang n terwflle van het
Recht tegen het ontwerp verklaarden, waarbij
het corps commiezen-tit. naar beneden werd
gedrukt en geassimileerd met lagere groe
pen. Door vermindering van de
exameneischen zou bovendien dit corps in de toe
komst op een lager naar het oordeel der
Directeuren te laag peil van ontwikkeling
komen te staan. Wat betreft de assimilatie
erkende de Directeur-Generaal reeds deze
fout in het ontwerp en beloofde ter audiëntie
aan de vertegenwoordigers der belangheb
benden een nieuwe personeels-groepeering
te zullen voorstellen.
!i De rest van het geschrijf handelt over
twee punten n.l., dat ledereen in de gele
genheid zou zijn in den commiesrang over
te gaan en de geringe ontwikkeling der
commiezen-titulair. Wat het eerste betreft
blijkt uit het groot aantal In ons bezit zijnde
verklaringen dat bekende onderwij.s-speci
aliteiten van oordeel zijn, dat het sterk ver
gelijkend toelatlngs-examen, waaraan de
commiezen-titulair, die als klerk in dienst
traden zich hadden te onderwerpen, zeer
weinig verschilde met het examen waaraan
de oudere commiezen hadden te voldoen
en met dat der jongere commiezen heel
wat minder verschilt als men het van die
zijde tot eigen glorie zoo gaarne wenscht
voor te stellen.
Aanvulling van of overgang in den
commiezenrang wordt echter door de
commiezentitulair overbodig en oneconomisch geacht.
Naast dit corps op den tegenwoordigen
basis van ontwikkeling is geen
commiezencorps zooals we thans nog bezitten noodig.
Deze zich noemende hoogere"ambtenaren
de heeren doen gaarne nog wat gewichtig
zijn nog veel te talrijk! (ruim 6 pCt. van
het geheele personeel.)
Waar In Insulinde deze ambtenaren de
belangrijkste posten bezetten en zij hier te
landen voor langer of korter tijd vele ge
wichtige functies tot volle tevredenheid van
autoriteiten waarnemen, is het hoogst one
conomisch hen niet langzamerhand de plaat
sen der commiezen te doen innemen. Alleen
voor de Inderdaad zeer belangrijke functies
zou dan een klein percentage hoogere amb
tenaren gevormd moeten worden en wel
op een breeder basis van ontwikkeling dan
die der commiezen.
Een algeheele revisie en hergroepeering
over de geheele linie is het eenige middel
om uit het moeras te geraken en orde ia
den huldigen chaos te brengen.
HET PERSBUREAU VAN DEN
NED. POST EN TEL. BOND
Inhoud van Tijdschriften:
La Revue de Holland»: Frederlk van Eeden:
Le petit Johannès (VI-X), traduit du
hollandais par Léon Paschal. Marcel Coulon;
Eugène Montfort, romancier. N. de
Solpray: La maison du bonheur. Jos
Enrique Rodo: Trois Paraboles. Marcel
Chabert: Les Orangers, poème, Cyriel
Buysse: La fausse pièce de 5 francs.
AndréFontainas: Au pied du portique;
Souvenirs sur Rodin. A. Cler: La
Bibliothèque Wallonne. Alexandre Arnoux:
Croquis du front. Henri Malo: Les livres
d'histoire.