Historisch Archief 1877-1940
»«»««»*?"?*»*?*» ?*«<*?'
O l
s
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Juni '18. No. 2138
I:
Begrafenis aan den Ganges (Naar de ets van Bauer)
SCHILDERKUNST-KRONIEK
BAUER, BYENKORF, AMSTERDAM
Wanneer ge met aandacht het werk van
Bauer gevolgd hebt (en ik moet erkennen
dat hrt mij nooit onverschillig is geweest)
dan blijkt uit de etsen niet, dat hij, zoo als
sommigen te gemakkelijk beweren, een
moderne gaansgenoot van Rembrandt is
(Bauer's modéléis niet zoo stout, en zQn
diepte niet van zoo hartstochtelijken aard,)
maar wel is gewis, dat hij de gave der
voorstelling bezit, en dat hij, daarvoor, voor
dat voorstellen, gaarne het Oosten koos, en
het maakte tot een Oosten, waarin wij kun
nen gelooven; het Oosten van de Duizend
en-een-nachten, waar Shéhérazade telkens
bescheidenlijk zwijgt, als de nacht uit is,
en de dag der openbaarheid verschijnt.
En het Is niet merkwaardig, maar toch
noodig te erkennen, hier opnieuw, dat zQn
gephantaseerd Oosten (want het werd tot
een phantalsie, al trok Bauer menigmaal
daarheen) mij efl velen, vertrouwder werd
dan het Oosten van anderen, die er heen
gingen, geduldiger van aard,, nauwkeuriger
van ziel, maar met minder atmospheer der
ziel. En gelooven in een werk is niets an
ders dan gelooven in ziels-atmospheeren....
Bauer kan die atmospheer in zijn werk bren
gen. Op romantische wijze. Hij is romantisch.
Dat beteekent niet altijd, zich verheugen
in oude kasteelen, en uit zijn op ridder,
paard en wonderen, maar het beteekent
altijd: gelooven in de gemeenzaamheid der
dingen onderling, in het onderling verband
Dat verband geeft Bauer. Op innige, Intieme
wflze? Dat behoeft niet altgd. Het is een
- verkeerd inzicht dit te meenen. De romantici,
zwoel in hun werk, kunnen verder verdui
veld koel zijn. Mij IQkt Bauer dit meer te
zQn, dan gemeend wordt wanneer ge zijn
werk door- en door-ziet. Er is ten tweede,
Paardevolk
iets, dat noodig is voor de gezondheid, de
geestelijke, der romantici Dat Is als tegen
stelling wel, als correctief, een komische
zin. Ik heb dezen.komischen zin niet sterk
gevoeld in de etsen, maar zeker is hij sterk
aanwezig in de teekenlngen, die Bauer, al
lezend en gaarne teekenend, maakte in het
eenige exemplaar der 1000 en n Nacht. Met
nadruk heb ikdaar indertijd opgewezen, en met
nadruk herhaal ik dit hier: deze erkenning van
llllllllllllllMllllltllllllliiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimilllli
DE VEREENIGING
HENDRICK DE KEYSER"
Tot behoud van Architectonisch- of
hlstorisch-belangrijke oude
gebouwen.
ORATIO PRO DOMO
door Mr. F. E. POSTHUMUS MEYJES,
Secretaris der Vereeniging
Dit pro Domo" is bedoeld in den meest
letterlijken zin des woords. Sinds een veertig
tal jaren is men in Nederland, en in het
bijzonder te Amsterdam, bezig de fraaie
oude huizen stelselmatig te vernielen of te
verminken, en over-bekende schoone stads
gezichten te verknoeien en te schenden.
Enkele malen geboden eischen van modem
verkeer de opruiming van oude stadsge
deelten, en al betreurt men het vele be
langrijke dat aan architectonisch en his
torisch schoon verloren ging, men mocht
In de verdwijning van het oude soms een
teeken van welvaart en vooruitgang dank
baar erkennen.
Toch: aan den eenen kant was het meestal
niet het krachtig zich ontwikkelende stads
verkeer dat tot slooping maande, maar lag
eenvoudig roekelooze en onwetende
vernlelzucht, gepaard aan zin voor dwazen,
nieuwerwetschen praal van zinledige vor
men, aan de opruiming van oude huizen
ten grondslag; en aan den anderen kant
kwamen er, bij het volkomen gebrek aan
kunctzin en stijf, de meest insipide en
karakterlooze bouwsels voor het schoone
van vroeger dagen in de plaats.
?Van domheid en gemis aan historischen
zin getuigden de plannen tot demping van
de Leldsche- en de Reguliersgracht, tot
slooping van het Arsenaal en het Spinhuis
en het oude Pesthuis te Amsterdam. En
had niet intijds de krachtige stem van den
on vermoeiden strijder voor Bedreigde
Schoonheid", dr. Jan Veth, halt geboden
aan dergelijke barbaarsche voornemens,
onze stad ware in de laatste tien jaren nog
verder vernield en ontredderd.
En de wezenloosheid en Ijdele zinledig
heid van de architectuur der laatste decen
niën, waar zij niet in handen was van
waarachtige kunstenaars, staat ons op iedere
gracht ? en aan lederen straathoek aan te
Een Rulterstoet
een trek in des etser's wezen is naar mij
schijnt, niet genoeg begrepen in zijn nood
zakelijkheid.
II
Natuurlijk vindt ge de algemeene per
soonlijkheid van Bauer even nadrukkelijk
in de beste etsen, als in het beste schilder
werk. Maar daarnaast moet hij nog gekarak
teriseerd worden, deze romanticus, hoe hij
het blijvend zich geuit heeft in zijn
graphisch werk. In zij n lineaire etsen,
in zijn zuiver neergeschreven
etsen is Bauer beter dan in die,
waarin ge ^en meer doorwerkt spel vindt
van llcht-en-donker.
Niet dat de etsen van
deze geaardheid a
priori door mij worden
verworpen, maar in de
lij», in de teekenende
gratleuze lijn, is het
etswerk belangrijker
dan in het andere.
Rembrandt is lineair
groot, en in
licht-endonker, in romantisch
modélé.' Rembrandt is
niet koel, als Bauer, eigentlijk is, maar
innig, hartstochtelijk-dramatisch. Het drama
tische is minder in Bauer. Hij ziet niet het
zielsconflict, maar hij voelt de verschijning,
enkel optisch dikwijls, hoewel verdroomd
en gedroomd, hem voorbijtrekken. Dat is
eindeloos verschil tusschen twee onzeretsers,
waarop pok hier met intensiteit moest ge
wezen zijn.
III
De werken, die ge in de Bijenkorf vondt,
waren niet alle te prijzen als drukken. Er
waren er bij die dor" waren inplaats van
verfijnd, schraal inplaats van lenig. Het is
een afzonderlijk werk de goede drukken van
etsen uit te vinden, vooral bij etsen, die in
massa gedrukt worden zooals die van Bauer.
Eigentlijk is een ets, hoewel
vermenigvuldigbaar evenmin goed te geven in groot getal
als iets anders. Zij zouden, scherp-gekeurd,
geheel door den kundigen etser
verzorgd, in niet te groot getal gepubli
ceerd moeten worden. En dat gebeurt niet
altgd. Er wordt bij Bauer eveneens tegen
gezondigd. Van die zonden vindt ge er ook
in de Bijenkorf, op deze ongelijke tentoon
stelling, waarvan ik de NOS. 3, 7, 23, 37,
38, 45, 51 en 71 afzonderlijk vermeld.
PLASSCHAERT
IIIIMIIIIIIIIIIIMMIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
MUZIEK
TWEE BELANGRIJKE BESLUITEN
Twee belangrijke besluiten, in den laatsten
tijd op muzikaal gebied tot stand gekomen,
welke beiden van vér-strekkend zegenrijk
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIII1III
gevolg voor den bloei en de ontwikkeling
der nationale toonkunst kunnen zijn, ver
dienen hier nader onder de oogen gezien te
worden.
Het eerste, de instelling eener Staatscom
missie van Advies in zake bevordering der
Toonkunst van Rijkswege" is wel het be
langrijkste uit zuiver artistiek oogpunt.
Het tweede besluit (dat van den Haagschen
Raad inzake de schouwburgkwestie) heeft
voor de kunst in hoofdzaak nog slechts een
negatief gevolg, omdat het betreft het
elimineeren van eene instelling, wier conserva
tief karakter gepaard ging met het feit,
dat haar werkkring voornamelijk bepaald
werd door de noodzakelijkheid, dat zQ voor
een groot deel verstrooiing moest schenken
aan een zeker deel der residentiebewoners,
meer mode dan kunsüievend, terwijl deze
residentie voor de leden der aldaar geves
tigde legaties in zekeren zin te zorgen had
voor eene attractie op vocaal-dramatisch
gebied, die het best aan het Elk wat wils"
kon voldoen, eene inrichting, waar de an
nonce van les Mousquetaires au couvent"
ongestraft kon paradeeren naast
Debussy's Pelléas".
Kunst is internationaal zal men zeggen;
ook wij zouden om deze reden tegen het
voortbestaan dezer Fransche opera geen
bezwaren hebben, wanneer dezelve door
de daad had getoond, dat het
Nederlandsche kapitaal, dat haar die jaren
heeft gesteund, ook werkelijk de kunst
ontwikkeling ten goede was gekomen,
zij het dan ook uitsluitend de Fransche
kunst. Nu door misverstand, in 't leven ge
roepen door onzuivere aanblazingen, in de
Fransche pers uit deze eliminatie politieke
munt wordt geslagen, is het de taak der
Nederlandsche pers uiteen te zetten, waar
het hier om gaat.
Wij Nederlanders hebben nu eenmaal de
eigenaardigheid niet gemakkelijk te kunnen
organiseeren, al gevoelen wij dikwijls reeds
lang vooruit, dat zulks zeer noodig en
gewenscht is. Komt nu de man, die de koe
bij de horens durft te vatten, dan breekt
zich de strooming baan, die reeds lang een
uitweg zocht Die man kwam toen door
den oorlog onze Hollandsche opera-artisten
naar het vaderland terugstroomden als
't ware uit de lucht vallen in de persoon
van den energieken directeur Koopman,
wiens organiseerende eigenschappen in
staat bleken uit die toegestroomde krach
ten een geheel te vormen van een gehalte,
als niemand, na vroeger opgedane ervarin
gen, had durven droomen.
Wij gelooven geenszins, dat het besluit
der Haagsche vroede vaderen", den schouw
burg in eigen beheer te nemen, beteekent,
dat een vriendelijke lonk in deze materie
zich naar onze oostelijke grenzen richt.
Eerder wil het ons toeschijnen, dat dit be
sluit genomen is, omdat in de Nederlandsche
pers in dit opzicht de uiting van een ver
sterkt nationaal gevoel reeds lang zich ge
openbaard heeft. Diezelfde pers zou zeker,
wanneer de Schepter in de Residentie uit de
handen van den directeur der Fransche opera
op eenen van andere vreemde nationaliteit zou
overgaan, dit feit als eene overgang van
Scylla naar Charybdis bestempelen.
Het verblijdend verschijnsel in deze Haag
sche kwestie ligt voor ons daar, waar de
stuwende kracht, de drijfveer in waarheid,
nu eens niet eene personenkwestie, nog
minder eene politieke is, maar ongetwijfeld
in de opleving van een nationaJ zelfbe
wustzijn de eenige verblijdende, diepere
oorzaak wortelt.
Een krachtig argument voor onze opvat
ting meenen wij dan te vinden in het eerste
besluit, dat vooralsnog van veel grooter
gewicht is. De bij K. B. ingestelde Staats
commissie is vorige week geïnstalleerd in
het Departement van Binnenlandsche Zaken
bij monde van den voorzitter,mr. Fockema
Andrea, die in zijn openingswoord o.a. zegt:
De naaste aanleiding tot de vorming
van deze commissie is gelegen in den
wensen van den Minister, om zich betreffende
de verdeeling van het op de
Staatsbegrootlng voor dit jaar uitgetrokken bedrag voor
subsidieerlng van Nederlandschen orkesten
te doen voorlichten door eene commissie
van onpartijdige deskundigen. Doch de naam
der commissie duidt op eene wijdere strek
king en aan dien naam beantwoordt de werk
kring, zooals de Minister zich dien denkt."
Men ziet dus, dat hiermede in geen kleine
mate de eerste schrede wordt gezet op den
weg der Staatszorg, waar het de bevordering
der Toonkunst geldt. Het Ingewikkelde vraag
stuk der zuiver materieele kant van de zaak
is al sinds jaar en dag in den breede be
sproken en het begrip subsidie", dat dezen
kant omvat, klinkt ons haast in de ooren
als het panem et circenses" eenen
Romelnschen triumfator destijds moet geklonken
hebben. Wij willen daarom op dit punt
vertrouwen stellen in wat deze Staatscom
missie, waarvan de namen menige gelukkige
keuze vertoonen, aan materieele resultaten
zal kunnen bereiken. Over de ideeële zijde
van het vraagstuk is echter tot nu toe zel
den of ooit iets gezegd. Toch ligt er voor
ons juist in Staatszorg dit groote zedelijke
voordeel, dat zij, mits door eene geschikte,
ervaren commissie geleid, eene veel grootere
en betere waarborg kan bieden tegen eene
verkeerde exploitatie van kunstinstellingen,
onder beheer staande van eene louter pri
vate corporatie, die niet altijd in staat blijkt
dat beheer onafhankelijk, steunend op eigen
inzicht te voeren en zich te dikwijls afhan
kelijk toont van de meer op persoonlijk
belang gerichte gestie of advies van de
aan die instelling verbonden krachten.
Nu kunnen wij misschien gerust zijn, dat
de nieuwe commissie met de voorloopig
wel niet te kwistig beschikbaar zijnde som
men eveneens voorzichtig zal zijn, toch wil
len we hier voor een uiterlijk billijk, maar
in waarheid zeer onbillijk standpunt, dat
men zou kunnen innemen, bij voorbaat een
waarschuwend woord richten 1. tegen eene
verdeeling der gelden pondspondsgewijze;
2. tegen eene verdeeling, waarbij te zeer
uitsluitend de kwaliteit en het artistiek peil
van het orkest den doorslag geeft.
Veeleer zal men moeten letten op de in
richting der abonnementsvoorwaarden, of
deze zoo zijn, dat zij breede klassen der
bevolking hrt lidmaatschap of den toegang
mogelijk maken, of dat zij zoo zijn gesteld,
dat men de abonné's als eene soort garanten
der instelling moet beschouwen. Bij een
goed ingericht abonnementssysteem moeten
alle klassen dar bevolking, al naar gelang
de versetiillende financieele draagkracht van
het orkest kunnen profiteeren.
Nemen wij als voorbeeld eens de inrichting
der voorwaarden van het Concertgebouw.
Afgezien van een betrekkelijk niet groot
aantal volksconcerten, zijn gedurende het
winterseizoen eene groote categorie, wel is
waar niet onbemiddelden, maar toch zeker
geenszins goed bemiddeld te noemen
menschen, uitgesloten van de concerten. In 't
gunstigste geval kunnen deze in de maand
Augustus voor hun gezin (slechts nog man
en vrouw) vijf en vijftig gulden neerleggen,
die hun het recht geven op de kleinste
coupure in abonnement t.w. de helft der
concerten. Velen nemen dan nog maar een
abonnement met een bezwaard hart (of
vormen met vrienden zoo mogelijk een
kongsie" op een passepartout, wat zeer
vele bezwaren meebrengt) loopen trouw
alle concerten af, hooren een geheel seizoen
dan maar liever geen kamermuziek enz.
maar zijn nu tenminste onder dak.
Deze vorm van abonnement mag in niet
,geringe mate de zekerheid der exploitatie
ten goede komen, zij is niet bevorderlijk
voor de meer intensieve belangstelling, die
de menschen uit louter kunstliefde moet doen
toestroomen, zooals men dat op de volkscon
certen ziet en men dat zou zien op concerten,
waarvan het aantal in abonnement belangrijk
lager zou zijn, of die geheel buiten abon
nement konden gegeven worden. Maar
bovendien doet het abonnemeBtsysteem
dat we helaas wel nooit om redenen van
materieelen aard zullen kwijt raken afbreuk
aan de andere uitvoeringen door eene
heillooze concurrentie. Ik geloof, dat het inte
ressante resultaten zou opleveren, eens vast
te stellen, hoevele van onze
medestadgenooten, getrouwe comparanten in de groote
iitllliiMMiiMmiiiiiiiiiiimjMMlimii
Prinsengracht No. 2 en 4, aangekocht door de Ver. Hendrick de Keflser
grijnzen, met al de aanmatigende brutaliteit
van een groven parvenu in een aanzienlijk
gezelschap.
Velerlei pogingen zijn er in de laatste
jaren van rijks- en gemeentewege en door
particuliere corporatiën en commissies ge
daan, om den verderen voortgang dier
schandelijke stedenschennis te stuiten. Maar
helaas ontbrak het hun allen aan wettelijke
bevoegdheden, en als zfl met onwillige huis
eigenaars en met op winst beluste
metselaarsbazen en andere namaak-architecten
te doen hadden, viel er niets te bereiken.
Slechts in weinige gevallen vermochten zij
goedgezinden en verstandigen van in
onweterdheid voorgenomen sloopirg of
verminking terug te houden.
Aan het steeds voortwoekerend euvel
moest paal en perk gesteld worden. En
waar overreding en overleg niet bleken te
baten, daar moest een soort zacht geweld
gebruikt worden, waartegen de meesten
maar zelden bestand zijn: een combinatie
moest tot stand komen, die eenvoudig de
bedreigde panden zou koopen voor geld,
en zou trachten ze op cpmmercieele wijze
te exploiteeren, door ze in goeden staat te
houden en tegen behoorlijken prijs te ver
huren.
Bij een voorloopig onderzoek bleek ras,
dat dit in zeer veel gevallen mogelijk zou
zijn, en dat er menschen te vinden waren
die zich genoeg voor de zaak interesseerden
om zich een gelijdelijke opoffering voor
haar te getroosten of om aan de onder
neming op niet al te slechte voorwaarden
geld te leenen tegen obligat en die evenals
pandbrieven de huizen als onderpand hebben.
En zoo werd, op 3 Januari 1918, te Amster
dam door een aantal belangstellenden, waar
onder vele kunstenaars en oudheidkenners,
opgericht de VEREENIGINQ HENDRICK DE
KEYSER" TOT BEHOUD VAN ARCHITECTO
NISCH- OF HISTORISCH-BELANGRIJKE OUDE
GEBOUWEN. Haar totstandkoming ondervond
van de zijde der RQksrejreedrig warme be
langstelling, en reeds op 26 Februari werden
hare Statuten bij Koninklijk besluit goed
gekeurd.
Zij heeft sedert dien tijd niet stil gezeten.
Reeds heeft zij, gedurende haar kortstondig
bestaan, uit de voorloopig bijeengebrachte
middelen, een tiental oude gevels te Am
sterdam voorgoed van den dreigenden on
dergang gered, en door bijzondere omstan
digheden was zij in de gelegenheid een
AMSTERDAM ARNHEM
'B-GRAYENHA6E ROTTERDAM
UTRECHT
iiitiittiiiiiMiiiiiMiiiiiiiiiitimiiiiiuiiiiMiiMiitHiititmiHmmtimintHtu
zaal, nimmer een voet in de kleine meer
bescheiden omgeving van Phoebus Apollo
hebben gezet, heogstens in 't geval dit geene
kosten of wel gereduceerde prijzen meebracht.
Zoo zullen er in de andere plaatsen van
ons land allicht in dezen geest eveneens
toestanden bestaan, die men onder de oogen
zal hebben te zien.
Aan het slot van zijne rede zegt mr. F. A.
de volgende zeer behartigenswaardige woor
den: Zij het ons gegeven, in dezen met
vrucht werkzaam te zijn, en moge de nieuwe
koers door de huidige Regeering ingeslagen,
leiden tot veredeling van onze bevolking
en tot verhooging van haar geluk."
Tot veredeling van onze bevolking! WQ
mogen zeker van den invloed van den be
kwamen Utrechtschen magistraat, die een
overtuigd voorstander is van de zedelijke
roeping, die van de ernstige bevordering
der toonkunst kan uitgaan, verwachten, dat
de zegenrijke arbeid, die onze orkesten
verrichten, in breede lagen de geheele
bevolking van Nederland zal ten goede ko
men. Met den schijn van een paar luttele
volksconcerten, die nog dikwijls dat publiek
trtkken, dat een hoogere prijs zou kunnen
en willen betalen, maar voor hetwelk een
lidmaatschap van 25 concerten te kostbaar
is, komt men er niet. Een te groot aantal
concerten in abonnement is voorts noodlottig,
omdat het het oordeel der hoorders
deprecieert evenzeer als de moeitevolle arbeid
des kunstenaars. Wil men die concerten de
noodige afwisseling geven, dan kost dat meer
repetities; repeteert men niet voldoende
nieuwe werken, dan klaagt het publiek, dat
de programma's eentonig zijn. Al te gader
oorzaken, die liggen in het foutieve systeem
Le mieux est l'ennemi du bien" geldt
ook hier. De uitvoeringen van ons orkest
worden alom en terecht als iets
buitengewoqps geprezen. Daarom moest men juist
hier* het publiek verre houden van datgene,
wat allicht den gang naar onze concertzaal
tot sleurgang kon verlagen. De hoofdstad
van ons land met meer dan een half muloen
inwoners en vele vreemdelingen en passanten
kan eene proef in de hier verlangde richting
beter wagen dan eene stad als Utrecht of
Arnhem, waar men aan een veel kleiner
kring en minder vreemdelingen gebonden
is. Daar heeft men intusschen niet zulke
zonderlinge, vreemdelingen werende, en trees
gesteld als in ons Concertgebouw.
Mocht het Concertgebouw in de eerste
plaats voor eene Rijkssubsidie in aanmerking
komen, wat wij zeker hopen en verwachten,
dan mogen wij niet verzwijgen, dat we in
de interne regeling ingrijpende veranderingen
als conditie zouden willen zien gesteld voor
eventueelen zeer ruimen steun.
Eene groote moeilijkheid, om tot eene
juiste verhouding der subsidieerlng te ge
raken zal voorts liggen op het terrein der
z.g.n. concerten buiten de stad. Eene vrije
concurrentie zal men allicht moeten laten
bestaan en wij gelooven ook, dat deze
wenschelijk en noodig is.
Maar die concurrentie mag zijn toevlucht
niet nemen tot een helaas nog niet straf
rechterlijk vervolgbaar soort, maar eene die
niettemin moreel verwerpelijk is: het zoo
genaamd quasi toevallig ten gehoore brengen
van elkander's programma's binnen een kort
tijdsverloop. Tegen dit soort oneerlijke con
currentie zal men krachtig moeten optreden.
Zoo hopen we, dat deze eerste belang
rijke schrede op het terrein der Staatszorg
tevens den weg zal openen, om aan eenige
hier aangeduide misstanden, die haar ont
staan aan de eigenaardige verhoudingen
in ons muziekleven te danken hebben, voor
goed den kop in te drukken. VAN LEEUWEN
Gotische kapel in de nabijheid van Breda,
waarin de Regeering groot belang stelde,
voor slooping te bewaren. In verschillende
steden heeft zij deskundige correspondenten
benoemd, die haar aandacht vestigen op
merkwaardige oude gebouwen in hunne
woonplaats of elders.
Men kan de vereeniging steunen en haar
schoone doel helpen bevorderen, hetzij door
giften in eens (door een bedrag van ?2500
of meer te schenken wordt men Bescher
mer"), hetzij door deelneming in de 5 pCt.
obligatieleening van voorloopig / 500 000,
of ook door een jaarlrjksche contributie van
tenminste f 10.
De Redactie van dit blad was zoo goed
mij eenige ruimte af te staan om dit alles
toe te lichten en op het publiek een beroep
te doen tot medewerking. Het geldt ons
aller belang: het oude Nederlandsche
stedenschoon zooveel mogelijk ongerept te
bewaren en te waken tegen het vervangen
van schoone bouwwerken uit vroeger tijd
door gedrochten als wq in de laatste de
cenniën allerwegen hebben zien verrijzen.
Een foto van een reeds door de Ver
eeniging aangekocht perceel staat hiernevens.
Mogen velen zich opgewekt gevoelen om
op de een of andere wijze zich voor haar
doel te interesseeren. Met hoe grooter ka
pitaal zij werken ban, des te breeder zal
zij zich kunnen ontplooien. Winst wordt
door haar niet beoogd noch gemaakt: wél
soms verlies geleden als een enkele maal
een belangrijk huis wat boven de handels
waarde moet gekocht worden. Wie meedoet,
werkt voor de schoonheid van onze stad
en van vele steden in de provincie: hij waakt
pro domo.
Men melde zich aan bij schrijver dezes,
secietaris der Vereeniging, Keizersgracht 144,
Amsterdam.
UIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHIIIIIIIHIIIIMIIIIIItlllMlllmiMIIIMl'
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenbüro
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEIDEI DEH HAU IELFT
Tliatmtihiwig. ItnchtjchemrM. Fmjékifcl. Htittohin*
VICI-VEMSA