Historisch Archief 1877-1940
J28 Sept. '18. No. 2153
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ABI-LABMABM.ABM.ABttABM.ABMABM.AE
on
M
g
A
g
LABMABM.ABM
l A
B
'M
IA
B
'M
are h
t de. thlti $y fon&n.
NEEREN-ARTI KELEN,
UITRUSTINGEN:
w
A
B
ABttABM.ABn.ABMABMABrtABttABMABM.ABtt ABMAB M
lilliiiilllliliiiiiiiiiiiililiiiH
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiit HUI nmiiiiiiiii
GEMEENTELIJKE ZORG \VOOR
KUNST EN WETENSCHAP
Burgemeester en Wethouders van 's
Gravenhage doen aan den gemeenteraad een
zeer belangrijk voorstel, dat, eenmaal aan
genomen, voor het gemeentelijk kunstleven
dier stad in de toekomst de meeste gelukkige
gevolgen zal kunnen hebben. In het kort
komt het hierop neer:
De Gemeente stelt een Dienst voor Kunsten
en Wetenschappen in, welke naar de
bezoldiging van den directeur te rekenen
op n lijn gesteld wordt met diensten als
Gemeente-werken, Volkshuisvesting en Stads
ontwikkeling, en verschillende bedrijven.
Onder dezen dienst ressorteeren vooreerst
het Archief en de Bibliotheek, en dan de
Musea. Tot de laatste zullen in de naaste
toekomst behooren: een Plaatselijk Historisch
Museum, na reorganisatie van het tegen
woordig Gemeente-Museum, een Museum
voor Moderne Kunst en een Museum voor
Oude en Moderne Kunstnijverheid. Voorts
zal voorbereid worden de bouw van een
gebouw voor tentoonstellingen, met voor
drachtzalen, vergaderlokalen enzoovoort.
Bovendien krijgt de Dienst het toezicht op
alle roerende en onroerende bezittingen der
Gemeente, die oudheidkundige of kunst
waarde bezitten, terwijl hij tenslotte adviezen
te geven heeft aan B. en W. in de zaken
welke verband houden met wetenschap en
kunst. Afgescheiden natuurlijk van het feit,
dat deze dienst geroepen zal wezen, om,
voeling houdende met de behoeften en
stroomingen, aan te geven wat de Gemeente
tot bevrediging of bevordering van kunst
en wetenschap zal moeten of kunnen doen.
Ten einde de Musea - de voordracht
noemt als ideaal: kleine musea met als
inhoud keurverzamelingen"?over voldoende
middelen te doen beschikken, sticht de
Gemeenteeen af zonderlijk te beheeren Fonds
voor de verzamelingen van Wetenschap en
Kunst", waarin z(j zei -e jaarlijks een bedrag
zal storten, en dat natuurlijk ook voor par
ticuliere bijdragen open staat.
«Systeem en organisatie zijn", zoo stelt
de voordracht het, .allereerst noodig" als
de Gemeente vruchtbaar werk wil doen;
en de Gemeente moet toonen, door daden",
dat het haar ernst is met hare kunstbevor
dering. Er wordt dan ook voorgesteld, in
beginsel tot Museumbouw te besluiten en
om, tot tegemoetkoming in het plaatsgebrek
op het oogenblik, voor tijdelijk Museum
voor Moderne Kunst de kunstzalen van het
Panorama Mesdag te huren.
Op deze wijze zal alvast een begin worden
gemaakt met de ontplooiïng van dit grootsche
plan, waardoor den Haag zelfs Amsterdam
op zijde gaat streven in zijn gemeentelijke
zorg en belangstelling voor kunst, terwijl
het alle andere plaatsen in den lande verre
achter zich laat. Het systeem is, gelijk
men ziet, decenfrallseerend.
Primo worden de Rijks- kunst-verzamelin
gen in den Haag (Mauritshuis, Museum Mes
dag, Museum Meerman, Gevangenpoort) als
afzonderlijke eenheden gehandhaafd en dus
een al te groote centralisatie, gelijk die
waaronder het Rijksmuseum lijdt, a priori
vermeden. En in de tweede plaats worden
de gemeentelijke verzamelingen zelve óók
afzonderlijk gehouden, hetgeen ons een
zeer practlsch systeem toeschCnt.
De bedoeling is, dat dr. H. E. van Gelder,
Gemeente-archivaris en Directeur van het
Gemeente-Museum, aan het hoofd van den
Dienst van Kunsten en Wetenschappen zal
komen te staan. Hij is hiervoor de aange
wezen man, want de groote uitbreiding, die
de gemeentelQke collecties in de laatste
jaren hebben ondergaan, is aan zon
inltatief en organiseerend talent te danken.
Moge het plan spoedig met kracht uitge
werkt en uitgevoerd kunnen wordent
W. MARTIN
N. V. HET ROTTERDAMSCH TOONEEL':
Beatrijs, door Felix Rutten.
Van de 177 Marialegenden is het onzer
lieve Vrouwen mirakel: Van eene Nonne,
die Beatris hiet", oppervlakkig beschouwd,
het piquantste. Dese ioffrouwe," lezen wij
in den oorspronkelljken tekst, was niet
zonder der minne." Ook Boutens. in ne
klesche aanduiding, stipt de bedenkelijke
zijde van het geval aan: Diep onder zijden
kostbaarheên," zoekt zijn BeatrQs na veer
tien jaren wereldsch werk" haar ouden
mantel weder op. Hiermede zfin we ingelicht.
Ik zou niet weten wat er aan toe te voegen,
zonder te schaden aan de hooge bedoeling
der sproke, en het is m. i. geen dichter
gegegeven de pauze tusschen Beatrijs' vlucht
uit het klooster en haar terugkeer, in ver
houding tot het vóór- en naspel, zoodanig
te vul!en, dat er zelfs maar verband blijft.
Want Beatrijs is in dit aanbiddelijk lief ver
haal slechts een secondaire figuur, de hoofd
rol speelt de Madonna.
De in het midden der 14e eeuw als
een bloem bloeiende Maria-vereering
blies leven in een stoffeiqk beeld, tot
getuigenis van de almacht harer liefde
(de kerk), wier heilige genade alle middelen
ten dienste staan. In liefde ontvangt Marie
Beatrys' gewilligen geest om dien zuiver te
bewaren tot het zwakke vleesch, gelouterd,
"il"" i iiiiiiiuimiii miiiiiimiiiii i
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L E M"
Wilsonsplein 11
DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN
SCHILDERKUNST-KRONIEK
TEEKENMAATSCHAPPIJ, DEN HAAG.
De werken ter teekenmaatschappij zijn
niet, zooals betrekkelijk kort geleden, van
ne enkele geaardheid; van die der
Haagsche school. Er zijn schakeeringen ont
staan, en meer dan dat. Er zijn verschillen
gegroeid; verschuivingen vonden plaats.
Dat heeft zijn reden. De fleur is van de
Haagsche school af; de overtuiging, die
levend maakt, verzwakte. Toorop en
van Konijnenburg kwamen naar voren, dat
is de psychologische karakteriseering, en
het schilderwerk,op zekeren ondergrond.
Ge vindt op de Teekenmaatschappij van
beiden een aantal teekeningen. Twee dezer
van Toorop hebben mij boven de andere
getroffen, de Cello s p e l e r, en een vroe
ger werk, de Moeder. De Cellospeler is
een krachtig werk voor een bijna [zestig
jarige; het is eigentlijk een onstuimig werk.
Er zit een hartstocht in, te nauwernood,
door de hoekige vormen gebonden; de vul
ling ervan is sterk, de kop bijblijvend psy
chologisch. De Moeder" mist het gecon
strueerde van den Cellospeler, het hier en
daar wat overdrevene (de mouwen van de
jas, de handen); zij is welig van kleur (de
bruinen" van den Cellospeler zijn niet
edel); zij is een rijke samenstelling van
oranjes en gelen. Naast deze werken zijn
er nog andere portretten. Dat van den etser
Storm van 'sGravesande is juist, en typisch.
Van de bekende serie der Apostelen is hier
Paulus, predikend, hevig, maar niet een der
belangrijkste der te waardeeren reeks. Een
Kruisafname voor de kerk te Oosterbeek
met het haast gothische realisme der koppen
sluit het aantal werken van Toorop, dat
ik zal behandelen, af.
W i 11 e m van Konijnenburg's drie
teekeningen, Ie Het is volbracht" en twee
paneeien, vullingen, met vogels, geven dui
delijk (ze zijn uit 1918) aan wat hij nu maakt.
Het christelijk element is in zijn
Consummatum est" niet te vinden. Deze romanticus
is niet devoot, maar intellectueel; zijn ver
band met de Renaissance is daardoor op
eenvoudige wijzeduidelijk. Duidelijk is tevens
in de strakst geteekende voorstelling der
twee vogels, dat deze strakheid aan Van
Konijnenburg natuurlijk is, van huls-uit eigen.
Zwierig, lenig, luchtig, omhullend van lijn
is J o h a n T h o r n Prikker. Hij is de
meest verfijnde Hollander uit zijn tijdperk;
niemand is gevoeliger voor de beweging
van lijnen. En met deze gevoeligheid gaat
die der kleur saam. Ze lijkt even er-pp
geademend, fijn van zeer fijne gevoeligheid.
Nog iets anders vindt ge bij Prikker. Hij
behandelt een teekening tot ze een kost
baarheid wordt; hij veredelt, en verdroomt
.de materie tot een ander aspect. Ge vindt
in Den Haag zijn monniken, zijn kruisdraging
(een voorbeeld van een serie zwevende
lijnen), zijn apostelkoppen, en teedere
phantaisieën, als de Zonnebloem.
Ruig en zwaar is Suze Robertsen
tegenover die luchte zekerheid. Ik heb eens
van haar geschreven, dat haar spiritualiteit
die van een geploegden akker was; als zoo
danig is ze zeker hier te vinden in haar
aantal zwart-en-wit teekeningen, die vol
rouw zijn en vol inneriijks. Ze zijn van een
innigheid eener moeder.
De fout van W i t s e n is geb rek aan
innigheid. Zijn werk is vol durenden achter
uitgang, zoowel in den Haag als te Amster
dam (een groep in Arti). Ik begrijp, dat
deze schilder zijn lusteloosheid heeft trachten
te overwinnen door over te gaan tot andere
voorstellingen, maar noch zijn Bloemen noch
zijn Naakten beteekenen iets. Zijn Bloemen
hebben noch kleur noch bloemlgheld; zijn
Naakt lijkt nu en dan gepolitoerd hout,
maar geen mensen, geen wezen, geen adem,
geen bouw, geen leven is het.
Allebéis zwak vertegenwoordigd met
op zijn bestemming zal zijn teruggekeerd.
Beatiys is geen .zondares", zij is slechts
tijdelijk om een woord van Goelhe te
gebruiken van haren oorsprong afge
dwaald. Haar geest blijft, door banden van
liefde gebonden, binnen het godshuis. Doch
omdat hier ook tastbaar bewijs moet wor
den afgelegd van haar tegenwoordigheid,
neemt Maria, met haar geest, ook haar ge
stalte aan, zoodat de eenheid onverbroken
blijft: Maria, hadde ghedient voor hare,
ghelijc of sijt selve ware." Dit is het wonder.
Men behoeft er niet Roomsen voor te zijn
om de absolute schoonheid van dit wonder,
aldus opgevat, -te erkennen, en het is mij
een raadsel hoe iemand aanstoot zou kun
nen nemen aan de ervaringen en gedra
gingen dezer non, waar deze nauwelijks
verband houden met de onaantastbare kern
der legende.
Toen Reinhardt voor eenige jaren in de
groote Olympla-Hall te Londen, de sproke
van Beatrijs als gebarenspel ineenzeite,
noemde hij dit spel: The Miracle" en aan
niets gaf hij zijn aandacht zóó volkomen
als aan het beeld der lieve Vrouwe.
Om haar heen schiep hu de stilte, in het
diffuus kerklicht straalde, flonkerend als het
zuiverste juweel, Zij, aan wie ons het wonder
zou worden geopenbaard. Hij had het geluk
voor dit levend beeld in Maria Carmi een zeld
zaam schoone vertolkster te vinden, die het
goddelijk gebaar van de Italiaansche primi
tieven zóó intensief had geleerd, dat elk
harer bijna, onmerkbare bewegingen blijde
ontroering gaf en alleen al haar oogopslag
een hemel vol liefde inhield. Toen aan haar
gouden schoot de keerende non knielde,
voelden we Boutens' vers in innigheid
volbracht:
Want van alle heiligen, wier voet
De weiden treedt van hemelsch tym
Had niemand met Maria zoet
Zóó teer geheim...
De sproke van Beatrijs is een teer ge
heim", en anders niets. En wie de stof be- j
werken wil, voor verhaal of tooneelspel, ;
heeft niet meer, maar vooral ook niet minder
Na de Twist (uit 1900), een vrouw die zit
te schreien (?). Het geel van het jak en het
blauw van de rok k H n k t niet samen (als
bij Vermeer). Willem Arondens voorstudies
voor illustraties vaa Omar Khayam, in de
vertaling van Bouteffs, voldoen als vulling,
en als phantaisie. Het is een formaat, dat
hij vullen kan. Willem van den Berg Is een
zwoeler, meer uiterlijke romantiek dan de
Konijnenbiirgsche; Mees, eveneens een beïn
vloede is.toutsimplement, zwak. Dêgouve
de N]un c que» (met teekeningen uit'16 en
'18) handhaaft zich In subtielen eenvoud
(zie 18), Hahn, onlangs gekenschetst, is het
spijtend-spottendst in No. 18. Haverman
is goed te zien. De Baby (35) is voor hem
een allerlevendigste teekening; een portret
van zijn vrouw (uit '96) is teeder voor
dezen karikaturiseerende, bij de moeder en het
kind (No. 30) is de kop van het
blauwoogigkind, de oogen zeker niet te vergeten.
Albert Roelofs heeft de schoone
eigenschappen van het beste te willen, en
zich zelven te durven herzien. Onder den
invloed van de tegenwoordige voorgangers
van de Teekenmaatschappij, dus onder go
thische en renaissance-elementen, maakte
hij een portret van zijn Vrouw waarin al
de innigheid, en in al het vloeiende, n
scherpe jn (ongevoelde nabootsing van
Toorop) slechts hindert, terwijl bovenal de
pogen eerbiedig gegeven zijn. Van Holst
is de voorstudie voor een portret het best
(uit 1918); het schoorsteenstuk vindikte
zwak van inhoud. Sluiter is, voor zijn doen,
aandachtig in een portret van een oude
dame, Sluyters onvoldoende voor zijn gaven
in Meina Irwen. Lam is troebel, behalve
in den Namiddag (110), Zilcken poogt te
vergeefs voor de hoeveelste maal, de
Pyramide-schoonheid te beklimmen jhij moest
dezer eeuwigheid maar laten rusten en
zijner futiliteit een ander voorwerp zoeken)
de Zwart is de schilder, zooals wij hem op
zijn goede oogenblikken kennen...
De inrichters van de tentoonstelling heb
ben tevens het werk van enkele beeldhou
wers verzameld, van den gothischen Minne,
van den romantische Raedecker, van den
phantalsievollen, soms grooten, hoewel niet
gebouwden Vermeiren. Minne is gothisch
in zijn Metselaar en in zijn knielenden, ran
ker, anders, in zijn gewonde en in zijn
bronner figuur.
Raedecker zoekt. Ik heb te veel werk
van hem gezien en te veel van werk van
hem genotrn, om aan zijn gave maar te
kunnen twijfelen. Toch zag ik hem elders
belangrijker dan hier, en als romanticus, en
als romantisch werkman...
Vermeyren was soms een delicaat
snijder in hoorn. Hij heeft zich, daarna,
grooter opgave gesteld. Terecht heb ik toen
de innigheid zijner trouwe figuur geroemd,
die in een oogenblik van volle overgave de
oogen sloot en in die spinning en in dat
verzinken schoon was. Een dergelijke figuur
is hier. Maar deze dingen zijn wel eens te
strak voor hem; zijn niet altijd hem vrij
genoeg. Dan maakt hij een phantaisiefiguur"
als een golf (105) of hij overdrijft nog meer
(zie 104). Tegen dez» dingen kunnen be
zwaren rijzen, natuurlijk, maar hem zal ten
slotte een innerlijke kracht zeker redden tot
nog voller schoonheid; leven doet alles
altijd reeds bij hem.
PLASSCHAERT
iiiiijimtiiiiiniiiiiiMiMiiiiiiiimiiiiinmmiiiiiiimiiiiimiiiiiifiiiiiiiiiiii
IN DE AVONDSTILTE
Voor onze vrienden aan het front
In de eenzaamheid van mijn kamer zit
ik peinzend bij het vuur, en in de groote
stilte zijn mijne gedachten langzaam uit
mijn hart geslopen.
Zachte, zooals zij het iederen avond
doen, zonder dat ik het weet bijna..
Zij hebben door het duister den vreemden
weg genomen die leidt naar het ijzer-land
en waar geen menschen gaan. Ik staar ze
na op de wonderbare reis, waar met
duizenden en duizenden, ontelbare duizenden,
bij licht en donker de gedachten der moeders
der vrouwen, der zusters gaan.
Gedachten vol angstige liefde die sneller
varen dan de wind. Trotsche gedachten vol
fierheid, die in den nacht blinken als
zwaarden van staal, gedachten vat) trouw,
gedachten van dankbare bewondering die
elkaar hebben erkend en samen gaan, bewust
van de steunende kracht die zij dragen.
In de eenzaamheid van den avond, zit ik
peinzend bij het ,vuur, maar ver van hier
te doen, dan dit eeuwenoud geheim te
eerbiedigen, niets te verstoren van de oor
spronkelijke illusie, waaraan de jaren nog
iets als een fijnen geur hebben toegevoegd.
Felix Rutten heeft onmiskenbaar kijk op het
tooneel, de legende is onder zijn handen
tot een speelbaar, een tamelijk effectvol stuk
uitgewerkt, maar aangezien hij enkel onze
belangstelling voor de Non vroeg en de
Madonna, een wassen pop, ons in dit stuk
niet meer deed dan wanneer wij haar zien
in de vitrine van een katholiek
beeldenmagazijn, zijn wij over het wonder" gauw
uitgepraat. Niet omdat dit beeld primitief
was gedacht en uitgevoerd, zei het ons niets,
maar omdat de verzen die Beatrijs, met de
tragische stem van mevrouw Tartaud,
het toevoegde, niet in verhouding waren
tot dit primitieve, en geen verbeelding
van leven vermochten te wekken in het
doode ding. Op een ander plan konden
wij de lyriek van het begin genieten,
aan Lioba" is herinnerd, ook de stemming
van Rodenbach's Le voile" kwam even
over ons, en er was harmonie tusschen:
't Is de linde, die met haar bloesem teuren
luidt," en het blank gehouden tooneel. Maar
deze taal ontnam aan de jongste der
zusteren al" toch te veel jeugd, en de wijze
waarop zij den ridder te woord stond leek
mij een bepaald remedie tegen de liefde:
Maar komt gij dus in onbewaakte stonde
Met vleierij en tooverspel van taal
Die onervaarnen tot misleiding voert,
Dan keerweerom; mijschutdekloosterwijle.
Het beschaamt de oude tekst, die zoo
teeder beeldt:
Hem docht, daer si voer hem stont, dat
die dagh verclaerde..."
Hoe weinig Felix Rutten rekening gehouden
heeft met de overlevering, met onze illusie,
moge nog blijken uit een aanhaling mede
uit dit eerste bedrijf, waar hij den ridder,
dien bij Valentijn doopte, en die in de
gedaante van Jules Verstraete een der strijd
bare Heiligen Gods" weinig geleek, op het
toppunt der vervoering welke, om de
non over te halen, tot de extase van het
DE VREDESDUIF DIE MAAR NIET TERUGKOMT
Teekening voor 9de Amsterdammer" van George van Raemdonck
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii
zijn mijn gedachten. Zoo ver van hier dat
ik om ae te volgen de oogen sluiten moet.
Wat zijt gij kort o weg dien van ons
hart naar Vlaanderen gaat, en wat heeft ons
verlangen u gauw gevonden, o broeders die
strijdt.
Jongens van België, die kalm en krachtig
zijt. Ik zie uwe donkere lo«pgraven en ik
zie u allen, schoon van ingehouden geest
drift. Wat zijt gij ons dierbaar in uwe
verkleurde, doorweekte, verschroeide kleeren.
In uwe kleeren die naar kruit en glorie
ruiken en naar de gewijde aarde van mijn
vaderland.
Met eerbied schouwen wij u aan, o man
nen waarvan wij verwachten onze vrijheid
en ons geluk. Ridders van Koning Albert,
wij vertrouwen op uwe kracht, op uwe
groot e kracht, op de wonderbare kracht
die in u geboren is. En de warme gloed
die in uwe oogen ligt, komt ons geloof
in u nog sterken.
Wij leven, wij lijden, wij gelooven en wij
hopen. Wij hopen!
Wat lijkt zij ons heerlik de toekomst die
gij ons schenken zult.
... Toekomst l
Als de ziel van een klok die zingen zou,
klinkt het in de verle; in het hart van mijn
land.
Toekomst. Groot geheim, dat in uw we
zen nieuw leven, nieuw leed en nieuw geluk
verborgen draagt.
* ?
*
Een dichte sluier ligt over u, en een
vreemde sluier over het lijdend bloedend
land, het land dat niet sterven wil,... dat
niet sterven zal.
Over het gevangene koninkrijk, heerscht
een trotsche stilte die ontzettend is van
diepen weemoed, maar grootsch van zwij gend
vertrouwen.
Hooglied had mogen stijgen! gemoedelijk
belooven laat: Ik wachtjtnet paard en wagen
u." Die Wagen is nietteverduwen. Wie ziet
niet in zijn eenvoudigste verbeelding, langs
de linten van een Mernlinc's slingerpad naar
het hooggelegen kasteel, de geharnaste ruiter
rijden op een sneeuwwit paard, met voorop
het zadel, als een duif aan zijn zilveren
borst, de voortvluchtige non! Een wagen ...
Een vigelante! Voor de tusschen-periode
laschte Rutten tooneelen in, het eerste
van Griseldis-achtige barbaarschheid, het
tweede onvermijdelijk herinnerend aan een
Kerstprent , welke in het kader wel pasten,
al geef ik de voorkeur aan het oude verhaal
waarin de ridder zijn geld verliest en aldus
zijn vrouw uit bedelen zendt. Hier stemde
echter de taal beter met den geest der han
deling overeen en trof, tusschen rethoriek,
vaak een fraaie versregel: De nacht gaat
met haar open starren-vendel reeds lang
der uren strak-gelijnden weg." De witte
bliksem slaat door het steenen huis langs
trap en gang". Wat hangt als duistervoi
mysterie tusschen uw afgewend gelaat en
mijne vrees? " Opmerkelijk goed vervulden
in II de niet op het programma genoemde
stemmen" hun onderrichtende taak.
Het laatste bedrijf is voor mijn gevoelen
niet anders opvoerb»ar dan als pantomine,
apotheose. Het wonder maakt sprakeloos.
Daar valt niet meer te redeneeren. Beatrijs,
en wij met haar, staan voor het goddelijk
feit. En wie daar zoekt te verklaren, de
gewijde stite aantast met vraag en weder
vraag, haalt neer.
De huldiging van Beatrijs, ter eere van
haar onafgebroken, trouwe kloosterdienst,
met een zilveren kroontje op het hoofd, mocht
een zeker maskerade-effect verwekken, de
Madonna, de hoofdpersoon, zat er, men ver
geve mij de profanatie bij voor spek en
boonen, en eenig leedvermaak omdat die
feestelijke zusterschaar er ten opzichte van
Beatrijs' trouw toch maar danig invloog,
besloop ons. Reinhardt liet aan het slot het
glimlachend beeld der Lieve Vrouwe op de
handen der opgetogen nonnen in statie rond
dragen, onder een hartstochtelijk halleluja en
...God's uitverkoren smartenkind zijt
gij, mijn België, mijn land, dat ik met al
het vuur van mijn jonge hartstocht min, met
heel mijn kracht en de innige zachtheid
van mijn schoonheidsdroomen. Belgiëuit
vroegere tijden van pracht en geweld, Belgi
uit het groote Heden. Ik heb u Hef... lief
in uw lijden, in uw martelaarschap en In
de heilige zekerheid uwer toekomst
... Wanneer een vreemdeling mij van u
spreekt of enkel voor mij uw naam maar
noemt, of mij vraagt komt gij uit België?"
dan straalt mijn ziel van zoete teerheid.
Maar wanneer men mij spreekt van die
dappere Belgen, die onze jongens zijn, wan
neer men hunne daden roemt, dan,... dan
voel ik als een wonder in mijn kloppend
hart gebeuren, dan is het of het breken
ging van overstelpende liefde. Dan sla ik
de oogen neer, omdat zij vol tranen zijn.
Nooit te voren heb ik ze gekend, die
tranen van fierheid en vreugd. Die
tranen die wij zouden willen tegenhouden,
omdat wij bang zijn dat men ze niet
verstaan en zal, maar die ons te mach
tig worden en langzaam dan over onze
wangen vloeien. Tranen, klaar water van
mysterie aan smart en geluk gewijd; hee
dikwijls al heb ik u voelen opwellen uit
de wondere bron van troost die wij in de
diepte van onze eigen ziel verborgen dragen.
? * ?
In zorgen zit ik te waken tot laat in den
nacht. In de eenzaamheid en de stilte peins
ik;... peins ik over ons groot leed, en over
de vreugde die geen ander kent dan wij,
en aan de Dageraad die eens lichten zal
over België.
MAQDA PEETERS
een vloed vaa rozen. Ook dit was een effect,
doch een grootsch, een laatste openbaring
van erkenning en jubelende vereering.
De gedachte heeft mij tusschen deze be
drijven bezig gehouden hoe een mooie
Madonna het Rotterdamsch Tooneel in
mevrouw Tartaud zou bezitten. Voor het
nederige jonge nonnetje leende zich noch
haar vorstelijke gestalte, noch haar sonore
stem van geschoolde tragédienne. Haar be
zonnenheid maakte Beatrijs'sprong in liefdes'
armen niet aannemelijk, het oleef declamatie.
Maar hoe wel zou haar in dit werk de
alt-partij hebben gepast! Haar edel besneden
gelaat met den diepen blik, haar houding
die om wijdschen plooival vraagt, haar
handen, als de handen der Neurenburgsche
Madonna, een levend gebed zou zij zijn,
indien zij eenmaal besloot de plaats der
wassen pop in te nemen.
Het spel van Felix Rutten is uitgegeven
met teekeningen van G. Westermann, in
den trant van Charles Doudelet's Illustratie
van Les douze chansons", van Maeterlinck.
Lag hierin niet een aanwijzing voor de
decoratieve opvatting? De vertoonine trekt
alle avonden in Rotterdam een vollen schouw
burg. Een opvoering in stijl zou misschien
niet dit groote publiek bereiken, maar in
de geschiedenis van het tooneel, van het
Roomsen tooneel mijnentwege, toch van
meer beteekenis zijn.
TOP NAEFF
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEIDEN DEN HMG DELFT
Vleutenschewtg. UtrechtschsvBirfli. FynjékadeB. Houttuiniii
VICE. VERSA