Historisch Archief 1877-1940
Jttl f'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Oct. '18. No. 2155
't
\
-t
k'
Een -Helpende Hand om Indiëen
Nederland saam te brengen,
EEN ,RAADSMAN VOOR
STUDEERENDEN"
Onlangs is de heer J. Oudemans,
oud-Resident van de Preanger Regent
schappen, door den Minister van Koloniën
benoemd tot raadsman voor stadeerenden",
nadat hij deze functie ti/deli/k reeds ruim
2 jaren uitgeoefend had. DU betreft jonge
lieden, die zich In Holland voor eene betrek
king In de Koloniën, meer speciaal In Neder
landsen- Indië, bekwamen.
i De heet Oudemans komt met veel liefde
op voor de belangen van Inlanders en andere
uit Indiëafkomstige personen 'die hij
met raad en daad ter zijde staat; o. a. heeft
hu den stoot gegeven tot stichting van een
Tehuis voor Inlanders In den Haag,
waarmede een langgekoesterde wensch van
de Vereenlglng Oost en West" ver
vuld werd.
De heer Oudemans was zoo welwillend,
op ons verzoek, In onderstaand artikel
omtrent deze stichting en omtrent zijne werk
zaamheden als raadsman" een en ander te
vertellen, waarvoor, en voor zijn werk In
het algemeen, wij hem bij dezen onze op
rechte erkentelijkheid betuigen.
VOOR INDIËRS EN
NEDERLANDERS
door J. OUDEMANS
Oorspronkelijk was ik aangezocht, om
toezicht uit te oefenen op allen, die onder
't genot van een toelage (beurs) zich voor
betrekkingen in Nederlandsen Oost-Indi
bekwaamden en om raad en steun te
verleenen aan Inïanders en andere uit Indi
afkomstige personen, werkzaamheden die
naast elkaar stonden, doch weinig met elkaar
gemeen hadden.
Gaandeweg breidde mqn werkkring zich
uit, en als vanzelf kwam daarbij, dat stu
deerenden mij om raad vroegen, indien zij
dien noodig hadden.
Het aantal van in het genot van een toe
lage gestelde personen bedroeg in 1916
ongeveer 450;
In 1917 reeds bQna 7OO.
Hieronderzijn vooreerst een twintigtal jonge
lieden van 14?16 jaar, uit Indiëgezonden,
die in Nederland op rijkskosten aan kweek
scholen (rijks- en bijzondere) voor onder
wijzeropgeleid worden. Verder: onderwijzers
die, gedurende twee jaren, zich voor de
hoofdacte bekwamen (thans reeds een 250tal;
terwfjl er jaarlijks 100 a 150 bijkomen);
ongeveer honderd studenten aan de Tech
nische Hoogeschool te Delft, die voor civiel,
bouwkundig of mfjnbouwkundig ingenieur
studeeren; aanstaande houtvesters (50) en
veeartsen (25), rechterlijke ambtenaren (75),
stuurlieden voor de gouvernementsmarine
(20); doctoren in de Indische taal en letter
kunde (4); artsen voor den burgerlijken of
militairen geneeskundigen dienst (eerst on
langs ingesteld, tot heden pi. m. 10);
surnumeralrs voor de in- en uitvoerrechten (25);
ambtenaren voor de Chineesche taai, tolken
voor het japansch (de laatste twee sedert
Illllllllllllltlllllllllllltllllll
IS. QUERIDO, Van Verbeelding en Werke
lijkheid, Amsterdam, Em. Querido,1918.
CARRY VAN BRUGGEN, Om de Kinderen,
Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar's
Uitg. Mfl. 1918.
P. N. VAN EYCK, Opgang, Rotterdam,
W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij. 1918.
JOHAN DE MEESTER, Carmen, Herziene,
definitieve tekst, Em. Querido, Am
sterdam, 1918.
Welk een rijke verscheidenheid, verbluf
fende veelzijdigheid ook thans weer in dezen
nieuwen bundel van Querido. In grootsch
boetseerende woorden het hoogzwellend,
breedgolvend proza der natuurvisie van Herfst
en Stedenschoon naast de vlotte, dolgeestige
superieure journalistiek van het kelners
dagboek. De rustige ingetogenheid, de be
zadigde ernst, waarmee hij zijn indrukken
van het Aquarium en Darwin's werk neer
schrijft, zijn ingehouden bewondering voor
vormen en kleuren in de stil geheimzinnige,
wonderbaarlijke diepten naast fantastische
jeugdherinneringen met grillig woeste, heer
lijk onbekookte uitvallen, waarin toch wel
felle waarheid vlamt. Het diepzinnig
wijsgeerlg onderzoek naar Grieksdie geest en
dramatiek naast een luchtige, jolige
dlthyrambe over sport.
Wat grijpt ons heviger aan, wat voert
ons vaster mee in den ban der schoone
waarheid, der geestdriftige ontroering, de
schildering der Maas bij Rotterdam of de
scherpe teekening in soepele kracht van het
diepere, zuivere karakter van den Vlaming?
Daar een Turner in klank; de woorden
worden kleurvisioenen, lijning van massale
brokken versmeltend in de flikkering der
lichten. Hier de openbaring van geest el 5 ke
verfijning, de teere gracie van het volle
menschelijke, reeds voor eeuwen levend in
de Van Eycken, Quinten Matsys, Ruysbroeck,
Breughel, ook thans nog opbloeiend uit de
luidruchtige schettering van keonisjool.
Deze geweldige en mystieke, vermetele en
teederpeinzende eigenschappen van een volk
kunnen niet te loor gaan. Onder de vurige
opgewondenheid voelde ik zacht heerschen
de fijne, schroomvolle bezinning, den drang
naar geestelijke zuiverste schoonheid, naar
de roering en betasting van het innerlijkste
en ik heb al deze dingen terug gevonden,
geschakeerd en verdeeld in de beste werkers
van het huidige Vlaanderen."
En hoe schoon ontwikkelt zich dan hier
uit de uiterst gevoelige karakteristiek van
StQn Streuvels.
Hoe rustig verrijzen die aquarium-beelden;
kort gecreëerd; tot nu toe voor ieder n
student) enz.
Voor deze betrekkingen zijn, al naar ge
lang van de behoefte, beurzen beschikbaar
gesteld; de toelagen varieeren tusschen
achthonderd en duizend gulden per jaar;
de meeste zfln echter duizend gulden ge
durende 't aantal jaren, dat de studie duurt.
Het andere gedeelte der werkzaamheid,
de raad en
IggHV steun aan Inlanders
en andere uit Indiëafkomstige personen,
bepaalt zich uitteraard tot hen die om dien
raad en steun verzoeken.
Vooral in dezen moeilijken tijd wordt mijne
bemiddeling voor allerlei ingeroepen.
Zoo komen vrouwen, die niet op tijd van
hunne echtgenooten in Indiëgeld ontvangen.
Dan moet er geschreven en geregeld, en
dikwijls dadelijk gesteund worden.
Een ander maal komen er studenten, die
in geen maanden iets van hunne ouders
in Indiëvernomen hebben; ook vaak Java
nen, die hier voor de militie opgeroepen
worden, en om inlichtingen vragen;
of Javanen die naar Indiëterugwillen en
niet kunnen. Zij moeten geholpen worden
liefst aan eene betrekking bij een naar
Indiëteruggaande familie.
Het komt meermalen voor dat zich Javanen
aanmelden, of dat bericht inkomt van Javanen,
die ziek zijn. Verstrekking van Geneeskun
dige hulp is dan plicht of plaatsing in eene
Inrichting moet worden verzocht.
Ten slotte . . . Inlandsche b'edienden
die behoefte hebben aan steun. Opper
vlakkig zou men zeggen, dat die behoefte
nagenoeg niet bestaat, 'doch als men wist,
hoe vooral vrouwelijke bedienden (baboes),
die met families naar Nederland meegegaan
zijn, hier dikwijls door hare meesteressen
behandeld worden, zou men het nut van
daadwerkelijke hulp inzien. Er komen toch
gevallen voor, dat die
bedienden slecht behandeld
worden, slecht of veel te weinig loon ont
vangen, slecht van warme kleederen voor
zien, waaraan zij zulk een groote behoefte
hebben, of minder goed behandeld
worden.
Meermalen wordt aan gedane beloften en
toezeggingen niet voldaan, en zijn deze
menschen aan de willekeur van hun meesteres
sen overgeleverd. Deze laatste mogen wel
eens bedenken, wat het zeggen wil voor
die Jnlanders, moederziel alleen in een
vreemd land te staan en te bemerken dat
het in hun meesters gestelde vertrouwen
beschaamd wordt. Daarbij komt dan ook
nog dat de Inlander generaliseeren gaat en
zijn ontvangen indruk als van den Neder
lander in 't algemeen beschouwt, terwijl in
de eerste plaats naar een goede verstand
houding gestreefd moet worden om de ver
houding tusschen Indiëen Holland zoo
uitstekend en harmonisch mogelijk te maken.
Daarnaar wordt van beide zijden getracht,
en het is bedroevend te bemerken, dat 'er
Hollanders zijn, die door hun optreden
tegenover Inlandsche bedienden, aan de
goede zaak veel afbreuk doen.
In zulke gevallen is dikwijls een scherp
optreden noodig, om recht voor mijne be
schermelingen te verkrijgen. Het is een ge
ruststelling dat ik voor deze bedienden dan
onmiddellijk onderdak kan verkrijgen in het
Tehuis voor Inlandera in
den Haag.
Dit huis toch is in de eerste plaats bestemd om
huisvesting te verleenen aan Inlandsche be
dienden, die buiten betrekking geraakt zijn.
Natuurlijk is het de bedoeling, dezulken
zoo spoedig mogelijk aan een nieuwe be
trekking of dienst te helpen, zoodat het
met welk een zorg en liefde is de myste
rieuze schittering van licht en kleur in
deze geheimzinnig verborgen wereld van
drift en strijd, van begeerig speurend leven
uitgebeeld.
Ook dit mooie boek van Querido is weer
een boek vol Oosterschen hartstocht en
breed Oud-Hollandsen schildertalent, dat het
geestelijke laat trillen door de forsche realiteit,
hartstocht, fel oplaaiend hier, elders krach
tig in toom gehouden of juichend opspuitend
in sprankelend vernuft en fijnen humor, immer
schitterende schoonheid.
Het boek van Carry van Bruggen is rijk
aan tegenstellingen die zich alle oplossen
in om de kinderen". Daar is in de eerste
plaats het geval van Henriette van
VlotenBeels, die scheiden gaat van Van Vloten en
hertrouwt met Ernst Van 't Hof. En Van
Vloten gaat ook weer hertrouwen en er
komen ook kinderen. Maar zuivere, harmo
nische bevrediging geeft dit alles niet. .Een
voudig omdat er kinderen zijn. Dat heb ik
Ernest indertijd zelf gezegd: we zijn geen
gezin... En dat laat zich gelden. Ik voel
altijd mijzelf bufferstaat tusschen twee mach
ten, die niet vijandig zijn begrijpt u
toch vooral me goed l maar toch ook niet
samenhoorend, niet een organisch geheel
vormend, louter door het toeval bij elkaar
gebracht. De stemming, bQ voorbeeld, zoo
's middags aan tafel, is altijd uitstekend bij
ons, vroolijk ongedwongen, maar... ik mis
altijd iets, althans in mijn diepste gevoel..
we zijn geen gezin".
Dan is er het gezin Van Wal, zoo strak,
scherp, sarcastisch geteekend in zijn arro
gante leegheid, suffe maniertjes, hautaine
teruggetrokkenheid, in de eerzucht en zelf
zucht van de moeder vooral, die enkel denkt
aan de uiterlijke maatschappelijke verhou
dingen. Ook daar gebeurt in schijn alles
om de kinderen, zoolang ze gedwee
en in welbewust eigenbelang meewerken
aan het systeem van mama. Had mama Van
Wal indertijd niet naar Moskou kunnen
gaan logeeren bij schatrijke handelsvrienden
en was ze niet thuis gebleven, omdat EmiHe
de rood vonk kreeg? Wordt dit niet als een
toonbeeld van zelfopoffering aangehaald, als
twintig jaar later diezelfde Emilie haar
eigen weg wil zoeken door het leven, een
weg die aanmerkelijk verschilt van mama's
nette paadje? En dat is de dank voor alles".
En de goede, trouwe Leonard Plas trouwt
Aaltje om haar kind van den slappen, aan
weelde verslaafden Frans van Wal. Alleen
deze Frans, als hij weggezakt is in de mon
daine vadzigheid van een huwelijk in zijn
stand, rukt zich niet los om, om zijn kind,
Aaltje te trouwen, die hq te Brussel als
weduwe terug vindt en die na een vleugje
hoop hem doorziet. Gelijk vroeger altijd had
ze hem zonder spreken doorspeurd, gepeild
de ijle holte van zijn voos, zijn onvast we
zen, de doffe dompheid in zijn gemoed, voor
huis als een doorgangshuis kan worden be
schouwd.
Aan dit huls zal ook een recreatiezaal
verbonden worden, waar de in den Haag
vertoevende Inlandscbe bedienden des avonds
gezelligheid vinden kunnen. Zoo iets missen
zij geheel.*
Blijkt het tehuis in die stad in een be
staande behoefte te voorzien, dan is het niet
onmogelijk, dat in andere steden, zooals
Amsterdam en Rotterdam, dergelijke inrich
tingen verrijzen.
Ik besluit met den wensch, dat ieder
Nederlander, zooveel in zijn vermogen ligt
moge meewerken om den studeerenden zoo
wel als den in dienstbetrekking zijnden In
lander een aangename omgeving te ver
schaffen en hem in alles ter zijde te staan,
en tegemoet te komen, zoodat hij, in zijn
geboortestreek teruggekomen, aan den tijd
in Holland doorgebracht, aangenaam terug
denken en met waardeering van zijn blanke
landgenooten spreken kan. Zoo moet het
moederland in waarheid
moederland
zijn en de banden met de Indische be
volking voortdurend versterken. Zij moet
in het Rijk in Europa een waar tweede
tehuis vinden l
iiiiiiiiiMimiiii Minimum
SCHILDERKUNST-KRONIEK
LE FAUCONNIER, HOLLANDO-BELGE,
DEN HAAG.
De cubist Le Fauconnier was wel wat
moedwillig in den vorm, maar hij was soms
teeder van kleur; deinipressionist is
sterk en krachtig. Hij is dat ten eer
ste, krachtig. Wanneer ge zijn bloemstukken
en zijn naakten met waardeering en geduld
wilt bezien, zal u langzaam maar zeker
blijken, dat hij d e f t i g is, en dat hij in
een kamer tot een rijk sieraad kan zijn. En
zoo ge n kleur moest noemen, die boven
d'andere alle hem eigen is, dan moet een
rood genoemd worden, dat meer dan de
anderen diepte heeft en klank. Maar niet
enkel dit rood, met blauwen en grijzen of
paarzen is hem gewis. Hij kan in eenland
schap van bruin-en-groen een stemming
van rust en macht benaderen. Le Fauconnier
houdt de vormen groot, een overblijfsel,
gedeeltelijk, van zijn cubisme. Hij doet dit
even goed in zijn bloemen als in zijn
naakten. Tegenover de figuur van dezen
schilder staan de tegenstanders het meest
onwillig. Soms met recht, want er is een
zekere overdrijving, en in de psyche (het
sensueele, en het botte) en in de construc
tie van zijn menschen, die kan hinderen.
Andere keeren is dat echter niet het geval,
en naar de goede keeren moet
een talent in wording gekritiseerd
z ij n. Le Fauconnier (zie zijn Tulpen in een
kan, zijn kinderportret, zijn gladiolussen,
zijn chiysanten, zijn camelia's, zijn naakt
(No. 9) als expressie, zijn oud vrouwtje
miiimmmiiiiiiimmiii
geen nieuw bestaan toegerust, tot geen
sterk besluit bij machte".
Maar daar is Broere, die tot diepe ver
ontwaardiging van de Van Wal's trouwt
met zijn kranige, zorgvolle huishoudster,
om de kinderen alweer. Een huishoudster...
een mensch zonder opvoeding en dat tegen
over zoo goed als volwassen kinderen. Ik
had het nooit van Broere gedacht."
Zoo plaatst ons dit boek voor allerlei
problemen en we voelen dat wel eens wat
te veel. Toch is h«t mooi intellectueel werk
in den goeden zin. Men hoort er steeds
den strijdenden en betoogenden geest der
schrijfster door, maar er zit gloed en warmte
in; er leeft een vaste, sterke overtuiging
achter.
Ik ben van huls uit redeneerderig", be
weert een der heldinnen, die wel mee het
meest de draagster is der ideeën, waar de
schrijfster mee vervuld is. Deze diagnose
past ook op haar. Maar over het algemeen
redeneert ze gezellig, petillant en waar, voor
zoover waarheid te vinden is.
Van Eflck's Opgang is de schoone opbouw
van een levensbegrip, een klimmen uit den
individueelen wanhoopscultus tot een hooger
levensplan, een stil mijmerend overzien van
het ruimer leven der gemeenschap, het komen
tot een algemeene levensgedachfe, waarin
het individueele zich harmonisch oplost, in
noodwendige onderworpenheid.
Natuur en kunst, wflsgeerige tweespraak
voeren den dichter telkens op naar deze wijde,
lichte sferen. En de zon zonk lager, en
langer werden de donkere schaduwen langs
de aarde, maar de vloed van schittering
wies aan over de vlakte en bedolf ons. Wij
waren ons zelf niet meer, wij waren n
met elkander en die eenheid had zich nu
ganschelijk verloren in de oneindige
verzaliging van het heelal. De grenzen van
onszelf hadden zich opgelost in de zeetheid
onzer ziel; een glans, hing het te ademen
in de glans waar het langzaam in verging.
Wij waren n droom in de droom der
wereld, een vervuld verlangen dat zóó zijn
UfrecMscho Schietschuitenvoer
AMSTERDAM, SINGEL 273 TEL. IMTERC. 5181 H.
Dagelijksche Motor dienst tusschen
Amsterdam - Utrecht - Zeist - De Bilt - Huis ter Heide
Bosch en Duin - Rijsenburg - Driebergen - Doorn enx*
tegen rooden grond, zijn Kleopatra, zijn
oude vrouw met een geel doekje, en zijn
seringen (No. 2), is een schilder vol hard
nekkigheid, met een gave, van de natuur
hem klakkeloos gegeven, voor kleur, die
zich ontwikkelt op regelmatige, en belo
vende wijze, en die niet alleen belooft,
maar gedeeltelijk reeds volbracht.
MEVROUW DANIBLS-CHEVALIER, GERBRAND'S
KUNSTHANDEL, UTRECHT
Mevrouw Daniels schildert beesten, en
teekent ze. Het schilderen moet ze nog
leeren; met al de stoutmoedigheid van een
beginneling daarmee bezig, en eveneens
wild genoeg om wat ze maakt te durven
laten zien, bewijst ze tegelijkertijd, dat nach
vakkennis noch een hartstocht, groot genoeg
om tot een persoonlijke openbaring te
dwingen, haar eigen zijn. Een Pauw is
hiervan het allerduidelQkst bewijs. Kon ze
ook niets meer dan daar-ult blijkt, dat zou
ik haar niet verder bespreken. Ik zou alleen,
en weer eens, mijn verwondering moeten
uitdrukken met welk gemak, en met welke
groote woorden schilders en schilderessen
voorbarig op de markt gegooid worden door
handelaars, en door hen, die verkeerdelijk
critici, dat is Schifters heeten. Maar er is
iets beters op deze uitstalling te vinden dan
de Pauw. Haar teekeningen, volstrekt geen
wonderen en verre nog af van de zuiverre
voortreffelijkheid, en ver nog verwijderd van
de innige beschaving in T h. van
H o y t e m a, zoo roerend levend, de teeke
ningen zijn beter. Dat spreekt door de
techniek van zelf. Deze is niet gecompli
ceerd als de schilderkunst; er is niet het
durende gevecht met de materie, totdat deze
haar zwaarte verliest en glans wordt, of
edele stof. In de teekeningen vindt ge dan
een vrouw, wat stuursch >van gave, met
soms een begrip voor den rijkdom van
zwart-en-goud, en soms (maar wér niet
zoo beschaafd-ironiseerend als van Hoytema)
met het gevoel voor humor en voor 't leed
van de menschelijke beesten (zie
Doodverklaard, en wat daar van kwam).
Ge vindt hier dus een begin geen
daad volledig.
DE BRANDING IN DEN HAAGSCHEN
KUNBTKRING.
De Branding vertoont een mengeling van
allerlei tegenstrïjdigs.
Er zijn talenten hier, en verwarden; schil
ders, die zichzelf zoeken, en anderen, die
verloren wat ze bezaten. Er zijn er, die van
uit een kleiner persoonlijkheid zich ontwik
kelen tot een phantaisie-rijker figuur, en
anderen, die in vroeger tijd verwerkelijkt
zien, wat zij nu willen bereiken. Er zijn
ultra-modernen, heel en al scheep gegaan
naar het onmogelijke en naar het
ongewenschte, en er zijn zwakkelingen wier
werken niet eens de buitenissigheid hebben
van onnoodig krachtsvertoon. Dit alles is te
saam de Branding. Ik betwist van geen
enkele der schilders hier de overtuiging
maar wat baat een verkeerde overtuiging
bij weinig talent?...
mitiiiimiitimmi
onrust van voorheen vergeten had in de
vrede van het heden, dat het als verlangen
overwonnen was en als vervulling niet meer
gevoeld kon worden."
Zoo is in deze serene, in milde blankheid
pralende prozagedichten telkens de treffende
schoonheid van een antiek beeld of een
lichtende fontein, de natuur, het leven zelf
of zelfs de dood een prikkel tot hooger
symbolisch begrip, voerend in een zielestaat
van het zich n voelen met het oneindige.
De achttienjarige dichter voelde zich oud
als het hart der wereld", onmachtig tot
menschenliefde, een doode omdragende in
zich zelf. Sterk en klaar teekent de vol
groeide de regeneratie, die Italiëvooral hem
bracht. Als hij opklimt naar het kerkhof van
San Miniato voelt hij, dat hij geen doode
meer in zich omdraagt, kennend in zijn
hart een levende liefde en zijne ziel een
levende ziel. Menigmaal, en ook nu, niet
blijde, bergt (hij) toch diep in (zich) de zware
schat van het geluk".
Hij komt tot de alomvattende liefde, het
reine begrip der grootheid, der
samenhoorigheid van het zijnde en werkende: Wat is het
leven groot daar dat onstoffelijk gevoel
uit mijn hart als een warme volle stroom
naar het hare toestuwt, om haar heen zwalpt
en Daar" de bergen reikt, wier hoogte hem
niet weren kan als de wind van mijn ver
langen hem doet zwellen tot over hun
toppen, tot over de wereld l" Zoo tracht de
dichter in zijn mannelijke rijpheid op te
gaan tot een levensinzicht, op te bouwen
een levensleer, die hem fiere rust schenkt
en moed tot het leven: Zoo, niettegen
staande de onmogelijkheid onzer ondeelbare
eenheid zelve, winnen wij ons de wil tot
leven, tot ons werk en onze wijsheid, tot
ons blijzijn en ons lijden, op de alle holten
der wereld vullende en tot de sterren op
waarts brandende vloed onzer volheid."
Er is een zuivere, blanke rijkdom van
geluid, een zoete statigheid van klare beelden
en schoone wijsheid in dit boek.
Ten slotte een hulde aan de nu definitieve
iiimmiiiiiiiimiimm
Koninklijke
Begeer
Utrcchi
Oen
Hoogv
*4r
Kostbare en kleine
geschenken
m ?iimmiiiiiimiM iiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiMiiimiiiiiiimiimiMimiiimii
Bleling, ik schreef het reeds eerder, is
nog steeds op weg naar de eigen persoon
lijkheid ; hij vertoont in de Branding" in
vloeden van Vincent, maar zonder diens
kleur noch moreele spanning. De Smet' s
landschap met sneeuw is verwant met de
vroege Vlamingen, al leidt eerst van deze
waarheid een ietwat moedwillige verdeeling
af. Colnot is een kleurrijke en kleurgevoelige,
hij kan een .groot" stilleven schilderen (zie
ook het Museum te Amsterdam). Richters
is in den kameelenkop een beeldhouwer;
Van Zeegen heeft kleur in een zonnebloem.
Jan Slnyters en Le Fauconnier zonden niet
nun strafste werk in, Van Doesburgh (i.e.
Kupfer) mondrianlseert. Charley Toorop
is altijd bar en met een dramatische heftig
heid van kleur, Filarski lijkt op Colnot,
Essers op de middeleeuwers: Dirk NI/land
en L. Saalborn geven ook zwart en wit,
waarin Saalborn op Duitsche manier een
fijn spel zoekt, en N ij land geaccentueerd
naar het materiaal, -meer phantaisie dan
vroeger hem mogelijk was, laat zien.
VAN DER VEN, BIJ REDDINGIUS EN STOKER,
TE HILVERSUM.
Het is niettegenstaand het citeeren van
veel lovends, en niettegenstaande een goed
gehumeurde inleiding, zeker, dat deze ten
toonstelling door Van der Ven een zwakke
is, en het jammerlijke moet er uit, geen
vooruitgang bewijst, zelfs geen stilstand. De
bloemen zoowel als het landschap vertoonen
een romantische geaardheid. Maar wat ver
toonen ze meer? Ik weet, dat ze vroeger
op bescheiden en bedeesde manier een niet
krachtig maar zedig schilder lieten zien, in
wie de kleur wat van het Innerlijke mee
gekregen had, en bij wie de vorm voldoende
i zeker was, hoewel niet mér. Een onzer
befaamde kunsthistorici en schilders, tuk op
ontdekken, is toen aan het ontdekken ge
weest, en na dat ontdekken op hol gegaan,
hoewel dat feitelijk niet zeer wel past bij
zijn burgerlijke deftigheid, mér beschroomd
heid feitelijk dan distinctie, hoewel burger
lijk. Hij ging op hol, en sleurde Van der Ven
als reputatie mee. Ge vindt hiervan een be
wijs in een der geciteerde plaatsen. Ik moet
bekennen, dat ik deze ontdekking" niet
gaarne op mijn geweten zou hebben na wat
ik in Hilversum zag. Want hier zijn Van
der Ven's bloemen haast alle troebel van
kleur, en als schildering traag ; de vorm is
zwaar en onzeker. In het landschap is dat
hetzelfde; het is vaag eer dan droomerig
en de stemming houdt niet lang stand voor
een indringend bezien . . . Daarom : het is
voor Van der Ven noodig zich te
concentreeren, op nieuw zich zuiver te keeren tot
zijn bedeesde zelf.
PLASSCHAERT
iiiimmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L E M"
Wilsonsplein 11
DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN
mmiiiiimimiiimmiimmiiimiiiiimimi
uitgave van Carmen", den derden druk in
enkele jaren.
Dit boek van het mysterie der vrouw, dit
boek van fijne ontleding en scherpe
karakterteekening, waaraan reeds verscheidene stu
dies gewijd zijn, zou meer dan mijn vijf
kolommetjes eisenen als ik wilde trachten
er de volle beteekenis van vast te stellen
en mijn bewondering ervoor uit te spreken.
De heldin moge al dan niet een echte
Carmen zijn, levens-en lief desartieste, beurte
lings wreed als een kat en trouw als een
hond, Carmen, met aanhalingsteekens dan
maar, neemt voorgoed een belangrijke plaats
in in de rij der werken van De Meester.
Ik 'had nog geen gelegenheid tot een
volledige vergelijking van deze definitieve
uitgave met de eerste, maar oppervlakkig
reeds lijkt ze mij wel een nadere studie
waard. Uit hoofdstuk XV en XVI van het
derde boek verdwenen o.a. een paar brokken
en er kwam een nieuw slot. De scène
waarbij oom Alex de tasch met brieven van
Lex vindt in het Zutfensch Boschje," wordt
daar een pijnlijke droom van Henk. Hoe
vreemd was het toch met droomen gesteld,
daar mijn geest in den slaap Oom Alex had
gevonden als aangewezen brekespel! Er
was eigenaardig wrang zielsgenot in, door
te gaan op die vondst van den slaap en
Oom te zien naderen, daar in den mist, den
denker" in het zwart met flambard ver
neveld tot inkwisjteursgestalte: de Religie
zich dringende vóór het Geluk"...
Het motorongeluk gebeurt niet met
Kieboom zelf maar met een ander en bat ge
rucht ervan schokt bij Lex en Henk beiden
weer fel de ouder-instincten wakker. Om
de kinderen" ook hier.
De vrouw wil zich veroverd weten, over
wonnen, overheerscht. Zij wil een man tegen
over zich, zóó sterk, dat zij zich moet
onderwerpen, uit een kracht, die ze boven
zich voelt, actief, waartegen zij niets kan
beginnen. Haar diepste wezen wil niet zelf.
Zij doet zelfstandig ten aanzien van mannen,
zoolang ze den man niet gevonden heeft,
dat is degene die is haar meester: Dan
pas vindt ze haar rust in hém, hij wordt
haar geweten, haar voelen en denken.
Zijn invloed ontwikkelt vervormend haar
ziel, zooals zijn paringsdaad haar lichaam."
Tot dien hoogen moed was Henk niet
gekomen, die onweerstaanbare geheimzin
nige macht, waarnaar Lex hunkert, was van
hem niet uitgegaan.
Als bijlage te overgedrukt uit de Amster
dammer de gedachtenwissellng tusschen een
levende" Carmen, van het hemelsche ge
slacht" en De Meester, den schepper der
vrouw die bQ al haar fierheid, baar grillige
dartelheid en nukkigheid tast en zoekt naar
vastheid en steun voor haar geestelijk willen,
naar de hooge machtige liefde die haar
draagt boven alle maatschappelijke leegheid
en leugen.
PRINSEN JLz,