Historisch Archief 1877-1940
26Oct. '18. No. 2157
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
? DE REDEVOERING VAN MAXIMILIAN HARDEN
Teekenlng voor ,de Amsterdammer" van Joh. Braakenslek
BERICHT
De Komedianten"
De ingezonden teekeningen van
De Komedianten", kunnen schrif
telijk teruggevraagd worden, met
opgave van adres, aan het Secre
tariaat van De Amsterdammer",
Keizersgracht 333, Amsterdam.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
Hoe heb jullie 't hier met eten en drinken?"
O, wij hebben genoeg. Maar 'k geloof dat
ze boven niet over houden"
(Passing Show)
Keizer Wilhelm tot Max. Harden: Ook gij Brutus!"
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiMiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii
BILJARTSPORT
PIQUEEREN
III
Waren de in het vorig opstel behandelde
piqueerstooten alle van de meest
eenvoudigen aard wijl daarbij alleen de bedoeling
?was om te caramboleeren zonder meer
de hier bijgaande zijn van ietwat ingewik
kelder soort, omdat, naast her caramboleeren,
ook rekening gehouden moet worden met
den loop der ballen 2 en 3.
Hoe noodzakelijk het kunnen piqueeren is
het trekken gewezen werd op de noodzake
lijkheid om bij lange trekstooten de op het
biljart rustende linkerhand verder van de
stootbal af te plaatsen dan bij de korte
omdat het anders niet mogelijk zou zijn de
voor den krachtigen afstoot vereischte coup
de queue" te maken.
Om precies dezelfde reden is het niet
mogelijk de piqueerstoot van afb. 3 anders
te maken dan uit de losse hand.
Een zwak speler zal bij het aanschouwen
van c in afb. l wellicht vinden dat het maken
van een carambole op deze manier toch
eigenlijk meer 'n soort van mooidoenerij,
bal l naar 3 en het resultaat is dat wel de
carambole gemaakt, doch de volgende stoot
er een is van zeer bedenkelijke trefkans.
Het trekken van 3 op 2 is, als gevolg der
eigenaardige ligging van bal l ten opzichte
van de beide anderen, alleen mogelijk door
e queue rugwaafts te hanteeren een
hoogst onzekere houding, die zelfs het
caramboleeren twijfelachtig maakt. Bij de
tweebandstoot ten slotte is het praktisch
alleen mogelijk te berekenen dat gesteld
dat de carambole gelukt de daarna
volgende ballenpositie onberekenbaar is.
Vergelijkt men dit alles met de uitkomst
n
-C,
i C
Afbeelding !
'blijkt vooral uit figuur b in afbeelding I.
Deze stoot is op geen enkele andere dan
de aangegeven wijze te maken. De ballen
2 en 3 mogen niet meer dan hoogstens
3 centimeter verplaatsen zoodat de stoot
met verticale queue zacht doch
gevoeligkrachtig toegebracht moet worden. Wordt
de stoot op deze wijze behandeld dan ont
staat de gunstige ballenpositie als 1F in b
weergeeft.
In het algemeen
vermijde men zooveel
mogelijk het piqueeren
uit de losse hand, doch
houde, waar dit slechts
even mogelijk is, de
linkerhand op het bil
jart gesteund.waardoor
de zu i vere trefkans aan
merkelijk verhoogd, en
de stoot zelve rusti
ger toegebracht kan
worden.
Het piqueeren uit
de losse hand is alleen
noodig als de stootbal
over eenige banden
moet caramboleeren
zooals bijvoorbeeld in
afbeelding 3. Hier zien wij een soort
gelijk verschijnsel als bij het trekken. Men
herinnert zich dat in een der opstellen over
dan wel noodzakelijk is. Zwakke spelers
komen trouwens al heel gauw tot deze
conclusie.
Hoe weinig echter de zucht naar
mooidoenerij tot dezen stoot brengt blijkt ten
duidelijkste als wij even nagaan tot welke
resultaten de andere wijzen van carambo
leeren zouden leiden. De drie meest voor
de hand liggende manieren zijn dan: trek
ken van 2 op 3, of via bal 2 van de lange
O
O
j
O
Afbeelding II
boven- en de rechtsche korten band trachten
te caramboleeren. Bij het trekken van 2 op
3 sukkelt bal 2 naar den linkerbovenhoek,
Afbeelding III
van het piqueeren als afb. II in c weer
geeft, dan wordt het duidelijk dat dit aller
minst mooidoenerij geneemd kan worden
doch integendeel doodeenvoudige noodza
kelijkheid is.
Ook deze stoot moet met volkomen ver
ticalen queuestand, niet hard, doch gevoelig
afgestooten worden.
Hetzelfde is het geval met figuur d in
afb. 1. Ook deze bal zou nog te maken zijn
over drie banden, hoewel het klotsen niet
met volstrekte zekerheid vermeden zou
kunnen worden.
In afb. 2 geeft d het resultaat van het
plqueeren een uitkomst die op geen
enkele andere wijze bereikt kan worden.
De carambole, voorgesteld in fig. a van
afb. l, heeft alleen theoretische beteekenis.
Het caramboleeren op deze wijze toch zou
met recht mooidoenerij kunnen heeten. Het
wordt in dit verband dan ook alleen ge
plaatst om het cardinale verschil tusschen
trekken en piqueeren te demonstreeren
welk verschil hierin bestaat dat bij het
trekken bal l terugloopt naar 3, als gevolg
van de aanraking met bal 2, terwijl bij
piqueeren het vooruit en terugloopen van
den stootbal bereikt kan worden alleen
door de volkomen verticalen queuehouding
en krachtigen, zuiveren afstoot.
B.
SPORT EN VOEDING
Qeruimen tijd geleden reeds verscheen er
een rapport van dr. Meurer, een medicus,
die in verschillende kwaliteiten, o.a. door
-functies In den Roeibond en den A. B. L. O.
een plaats heeft Ingenomen. Het rapport is
bedoeld als een maatstaf voor den sport
beoefenaar hoe zich te voeden, zóó dat het
lichaam het best bestand is tegen de groote
inspanning bij wedstrijden. Maar door den
tegenwoordigen toestand der levensmiddelen
kan het ons leeren hoe de sportbonden het
laisser faire, laisser aller" systeem toepas
sen in verband met de prestaties, die ze
eisenen van hun spelers, n door die spelers
Zondag aan Zondag in het veld te doen
kernen n door den duur der wedstrijden
niet te beperken.
Het rapport vermeldt, dat een volwassen
persoon van gemiddeld gewicht (TO K.Q.)
.per dag een hoeveelheid warmte van 2400
cal. noodig heeft, welke hoeveelheid wordt
verkregen door de verbranding van 100 gram
eiwit, 100 gram vet en 300 gram koolhydraten.
Bij sterke verhooging van den spierarbeid
nu zijn minstens 4000 cal. per dag noodig,
waarbij de verhouding van eiwit, vet en
koolhydraten van 1:1:3 zich sterk wijzigt
en wel zoo dat de koolhydraten nog veel
meer gaan overheerschen.
Invalid-Portwijn
DE BESTE MIDDABORANK f 3.50 p. flesch
Wgr>hand*l d« Barbinson, 51 Arasttl, Amsterdam
Dame: Bespottelijk! Het is zes
maanden later dan in de vorige acte...
en ze hebben nog altijd dezelfde meid!"
(Passing Show)
Ben ik hier terecht bij de vet-commlssie ?"
Pardon, meneer, u bent bij de gedroogde vruchten."
Dr. Meurer geeft het volgende staatje voor
voeding van een sportbeoefenaar, waardoor
hij komt tot een hoeveelheid caloriën van
4381, waarvan natuurlijk altijd nog een klein
gedeelte verloren gaat.
K
olKiwit Vet hyJr. Cul.
200 gr. brood 12 gr. 100 gr. 470
500 aardappel. 10 100 460
150 suiker 150 600
l Liter melk 40 30gr. 50 680
2 eieren 14 11 160
100gr.kaas(mager)34 11 256
50 boter }U 42 0.3 375
3 r. chocolade 35 gr. 8.5 33 46 530
80 gr. erwten
ofboonen 20 3 55 . 330
50 gr. visch
of vleesch 30 120
100 gr. rijst 8 , y, , 751?340
Groenten of fruit 60
1765 130.5 576.5 4381
Gaan we dit staatje na, dan zien we al
dadelijk, dat verschillende
voedingsingredienten niet of in veel mindere mate dan
aangegeven is, verkrijgbaar zijn. Zoodat we
genoodzaakt zijn te reduceeren:
36 gr.suik. (rants. p. d.) =140cal. in pi. v.600cal.
JiL.melk( ) = 170 . 680 ,
VTOnskaas( )= 36 256
25gr.boter( ) =187.5 ^ 375 .
533.5 cal. 1911 cal.
Bovendien behooren rijst en peulvruchten
gedurende maanden reeds tot de imaginaire
voedings-artikelen en dus ook nog een 500
a 600 cal. doen missen.
Men concludeert hieruit gemakkelijk
tot het feit, dat een sportbeoefenaar zich
onmogelijk voldoende meer kan onder
houden, vooral waar het overgroote deel
der spelers voortkomt uit de volksklassen,
finantieel dus niet in staat 2 eieren per dag
te consumeeren of het buiten de distributie
verkrijgbare aan te schaffen, en ook dat het
boven vermelde staatje dus momenteel geen
nut vermag af te werpen.
(Punch)
We staan dus nu voor de vraag hoe
eenigermate tegemoet te komen aan het groote
tekort, opdat de physieken der
sportbeoefenaren niet te zeer worden aangetast door
een stelselmatig te-veel aan inspanning
tegenover een tekort aan verbrandingsma
teriaal tot opwekken van de noodige energie.
Optimisten zullen zich gaarne van de zaak
af willen maken met verwijzen naar den
toekomstigen vrede, maar hoe groot de snel
heid moge zijn waarmee de vredeszaak zich
afwikkelt, het zal nog maanden duren voor
het evenwicht hersteld is tusschen de voeding
en de grootere behoefte tengevolge van
lichamelijke overinspanning.
Honderden spelers uit de volksklassen,
men denke b.v. eens aan de talrijke
vereenigingen in den Amst. Volksvoetbalbond en
in den Amst. Voetbalbond, en evenzeer in
de plaatselijke bonden in andere steden,
zullen dus week aan week physiek zwakker
worden, wat zoowel direct tot eigen nadeel
is als indirect nadeelig werkt op hun geheele
omgeving en op ons volk.
Daarom is het wenschelijk, neen volstrekt
noodig dat de sportbonden enkele zeer wel
mogelijke maatregelen nemen tot beperking
van het kwaad. Twee voor de hand liggende
daden zijn deze. Ten eerste de afdeelingen
worden zoo klein mogelijk gemaakt, waar
door het aantal wedstrijden zoozeer ver
mindert, dat hoogstens eens in de twee weken
door iedere ploeg wordt gespeeld en ten
tweede de duur van de wedstrijden wordt
ingekort van 2 maal drie kwartier tot 2
maal een half uur.
Hierdoor zal zeer zeker tegemoet worden
gekomen aan de absolute vermindering in
lichaamsgewicht der sportbeoefenaren en
tevens zal door ee' vermijden van te groote
uitputting onnoodige schade aan subtielere
organen worden voorkomen.
Laten de sportbonden toonen dat ze waar
lijk een open oog hebben voor de belangen
der lichamelijke opvoeding en door voor
zichtigheid aan den dag te leggen het alge
meen belang dienen.
H. W. VLIEGEN