Historisch Archief 1877-1940
24 Mei '19. - No, 2187
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HET SAARBEKKEN
Teekenirtf voor <fc Amsterdammeru van
Oeorge van Raemdonck
Het conflict van 1934
Hllllllllllllllll
Een in beslag genomen boek
DE HEL
Op grond van artikel 240 van het straf
wetboek, heeft de procureur-generaal in het
ressort van Den Haag in Zuld-Holland beslag
laten leggen op eene onlangs in Nederland
uitgegeven vertaling van l'Enfer", een
oudere roman van Henri Barbusse.
In den tijd, dat Barbusse deze roman
publiceerde, had hij de schoonzoon van
den overleden dichter Catulle Mendès
zich reeds in kleineren kring naam gemaakt
met een aantal verzen. Pas later, in 1916,
toen zijn oorlogsroman Le Feu", met den
Prix Goncourt bekroond werd, kreeg hij
grootere bekendheid als prozaïst. Aange
moedigd door dit succes, heeft een Fransche
uitgever een herdruk van .l'Enfer" bezorgd,
en het is een vertaling van dezen herdruk,
die ook hier in Holland werd aangekondigd
en uitgegeven.
Aankondiging en uitgave geschiedden met
meer ophef, dan wellicht raadzaam was, in
verband met den uiterst subtlelen aard van
dezen roman, waarvan schrijver en titel
gemakkelijk den kooper op een dwaalspoor
brengen konden. Want dit is geen
oorlogsboek, en de stof is zóteer, dat alleen de
lectuur in het oorspronkelflk de edele be
werking ervan kan doen waardeeren. Maar
vertalingen schijnen nu eenmaal noodig te
zijn, en, het dient erkend te worden, dat
Andries de Rosa, die ook de vertaling van
Le Feu" op zich nam, op zeer harmonische
wfze ook hier Barbusse's gevoelig proza
heeft trachten over te brengen.
De vertaling van Le Feu bracht groote
moeilijkheden mee, door het vele jargon in de
soldaten-gesprekken; dit werd echter nimmer
tot liederlijke kazernetaai, hoewel het na
tuurlijk ook geen soldaten-Hollandsen werd.
Maar deze vertaling stelde haast neg
grooter eischen, en op een heel ander
Miiiiiiiimiimmi
[DE PRUISISCHE KWESTIE
In Duitschland stijgen de noodkreten ten
hemel over den door de Entente ontworpen
vrede. Het meest treft natuurlijk het verlies
van aanzienlijke landen, die sedert geruimen
tijd bij het Duitsche rqk hebben behoord
en daarom als oud Duitsch gebied worden
beschouwd, waarvan men nooit ofte nimmer
afstand zal doen. Vooral richt zich de ko
kende verontwaardiging over de snoode
Entrnte, die de beginselen van Wilson ho
nend overboord werpt, over wat aan den
Weichselmond zal geschieden. Terwijl men
zich met den af stand van Elzas en Lotharingen
blijkbaar reeds heeft vertrouwd gemaakt,
komt het Duitsche gemoed in opstand tegen
den afstand van West-Pruisen, waardoor
Oost-Pruisen weer van Duitschland zou wor
den afgescheiden en een groot enclave in
het Polenland zou worden,
Die verontwaardiging is begrijpelijk. Maar
een andere vraag is of de historische beschou
wing, die eraan ten grondslag ligt, inderdaad
juist is. Zijn het inderdaad oud-Duitsche
landen, waarom het hier gaat ? En wat ver
staat men daaronder? Geschiedt hier Inder
daad het schandelijkste onrecht ? Of is alles
wat hier aan en met den Weichselmond ge
beurt, niets anders dan een episode van een
groot historisch gebeuren, een schakel in een
lange keten van oorzaken en gevolgen? Is
dat alles ten slotte niet ook een treffend
symptoom van de onvaste politieke ver
houdingen van Duitschland?
Het Is nu eenmaal een feit, dat Duitsch
land zeer vage grenzen heeft, die met de
eeuwen hebben verschild en die steeds aan
leiding hebben gegeven tot voortdurende
moeilijkheden en conflicten met de buren.
Ook van nog iets anders kan men spreken,
van het zwakke politieke gestel van het
iiuiiiiiiiiiiiii innmi i i iiiimiiiii m
H. STINIS
Haarlem - Kruisweg 23
TELEFOON 15O6
EXPORT IN TABAKSARTIKELEN NAAR
OE GEALLIEERDE STATEN
gebied. Art. 240 stelt straf baar dengeen die:
.eenlg geschrift (o.a.) verspreidt,
aanstootelflk voor de eerbaarheid., enz..."
De vertaler heeft in eene inleiding van
verband gesproken tusschen dit werk,
dat feitelijk geen roman is, maar eene aan
eenschakeling van emoties en bespiegelingen
op erotisch gebied, en Dante's hel; Dante
en Barbusse beiden hebben de folteringen
van het zinneleven begrepen, maar de God
delijke Comedie werd een epos, dat zich
boven het menschelfjke verheffen kon, ook
in beeld en taal, terwijl Barbusse's boek
een troosteloos trachten naar hooger blijft,
dat weliswaar menschelflk is, en ons nabij,
maar dat niet culmineert in de smettelooze
hoogten van dichterschap en loutering.
Barbusse blijft de scherp-observeerende
prozaïst, de psycholoog, wanneer men wil,
en daardoor is z|n werk ook leesbaar voor
menschen die z.g. prikkellectuur zoeken, en
die niet de loutering ondergaan, die ligt in
het verwerpen van den schijn, voor het
wezen dat zich in dien schijn openbaart.
HQ staat op een standpunt, dat iedere
mensch in kan nemen: een stoel in een
hotelkamer, vanwaaraf hij de menschen in
het naastliggend vertrek bespieden kan in
hunne meest intieme levensuitingen., en
hij doet ons alles beleven, tot en met de
smartelijke inzinking tot menschelijke nietig
heid, waaruit een tranenwaarheid geboren
wordt. Zijn loutering ligt in het besef van
de foltering, evenals bij Dante is de foltering
bij hem middel, en de bespiegeling doel.
Maar er is een groot dichterschap toe
noodig, om de middelen tot dat doel te
heiligen; en daarom is eene vertaling van
dit boek zulk een subtiele taak, daarom is
het misschien minder raadzaam geweest,
zulk een boek met eenigen ophef, en in
eene populaire editie te publiceeren. *)
Want de eerbaarheid" komt in het ge
drang, waar de bewerker van het thema
te kort schiet, om al zijn lezers de loute
ring mét hem te doen ondergaan. Het groote
publiek, het publiek van de populaire edities,
heeft daartoe sterke middelen noodig (ge
tuige b.v. het werk van het Leger des Hells!)
En Barbusse's middelen waren die vaneen
zeer jong intellectueel, die niet meesleepend
was als dichter, maar scherp-analyseerend,
en daardoor verstaanbaar voor menschen,
die de leemten in zijne beschrijvingen aan
kunnen vullen, met iets dat die beschrij
vingen bij hen opwekt, en dat het beste
van hen zelf is.
Daardoor is dit boek alleen heilzaam voor
intellectueelen, en gevaarlijk voor de massa
die immers ontroerd wordt door waarheden,
maar die weinig gevoelig is, voor hetgeen
ik zou willen noemen: De inductieve
schoonheldssensatle.
En het is juist de inductieve werking, die
de louterende is in dit boek van
meedoogenlooze analyse, en ietwat zwakke, althans
onzelfstandige synthese. Om dit boek te
lezen, moet men den strijd met het
zinnenleven in eigen ervaring kennen, moet men
een mensch zijn, die de smart gekend heeft,
en ook, al was het maar van heel verre,
en zeer vaag, de smettelooze toppen van
het dichterschap en van de loutering gezien.
Voor de overigen is dit boekaanstootelijk,
in den psychlatrischen zin, dat een uit zelf
behoud verdrongen complex hinderlijk is;
en dan is er de groote massa, die er hunne
instincten mede gestreeld zouden voelen.
En aangezien de Haagsche
procureurgeneraal allicht uit zijne ervaring weten zal,
dat de laatste categorie groot en onmondig
is, ligt hierin de aannemelijke verklaring
van zijn daad, hoewel die natuurlijk
beleedigend blijft voor alle
geestelijk-meerderjarigen.
In weer andere opzichten heeft deze in
beslagneming iets van een litteraire steek
proef?H. SALOMONSON
?) Getuige het feit, dat, na de in beslag
neming elders, te Amsterdam met dit boek
op straat gevent wordt.'
"mimi""""
l n valid-Portwij n
DE BESTE MIDDAGDRANK f 2.50 p. flesch
Wijnhandel de Barbanson, 51 Amstel, Amsterdam
IIIMHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIII
IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIIIIHMillllllll
Duitsche volk. Is het inderdaad niet merk
waardig, dat het Duitsche volk, dat zoo
rijk begaafd is in menig opzicht, dat zulk
een rijke geschiedenis heeft, zich toch de
eeuwen door nog geen nationale, politieke
organisatie van beteekenis heeft weten te
scheppen. Vergeleken met Frankrijk en En
geland en ook met Nederland is de Duit
sche staat van een vrij hulpelooz' en onbe
holpen structuur. Hoe is het mogelijk, dat
zulk een krachtig volk zich nog nimmer
tot een behoorlijke staatkundige organisatie
heeft weten op te werken.
Het probleem van den Welchselmond is
zeer moeilijk, omdat hier krachten op
elkander stooten, die gelijkwaardig in
historischen zin en bovendien onverzoenlijk zijn.
Een goede oplossing van dat probleem is
nog nimmer gevonden en is ook door geen
arbitrage te verkrijgen. Tot dusverre heeft
de sterkste de oplossing van den zwakste
afgedwongen en dat zal ook nog wel lang
zoo blijven. Want het probleem is princi
pieel en factlsch onoplosbaar. Het is kortelijk
dit: het land aan den Weichselmond is in
hoofdzaak door Duitschers bewoond, maar
tegelijk vormt het het mondingsgebied van
Polens groote rivier. En even groot dus het
streven der Polen moest zijn om den Weich
selmond te bezetten, even krachtig moest
de wil der Duitschers zijn dat Pruisische
land stevig in de hand te houden. Alles
botst hierfop elkander, belangen en rechten,
wenschen en idealen, nationale en ook
sociale tgenstellingen.
Wij zijn hier in het oude Pruisenland, van
ouds een Slavenland als Polen en Litauen.
In den loop der middeleeuwen heeft de
Duitscne kolonisatie over de Elbe en langs
de Oostzee ten slotte ook dit land bereikt.
En dat wel in hoogst eigenaardigen vorm.
In 1226 kwamen de eerste Duitsche ridders
aan de Weichsel, waar zij hun geestelijke
orde vestigden. Ongeveer een eeuw lang
heeft hier de strijd der Christelijke Duitschers
met de heidensche Pruisen geduurd; zoowel
met geestelijke als met stoffdrjke wsp*nen
werd deze strijd gestreden, die eindigde met
de volledige onderwerping der oude bevol
king, voor zoover zij althans niet was uit
geroeid. Wanneer dan ook in 1309 de groot
meester der Duitsche orde zich vestigt in
Pruisen en zijn trotschen Marienburg bouwt
dicht bij den Weichseloever, dan geöiedt
Inhoud van de Mei-Tijdschriften:
JONGENSLEVBN : EHze Knuttel- Fabrus, Het
geheim van huize Ten Vijver, De Pro
fessor. M. de Koning, Spoorzoeken.
Uit de Natuur. Wat iedere jongen moet
weten, L. A. Duprée, Foto-rubriek.
J, Schaap, Langs een omweg. J. Schaap,
De roepstem der natuur. Leo Lauer, Van
onze Sportvelden. Dr. W. E. Merens,
Zwemmen. J. Willering, Over het Ver
zekeringswezen. Leo Lauer, Hyacinthen.
De Afgod II. Uit het Jongensleven.
DE VROUW EN HAAR Huis: Portretbijlage.
G. te Winkel, Schilderijen zien. - F. S. van
Balen- Klaar, Arbeid van de gehuwde vrou w.
Ells. M. Rogge, Nelly Bodenheim. -J. v. d.
Kous, Kinderen en Zwemsport. E.
TierleHogerzeil, Het roode hemdje. M. Ber
denis van Berlekom, Beroemde
Nederlandsche Componisten in onzen tijd. Tony
de Ridder, Jan J. Zeldenthuis, Verzen. E,
Spakier, Een bezoek aan Vassar College.
Zomerkleeding. Japonnen met naaldver
siering. Kinderkleedlng. Marie Heinen,
Vrouwenarbeid hier en elders.
NAALDWERK EN KANT: Driemaandel. extra bij
voegsel van De Vrouw en haar Huis"
No. 1. Nieuwe Wegen, EHs. M. Rogge.
Denken en Werken, Elis. M. Pogge. Bij
Platenen Werkteekeningen.?Pluizenmandje.
ANTWOORD
aan den heer Gabriëlse, president van
Sint Maarten te Utrecht, omtrent de
reorganisatie van Sint Maarten.
Ik volg in deze beantwoording den heer
Gabriëlse op den voet.
1. Ik ben inderdaad in de gelegenheid
geweest mij op de hoogte te stellen van
de fouten van Sint Maarten. Het is geen
verkeerde gewoonte, lyktmq toe, zich nauw
keurig rekenschap te geven van de fouten
eener zaak, voor men een verbetering voor
stelt. Het leek me logisch toe; de heer
Gabriëlse schijnt dat niet te vinden; hij
heeft het, verkeerdelijk, onnoodig geacht
zich op de hoogte te stellen voor hij aanviel.
2. Ik was verbonden aan de
Vereenlging Sint Maarten, dit jaar, en op verzoek
der vereeniglng, niet als artistiek pro
pagandist, maar als aesthetisch adviseur;
dat is iets geheel anders. Het lijkt mij toe, dat
de heer Gabriëise, de praesident van Sint
Maarten, niet gewoon is de dingen nauw
keurig te bepalen; zijn eigen werk wijst dat
eveneens uit.
Ik heb die plaats van aesthetisch adviseur
gaarneaanvaard; ik hoopte nuttig werk te kun
nen doen. De heer Gabriëlse bezit een andere
eigenschap, die hem ongeschikt maakt aan
het hoofd van Sint Maarten te staan (naast
zijn onbelangrijkheid als schilder en teeke
naar) en dat is: hij doet aan dorpsdiplo
ma t i e. Hij heeft gemeend, tot z ij n
eigen heil, mij buiten alles te houden.
Ik ben merkwaardig buiten alles gehouden.
De heer Gabriëlse is. ook dit is een fout
voor een praesident, niet op de hoogte van
het wezen, van een wél-werkende
Vereeniging; h ij ziet klein (zijn werk wijst dit
eveneens uit). Met moeite heb ik hem
kunnen overreden, tot het laten houden van
een lezing over Toorop De reden was deze:
Er was niets van Toorop op
Sint Maarten. Ik heb zijn tegenstand
kunnen overwinnen door zelf voor een
feekeningetje te zorgen. De heer Gabriëlse
heeft toen voor te weinig publiciteit ge
zorgd, naar mij van verschillende kanten
is medegedeeld. Een tweede lezing is niet
doorgegaan, ofschoon aangeboden. De heer
Gabriëlse meende dat zijn waar, het ten
toongestelde werk, moest aanbevolen woiden.
Dat was echter te middelma'ig, naar de
kritieken in alle bladen.
Toch hoort bij zoo'n wei-gesubsidieerd
lichaam als Sint Maarten" een breeder kijk
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L E M"
Wilsonsplein 11
DE VOORDEELfGSTE TARIEVEN
hij over een volkomen onderworpen en goed
georganiseerd land. En dan alen wij hier
het merkwaardige historische verschijnsel
gebeuren, dat een echt mlddeleeuwsche
instelling als een geestelijke ridderorde zich
heeft aangepast aan de moderne behoeften
van een geheel nieuw land. Het is aan de
Duitsche orde gelukt dat land tot hoogen
economischen bloei te brengen. Het werd
een voortreffelijk bebouwd land, dat ging
uitvoeren langs de Weichsel naar de
cultuurlanden van het westen. Een welvarende
boerenstand kwam hier op. En vooral
gewichtige handelssteden ontwikkelden zich
hier, Danzig, Elbing, Thorn, Koningsbergen,
Memel, onder de schuts van den beleidvollen
grootmeester. Een bloeiend, echt Duitsch
land had zich ingedrongen in Slavische
volken.
Dat was de kracht en tegelijk de zwakte
van het Duitsche ordeland. Het was de goed
beveiligde, maar toch ook steeds bedreigde
voorburg en uitpost der Duitschers In het
oosten. Zoolang de Slaven verdeeld bleven,
kon men zich daar, zij het niet zonder zwa
re n strijd, handhaven. Maar zoodra in het
Slavische achterhnd een krachtig rijk ont
stond, zou het voor de Duitschers een strijd
om het bestaan worden. Dat weid het geval
aan het einde der veertiende eeuw. In 1386
werden de beide S'avische rijken Polen en
Litauen vereenigd door het huwelijk van
koningin H^dwig met grootvorst Jagrllo.
Jagello werd koning en noemde zich
Wladlslaw IV. Hij was van den aanvang af vast
besloten den strijd met de Duitschers, de
erfvijanden van zijn volk, door te zetten.
Zoo kwam voor de Duitsche orde het nood
lottige uur van den smartelijken val. BIJ
Tannenberg werden de ridders in 1410 door
den koning van Polen zoo volledig versla
gen, dat er voor hen geen herstel mogelijk
was. In 1411 werd voorloopig, in 1466 defi
nitief de vrede van Thorn gesloten, die
Pruisen ongeveer zoo verdeelde als het
vredesverdrag der Entente het thans na vijf
DE,SCHOUWBURGKWESTIE
Teekenlng voor .de Amsterdammet" van Jordaan
Portier: Kalmte, Heeren, ieder krijgt zijn beurt... voor zoover er plaats is."
van dingen en op dingen. Tijdens de ten
toonstelling behooren minstens 3 lezingen
(ledere week n) gehouden te worden over
onderwerpen, in verband met schilderkunst
of beeldhouwkunst, door daarvoor aan te
wijzen, bevoegde, lieden. Voor dit alles
moest bij Sint Maarten een permanent
secretaris bestaan.
3. De heer Gabriëlse noemt dan de
leden van het Bestuur van Sint Maarten.
Ik heb het bestuur van Sint Maarten autori
teit en aesthetische relaties betwist. Ik meen
van zulke dingen langzamerhand op de
hoogte te zijn gekomen. En ik beken u,
dat ik nooit van de autoriteit in het aesthe
tische of van de aesthetische relaties ge
hoord heb van de heeren Boot, Gabriëlse,
Geesink, Leydenroth van Boekhoven, en
Vuystingh, allen te Utrecht wonende, en
daardoor onwillekeurig aangewezen de
dageIQksche daden van de Vereeniging te doen.
4. De heer Gabriëlse begint vervolgens met
een handigheid, en met een onwaarheid. HIJ
noemt bij de commissie van toelating Jan
Sluyters en Jan Toorop. Deze twee heeren
zijn, dit jaar, niet zonder mijn dringend
medeweten leden geworden; maar ten
tweede is Toorop noch bij het
j ureeren geweest, noch ooit later.
De heer Gabriëlse doet het voorkomen, alsof
hij erwel geweest Is. Dit is een on waarheid,en
eene, die ik toevallig kan controleeren. Deze
twee heeren zijn dit jaar, zooals ik zei,
pas leden geworden. Mijn actie gaat verder.
Zij gaat niet alleen tegen dit jaar. Het is
daarenboven eene onzuiverheid schilders
tegen mij uit te spelen, die, ik herhaal, niet
zonder mijn dringend medeweten in die
commissie zijn gekomen.
5 De gouden medailles zijn toegekend,
dit jaar, aan den beeldhouwer Altorf, aan
de heeren Gorter en Gabriëlse zelf. De eenige,
die van deze toekenningen te verdedigen is,
is die van Altorf. De heer Gabriëlse kreeg
de medaille op een teekeMng zwak genoeg
voor de Gartenlaube. Dat de heer Gorter
de medaille kreeg is een tweede onhandig
heid. Het wekt de jongeren niet op tot
meedoen. Zij deden niet mee (omdat zQ het
bestuur zoo eminent vonden?); de jonge
ren onthielden zich zoo goed
als en b l o c. Met recht. Een tentoon
stelling, waar Gorter en Gabriëlse bekroond
worden, is niet hun zaak.
6. Het falen van Sint Maarten ligt In
hoofdzaak bij het Bestuur. Dit schrikt af;
dit lokt niet; dit gaat tegen zijn doel in,
omdat het uit te veel incompetenties be
staat, geen autoriteit bezit, geen voldoende
kracht. Het kan, zooals het nu Is, geen
tegenstand overwinnen; het begaat flater
na flater. Vermoedelijk zal het nu het
voleeuwen opnieuw voorschrijft. West-Pruisen
met den Weichselmond en de groote han
delsstad Danzig komen aan Polen; alleen
Oost-Pruisen bleef aan den grootmeester,
maar slechts als leen van de Poalschekroon.
De grootmeester behield niet eens den
Marienburg; hij moest zijn zetel naar
Koningsbergen verplaatsen.
Zoo is de toestand met enkele veran
deringen ongeveer drie eeuwen gebleven.
Wanneer onze voorouders in Danzig komen
om handel te drijven, bezoeken zij een
Poolsche stad. Het is dan ook waarlijk geen
wonder, dat de Invloed van Hollanders op
den groei en ook op het karakter van
Danzig veel grooter is geweest dan die der
Duitschers. De stad ziet er met haar smalle
huizen en hooge topgevels veel meer
Nederlandsch dan Duitsch uit. Zoo goed als
alle betrekkingen met het oude Duitschland
gingen hier verloren. Danzig was de haven.
de stapelplaats van Polen geworden. Het
was de mo id van het groote Slavenrijk.
Maar dit Slavenrijk verzwakte; de
adelsheerschappij, corrupt en onbekwaam, onder
wierp het sterke koningschap. De Poolsche
leiding is berucht gebleven. Het gekozen
koningschap was geen macht meer. En
intusschen begon Pruisen na eeuwen weer
een macht te worden. In 1525 nam de groot
meester Albert van Hohenzollern de hoogste
staatsmacht in handen: hij werd Protestant,
zette de organisatie der orde op zijde en
noemde zich erfelijk hertog van Pruisen.
Een eeuw later, in 1618 volgden de
Brandenburgsche Hohenzollern ook in Pruisen op.
In 1656 wist de Groote Keurvorst den koning
van Polen te bewegen hem te ontslaan van de
leenhulde; voortaan was de hertog van Pruisen
niet meer de eersteleenman van de Poolsche
kroon, maar een souverein vorst. Nog geen
vijf ig jaren daarna doet zijn zoon F.ederik
een verderen stap tot hooger macht. Onder
met moeite verkregen toestemming van den
Keizer proclameert hij zich tot koning van
Pruisen: in 1701 laat hij zich in de slotkerk
van Koningsbergen als zoodanig kronen.
Daarin lag stellig reeds een bedreiging
van Polen. Want het was waariqk eeu
Pruisisch staatsbelang, dat de veruit liggende
deelen in den Prulslschen staat territoriaal
aan elkander werden gehaald. Het moest
dus wel het streven der Pruisische koningen
zijn West-Pruisen, dat Brandenburg en
Pomgend jaar probeeren met dingen in te voeren,
die ik den heer Gabriëlse heb voorgesteld;
het geven van een aantal groote groepen
tusschen de overige werken etc. Het had
het evenwel dit jaar reeds kunnen doen.
Het deed dit niet. En met het tegenwoordig
bestuur, met iemand als den heer Gabriëlse
aan het hoofd, blijft het sukkelen, en
feitelijk blijft het een verspillen
van de geschonken subsidies.
PLASSCHAERT
Voorjaar
Dit is de lent. Wie kan zijn schreden keeren?
De kranen drijven door de purpren lucht
Hun vleugelende wig, in trage vlucht
Verglijdend op den dreom van ons begeeren.
Hoog vegen 't hemelblauw de popelveeren
Waar 't laatste zonlicht-vleugje is wegge
vlucht.
Zij trillen met een heimelijk gerucht,
Daar in hun top zich reeds de kleuren
meeren.
De blijde boodschap ritselt door de boomen.
En sidrend van verwachting heeft mijn ziel
Weer den belofterijken klank vernomen,
Die met vernieuwden glans en luister viel
Binnen de vensters mijner oude droomen,
In laaien brand en blijdschap voor zijn komen.
FEL ix RUTTEN
Interieur
Wat roode. rozen in kristallen vaas
Bij 't open venster op het raamkozijn.
De kamer warm gebaad in zachten schijn
Van lampen, overnuifd met aker gaas.
Daarbuiten, ondv 't loof, het lucht geraas
Van regen, als een scnemergrauw gordijn.
Als sneeuw zoo blank, dat ik mij stil verbaas,
Uw bloosheid in crapaud van karmozijn..
Er luidt geen woord. Uw witte handen rusten
In stille schoonheid, met juweel geringd...
Alleen de luide regen zijgt en zingt.
En 't lokkend lied der ongeweten kusten
Doorhuivert niet dan met bevangen schroom
De schuchtre schaduw van uw kuischen
droom.
F E L i x RUTTEN
immiillimiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
meren van Oost-Pruisen scheidde en dat
zelfs wat Ermland diep in Oost-Pruisen
Ingreep, in handen te krijgen. Er was bij
dit alles natuurlijk van eenlg geschreven
l of ongeschreven recht geen sprake; sedert
het midden der vijftiende eeuw was
WestPruisen Poolsch en in ieder geval was het
nooit in het bezit der Hohenzollern geweest.
De gelegenheid om het te verkrijgen bood
de ontbinding van den grooten Pjolschen
staat. In bijzonderheden zullen wij die niet
nagaan. Hier moge volstaan, dat Pruisen bij
de eerste Poolsche deeling in 1774
WestPruisen verkreeg, behalve Danzig en Thorn,
maar met het Netzen-dlstrict. Twintig jaar
later, in 1793 bij de tweede deeling, kon
Pruisen de hand leggen op Danzig en Thorn,
lang begeerde steden.
Zoo is de toestand tot in onze dagen ge
bleven, behoudens een korte afwijking in
den tijd van Napoleon. Juist deze afwijking
bewijst, dat het herstel van Polen
onvermQdelijkrfe kwestie van den Weichselmond
aan de orde stelt. Bij den vrede van Tilsit
had Pruisen het grootste deel van zijn
Poolsche inlijvingen weer moeten afstaan;
Napoleon vormde daaruit het groothertog
dom Warschau. West-Pruisen Het hij aan
den koning van Pruisen; alleen Danzig niet.
Dat werd een vrije stad onder maarschalk
Lefebvre, die zich hertog van Danzig mocht
noemen.
Thans zal deze vrije stad Danzig herleven.
Zal zij een vrije stad big ven? En zal Polen
sterk genoeg zijn om den Weichselmond
bljjvend in bezit te houden? Wij kennen de
factoren, die daar op de grenzen van
middenen oost Europa op elkander werken, niet
voldoende om daarop een antwoord te geven.
Maar dit staat vast: de kwestie van den
Weichselmond zal een probleem blijven,
waaraan iedere eeuw weer een andere op
lossing zal trachten te geven om de een
voudige reden, dat de feitelijke toestand
nooit alle betrokkenen zal kunnen bevredigen.
H. BRUGMANS
"'"" """ iiliiiin n n i minimum,,,,
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama
DEN HAAG. Tel. 1538.