Historisch Archief 1877-1940
8803
Zaterdag 13 September
A°, 1919
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
f Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f2.50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel]
De uitgevers van Holhcnia A- Wnreadorf
zyn foy den postcheque* en girodlenfft aan'
gesloten onder No. 7134.
?ui iiiiiminiiifiii
iiiiiiililliiiiimlfimiiiliii
INHOUD t Bladz. l: De Koningin van
Nederlandsoh-Indië, door v. H. De Amsterdameche
Gemeenteraad, door dr. J. A. Sohröeder. Leger
en Vloot: Milititaire Opvoeding, door W. J. M.
Linden. Buitenl. Overzicht: Mensohen en Gene
raals, Y, door dr. W, G. O. By vanok. 2:
Verwikkelingen",teekening van Jordaan.?Krekelzang,door
J. H. Speenhofl. - Koloniën: Indische Causerieën,
door mr. H. Q. Koster. S: Feuilleton: St.
Jansvuur, door Nora Verloren. 5: Voor Vrouwen
(red. Elis. H. Bogge) Het Zangonderwijs op de
Lagere Scholen, door H. Sybrandi-Halberetadt.
Van Vroaweljjk Doen en Denken, door E. C. v. d.
M. De Vronw als Verkoopster, door J. N. J. de
Booy. Vers van Anna Hondras. De
ModeTentoonstelling in het Centraal Theater, teekening
van Is. van Mens. Uit de Natuur: Een goed
begin, door Jao. P. Thijsse. 7: Pier Pander f.
Nieuwe Bussische Boeken, door Arn. Saalborn.
Nieuwe Uitgaven. Leekenspiegel. Do bagage
van den ex-Keusor, teekening van George van
Baemdonok. Muziek in de Hoofdstad, door H,
J. den Hertog. S: Proeivliegtnigen en
Proefvliegtnigensport, door J. W. v. d. Heulen.
Kwatrijnen, door mr. Jacob Israël de Haan. Of
den Eoonomisehen Uitkjjk, door jhr. mr. H
Smissaert. 10: De Aviette. De Eerste vlnoht van
een Journaliste, door Vliegenier. Uit het
Kladschrift van Jantje. Passagiers vlieg en, door Molis
Stoke, met teekeningen van Is. van Mens. II:
Het Nederlandsen Panopticnm verdwijnt, teekening
vaa Joh. Braafcensiek. Onze puzzle.
Bijvoegsel: Amsterdamsche Gemeentepolitiek,
teekenirjg van Joh. Braakengiek.
itiiinniiiiiiiii
DE KONINGIN VAN
NEDERLANDSCH-INPr
Qij Hollanders weet wel wat ge doet"
hoorden wfj onlangs een vreemdeling
zeggen, gij bezit de prachtigste Koloniën
van de wereld, maar ge houdt er u zoo
stil mogelijk over. Zoo houdt ge de afgunstige
blikken er af."
WQ betwijfelen of de oogen waarop 't
aankomt, inderdaad zich zoo gemakkelijk
laten afleiden, als onze zegsman meende!
In elk geval is bij in 't algemeen een zeer
goed opmerker; en wanneer hij vindt dat
wij tegenover de wereld het licht onzer ko
loniën onder de korenmaat zetten, zal die
Indruk wel eenlgen grond hebben.
Met de conclusie echter kan men het
zeker niet eens zijn. Het is meer dan twij
felachtig of een land als Nederland er
waarlijk voordeel van zou kunnen hebben,
met zijn koloniaal bezit bescheiden in het
hoekje te blij ven 1
En gesteld, dat dit zoo is, zoo ligt daarin
stellig een reden, waarom wij van onze
koloniën niet al datgene maken, wat er van
te maken valt. Met name ook, waarom zQ
voor en met het moederland niet de volle
beteekenis krijgen die in onze mogendheid
in Indië" gelegen is.
Juist voor een volk als het onze moeten
de kolonën zeker iets gansch anders nog
en veel meer zijn dan een bron van
commercieele welvaart, van baantjes en van
politieke spiegelgevechten.
Zij moeten aan dat volk wijdheid van
blik, zelfvertrouwen en besef van idealen
geven.
Er zijn gelukkig allerlei factoren, die
NemilllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIItlll
iiHuiiiiuiiiimiiiiiimuiiiimnt
MENSCHEN EN GENERAALS
VI
DE TOCHT NAAR BAGDAD
Ik houd het er voor, Sergeant, dit heeft
zooveel van de hel als we er ooit denkelijk
van zullen zien", zei een jong officiertje den
avond van een slag tegen de Turken die
niet had willen slagen.
Werkelijk lag er iets helsch over den
kleinen kring die zich onder den killen regen
had gevormd om den kookkachel en de
machine van de boot op de Tigris waar
heen de gewonden waren vervoerd. Het dek
zelf was vol onverzorgde gewonden; maar
een klein groepje had de warmte en het
licht van de machine gezocht te midden der
verschrikking van den nacht. Daar stonden
zfj, hun gezichten met bloed en modder be
spat, ter nauwernood van moeheid op de
been blijvend, alleen met inspanning, tegen
de pijn in, het hoofd ophoudend, een sigaret
tusschen de lippen, toch nog een grap makend
om zich niet overwonnen te toonen door
het ongeluk, en lachende
Het vuur van de machine en van den
kooktoestel schoot zijn rooden gloed in af
gebroken lichtstrepen over dien cirkel der
vroolfjkheld van bibberende ellende, infer
naal fantastisch, als van gepijnigde duivels
die kermis hielden.
Ik denk, sergeant, dit heeft er alles van
alsof we een stuk hel zagen, zooveel wij er
ooit van zullen zien". De woorden van het
luitenantje waren geen moreele of pittoreske
reflectie, zfj kwamen er uit om iets te zeggen
te hebben, en de toegesproken sergeant, stijf
zich in positie stellend, antwoordde beamend
gelijk het behoorde: Ik geloof dat het zoo
Is, Sir".
deriand onderscheiden kunnen van een pro
vinciaal plattelandsstaatje.
Maar de machtigste daaronder misschien
nog wel, blijven de koloniën.
Het plan, dat nu weder eens eenigen be
paalden vorm schijnt te krijgen: het plan om
de Koningin tot een bezoek aan Oost-Indië
uit te noodigen, is een denkbeeld dat zeker
reeds jaren lang in menig gemoed is ge
koesterd geworden. Of het op het oogenblik
voor verwezenlijking vatbaar zou zijn, moeten
anderen beoordeele i. Eveneens of de regee
ring zich tot het regelen van een bezoek
in waarlijk bevredigende vorm opgewassen
gevoelt. Of hier te lande door een regent
schap in de zaken kan worden voorzien;
en allebei meer.
Doch dit weten wij: dat in beginsel zulk
een bezoek van ontzaglijke beteekenis zal
zijn. En voor Indië, n voor Nederland, n
voor beider verbinding.
En een ander ding kan men daaraan toe
voegen : dat het zeer zeker aan Koningin
Wilhelmina niet liggen zou, wanneer een
Koninklijk bezoek aan Insidinde niet een
even waardig als duurzaam succes zou zijn.
« *
*
De Koningin is de vertegenwoordigster
der Nederlandsche natie. Daar, waar zij
verschijnt, wordt de realiteit van het bestaan
dier natie, met al hare verwachtingen en
plichten, een levend iets.
Hoe zou Indic er recht op hebben, evenals
de provinciën in Nederland, de Vorstin in
zijn midden te zien verschijnen. Hoe zou
het ietwat afgestorvene en wat onzekere,
dat nu wel in de Nederlandsen-Indische
maatschappij heeft post gevat, kunnen wor
den weggevaagd. Hoe zouden de Nederlan
ders in indië worden herinnerd aan 't geen
zij daar vór of namens Nederland hebben
te zijn. Hoe zouden de Indiërs duidelijker
zien, dat een verstandig en verantwoordelijk,
hoogstaand Europeesch gezag voor hen geen
leeg of misbaar denkbeeld is.
* * *
Hoe zou in Nederland het te vaak door
allerlei kleinzieligheid overwoekerde be
wustzijn van onze koloniale belangen en
onze koloniale verplichtingen, door duizen
den bfl duizenden sterker worden gevoeld.
En hoe zou voor het oog van de gansche
wereld die reis van het Koninklijke schip
naar Batavia, de verbinding tusschen den
westerschen en den oosterschen peiler van
den Nederlandache Staat duidelijker be
vestigen.
*
* *
Wantoestanden, verwaarloozing en on
macht om iets tot stand te brengen, zou
het bezoek der Koningin aan Oost-Indlë
niet toonen. Zeker niet.
Mocht een persoonlijke rees van Hare
Majesteit daaraan iets kunnen verbeteren,
men zoude haar dringend verzoeken eens
naar die andere Kolonie, in de West, te gaan.
Op geheel andere wijze, helaas, bestaat ook
daar behoefte aan een Koninklijke
inspiratieEn 't ware misschien slechts een eerlijke
vermijding van de politiek d la Potemkln,
der Koningin van Java en Sumatra ook
Paramaribo eens te laten zien.
* * *
Wat het bezoek in den archipel van
Insullnde toonen zou is: vél resultaat, met
Laat zoo'n tooneeltje voor ons staan als
een specimen van de winterervaringen in de
rampspoedige expeditie, naar Mesopotami
tot ontzet gezonden van de opgeslotenen in
Koet-el-Amara, de romerkwalen welke de
troepen hadden te verduren als zij wachtten
op de gelegenheid tot een nieuwen
krtygstocht, waren niet minder aangrijpend en des
te meer ontzenuwend, naar mate voorloopig
hier alleen viel te dulden en geen activiteit
afwisseling bracht.
Want de Augustuswarmte daar in de
Tigrisvlakte was overweldigend. Men voelt
zich aan den rand van een kolossaal vuur
waar telkens onder den drang van zwaren
wind de vlammen uitschieten. Het is alsof
het vuur de menschen slaat en pijnigt, het
wil met hen vechten. Dan komt dagelijks
de stofstorm plotseling is het duisternis,
een zuil van stof cirkelt om haar basis en
beweegt zich krinkelend voort door de
woestijn. Het lijkt wel dat zij de gansche
vlakte oproerig maakt. Andere stofduivels
rijzen op. De hitte drukt als lood. Zij valt
niet langer aan met stooten en vlagen, maar
ligt als een doode massa.
Manschappen stierven van dorst na een
marsch van enkele uren.
Tegen de warmte kon men zich alleen
vrijwaren onder dak en door matten, niet
in tenten.
Maar geen beschutting hielp tegen de
vllegenplaag. Voor iemand die het aantal
vliegen niet heeft gezien, helpt geen be
schrijving, zegt de ooggetuige" van den
veldtocht. Waartoe dus een poging te doen
haar te beschrijven?
Zoo mag men een indruk krijgen van het
gevoel van vernedering, van verbittering
en van ontmoediging dat de twee armee
corpsen bezielde, had ik bijna gezegd, maar
ik meende: bedrukte, die in de vallei
van de Tigrls-rlvier wachtten op het sein
om op te rukken.
Waarheen ?
Enkel om de smet der overgaaf van
Koet-el-Amara weer goed te maken, of om
verder te gaan er. de Tutksche macht in
haar hoofdstad Bagdad te treffen? Men wist
de mogelijkheid van nog veel meer. Veel
energie, met de plaats voor nog veel meer.
Heel wat Nederlandsche koloniale geest,
met den elsch van nog veel, veel meer.
Ons volk heeft waarlijk op het oogenblik
noodig weer wat geheven te worden uit de
sfeer van gewichtige maar toch slechts
alledaagsche materleele gezichtspunten, uit
de sfeer van kleine twisterfjen en van
zedelijke ideaalloosheid.
Is het daartoe niet een impuls vinden,
wanneer zijn Koningin het wederom eens
plaatste voor Nederland op zijn grootst, met
al zijn problemen van koloniale politiek,
economische, ethische en wetenschappelijke?
En wanneer het hoofd van staat uit eigen
aanschouwing het oog liet wijden, de hand
liet glijden over alle pracht en allen rijk
dom en alle zorgen, die Nederlandsch-Indlë
eigen zijn?
Waarlijk, indien de staatsaan gelegenheden
het toelaten, zal een bezoek aan haar Indië
van de Koningin... en met haar van de
toekomstige hoop van Nederland, de Prinses,
een groote, indrukwekkende en vèrrreikende
daad rijn. v. H.
DE AMSTERDAMSCHE
GEMEENTERAAD
Onze goede stad is er op het oogenblik
vol van: de nieuwe Raad, Wijnkoop, de
communisten, de stakende, dreigende,
deraonstreerende gemeente-werklieden ... Heerlijk
hè, die relletjts in den Raad ? Prachttypen,
onder die nieuwe gemeenteraadsleden l Door
zoo'n stelletje worden wij nu nota bene
geregeerd... l"
Zoo denkt en spreekt de burgerij. Zij ziet
in de eerste plaats den komischen kant van
deze uitwassen der democratie. Ook schudt
cQ wel bedenkelijk het hoofd over de ge
volgen maar toch, waarin het eigenlijke
groote gevaar van den toestand zit, ziet niet
iedereen volkomen duidelijk in.
Want het zit mW in Wijnkoop en de zjjnen
?op zich zelf. Die heeren maken een
geweldig lawaai, houden de raadszittingen
met hun beschouwingen ongelooflijk lang
bezig, halen het peil der debatten" een
'flink stuk naar beneden, en... maken zich
zelf belachelijk.
Dat alles zou nog dragelijk zijn, als de
andere partijen, de burgerlijke zoo goed als
de S.D.A.P., zich niet lieten opzweepett. Maar
daarin zit het: dat de anderen, de S.D.A.P.
voorop, niet willen achterblijven in arbei
dersliefde": dat zij uit zucht tot zelf hand
having steeds grover op*de
arbelders-kiezersgunst gaan speculeeren, elkaar willen over
treffen in maatregelen,'die tot een finantieele
débacte en wat nog erger is tot-anarchie
moeten leiden. Want de ultra-socialistische
werklieden, die eenmael hun invloed gewaar
zijn geworden, zullen er steeds driester ge
bruik van gaan maken.
Het is zooveel erger, omdat verscheiden
raadsleden tegenwoordig beroepspotitidz^n:
vakvereenigingsbestuffirders en dergelrjken.
Deze menschen moeten wel hun werkgevers
naar de oogen zien. 'Een man als de heer
Wesselingh, de secretaris der (anarchistische)
Federatie van Gemeente-werklieden, denkt er
In de verste verte niet aan, het belang van
de Amsterdamsche bevolking te behartigen:
?ook al weet hij zelf heel goed, dat hij
Amsterdam in den afgrond helpt storten,
dan zal hij daartoe toch geen oogenblik
aarzelen, als zijn bezoldigcrs het eisenen.
Feitelijk strijdt zijn raadslidmaatschap vier
kant met den geest der .gemeentewet. Want
deze ontzegt niet voor niets het passieve
WIKIIIIIIllflItmlUlllllllllllllHII
lllllklUUIIIIIIUIUU
het niet. het werd niet meegedeeld. Men
had alleen het bewustzijn dat de wereld de
troepenmacht, daar in Mesopotamië -bijeen,
beschouwde als een nutteloos blok dct zijn
kosten aan geld ea aas zieken niet
opbracfct. Men werd ongeduldig, men had
geen rust meer.
Matr de man aan wien het opperbevel
werd opgedragen, generaal Maude, was
iniet iesnand om zich te laten dringen, noch
door zJJn onderhebbenden, noch door de
regeering. Hij had zijn doel voor oogen,
zonder daarover te spreken en ging zijn
eigen weg. Een zedig mensch, naar zfjn
voorkomen, en die achter zcjn zedigheid
et* zuiver beredeneerden wil verborg.
Hij had deelgenomen aan den tocht naar
de Dardattellen als divisie-generaal.; daar
had hij zich onderschelden bij den terug
tocht en inscheping van Suvla, later van
flelles. Over Egypte was hij naar Indie ge
gaan en in 1916 tot generaal opperbevel
hebber benoemd.
Thans om de evacueering van Mesopo
tamië te leiden ?
Men wist het niet, zooalg ik reeds heb
gezegd, en het schijnt dat de regeering in
Indië hem geen zuiver omschreven opdracht
heeft gegeven.
Er werd aan zijn inzicht overgelaten.
Men verstrekte hem royaal de noodige mid
delen. Want men had Ingezien dat het ernst
was; de toegang naar Vór Indië moest
beveiligd. De rest was aan hem, Maude.
De generaal stond voor een zware taak.
Hij moest troepen die maanden achtereen
met tegenspoed hadden te kampen gehad
en door stil liggen waren ontzenuwd, hun
zelfvertrouwen teruggeven en den
overmoedigen Turk een gevoelige les toedienen.
Hijzelf zag Bagdad voor zich als het
objectief van zijn marsch, maar hij moest
zijn soldaten eerst gewennen om den krijg
te voeren, gelijk hij zich dat voorstelde;
hij mocht hun verlangens niet te hoog
spannen en hen eerst leeren winnen wat
voor de hand lag.
Het bescheidene in zijn aard kwam hem
te hulp.
kiesrecht voor den Raad aan werknemers
der gemeente; maar deze bepaling wordt
illusoir, wanneer die zelfde werknemers een
hunner vrijstellen" en als hun afgevaar
digde naar den Raad zenden.
Hetzelfde zien wij bij andere partijen
eveneens, zij het dan ook in mindere mate;
het meest in elk geval bij de S.D.A.P. Maar
ook de Roomschen en'anti-revolutionairen,
die hun aanhangers in alle lagen der be
volking vinden, dus numeriek overwegend
in de arbeidersklasse, hebben
werkliedenvertegenwoordigers in hun fracties; het
eenige verschil is, dat deze niet alleen voor
g'e/neenfe-werkHeden zitting hebben Zoo
vinden wQ bij de anti-revolutionalren den
heer Douwes, bij de Roomschen de toeren
Van Lingen en Heemskerk. Principieel willen
deze wel de eenheid van hun partij hand
haven, en geen klassevertegenwoordigers
zfjn, maar... de oogen van hun
klassegenoot en, die hen in den Raad hebben ge
bracht, zijn op hen gericht. Ook zij moeten
vooral democratisch" zijn.
En zoo ontstaat dan onder den prikkel
der hardst schreeuwende arbeidersviienden"
een ongezonde wedijver in vooruitstrevend
heid ; een wedijver, die gebaseerd is op
egoïstische instincten van de partij en den
persoon. De geschiedenis van de
uitkeeringin-eens, belachelijk en treurig tegelijk, heeft
dat in het allerhelste licht gesteld.
De zaak is te veel bekend, om haar hier
nog eens in bijzondeiheden op te halen.
Men weet, dat wethouder Wibaut in
zoo< verre aan de arbeiders-elschen gevolg
meende te motten geven, dat hun f 100 be
nevens een toeslag van f 15 per kind ge
schonken zou worden. Welnu, de heer Wibaut
was in een minimum van tijd door de voor
stellen der oveiige fracties totaal overtroefd.
De politieke naijver der ultra-socialisten,
anti-revolutionairen, S. D. A. P.-ers in ein
delijk de Roomschen heeft van die f 100,
die onze gemeentekas zeer slecht kan
missen, een onmogelijke krenterigheid
gemaakt, waarmee de arbeiders, ontzien
en gevleid door al die partyen, abso
luut geen genoegen meer zullen nemen. Zij
willen nu veel meer de Roomschen hebben
immers ?300 en ? 50 geboden en krijgen
het ook. Maar niet lang zal het duren, of
het spel begint weer: onder bedreiging met
staking en terreur zal opnieuw geld worden
afgedwongen; en welke partq zal de
ruggegraat hebben, om het te weigeren ?
Dat is de echte, onvervalschte ochlocratie,
de anarchie ten slotte: de heerschappij van
de schreeuwers.
En de stad kan het «Jet betalen, er is
geen sprake ven. Zelfs al zou het belasting
gebied nog zoo worden verruimd, nieuwe
bronnen worden geopend waar zfjn die
trouwens nog? dan is het toch «en vier
kante onmogelijkheid, dat telkens opnieuw
algedreigde milltoenen worden opgebracht
door de uitgeperste burgerij.
Het hoogste percentage van de gemeen
telijke inkomstenbelasting is op het oogen
blik bijna 9; het vermenigvuldigingscijfer
is nu 1,3, maat stijgt ongetwijfeld binnenkort
tot 1,5 aangenomen voor een oogenblik,
dat er geen verdere'kromme sprongen zouden
worden gemaakt. Weet men, wat dat
beteekent? Dat de meer gegoede burgers nu
al ongeveer 18 pCt. van hun Inkomsten aan
de stad moeten afstaan, dat wil zeggen
minstens een maand lang alleen voor de
gemeentekas moeten werken; van de Rijks
belastingen wordt hier gezwegen.
Gaat dat zoo door, dan maakt men de
burgerij het leven eenvoudig onmogelijk;
dan is er niet alleen geen sprake meer van
sparen een functie, die voor het Instand
houden van het maatschappelijk leven on
misbaar is maar wordt het bestaan zelf
rechtstreeks bedreigd. En \oer\tetalgemeen
belang hebben de enorme sommen, die voor
loonsverhoogingen en uitkeeringen worden
uiiiiitiiiiiiiiiiiifimiimiiiiiiiiiiHiiiiiiimiHuiiiiiiuiitifiiuiMiiHiiiiiiiii
Hij was vol zorg en berekening;hi| hield
nauwkeurig overzicht van alles waarover
hij kon beschikken, aan manschappen,
munitie, schepen; legde wegen aan, bracht
voorraden te zamen, en zou, na de troepen
eerst te hebben geoefend en getraind, geen
,punt van uitgang kiezen voor zijn
definltfeven aanval, wanneer hij het niet eerst
?fcad voorzien van alle benoodigdheden voor
een bepaalde tijdruimte, want zoo was hij
eerst verzekerd zijn stoot te kunnen vol
houden en te doen spvolgen door een be
weging verder op, alle materiaal daar
voor was dan bijeen.
De generaal wilde niet dat men hem
direct vertrouwde, maar hQ schonk aan de
troep de overtuiging dat alle maatregelen
waren genomen en dat de machine in
orde was.
Hij bracht die zekerheid met zich mee,
evenals Kitchener het vroeger in Egypte
Siad gedaan. Maar Maude was in volle
werkelqkheid en van nature modest. De
eer gaf hij aan anderen. Altoos hadden de
soldaten verricht wat er was geschied, al
had hij z.tles van te voren tot in de kleinste
bijzonderheden nagegaan en aan ieder zijn
plaats aangewezen. Hij zag het voor vleierij
aan wanneer men hem prees, en hij haatte
de vleiers. De troep kende hem als een
echt man.
Maude vereenigde de drie groote
qualiteiten van den veldheer, hij was de rechte
aanvoerder en hij mocht een uitstekend
stafofficier worden genoemd, maar daaren
boven had hij het genie voor organisatie
en voor economische inrichting van armee
corpsen.
Het voorgaand jaar had zich alles op
avontuur toegedragen; wanneer het aan een
divisie niet was gelukt door te dringen werd
er een andere divisie op afgestuurd, de
krachten werden versnipperd en verslagen.
Thans, toen in December 1916 het leger
tegen de Turken oprukte, werd er met volle
macht gewerkt. Het was n groote golf
van menschen die zich voortbewoog langs
den oever der rivier, in een donkere lijn;
de weg was verkend, geen fouten werden
uitgegeven, weinig of geen nut; de duurte
wordt er weer erger door, en de eisenen
beginnen opnieuw. Ik zwflg hier nog van
andere ver-gedreven sociale maatregelen"
zooals woningbouw op groote schaal onge
acht de krankzinnige prijzen; Mr. Vissering
heeft indertijd onomstootelijk aangetoond,
hoezeer dat tot kapitaalsvernietiging en
inflatie, dus tot algemeene verarming voert.
Tot zoover de ecomische gevolgen van
een onbeteugeld democratisch" neen
demagogisch bewind. En het politieke
gevaar? Nogmaals: de anarchie. Reeds nu
is het droevig te zien, hoe het gezag ver
slapt is, hoe het gemeentebestuur zich in
bochten moet wringen, om tegenover staking
en terreur een houding aan te nemen. De
grondwetsbepaling aan het hoofd der ge
meente staat een Raad" begint op die manier
illusoir te worden.
Tenzij de meerderheid van den Raad bet
gevaar bijtijds inziet, en met geest ktacht
en durf aan het gedrfjf een einde zal maken.
Dr. J. A. SCHRÖEDER
mimiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinimiiiiiiii
MILITAIRE OPVOEDING
Het is vermoedelijk geen toevalligheid,
dat ons binnen zeer kotten tijd een drietal
brochures hebben bereikt, die de verhouding
tusschen meerdere en mindere in het leger
tot onderwerp hebben.
Hierboven gebruikten wij de woorden
Militaire opvoeding omdat men in de wan
deling de behandeling van den mindere door
den meerdere aldus pleegt te betitelen.
Hierdoor kan evenwel misverstand ontstaan,
daar de leeftijd van de op te voeden jonge
menschen eigenlijk verre heeft overschreden
de grens van het gebied, waarop men nog
van opvoeding kan spreken.
Het is een verblijdend verschijnsel, dat de
schrijvers der brochures dit hebben weten
vast te leggen in hun geschriften, omdat
daardoor juister de strekking van hun betoog
wordt weergegeven.
Dit ter inleiding- van een bespreking der
boekjes.
Wij zouden onbillijk zijn, wanneer we
niet de aandacht er op vestigden, dat ook
reeds vroeger door verschillende hoogstaande
mannen over de verhouding tusschen meer
dere en mindere is geschreven en gesproken.
De toestanden waren toen evenwel
zoogeheel anders. In «en leger van plaatsver
vangers en nummerverwisselaars, meestal
niet voortgekomen uit de beste lagen der
bevolking en wier getalsterkte van geen be
teekenis geacht kon worden, waren pogingen
4ot leering van den meerdere zeer loffelijk,
doch lag he't zwaartepunt van den omgang
meer op matertöel dan op zedelijk gebied.
Het vraagstuk van de verhouding fust chen
meerdere en mindere kreeg eerst beteekenis
na invoering v*n den persoonlijken dienst
plicht, toen vertegenwoordigers van alle
standen in liet leger traden en daar een
?korten tijd doorbrachten. Met die jonge
mensdien van rneer ontwikkeling en uit
?andere omgeving kwam ook de critiek het
?leget binnen en deze is uitgeoefend op (!
echt Hollandscne wijze, welke geen nadere
omschrijving fcehoeft. Het is verre van ons
te beweren, dat niet veel van deze critiek
terecht werd geuit en wij danken aan de
steramen uit (het leger vele verbeteringen
die noodzakelijk waren.
?iiiHifctiillinitHimmiHtiiiiiiiiiiiiiiniiiiiHii,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,, m
gemaakt; waren de successen ook vooreerst
gering, waren het ook maar kuilen en loop
graven die men vermeesterde, toch,
onophoudeiqk, ging men vooruit.
De .ooggetuige" van de expeditie waar
schuwt ons hier: men las in die dagen zoo
dikwijls van het vuur der troepen en hun
ijver om den Turk aan te klampen. Men kan
zich geen verkeerder voorstelling van zoo'n
campagne maken. Dan vergeet men die een
tonige vlakte van hard gebakken of weeke
modder waar men doorheen trok, eigenlijk
en in den waren zin van het woord, zonder
prikkel; om verderop te marcheeren. Want
aan Bagdad dacht men niet, durfde men nog
met denken ; het vorig jaar was het beproefde
ontzet van Koet-el-Amara een spoorslag ge
weest, men meest er wezen, nu echter was
het een opeenvolging van loopgraven ge
worden waarvoor men zijn best deed, en de
troep was reeds zoo lang onder dienst. Men
ging omdat men aan het gaan was, en om
dat men vertrouwen had. Maude, zooals de
Engelschen het noemen, was een magnetisch
man.
Hij voelde voor den gewonen soldaat en
toonde zich hartelijk.
Hij maakte zijn bezoeken aan de loopgraven
en legde daar zijn bedoeling uit eer hfl de
geschreven orders aan de regimenten uit
deelde. Dat kostte moeite genoeg en soms
harde woorden eer ingang werd gevonden
in de harde hoofden.
En het was soms aanleiding tot komische
looneelen. Maude was van lersche afkomst
en met zijn ierschen humor vroeg hij aan
een pittigen Ier: Hoever ga je morgen?"
Wei potdorle, Sir", was het antwoord,
,ik ga net zoover als ik kan". Daarop de
v£rn«e/a£i heel /ustig en ernsti8: Neen, je
)lljft binnen de vuurlQn van den vijand."
De Ier dacht dat het een reflectie was op
zqn moed: Neen, neen, Sir, ik ga door tot
Koet . Je biQft binnen devuuriqn". Neen,
Sir', protesteerde de ander niemand zal van
me zeggen dat ik bang ben,"
Maar hij hield zich aan de order.
Met Maude zullen zij Bagdad binnentrekken
W. G, C. BYVANCK