Historisch Archief 1877-1940
S'. 8877
Zaterdag 13 Januari
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. Een weerwraak" voor Neder
land-Frankrijk, door Prof. Dr. Q. W.
Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. O. C.
Byvanck 2. De dictatuur van het proleta
riaat, door Prof. Dr. H. Brugmans
Shylock-Poincaré, teekening van Jprdaan Prof.
v. d. Sande Bakhuyzen f door Prof. Dr. W. de
Sitter Samenwerking en oorlog, door
H. Dunlop 3. Spreekzaal 5. Voor vrouwen
(red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden,
door Annie Salomons Amerikaansche
vrouwen, door Dr. M. A. van Herwerden ?
Vrouwenclub te Amsterdam, door Q.
AndreaeVers, door Peerke den Belg Lula
MijsenOmeiner, teekening van B. van Vlijmen
6. Het radio-telegraafstation Kootwijk, door
Ir. A. E. R. Collette Dramatische Kroniek,
door Top Naeff, met teekening van B. van
Vlijmen 7. Op den Economischen uitkijk:
Een eeresaluut, door Jhr. Mr. H. Smissaert
Nieuwe belastingen, teekening van Qeorge van
Raemdonck ? 8. Wandelingen met Dr.
P. H. Berlage, door J. A. Lux, met
teekeningen van Dr. P. H. Berlage Schilder
kunstkroniek, door Mr. M. F. Hennus
9. Ontwerp-costuum voor de Nederl. maagd,
teekening van Joh. Braakensiek Charivaria,
door Charivarius Over taaiverwoesting,
door Dr. Ch. F. Haje Oplossingen der
Kerstpuzzles ? Vrienden en Kennissen,
teekening van B. van Vlijmen, met rijm van
Charivarius 10. Uit het Kladschrift van
Jantje Rijmkronyck, door Melis Stoke
De Nederlandsche Fascisten, door Melis
Stoke, met teekeningen van Is. van Mens.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff Omslag:
Schaakspel, red. Dr. A. G. Olland Feuille
ton: De pianoles, door Ellen Forest.
Bijvoegsel: De vriendschappelijke breuk",
teekening van Joh. Braakensiek.
EEN, .WEERWRAAK "VOOR
NEDERLAND?FRANKRIJK
Mijn artikel van de vorige week
heeft eenige deining gewekt, blijkens
een aantal brieven, waarin mij in
stemming werd betuigd of afkeuring
te kennen gegeven.
Sommigen mijner correspondenten
zijn in hun Nederlandsch-Fransche of
Nederlandsch-Engelsche wiek gescho
ten; anderen geven hun vreugde er
over te kennen, dat ik eens heb uit
gesproken wat hun al lang op het
hart lag.
Van de brieven van de eerste soort
zal ik er hier n in zijn geheel laten
volgen, en wel dien van den
vice-voorzitter van het Genootschap Neder
land-Frankrijk", Mr. H. K. Westen
dorp, omdat dit Genootschap zich
het meest aangerand schijnt te ge
voelen. In mijn repliek op zijne op
merkingen zal ik wel gelegenheid
vinden ook enkelen anderen corres
pondenten te woord te staan.
De heer Westendorp dan schrijft:
Het is een eigenaardig artikel, waarin
Prof. Kernkamp verleden weck het Genoot
schap Nederland-Frankrijk" en
NederlandEngeland" (Nederland-Venezuela was immers
maar een aanloopje?) te lijf gaat. Logisch
zou de conclusie moeten luiden, dat genoemde
genootschappen hun arbeid maar liever
moesten staken, doch zoover gaat schrijver
niet: hij bepaalt zich tot raadgevingen en
veronderstellingen. Hij drukt hun, die het
voor hun beschaving gewenscht oordeelen
hun landgenooten kennis te doen maken
met het beste wat op het gebied van weten
schap, letteren en kunst in het buitenland
wordt geboden, op het hart, zich af te vragen
,?ot' zij daarnaast wel genoeg belangstelling
toonen voor onze vaderlandsche kunst;....
Het zou te misprijzen zijn, wanneer hun liefde
voor de kunst zich alleen uit, als het
kunst,,werken of kunstenaars uit den vreemde
betreft"", etc.
Dit klinkt niet zeer overtuigend, noch
overtuigd: als het zoo ware.... Maar het
is zoo niet. Prof. K. kan gerust zijn: aan de
waardeering voor de kunst van eigen bodem
wordt door ons werk in geen enkel opzicht
te kort gedaan. Maar wij kunnen ons geen
steeds zich vernieuwende en veredelende
Hollandsche beschaving denken zonder den
bevruchtenden invloed van het beste uit het
buitenland; wij passen voor een chauvinisme,
dat slechts weten wil van Hollandsche kunst
uitsluitend omdat zij Hollandsen is; en wij
achten de uitdrukking Eigen gaat boven
vreemd" in haar algemeenheid meer passend
voor de keuken dan voor de studeerkamer.
Het werk, dat onze genootschappen doen,
heeft echter nog een zeer belangrijken kant,
die den hooggeleerden schrijver blijkbaar
ontgaat. Het buitenland kent ons weinig;
de onwetendheid is dikwijls verbijsterend.
Welnu: de buitenlanders die door ons worden
uitgenoodigd (en dat zijn almee de besten),
en die veelal eenigen tijd in ons midden ver
toeven, keeren naar hun vaderland terug, vol
verwondering over, en ook: vol bewondering
voor hetgeen zij hoorden en zagen van wat
hun vóór hun komst volkomen onbekend was.
Weer thuis gekomen, getuigen zij in woord
en geschrift en verbreiden aldus de kennis
van en de liefde voor ons land, zijn kunst
en zijn kunstenaars .
Het komt mij voor, dat het doel, dat prof.
K. nastreeft, op deze wijze beter wordt
benaderd dan langs den weg, dien hij aangeeft,
en die in uiterste consequentie moet leiden
tot verdorring".
De vice-voorzitter van
NederlandFrankrijk vergist zich, als hij meent
dat Nederland-Venezuela" maar een
aanloopje was om zijn genootschap en
Nederland-Engeland te lijf te gaan".
Dit laatste kon reeds daarom mijn
doel niet zijn, omdat ik de werkzaam
heid van beide genootschappen waar
deer en dit ook metterdaad heb ge
toond. Wat de heer W. schrijft over
den dubbelen invloed, die er van deze
vereenigingen uitgaat, naar binnen en
naar buiten, was voor mij dan ook geen
openbaring; maar het heeft mijn vol
komen instemming.
Ik heb alleen willen waarschuwen
voor een te veel van het goede.
Nederland-Venezuela (dat, naar mij
bericht wordt, geen grapje, maar
ernstig" gemeend is) was iets meer
dan een aanloopje". Het diende ter
illustratie van mijne meening, dat wij
op weg zijn ons belachelijk te maken
door al dat ge-Nederland-en-nog-wat.
En het houdt niet op: Nederland-China
is ook reeds in wording, en
NederlandJapan zal wel volgen; of is het er reeds?
Nederland-Frankrijk en
NederlandEngeland kunnen het niet verhelpen,
dat het gezin zoo onrustbarend groot
wordt. Voor de stichting van deze beide
genootschappen bestond een goede
reden; zij zullen ook nog geruimen tijd
nuttig werk kunnen verrichten. Ik
ben dus volstrekt niet ^n meening,
dat zij ,,hun arbeid maar liever moes
ten staken"; wél zullen ook zij zich,
naar mijne overtuiging, moeten hoe
den voor een teveel".
Dit geldt met name voor
NederlandFrankrijk, dat zich het ijverigst weert
en bovendien nog de Alliance naast
zich heeft. Wanneer het niet alleen wil
preeken voor de reeds bekeerden, maar
ook zieltjes wil winnen, zal het ver
moedelijk meer succes hebben, zoo het
zich in het aantal van de avonden,"
die het geeft, eenige beperking oplegt,
maar dan ook alleen het allerbeste
biedt.
Voor die beperking pleiten ook de
omstandigheden. Het is een harde tijd
voor de Nederlandsche kunstenaars.
De beste tooneelgezelschappen houden
nog maar even het hoofd boven water,
de schilders kunnen niet verkoopen;
litteraire arbeid wordt nog minder
gewaardeerd dan vroeger. Daarom
behoeven wij buitenlandsche kunste
naars niet te weren; maar wél schijnt
het geraden, hen niet in te grooten getale
naar ons land te roepen.
De heer Westerman past voor een
chauvinisme, dat slechts weten wil
van Hollandsche kunst, uitsluitend
omdat zij Hollandsch is". Mijn vorig
artikel gaf hem niet de minste aanlei
ding, mij zulk een chauvinisme toe te
dichten. Wanneer ik eigen boven
vreemd" stel, nu dan beteekent dit
natuurlijk niet, dat ik alleen van
Nederlandsche kunst wil weten. In
de terminologie van den heer W.
blijvend hij sprak immers van
keuken" en studeerkamer" zou
ik zulk een conclusie uit mijn artikel
eerder van de keukenmeid van den heer
W. verwacht hebben dan van een
gestudeerd" man als hij.
Ik heb immers niet de
wenschelijkheid ontkend, dat onze beschaving
voortdurend bevrucht worde door het
beste, dat het buitenland biedt, maar
alleen betoogd, dat de aanmoediging
van Nederlandsche kunst en ook
op dat laatste woord gelieve men
nadruk te leggen mij een nóg
beter werk toeschijnt, dan dat, het
welk door vereenigingen als Neder
land-Frankrijk en Nederland-Engeland
wordt verricht.
Ik heb verder alleen uitgesproken,
dat de beste propaganda voor ons eigen
land, die wij kunnen maken, naar mijne
meening hierin bestaat, dat wij be
wondering afdwingen door het hooge
peil, waarop kunst en wetenschap ten
onzent staan. Alleen dan zal Neder
land-Frankrijk ook zijn tweede doel
kunnen bereiken, n.l. dat de Franschen,
die een tournee in Nederland hebben
gemaakt, na terugkomst in hu/i land
den lof van Nederland's eigen bescha
ving zullen zingen.
Wanneer de heer W. nu zulk een
gezindheid met den naam van chau
vinisme" wil bestempelen, dan ver
staat hij onder dat woord iets anders
dan ik. En ook iets anders dan de
Franschen zelf. Hij sla er Littréof
Hatzfeld-Darmsteter maar eens op na.
Een van mijne correspondenten
hij vertoeft op het oogenblik voor zijne
studie in het bezette gebied" en acht
het daarom beter, dat ik zijn naam ver
zwijg schrijft mij, onder veel dat ik
moet voorbijgaan, dat de in het genoot
schap Nederland-Duitschland
vereenigde Nederlanders beter vaderlanders zijn
dan de meeste francophilen". Het is
wel eigenaardig te constateeren, dat
juist onder de Nederlanders, die een
eerste viool spelen bij meer nationale
bewegingen (Algemeen Nederlandsch
Verbond, Vlaamsche en Afrikaansche
beweging enz.) de overgroote meerder
heid Duitsch georiënteerd is, d.w.z.
met Duitsche sympathieën, van
Duitsche afstamming of opvoeding,
met Duitsche connecties enz.".
Voor de oprichting van het genoot
schap Nederland?Duitschland be
stond er, dunkt mij, veel minder reden
dan voor die van Nederland-Frankrijk
of Nederland-Engeland; de invloed
van Duitschland op geestelijk gebied
is reeds jarenlang buitengewoon groot
geweest; niet voor versterking daarvan
behoefde te worden gezorgd, wel voor
een tegenstrooming.
Intusschen, het was het volle recht
van hen, die de Duitsche beschaving
bewonderen, zich in een Genootschap
te organiseeren; maar aan deze drie:
Nederland-Frankrijk, Nederland-En
geland, Nederland-Duitschland, had
den wij, dunkt mij, dan ook genoeg.
Ik wil niet twijfelen aan de vader
landsche gezindheid van de leden van
Nederland-Duitschland, maar ik doe
dit evenmin aan die van de leden der
beide andere genootschappen. En
tegenover de opmerking van mijn
correspondent uit het bezette gebied,"
dat juist Duitsch-georiënteerde" Ne
derlanders de vurigste Groot-Neder
landers zijn, zou ik de woorden van een
in dezen onverdacht getuige als Mr.
P. H. Ritter Jr. willen stellen, die in
De Ploeg van 6 Januari 11. schrijft:
llllllllllllllllllinilllllllllllllIIIIIIIHIIIIlIH IIIIIIIHliMII* IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMI)
£3*1
« "*<%?' j '"? .'*»-!". - r ' ? T. - ?
V \' m^m*-- «.- S.*-"'- f^ f. ' -'?'!»-?*'"*l - *'; '-tï!"-1 , \ ?
l/fV/DGENGÖTEN vj
k H'TT,!*,.', ' n il i,i , 'l i., ?' 'i /.W
MARGOT
2e gedeelte.
IV.
Het was 4 Augustus 1914; den vorigen
dag had Sir Edward Grey aan het Parlement
verklaring gegeven van Engeland's
buitenlandsche politiek, thans kwam de eerste
minister aan het Huis mededeelen,dat van den
kant van Duitschland een inval had plaats
gehad in Belgiëen dat aan het Rijk een ulti
matum was gezonden, waarop voldoening
werd gewacht vóór klokke twaalf dien nacht.
Het Huis was een en al opwinding, de
bravo's volgden elkander op bij iedere passage;
na de voorlezing van het Koninklijk Besluit
ter oproeping der reserve, stormde iedereen
heen om het groote nieuws te gaan ver
breiden. Margot, die de zitting had bijgewoond,
zocht, haar echtgenoot op in zijn kamer.
Diepe ernst lag over zijn gezicht, hij reikte
haar een brief over zoo juist ontvangen. Het
was een antwoord van John Mornley, een van
hun beste vrienden.dien hij had verzocht terug
te komen op zijn verzoek om ontslag uit het
ministerie.
,,Uw brief doet mij geweldig aan", schreef
hem de grijze staatsman. ,,Het gaat tot in
het diepst van mijn hart. Wel zijn er oogen
blikken geweest waarin wij van meening
verschilden, maar mijn gevoel voor u was
altoos, van onze eerste kennismaking af,
intiem, van mensch tot mensch, van vriend
tot vriend. Het idee van verbreking van dezen
trouwen band van genegenheid is wel het
pijnlijkste geweest in de beroering dezer
laatste dagen. Maar ik mag voor mij zelf niet
verbergen dat wij niet hetzelfde inzicht
hebben in de politiek tegenover het buiten
land. Een verbond met Frankrijk is tegelijk
een verbond met Rusland Nooit heb ik
mij zoo ongelukkig gevoeld, als nu ik u dezen
brief moet schrijven...."
,, Ik zal hem zoo erg missen", zeide Asquith,
,,hij is een der eerste en beste menschen van
onzen tijd".
Margot, die bij het raam was gegaan om
Mornley's brief te lezen, nog geheel onder den
indruk van de Parlementszitting, meer dan
van het geschrevene, ging naar haar man toe,
en achter hem staande, vroeg zij: Is er dan
niets meer aan te doen?"
Hij bleef voor zich staren: ,,Neen", zeide
hij. niets meer".
Zij kwam dichter bij hem.
Een secretaris trad binnen met een stapel
bureaudoozen, hij legde ze op de schrijftafel
neer en ging heen.
Het leven was in haar verstijfd, zij leunde
haar hoofd tegen het zijne, geen van heiden
kon spreken van de tranen, die opkwamen.
In huis, in Downingstreet, lego e zij zich
dadelijk te bed.
,,Maar hoe was dit alles gebeurd.... hoe
was het mogelijk dat het kon gebeuren?
Vijf dagen geleden was het toen een andere
wereld? We hadden het over Ierland en burger
oorlog. Burgeroorlog ! De menschen waren
boos, maar niet in ernst; nu was het oorlog,
het geluid ruischte om ons, over de geheele
wereld ging het.
Na het eten ging ik eerst naarde kinderen
kijken die in bed lagen, dan ging ik Henry
opzoeken in de ministerskamer van Downing
street. Lord Crewe en Sir Edward Grey waren
daar al, in stilte rookten wij sigaretten,
de eene kwam, de andere ging, niemand
zeide een woord.
De klok op den schoorsteen hamerde
het uur at; toen de laatste slag van twaalf
neerkwam, was het stil als bij aen dageraad.
We waren in oorlog.
Ik ging naar bed, en toen ;k hij de trap
was, zag ik Winston Churchill, die, met een
blij gezicht en een tieren stap, toeschreed
op de dubbele deur van de ministerskamer. '
O, zij vatten den oorlog zeer serieus op, deze
High ministers met uitzondering misschien
van Winston Churchill. Zij kunnen voor
hun bedoelingen uitkomen. Heeft Asquith
dan toen hij de eerste maal aan het Parle
ment het geld voor den oorlog aanvroeg er
niet duidelijk op gewezen?
,,Vraagt men ir,ij waarvoor wij vechten,
zoo antwoord ik in twee zinnen. Ten eerste,
om een plechtige internationale verplichting
te vervullen, die geen mensch met eerbied
voor zich zelf zou hebben kunnen loochenen.
Ten tweede, wij nemen den strijd op voor
ons beginsel in deze dagen, nu geweld de
overheerschende invloed schijnt te worden
in de ontwikkeling der menschheid, wij
verlangen niet te bukken voor den
eigenmachtigen wil van een overmeesterende!!
potentaat. Ik geloot niet, dat eenig volk ooit
met zuiverder conscientie tot een groote
strijdvraag zich heeft aangegord".
Zoo heeft Henry Asquith gesproken;
toen hij na de rede zijn plaats weer innam,
was het Huis een rumoer van toejuichingen.
Margot, als zij naar Downingstreet terug
ging, was in de wolken. Lord Choplin vroeg
'haar te mogen begeleiden. ,, Ik beu trotseh",
yeide hij ,,in uw gezelschap gezien te worden.
Had ooit iemand mij verteld dat een eerste
minister van het Parlement een crediet van
honderdniillioen had verlangd, en dat hij liet
met een eenstemmig votum verkreeg, ik zou
hebben beweerd, dat l.et onmogelijk was. Ik
zeg het niet omdat ik een oude kennis hen,
mil'i beste mevrouw Asquith, maar ik denk
en ik hen niet de eenige dat uw echtgenoot
de merkwaardigste man ter wereld is. Hij en
Grey hebben dezen oorlog ingeleid op een
manier die de meuschen nog lang zal heugen".
Het was Margot alsof zij op een hoogte
stond !
Ach van die verhevenheid af zou zij alle
wisselingen van den oorlog meemaken en den
tegenspoed gevoelen alsof hij haar eigen
persoon aanging, terwijl zij nog haar eigen
persoonlijke verdriet en naar persoonlijke
vernedering had te verduren. Want van den
huize Asquith vorderde de krijg, als van
zoovelen, >ijn slachtoffers en er was. geen
jaar verstreken na de oorlogsverklaring of
de eerste minister was het mikpunt geworden
van de kritiek der openbare meening, die zich
beklaagde over de weinige energie waarmee
de krijg werd gevoerd.
En toch had Asquith zich aan het front in
Frankrijk vertoond en ook Margot had de
troepen opgezocht, zij die waarlijk niet had
te roemen over haar gezondheid en die dikwijls
de grootste moeite had zicJi op te houden.
Maar de eerste minister met zijn overmaat
van belangloosheid en van gebrek aan zelf
zucht, wanneer het zaken waren die zijn per
soon betroffen, wilde geen strenge maatregelen
nemen tegen de dagbladen,die staatsgeheimen
op en haard en t n hunge/ag.daardoor verkregen,
gebruikten om de regcering als onkundig
en onmachtig voor te stellen; hij wilde niet
zien dat een web van intriges tegen hem
werdgesponnen, en dat een handige, roekelooze
ambtgenoot hem van zijn plaats zocht
te dringen.
Zij, Margot, zag verder, voelde dieper,
zij wist zicii te verdedigen en van The (Jlube
een schadeloosstelling van duizend pond
te verkrijgen, wat andere bladen ten minste
verhinderde hun laster te doen drukken,
ofschoon de kwaadsprekendheid van de
hoogst fatsoenlijke kringen daardoor eerder
nog toenam. Ja, er was niets aan te doen.
Strooide de hertogin van Westminster niet
de onzinnigste dingen uit? llaareigendochter,
hlizabctli, heette het, was verloofd meteen
Duitschen admiraal of generaal, aandeelen
in Krupp's firma waren hun toegestopt....
het vernederendste en meest groteske dat te
bedenken viel werd aan de tamilie Asquith
toegedicht. Sinds liet midden van 1915 zag de
huisvrouw van den eersten minister den
vloed rijzen tegen haar echtgenoot.
Voor liet eind van l'Jlb was hij eerste
minister ;,f; Lloyd eorge trad in zijn plaats.
Zoo moest Downingstreet worden verlaten,
het oude huis in Lavenüish square diende
weer opgezocht.
Het waren zeer harde oogenblikken voor
Margot, toen zij moest bemerken met hoe
weinig schroom haar echtgenoot werd op
zijde geschoven als een verbruikte kracht.
Zij kon niet vergeven; zij zag hoe verraad
hem omringde, van partijgangers, van
vrienden, zijn woorden overtuigden niet
langer, zi| moest zich leeren schikken. Gelukkig
zij had een vergoeding en een troost bij zich:
haar kinderen: haar dochter, haar zoon.
BERICHT
Naar aanleiding der verschillende
reclames over het te laat of niet ont
vangen van nummers van ons blad,
deelen wij mede dat de expeditie door
ons steeds nauwkeurig en op tijd ge
schiedt. Reclames over te late bezor
ging gelieve men dus aan het post
kantoor ter plaatse te richten, terwijl
wij voor eventueel zoek geraakte
nummers gaarne een ander nummer
toezenden.
De uitgevers
VAN HOLKEM A & WARENDORF
IIIIIIIIIIII1IIIIII1IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Veelvuldig contact met
GrootNederlandsche stamgenooten heeft mij
de overtuiging gegeven, dat in onze
kringen het gevaar van
hetmillioenenvolk aan onze Oostgrenzen onvoldoende
wordt ingezien. Er zijn getrouwe
GrootNederlanders, die een aansluiting bij
Duitschland, ja een opgenomen-worden
in het Duitsche staatsverband geens
zins verwerpen. Naar mijn innige over
tuiging beteekent deze neiging: een
begin van zelfmoord van den
Nederlandschen- stam".
Naar de mijne ook. Daarom heb ik
het niet erg begrepen op deze soort van
getrouwe Groot-Nederlanders". In
dien deze heeren ook lid zijn geworden
van het Genootschap
NederlandDuitschland, dan onderscheidt dit zich
althans in ji opzicht ongunstig van
de beide andere. Want zelfs onder de
vurigste Nederland-Frankrijk-ers of
Nederland-Engeland-ers zal je nie
mand vinden, die aansluiting" bij
of opgenomen worden in " het staats
verband van Frankrijk of Engeland
wenscht, of zelfs maar geenszins ver
werpt".
Ten slotte nog dit.
Een ijverig bestuurslid van de
Utrechtsche afdeeling van
NederlandFrankrijk kwam mij, onder
mededeeling dat zij mijn stuk had gelezen, een
inteekenlijst aanbieden voor het Fonds
ten bate der noodlijdende Nederl.
beeldende kunstenaars en musici".
Ik heb haar gezegd de
vice-voorzitter van Nederland-Frankrijk houde
het mij ten goede dat ik dit den
aardigsten en ook den meest
Franschen" weerslag op mijn artikel vond.
En het zou mij buitengemeen ver
heugen wanneer alle ijveraars voor
Nederland-Frankrijk een dergelijke
weerwraak" namen voor wat zij
ten onrechte als een aanval op hun
genootschap hebben beschouwd.
Alleen maar niet op mij. Want ook
van dit goede zou ik teveel kunnen
krijgen.
KERNRAMP
Uit den allerlaatsten tijd van Asquith's
eerste ministerschap heeft zij in haar dagboek
bewaard een briefje door Mornley geschreven,
waarin hij dank zegt voor het genot, dat zij
en haar gezin hem hebben gegeven gedurende
liet paar dagen toen hij buiten bij haar lo
geerde.
,,lk ben nooit zoo heerlijk uit geweest",
schrijft de goede, wijze man, ,.alles was vol
maakt bij u, de muziek (van de kinderen)
was goddelijk, de conversatie was wat men
maar kon wensclien, iedereen was op goeden
voet met ieder ander; ik ten n; -te ben onder
een betoovering geweest".
Onder den indruk van zuike
vriendenwoorden zou men Margot willen verlaten;
zeker er kwamen nog wel oogenblikken voor
haar van vreugd en van voldoening, toen de
wapenstilstand werd gesloten en de koning
liet gelukwenschtelegram van Henry Asquitu
en zijn echtgenoote dadelijk beantwoordde,
met een warm gestelden dank voor zijn raa
in moeilijke tijaen; maar de bladzijden van
het dagboek eindigen toch met een scherpen
dissonant.
De gevallen eerste minister immers, om te
tonnen liuc de dienst van het vaderland bij
hem ging boven alle wrokgevoel, heeft den
triomtanten mededinger, opgezocht om hem
te melden dat hij bereid was met hem te
dienen. Wat kan ik u geven? riep Lloyd
eorge enthousiast.
Asquith legde hem toen breed uit, dat noch
financiën noch internationaal recht het
fort waren van Wilson of Uemenceau, zoodat
y.ijn steun van nut kon wezen bij de conferentie
van Versailles; en hij daarheen mee wilde
gaan, wanneer zijn right honorable friend
nem benoemde. Misschien was de uiteenzetting
iets te lang: de ij ver van Lloyd eorge bekoelde
sterk, op eens was zijn geest niet meer bij
de zaken, hij liet verder niets meer van zien
hooren.
Men moet op de laatste bladzijden van het
dagboek zelf maar nalezen, het oordeel van
Margot over iiet dievenhol" van Versailles
en over ,,t!ie ;« Four" die zicli vier kwade
dwergjes toonden.
W. (i. C. B v v A N c K