Historisch Archief 1877-1940
24 Febr. '23. - No. 2383
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
GESCHIEDENIS
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
De ex-keizer houdt zich volgens de bladen
tegenwoordig onledig met de studie van de
moderne Engelsche literatuur. Wij wenschen
echter uitdrukkelijk het gerucht tegen te
spreken, dat hij onder pseudoniem de nieuwe
Engelsche boeken recenseert in ons blad.
IIIIMIMIiml'll ?tillilliUMIMMIIIIIIIiimmiilIimillllllIIIII Illlllllll. IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIII
CHARIVARI A
Tegen onzen zin versieren de uitgevers de
advertentie der z.g.n. grappige Ruize-Rijmen
met gunstige persbeoordeelingen. Wij vree
zen, dat de lezers hoofdschuddend zullen mom
pelen: goede gijn behoeft geen krant.
Geld," schrijft Frederik van Eeden in
De Nieuwe Eeuw, is een gevoel, meestal
aangeduid als eergevoel, dat den mensch ver
hindert te bestaan in een ongeordende ge
meenschap," en wij spraken onlangs een
handelsman, die ons bekende dat hij dit nooit
geweten had.
Op een bank te Arnhem heeft men
/ 10,000 voor hem klaar gelegen."
(N. R. C.)
De meesters en meerlingen
Het meest ongunstige effect heeft
linnen." (O. H. C.)
Meer ernstige bezoekers kunnen
aan de tafel verstrooiing vinden".
(O. H. C.)
.,De meest onwaarschijnlijke situ
aties." (O. H. C.)
Mag men den minister wel onge
vraagd vervelen met moties?"
(Ing. N. R. C.)
Als de minister ons vraagt hem te vervelen
met wat dan ook, weigeren wij.
Ruim een kwartier voor het uit
breken van den brand was de brand
spuit ter plaatse." (Arnh. Ct)
Zijn wij wel ingelicht, dan is dit eenvoudig
volgens voorschrift van de Arnhemsche ge
meente-verordening.
Mee maaksels
Ja, dat heb je eigenlijk niet meege
maakt. Hm, dat heb je niet meege
maakt. O, dat heb ik genoeg mee
gemaakt. Jij weet niet wat ik al
meegemaakt heb. O, ik heb zooveel
meegemaakt. O, ik heb allerlei
meegemaakt."
(De Groene van 10 Febr.)
Op het oogenblik is het in de groote
zaal van Musis weer een gekakel en
gekraai, dat hooren en zien vergaat.
Zoo erg als op een
hondententoon.stelling is het niet." (Arnh. Ct.)
Natuurlijk niet. Miauwen klinkt altijd har
der.
Aanpasselijkheden
Mits de kleeding zich slechts bij de
schoonheid aanpasse." (Tel.)
Het verkeer past zich bij de eischen
des tijds aan." (Min. Aalberse)
De dieren moeten zich aanpassen
aan de bijzondere omstandigheden."
(Ing. N. R. C.)
Prof. Hugo de Groot, wonende te
Lunteren, bereikte heden den
75jarigen leeftijd." (N. C.)
Wie denkt hier niet als vanzelf aan de ont
snapping uit slot Loevenstein door Hugo de
Vries?
De.... e mode
De taak van den voorzitter is dus
een zeer eenvoudige." (Hbl.)
Voor de buitengewesten is de ver
houding een ongunstigere." (Sinn. Post)
Waar men mee omgaat wordt men
mee besmet, zegt het spreekwoord."
(O. H. C.)
Dit is een van de vele spreekwoorden, die
wij niet kennen.
Het treffende woord
Een sympathiek gevoel van
saamgehoorigheid". (N. v. d. D.)
Geen stad vormt een zoo groot
contrast met New York dan New
Orleans." (N. v. d. D.)
IIMIIIIIIIIItlMIUIIIMIIItUI
TEGEN DE
TAALVERWOESTING
noch de schilderkunst zijn de meest
onmiddel ij ke en de meest volle
dige uiting van dat poëtische." Twee zijdjes
verder staat echter dat de kunst van het
woord de onmiddel! ij kste en de
volledigste kunst is ! Ik besluit hieruit
dat de heer Verwey voor het meesterschap"
toch nog niet rijp is. Dit citaat is ook wel
geschikt om hen tot zwijgen te brengen, die
zouden willen bekeuvelen, dat er een
schiniachtig fijn onderscheid bestond tusschen de
natuurlijke comparatie en de meesterij.
Wij, polyglotten
On demande dans une familie sans
enfants, une servante Beige ou
Franc,ais, en age de 25 ou 30 ans, en
bouillant bon." (Haagsche Ct.)
5. De vernietiging van het adjectief van
geografische namen.
Niet minder afschuwelijk klinkt het
gehakkel met plaatsnamen, lompweg tegen
substantieven aangekletst.
Het land, de streek, de stad, waarvan een
product afkomstig is, of waarnaar een sub
stantief in de een of andere betrekking
geheeten is, worden in onze taal door, een
adjectief aangeduid: Amprikaansch graan,
Haarlemmer olie, Weesper taoppen, Goudsche
kaas,Cypersche kat, bengaalsch vuur,Delftsche
slaolie, Utrechtsche straat; Geldersche Kade,
Voornsche Kanaal; Olympische spelen,
Oostersche kwestie, Fransch-Duftsche oorlog.
Slechts in het bijzonder geval dat men
met de vorming van zulk een geografisch
adjectief geen weg wist, behielp men zich met
een koppeling: Manilla-sigaar, Congo-neger,
Angora-kat, met of zonder streepje. Anders,
wanneer het gebruik dit scheen mede te bren
gen, bezigde men in plaats van een adjectief
den geografischen naam zelf, doch geenszins
met geweld vóór het substantief aangedraaid,
maar altijd met een voorzetsel ter verbinding
rhythmisch achter het substantief geplaatst:
Unie van Utrecht, Congres van Weenen,
reiziger in Afrika, tochtje naar Zwitserland.
Evenwel kon men zich ook in die gevallen
zonder bezwaar van het adjectief bedienen,
wanneer dit gevoegelijk van den eigennaam
kon worden gemaakt.
Zoo was het, en hoe is het nu? Men ga slechts
de enkele hier volgende staaltjes na, die,
mocht ik de mij geboden gastvrijheid al te
ruim opvatten, met twintigtallen konden wor
den vermeerderd.
S u m a t r a-tabak (i.p.v. Sumatraansch),
J a v a-petroleum (i.p.v. Javaansch),
Japanlakken (i.p.v. Japansch lakwerk), S m y
rn a-tapijten (Srnyrnasche), C h i l i-salpeter
(Chileensche), L i m b u r g-kolen
(Limburgsche), het I n d i e-fonds (Indische of voor
Indië), de J o n g-1 n d i -partijen (Jong-In
dische), de W i e l i n g e n-kwestie(Wielinger),
de IJ m u i d e n-schaakclub (IJmuider), het
H o l l a n d-Instituut te Frankfort
(Hollandsche). Te Haarlem heet een nieuwe straat
deAmsterda m-straat (huiveringwekkend)
en een kleedermagazijn aldaar meent heel
modern te zijn met den naam: het
LondenMonsterhuis (tegen de bedoeling goed gezegd,
in waarheid monsterlijk).
De werkstaking aan den Rand in Trans
vaal zag men verknoeid tot R a n d s t a k i n g,
de Conferentie tje Wasington tot W a s h i n
gt o n-Conferentie; de moord op Frans
Ferdinand tot S e r a j e w o-moord, alsof die
heele stad was uitgemoord; en dan was het
nog verkeerd gezegd geweest. Een reiziger i n
Afrika wordt vermummeld tot
Afrikareiziger 1); een film, v aji»of ov^r Pales
tina tot P a l e s t i n a-tilm. Het departement
der Aisne wordt verkauwd tot
Aisnedepartement; de kwestie over Wilna (of
Wilnasche) verknoeid tot W i l n a-kwestie;
de slag a a n de Marne tot M a r n e-s l a g;
een automobielrit tusschen Berlijn en
Amsterdamïverkromd in B e r l ij n-A msterda in
rit en een voetbalwedstrijd tusschen
Holland en Belgiëversmeten tot
HollandB e l g i -wedstrijd 2). Een der ergerlijkste
staaltjes moet ik tot mijn spijt aan de Groene
van ITFebr. ontleeneti; de Angorahouding"
waarmede de geachte fabrikant Brandaris de
houding (der regeering) van Angora schijnt
te bedoelen. Groote goden, tot welke ijselijke
potsierlijkheden en vergrijnzingen willen de
inktmorsers het Nederlandsen toch wel
aanranselen?
Dr. C n. F. H A J E
(Wordt vervolgd)
1) Met Poolreiziger" kan men mij hier
niet bestrijden, immers Pool wordt hier meer
gevoeld als substantief dan als eigennaam.
(Vgl. Oceaanvaarder).
2) De fatsoenstreepjes getuigen hier ge
lukkig nog van een kwaad geweten.
Aanvulling op 1. de meesters", met wie
Charivarius tot mijn voldoening al een appeltje
is gaan schillen.
Bij Alb. Verwey, Inleiding tot de Nederl.
Dichtkunst bl, 7, leest men: noch de muziek,
NIEUWE BOEKEN
Welk een rust gaat er, in de tegenwoordige
haastige tijden, uit van eene publicatie als
de voor ons liggende, het: Gedenkboek van het
ProvinciaalUtrechtsch Genootschap voor Kun
sten en Wetenschappen, kortweg met een
klank aangeduid, die aan verkoudheid her
innert: Pug.
Het geleerde, thans 150 jaar oude genoot
schap heeft het lid der Directie Dr. N. J. Singels
bereid gevonden tot de samenstelling van het
gedenkboek. In hem vond het klaarblijkelijk
iemand met veel toewijding en veel vrijen tijd,
want de uitgave omvat niet minder dan 265
bladzijden. Zij is typografisch voortreffelijk
verzorgd en zoo dik en welvarend uit
Duitschland gekomen als zulks in deze tijden een
Nederlander past. In verband met deze be
voordeeling van de buitenlandsche industrie
is het niet onaardig te herinneren aan het feit
dat de allereerste van de vele prijsvragen, door
het P. U. G. (in April 1770) uitgeschreven,
beoogde middelen te vinden tot het doen
bloeien van de [Fabrieken en Trafieken
welke reeds in ons land en bijzonder in de
Provincie Utrecht zijn...."
Een kniesoor intusschen die uit deze feiten
conclusiën zou willen trekken, te-meer waar
blijkens het gedenkboek op de laatste prijs
vraag, van 1905, nog geen antwoord is binnen
gekomen.
We hadden het echter en wederom is het
geraden den scherpzinnigen lezer te verzoeken
geen verband te leggen tusschen het laatst
voorafgaande en hetgeen nu volgt we
hadden het over de weldadige rust die van
deze publicatie uitgaat. Wanneer men deze
genoegelijke bladzijden doorbladert, nu eens
verwijlend bij een overweldigend menu, dan
weer bij een presentielijst met tallooze be
langrijke handteekeningen van groote vaders
van groote mannen, of vaders van groote
mannen of groote vaders van mannen, na
men die verbonden zijn of waren aan
Neflerlansche kunsten en wetenschappen, wanneer
men zich verdiept in een voortreffelijk ge
stelden brief, van de soort die tegenwoordig
niet meer geschreven worden, of het keurig
verzorgd convocatiebiljet voor eene vergade
ring op 15 Maart 1779 vergelijkt met het
haastig getypte briefkaartje dat ons in den
jare 1923 oproept tot gewichtige bijeenkom
sten.... ja, wij zouden nog verder willen
gaan: wanneer men den invloed ondergaat van
de sfeer van kalmte en bezadigdheid waarin
het lid der P. U. G.-directie dr. Singels het
omvangrijk materiaal uit tallooze stoffige
portefeuilles heeft gerangschikt en te boek
gesteld wel, dan benijden wij hem en zijne
voorgangers uit die 150J jaren die gezellige
rust eventjes, voor we ons weer
onderdompelen in het eigen jachtig bestaan.
Van hen kan, in de beste beteekenis, ge
zegd worden hetgeen men in politiek opzicht
den Oosterschen diplomaat in deze dagen
verwijt: Ie temps travai'le pour eux....
Want naarmate de eeuwen elkander zullen
opvolgen, zal dit materiaal belangrijker en eer
biedwaardiger worden. Reeds is er iets in ons
van de huivering waarmede wij lezen van de
geconserveerde eetwaren uit het Egyptisch
Koningsgraf, wanneer wij vernemen wat de
P. U. G.-leden, ter gelegenheid van hun
100jarig jubileum verwerkt hebben aan banket
hammen, varkenspootjes, zalmen, kalkoenen,
baarzen, capucijners, worteltjes, snijboontjes,
bloemkool, doperwten, compötes, saladen,
puddingen, soepen en sausen. Deze
quantiteiten zullen voor het kunstzinnig en weten
schappelijk publiek van 2023 wellicht nog
aan zedekundige merkwaardigheid gewonnen
hebben, en de naam van dr. Singels zal aan
de zedenbeschrijving van dezen tijd verbonden
zijn als die van een Casanova aan den zijne.
De buitengewone stiptheid van den samen
steller springt nog op tallooze andere plaatsen
in het oog. Zoo bijvoorbeeld waar hij voor het
nageslacht vastlegt wat er zoo al door krank
zinnigen aan prijsverhandelingen is ingezon
den in de jaren 1779?1836. Den belangstel
lenden snuffelaar verwijzen wij naar bldz.
134?144. ?
Het feit dat 1/26 deel van deze
jubileumuitgave zulke droevige bladzijden bevat uit
DE PET
Op den Dam daar staat 'n diender
Met een kwieke, nieuwe pet,
Hoe manhaftig, los en zwierig,
Is dat pronkstuk opgezet!
Met die zwart-wit-zwarte mouwband
En die slanke winterjas,
Zijn de Arnsterdamsche meisjes
En de dienders in hun sas.
Als een trotsche vakbewnste
Leiden ze het druk verkeer,
Soepel, gracieus en deftig,
Gaat de wijs-arm op en neer.
Lik me pet!" kan hij nu zeggen,
Als er weer iets kroms geschiedt,
Maar hij is een wijze diender,
En die zegt die woorden niet.
Niemand durft meer smeeris" zeggen
Als men hem zoo fier ziet staan,
Met klabak" of and're titels,
Spreekt men hem niet langer aan.
Biekman" mag men hem niet noemen,
Platpet" is bijna het woord,
Wachter" is de ware titel
Die bij zooveel flinks behoort.
J. H. SPEENHOFF
Ifllllllllllllllli .immuun
iiiililiiiiiiiiililllilliuiil
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËK
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
Agentschappen in Indië:
TILBURtt LEEUWARDEN,
OISTEBWIJK DDENHOTJT.
LOGHEM en BOBCULO
BATAYIA, SOERABAYA,
8EMARANG, BANDOENG, M E DAN en
WELTEVREDEN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiimuiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
de geschiedenis der kunsten en wetenschap
pen van ons vaderland moge al-weer geen aan
leiding zijn tot verdere gevolgtrekkingen. Want
b.v. de bijgevoegde lijst der door' het genoot
schap bekroonde verhandelingen bevat een
keur van allerbelangwekkendste onderwerpen,
zooals_b.v. over de levertraan (wij doenjnaar
een greep zóo~Tiier" en TfaarT .óver;' bomvrije
kruidmagazijnen, over de kinkhoest, de' mid
delen om tweegevechten te voorkomen, ver
schillende historische, philosophische en medi
sche onderwerpen.
Merkwaardig is het ook te lezen welke stof
de meerendeels hooggeleerde?voorzitters
van het P. U. G. gekozen hebben voor hunne
openingsredevoeringen bij de algemeene ver
gaderingen. De meesten van deze heeren heb
ben mededeelingen uit hun eigen studiesfeer
gedaan, enkelen hebben gesproken over de be
langen van het genootschap, en, in 1867, heeft
Nicolaas Beets een welkomstgroet in verzen
uitgesproken, waarbij vergeleken b.v. de
Nieuwjaarsrede van den burgemeester van
den Haag in 1923 als zwartgallig modern
proza droevig in den schaduw blijft.
Dr. N. J. Singels, de tegenwoordige voor
zitter, heeft reeds thans bekend gemaakt,
dat hij op de a. s. algemeene vergadering de
vraag zal stellen : Zijn wij waar wij wezen
moeten.... ?
Wij zouden niet durven uitmaken of het
door hem samengestelde gedenkboek die
vraag in bevestigenden zin beantwoordt.
Wij willen alleen den lezer onze verontschul
digingen aanbieden voor het feit dat de lectuur
van dit gezellig en breedvoerig geschreven
boek ons langer op den praatstoel heeft ge
houden dan onze bedoeling was.... schoon
de stemming waarin het ons gebracht heeft,
er ons nog vele kolommen lang in zou kunnen
doen verblijven.
H. S A L O M O N S O N
iimiiuuiiiuiiiiii
lllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIUIIIII
III IIIIIIIIHIIII
i 111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
bedenkt dat alles hier openlijk werd vertoond
zonder eenige terughouding, onder de critiek
van de allerverhevensten, die zelven zonder
zonden zijn. En dat nog niet alleen, maar
bovendienonder de critiek van debenadeelden,
van hen, tegenover wie ik me misdragen had,
of dat nu was een koetsier of kellner, dien ik
op hoogst onhebbelijke of ongepaste wijze
had uitgevlegeld over een eigenlijk niet eens
gemaakte, maar in ieder geval
onbeteekenende fout, of een professor, dien ik gesmaad
in stede van gedankt had, of een medestudent
dien ik in z'n ongeluk gelokt had, of een arm
onschuldig meisje, dat ik niet had terug
gehouden van een weg , die haar verderf
werd: haar val tot in z'n uiterste consequen
ties werd mede vertoond ! (In het algemeen
werden van al mijn handelingen mede alle
gevolgen, zoowel goede als kwade, veraan
schouwelijkt.)
Ik kon nu niet meer blozen: ik had lust om
weg te vluchten, maar dat kon ik niet, niet
tengevolgevan eenigendwang,m aar omdat telkens
wanneer ik daartoe lust kreeg, men mij op
allervriendelijkste wijze vroeg of 't me te
veel aanpakte: men zou dan de voorstelling
schorsen tot ik weer was bijgekomen; ik
moest me overigens niet te naar maken,
men vond dat ik 't tot dusverre heusch niet
bonter had gemaakt dan de meeste overige
aanwezigen.
En dan draaide de film maar weer verder.
Niets werd me gespaard ! M'n huwelijksleven
werd tot in bijzonderheden uitgeplozen; men
herinnere zich dat niet alleen mijn daden,
maar ook mijn gedachten werden vertoond.
Zoo had ik op aarde de reputatie gehad van
een model echtgenoot te zijn, althans in
dezen zin, dat ik tenminste nimmer ontrouw
was geweest aan mijn vrouw. Die reputatie
was inderdaad juist en dat bleek dan ook
hier wel, maar tevens bleek hoe weinig me
dat als verdienste kon worden aangerekend,
want met pijnelijke nauwgezetheid werd uit
m'n gedachtenleven aangetoond, dat die lof
felijke trouw in daden veel meer het gevolg
was geweest van een soort braafheid uit
gewoonte, van angst voor de mogelijke scha
delijke ^gevolgen van ontrouw en in het alge
meen van een gebrek aan moed om te durven
wat ik eigenlijk gewild had. De ontrouw in
gedachten bleek althans verontrustende af
metingen te hebben aangenomen.
Ook in anderen zin kwam aan het licht hoe
onwaardig ik me veelal tegenover mijn vrouw
had gedragen; wat was ik dikwijls onredelijk
tegenover haar geweest, hoe had ik vaak
haar andere, haar vrouwelijke natuur miskend
door dingen van haar te verlangen of mij te
ergeren over haar handelen of haar nalaten
in gevallen waarin thans duidelijk werd dat
ze 't volkomen bij het goede eind had gehad.
Gelukkig bleek daartegenover ook wel hoe
warm en met hoe groote liefde ik haar steeds
door had liefgehad, maar dat kon naar mijn
gevoel m'n tekortkomingen niet meer goed
maken.
Een andere pijnlijke verhouding was die
tot mijn kinderen. Tegenover hen had ik
in mijn leven mijn vaderlijk gezag altijd flink
weten te handhaven en ik had me verbeeld
dat ik door dat te doen, ze gewende aan
orde en tucht en ze opvoedde tot flinke
burgers. Hier bleek veeleer hoe deze motieven
waren voorgeschoven om te bedekken een
lust tot tyrannie, om een verontschuldiging
te zijn voor mijn gebrek aan zelfbeheersching,
voor mijn drift. Wat had ik hun teere, fijne
zieltjes blijkbaar dikwijls mishandeld! En
hoe had ik hun, in stede van ze op te voeden
tot menschen aan wie de maatschappij wat
heeft, juist dikwijls belet om zich ten volle
te ontplooien: ik had hun warme en ont
vankelijke gemoedjes verkild en toegeschroefd.
Ik zat af en toe te snikken maar er viel
niets meer aan te verhelpen; het was alles
gebeurd, er was geen terug meer mogelijk:
de film liep verder.
Het zou te lang worden wanneer ik U
alles tot in bijzonderheden vermeldde; wel
licht zou dat ook geen nut hebben. Laat ik
daarom volstaan met U te vertellen, dat de
film zich natuurlijk niet bepaalde tot m'n meer
intieme leven, maar dat hij geheel, zonder
eenige coupure vertoond werd. Zoo kwam
dus ook m'n openbare leven bloot te liggen.
En daar ik b.v. ook in de politiek een rol
en in mijn omgeving een vooraanstaande
rol had gespeeld, was het lang niet altijd
aangenaam om te zien vertoonen hoe ik soms
een dag nadat ik in openbare vergaderingen
den kiezers de grootste heerlijkheden had be
loofd, ze had verraden" door binnens
kamers m'n stem te verkwanselen voor
politiek gewin. En ook werd vertoond hoe
ik het naief vertrouwen van groote catego
rieën volks geschonden had door niet mijn
bekwaamheden tot het uiterste in te spannen,
maar een gemakzuchtig leventje te leiden,
waarin ik meer eigen eer dan het algemeen
belang had gediend.
Wanneer men in 't kort zou moeten zeggen
welken indruk de held" van deze film
maakte, dan zou dit aldus moeten zijn: meer
schijn dan wezen." Lezer, voelt gij hoe die
held" zich voelde toen hij tot deze conclusie
kwam?
Gelukkig, de filmvertooning was uit.
Het stuk was uit, maar ik zat volkomen
gebroken, suf voor me uit te staren: ik was
zoover heen dat ik totaal vergeten was waar
ik was en wie er om mij heen waren: ik wist
maar n ding en dat was dit, dat ik me
nimmer ellendiger had gevoeld dan thans.
Moralischer Kater was een begrip, dat me
op aarde niet vreemd was geweest; maar
zoo hevig als thans had ik er nog nooit last
van gehad. Het moet geruimen tijd geduurd
hebben dat ik daar zoo geheel in mijzelf
teruggetrokken heb zitten piekeren, toen ik
tot de werkelijkheid werd teruggeroepen door
den Vader zelf: de zaal was thans leeg of
ever, door Zijn wil alleen wist hij de omgeving
zóó te veranderen, dat we plotseling geheel
alleen waren in een kleine ruimte vol intimi
teit. Hij zeide niets en deed ook niets, maar
Zijn blik alleen was het heerlijkst geestelijke
bad ! Als door een tooverslag deed die mij
mijn ellende vergeten en herkende ik de
volle kracht van het goede en de zekerheid
van de overwinning van het goede over
het kwade. Die eene blik voorspelde met
onbetwistbare zekerheid, dat er geen atoom
van het goede verloren kon gaan en dat er
dus ook voor mij redding mogelijk was. In
blindelingsch vertrouwen gaf ik mij over,
bekende eigenlijk overbodig m'n op
rechte goede bedoelingen en vroeg of ik
voortaan op de leiding zou mogen rekenen, die
m'n zwakheid zoo van noode had.
Der Godheid antwoord klonk daarop on
verwacht. Niet alleen mocht ik daarop reke
nen, als ik die thans nog zou behoeven, maar
de vertooning van mijn film had in vergelijking
met die van zoovele andere menschen een
figuur gemaakt dat voor de toekomst veel
goeds deed hopen. Ik had tenminste op
aarde reeds het goede aangevoeld. Het
kwade geweten dat ik er zoo dikwijls gevoeld
had, was juist een aanwijzing voor een goed,
dat is behoorlijk werkend geweten geweest
en ten slotte had ik me op aarde ten minste
strebend bemüht"; welnu dat deed ver
wachten dat ik thans, meer bewust, gemakke
lijker den juisten weg zou weten te behouden.
Klonk dit reeds bemoedigend, nog gerust
stellender werd het, toen mij erop werd
gewezen, dat wij menschen in den regel niet
zoo zeer uit boosheid verkeerd doen, dan wel
uit onverstand of liever ten gevolge van de
beperktheid van de ons ten dienste staande
middelen. M.a.w. ik had met m'n nog pas
ontwakend hemelsch bewustzijn tn'n eigen
levensfilm niet billijk beoordeeld; ik had
m'n eigen leven gemeten naar den maatstaf
van onbeperkte mogelijkheden. En die fout
maakte iedere nieuweling in den hemel,
tengevolge waarvan eenerzijds ieder door
die filmvertooning zelf zoo hevig werd
geschokt, maar anderzijds de overige aan
wezigen met langere hemelervaring nage
noeg altijd tot veel meer waardeering bereid
bleken. Hij -- God zelf had in volledig
begrijpen in den loop der eeuwen slechts in
hoogst enkele gevallen aanleiding gevonden
tot een overigens nog slechts zeer zachte
critiek.
En hiermede kon ik gaan: ik werd nu weer
aan mijzelf, aan mijn verdere ontwikkeling,
thans in zooveel gunstiger omstandigheden
overgelaten.
Mijn raadsel is nu opgelost: ik weet thans
wat het laatste oordeel is. Ik deel het U,
lezer, mede, omdat gij wellicht door een
soortgelijke onrust gekweld wordt als mij
het leven soms schier ondragelijk maakte.
Ge verzoekt me U nog slechts deze vraag
te beantwoorden: langs welken weg ik U het
vorenstaande heb kunnen laten weten? Die
vraag mag ik U niet beantwoorden. De waar
heid mag den levenden slechts voorzichtig aan,
lepel voor lepel, worden toegediend. Welnu in
vorenstaandegelijkenisligtreeds een zóógroote
hap verborgen, dat het mij verboden is, U
thans reeds ook nog te vertellen over welke
communicatiemiddelen tusschen hemel en
aarde beschikt kan worden. Dat komt
misschien bij den volgenden medicijnlepel,
maar aangezien die slechts 3 maal eeuws"
worden toegediend, zult gij nog heel wat
jaren geduld moeten oefenen.
Oudejaar 1922.
W.