Historisch Archief 1877-1940
17 Maart. '23. - No. 2386
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ENGELSCHE KUNST
In 't Stedelijk museum !s thans te zien
kunstnijverheid uit Engeland. Dezelfde ver
zameling was reeds eenige weken tentoon
gesteld in den huize Kleykamp te 's
Gravenhage.
't Is wel opmerkelijk waar te nemen hoe
voorwerpen van dezelfde collectie winnen of
verliezen wanneer ze onder ander aspect wor
den geëxposeerd. Zoo is het weefwerk te
Amsterdam niet te waardeeren, doordat bij
de plaatsing of liever ligging der talrijke
spoelweefdoeken het decoratief gehalte niet tot
zijn recht komt. Zoo is de weerspiegeling van
het buitenlicht op de glazen ruiten eener vitrine
ongunstig voor een juiste belichting der daar
in geplaatste kant- en borduurwerken. Beide
verzamelingen, die in den Haag zoo gunstig
geëtaleerd waren. Daarentegen geven het
aardewerk, leder- en metaalwerk door over
zichtelijke aanschouwing te Amsterdam zoo
veel meer te genieten.
De kunsttentoonstellingen uit verschillende
landen zijn belangrijk voor studie en verge
lijking van volkskarakter en volksaard. On
langs hadden wij in de hoofdstad de Fransche
nijverheidstentoonstelling. 't Was er al weelde
en gratie in een kunstrichting die het heden
verzaakt en naar voren brengt het roemrijke
verleden dat zij niet ken, niet wil loslaten. Nu
is Engeland gekomen, het land van Ruskin,
van Morris, van Walter Crane, dat het moder
nisme in de kunst huldigt en arbeid toont
van frissche gedachten, nieuwe vormen,
beschaafde kleurtonen. Juist dat beschaafde,
treft overal in bijna elk werkstuk, maar boven
al in het aardewerk dat zoo gaaf is in zijn
soepelheid van gebogen lijnen, zoo expressief
in zijn sobere vormen en zijn kleurgehalte.
Er is bij depottery veel goed vrouwenwerk,
maar daar niet alleen. In bijna alle kunst
vakken arbeidt de vrouw naast den man en
haar werk evenaart het zijne in kracht en
nauwgezetheid. Het meest komt uiteraard
op deze tenoonstelling vrouwenwerk als zoo
danig tot zijn recht in het naald-, klos- en
weefwerk, en vreemd dat de Engelsche vrouw
in die banen zich vastklampt aan het verleden
en geen nieuwe wegen weet te vinden. Schit
terend fijn van arbeid zijnde Honitonkanten,
onvergelijkelijk knap van technische kwali
teiten is het vogeltafreeltje in wit borduursel,
mooi zijn de rijk geornamenteerde
getamboureerde tulen doeken, doch blijk van een mo
derne opvatting en frissche strooming geven
ze niet. Alleen de weefdoeken doen enkele
nieuwe spoelweefsel-verbindingen aan de hand
en geven een drietal gobelinlappen, waarvan
de beide boschtafreelen decoratief bijzonder
geslaagd zijn. De byoux en het
boekbindwerk, de prentkunst en de calligraphie, dat
alles geeft binnen de perken van beschaafde
gebondenheid kunst van een nobel gehalte.
ELI s. M. ROGGE
?HHIHIHBIItllllinnilllUlnlIIIIIIIUIIIHUIUIIIIHIUIUUIIi IIIIIIIMIIIIIIIII
BIJKOMSTIGHEDEN
LX IV
Eén van de bezwaren van het snelle tempo,
waarin we leven, is, dat een beweging in den
eenen kring nog maar heel schuchter aan het
opkomen kan zijn, als ze door den anderen
al lang weer verouderd, overwonnen en uit
de mode wordt genoemd; wie de bewoners
van Roode School wil vergasten op een langen
rok met langer slippen merkt, dat men daar
juist aan het stadium van tot-aan-de-knie
is toegekomen; toen ik een Franschen pro
fessor, die bij mij zijn licht over den staat
onzer literatuur kwam opsteken, van
Russischen invloed gewaagde, riep hij in verba
zing uit: Encore l"; terwijl een Hollandsche
snobinette hem dit voor mijn gevoel met
woeker betaald zette, toen ze, bij haar terug
keer uit Parijs, zich er over beklaagde, dat
ze daar zich acharneerden om Ibsen te spelen,
terwijl hij toch wezenlijk, démodé" aandeed..
Als een belangstellende zeventigjarige, die
graag bij wil blijven, verzekert, dat hij ook
wel van die nieuweren" leest, meent hij Kloos
en Van Eeden Een echte nieuwlichter zal
Wies Moens misschien al weer arrivévinden.
Zoo schijnt de wereldkloot hoe langer hoe
sneller te draaien.en vóórdat we het zelf weten,
liggen wij met onze ideeën, die pas geleden
nog zoo nieuw heetten, op den
oude-pruikenzolder, terwijl we nog niet eens tijd hebben
gehad ze tot Loppersum of Minnertsga te
laten doordringen.
Als er n beweging is, waarin het door
ongelijke gaarheid" klontert, dan zeker
in die voor de emancipatie, speciaal voorde
studie" van de vrouw. Terwijl men in de
behoudende deelen van ons land juist eens
voorzichtig begon te overwegen, dat het
misschien ale vel geen kwaad kon, als een meisje
nog eens iets mér leerde dan haar talen en
een beetje schilderen en muziek, slaat over
de sneller levende groote steden, waar men de
voor's en tegen's van de vrijheid en de rechten
aan den lijve heeft gevoeld, een golf van re
actie ; men staat klaar met een rij van physieke
en psychische bezwaren tegen al die geeste
lijke inspanning; de eentonigheid van het
huishoudelijk bedrijf, waar kort geleden zoo
hartstochtelijk over geklaagd werd, wordt
weer tot den hemel verheven als het ware
paradijs voor de vrouw"; de klacht van Aurora
Leigh
" by the way,
The works of women are symbolical.
We sew, sew, prick our fingers, dull our sight,
Producing what? A pair of slippers, sir,
To put on when you're weary?or a stool
To stumble over and vex you... "curse that stool!"
Or else at best, a cushion, where you lean
And sleep, and dream of something we are not,
But would be for your sake. Alas, alas !
This hurts most, this.. that, after all, we are paid
The worth of our work, perhaps."
die klacht van de jonge intellectueele, die
zich geknot voelde in haar geestelijke behoef
ten, als ze uren lang kruissteekjes moest zitten
maken, vindt geen weerklank meer bij ome
jeugd, die zóó uit haar Homerus opgedoken,
zich vermeit in het fabriceeren van kralen
taschjes en in het fijntjes in elkaar priegelen
van kinderschortjes; de
handwerken-zondereinde, die in de dorpen nog niet waren opge
borgen, worden in de steden al weer voor den
dag gehaald, en allicht zullen de dprpsche
notabelen op hun gezellige theesaletjes met
voldoening constateeren, dat zij nooit met
die rare moderne fratsen hebben meegedaan,
en dat het nu blijkbaar in de groote wereld
óók niet meer hoeft. En dit zou heel jammer
zijn, want er bestaan dwalingen en vergissin
gen, die een buitengewoon verfrisschenden en
stalenden invloed hebben, op haar, die ze
begingen; en bovendien: wie zou den drang
naar studie van de vrouw een dwaling-zonder
meer durven noemen? Al bleven er van de
honderden, die elk jaar naar de universiteiten
stroomen, telkens maar tien over, die in hun
werk hun vervulling vinden, dan zijn die tien
toch voor verbittering, voor leegheid en on
voldaanheid gereo ! En die minderheid" die
hierin haar voldoening heeft, is geen te
verwaarloozenkleinigheid.En de andere negentig?
Ik geloof, dat het uiterst zelden voorkomt,
dat een meisje blijvend door haar studie wordt
gebroken; als ze zich vergist heeft in haar
aanleg, vindt ze wel weer een anderen weg;
en mag ik die arme, in-het-nauw-geraakte
studie even speciaal aanbevelen als een voor
treffelijke leerschool voor het huwelijk?
Een tijdgenoote van Mad. de Staël heeft
eens gezegd, dat apprendre Ie latin, sert a
faire des confitures". Ik weet niet, of deze
uitspraak geheel juist is; ik vermoed, dat een
man, die met een vrouw-die-gestudeerd-heeft,
trouwt, minder op lekkere schoteltjes ont
haald zal worden, minder verrassingen"
aan zijn middagmaal zal vinden, dan de echt
genoot van een huishoudster, wier geestelijke
inhoud uit een litanie bestaat van das isst
meln Mann so gerne". Maar wat de studie
een vrouw meestal wél leert, is: niets meer erg
te vinden. En dat is voor den man, voor liet
heele gezin, misschien nog wel mér waard.
Wie jaren heeft geworsteld met weerspannigen,
zwaren hersenarbeid.vindt geen huishoudelijke
taak meer moeilijk, raakt bij geen strubbeling
meer uit haar evenwicht. Haar geestelijke
tucht doet haar minder van anderen (onder
geschikten), mér van zichzelf eischen; ze heeft
geen behoefte zich overal mee te bemoeien
en aan alles te redderen; ze vindt het geen
ramp, als er een karaf wordt gebroken, en ze
is niet van streek, als het maal niet is geslaagd.
Ze weet, dat er een wijder wereld bestaat, met
grooter strijd en belangrijker moeilijkheden,
dan een verkeerd-opgehangen gordijn of een
ondergeloopen kelder. En als ze zich moe voelt
van een dag vol kleine tegenvallers, dan weet
ze toch nog steeds, hoeveel moordender, hoe
ondraaglijk soms de geestelijke moeheid van
haar studente-jaren was, en ze kan nóg glim
lachen, ondanks haar gebroken rug.
Wie wel eens met een gestudeerde" vrouw
heeft verhuisd, begrijpt eigenlijk niet, dat, nu
van zoovele zijden de studie van het meisje
wordt aangevallen, de couranten niet vol
staan met artikelen van mannen, die er voor
opkomen, dat de universiteit zulke voortref
felijke huisvrouwen aflevert Misschien
had bij déze verhuizing een enkel ledikant een
krasje mér, dan het geval geweest zou zijn,
als ze, als een ouderwetsche kloek, elk stuk,
dat uitgedragen werd, met haar oogen had
gevolgd, en het weer rillerig in bedrillerig in
de koude gang in ontvangst had staan nemen;
maar nu, in welk een idyllischen vrede zat ze
in de leege achterkamer bij een geleende
petroleumkachel voor het jongetje liedjes
te zingen, terwijl de mannen hotse-klotsend
over de trappen stolperden En hoe fleurig
zochten zij en het kleine meisje in den nieu
wen, nog verwaarloosden tuin naar sneeuw
klokjes, terwijl het hobbelpaard en de piano,
de spijlen van een boekenrekje, een
broodtrommel, een geiser, een matras, een houten
pollepel en een stuk van een spiegelkast langs
de open deur werden gedragen, als attributen
uit een verwarden droom
Waarmee ik maar zeggen wilde, dat de stu
die voor de vrouw buitengewoon geschikt is;
misschien (zooals men van het journalisme
verzekert,) vooral als voorbereiding tot iets
anders.
ANNIE SALOMONS
iiiimimiiiiliiiniiitii
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HA.ABLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
iiiiiHiiiiiiiJimiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiii mimi
WETTELIJKE BESCHERMING
VAN ONZE FLORA EN FAUNA
Tot nog toe worden in ons land beschermd
de vogels (uitgezonderd die van de zwarte
lijst) de mollen en de kikvorschen. Bovendien
genoot het wild de bescherming van de oude
jachtwet; hoe het onder de nieuwe zal gaan,
moet nog blijken. Plaatselijk bij politiever
ordening worden hier en daar enkele planten
beschermd, ik denk hierbij aan Bergen aan
Zee. Voorts is het in parken en plantsoenen
verboden bloemen te plukken en dat is dan
zoowat alles. De opsomming gaat uit als
een nachtkaars. Ik hoop, dat ik iets over
het hoofd heb gezien en zal daarom dankbaar
zijn voor correctie.
Nooit was bescherming van onze
natuurschatten noodiger dan nu, nooit de kans er op
geringer. De debatten over de afschaffing van
den zomertijd hebben doen blijken, hoe gering
men het belang acht van natuurgenot voor
de groote massa. De besprekingen over de
jachtwet doen aan niets zooveel denken als
aan onzen ouden dommeligen vriend Hessels,
die af en toe zijn oogen uitwreef en dan
alvast maar bulkte: ad patibulam". Verdel
gen en uitroeien is aan de orde van den dag,
want het vaderland is in gevaar en straks
krepeeren we allemaal van den hon ger.
De konijnen vreten alles op, de herten en
reeën verslinden en vertrappen de rogge en
de aardappelen, de marters, bunsings,
hermelijnen en wezels, de vossen vreten kippen
en klukoenan en alles wat vleugels heeft;
de otters verdelgen de visch, daarin bijgestaan
door reigers, aalscholvers, futen, roerdompen,
woudaapjes, ijsvogels en wat niet meer.
Ik zelf heb gezien dat een fazantenhaan een
kostbaren appel uitpikte aan een spaliertje
in den boomgaard van Lindenheuvel. Die
appel was op zijn minst een kwartje waard.
De eenden pulken de gerstaren uit en ver
treden den akker. De eekhoorntjes rooven
de zaden van alle coniferen, bijten knoppen
af, halen nesten uit. De korhoenders hebben
er een duivelsch genoegen in, om de
topknoppen uit de jonge dennetjes te pikken. De
boschbessen zijn een schadelijk onkruid in
het woud, de berberis belaagt uit de verte het
graan met brand. Hoef blad, zwartgras, kweek,
distels, klaprozen en korenbloemen doen mee.
Voeg hierbij nu nog alles wat verricht wordt
door de zwammen groot en klein, de tallooze
insecten, de mijten en teken, aaltjes en
plasmodiën en ge beseft dat onze Huibert Poot
met zijn genoeglijk" leven van den
gerusten" landman deerlijk de plank heeft
mis geslagen. Integendeel komt de landman
ons voor als een gejaagd slachtoffer, dat in
den knel naar alle kanten van zich af slaat.
In vertrouwen mag ik u echter wel zeggen,
dat mijn deskundige vriend Lucas daar
anders over denkt, misschien wel omdat hij
naast het deskundige" ook wel eenig besef
heeft van het natuurkundige". Zijn kippen
hebben een veilig hok en hij knikt goedkeu
rend als hij in zijn graanvelden de
hermelijntjes jacht ziet maken op veldmuizen. Hij heeft
zelfs een groot vertrouwen in het geheim
zinnig evenwicht in de natuur, dat zelfs in
onze cultuurwereld ten voordeele van onze
cultuurplanten en dieren kan bestaan. Al
leen in de vrij zeldzame gevallen, dat het
verstoord wordt, waagt hij het, om in te grijpen
en dan nog slechts bij duidelijk gebleken
noodzakelijkheid. Met ons verheugt hij er
zich in, dat ons kleine land zoo'n grooten
overvloed van mooie en interessante dieren
herbergt en dat er bij ons te land en te water
UIT JOOSJE'S LEVENSBOEK
OPVOEDKUNDE
I
Joosje is nooit heelemaal" stout; 't is alleen
maar 't handje of 't voetje, 'tkoppetje of wat
anders, dat zondigt.
Haar zelf treft geenjsmet. Het is immers
slechts een vergissing, even, van een harer
onderhoorigen. Waarvoor zij verantwoordelijk
is, zeker; maar het mag zelfs niet denkbaar
zijn, dat zij niet onmiddellijk zou trachten den
delinquent te beteugelen. Joosje is zoet," op
deze rotsvaste fictie bouwende leert Moeder
haar zich te beheerschen. Joosje is zoet";
de Koning is onschendbaar"; allernauwst
verwant zijn deze ficties, ja misschien
beteekenen zij wel hetzelfde. En zeker even
practisch, politiek, als 's Konings onschend
baarheid is het dogma van de zoetheid van
Joosje. Hoeveel gemakkelijker is het niet een
koppetje of een been te corrigeeren dan zich
zelf!
Maar het is meer dan louter practisch, poli
tiek, hoe zou het dit anders ook kunnen
zijn? , het is waar en zedelijk en gerecht.
Althans naar Moeder's misschien wat
heidensche overtuigingen.
Het is waar, omdat de mensen goed is"
en zeker Moeder's Joosje. Eigenlijk en voor
zoover really matters. En wat komt het
niet-eigenlijke en het niet-er-op-aankomende
er eigenlijk op aan?
Het is zedelijk, omdat het onzedelijk zou
zijn in 't kindje de gedachte neer te leggen,
dat haar het kwade even noodzakelijk zijn
zou als het goede, dat men den grooten weg
even goed kan verlaten als houden. Zoo groeit
de kategorische imperatief in haar gemoedje en
het besef van ten goede bestemd te zijn. Zeker
hoopt Moeder, dat ns, heel veel later, haar
groei de banden van dien imperatief zal bre
ken en dat het geijkte kwaad en goed haar
even ver gaan staan. Maar wil zij tot de
vrijheid rijpen, zoo moest ze eerst de tucht
veroveren; wil zij ns verwerpen kunnen en
zich een eigen padje vinden, zoo moet ze eerst
den grooten weg kunnen houden.
Het is gerecht, omdat men den Duivel niet
ernstiger moet nemen, dan hij verdient; wie
dit vergeet, bewijst hem licht goddelijke eer en
doet zoo onrecht in alle richtingen, niet het
minst jegens zichzelf. Ook op 't gebied der
zonde moet Joosje, suum cuique tribuere"
en zoo zal ze 't zich niet noodeloos moeilijk
maken.
Joosje is een driftkopje en soms, als
's levens weerbarstigheden haar wat al te
zeer den voet dwars zetten, sloeg ze zich voor
't kopje in blinde drift. Een dergelijke
toomelooze overgave aan haar hartstochten werd
natuurlijk door Moeder onvoorwaardelijk af-;
gekeurd en streng werd opgetreden tegen 't
stoute handje. Zoodra de Booze daaruit ge
weken was en geleidelijk week hij. sneller ,
werd de verlossing gevierd met groote vreugde.
Moeder streelde het teruggekeerde handje en
Joosje gaf het zelf een kusje en het was een
heerlijk ding weer een zoet handje te hebben.
Sneller en sneller verloopt dit proces.
Tot ns, een dag, we de driftbui zien
opkomen, dreigen dan opeens buigt ze
zich over 't handje en kust het bevrijd 11
Als Joosje met den Booze worstelt, wisselen
de gevechtskansen snel en vaak en het Goede
verschijnt en verschiet grillig en met plotse
overgangen, als de zon tusschen Maartsche
buien. Dan is het, dat Moeder opeens een
verbijsterende lenigheid van gemoed ont
wikkelt. Even grillig en schielijk omslaand
namelijk als het verschietenen verschijnen van
de eigenlijke Joosje, wisselt ook de strenge,
tuchtigende Moeder met de blijde
aloverstralend lieve. Warit Moeder staat gereed om het
ijzer te smeden als het ook maar eventjes
warm wil worden en ze grijpt toe, zoodra de
Booze ook maar even loslaat. Zoo tuimelen
Moeder en Joosje dan wel eens een tijdje met
zeer bizarre zigzaggen door allerlei kringen
van hemel en hel, maar met den stevigen
steun van de haar als water volgende Moeder
heeft Joosje de Poort der Verlossing dan ook
meestal verrassend snel bereikt. En Moeder
raakt in huis terecht beroemd om haar blik
semsnelle vergiffenis.
J. C. VAN DOMBURG
BRIEVEN UIT DEN VREEMDE
Parijs.
Lieve Hetty,
Heb je wel eens Histoire des Clubs de
Femmes et des Légions d'Amazones" (1793
1848?1871) gelezen? Het is heelemaal geen
nieuw boek, Baron Mare de Villiers schreef
het reeds in 1910; en natuurlijk ook geen boek
om achter elkaar door te lezen als een roman,
want het is lijvig; groot formaat en 418 blad
zijden, maar er staan tal van interessante
bijzonderheden in over de langzame ontwik
keling van de Fransche vrouw op maatschap
pelijk gebied ter verkrijging van politieke
rechten, die de vrouwen in vele andere landen
reeds verworven hebben. Denk maar aan het
verleden jaar afgestemde
vrouwenkiesrechtontwerp. Vrouwenclubs zijn hier ook nog wei
nig en het clubwezen ook voor mannen is in
Frankrijk veel later tot bloei gekomen dan in
Engeland. Eerst in 1782 werd de eerste club
Ie club Francais" in de rue St. Ncoise geopend
en spoedig daarna, vooral gedurende de Revo
lutie, verrezen de clubs als paddestoelen uit
den grond, daar men hierin een middel meende
te zien tot uiting van het vrije woord. Tien
jaar later telde Parijs reeds meer dan vijfhon
derd clubs. De vrouwen werden er echter
zorgvuldig buiten gehouden. Een enkele
stem, die van Condorcet (daartoe door zijn
vrouw gedreven) verhief zich eindelijk ten
gunste van het vrouwenkiesrecht en deed
zijn uiterste best om de tallooze tegenwer
pingen dat de vrouw te vluchtig was, geen
logica en verstand bezat, te weerleggen;
maar zijn stem was als die eens roependen in
de woestijn, terwijl bovendien de vrouwen
zelve weinig medewerkten; er heerschte geen
gevoel van saamhoorigheid onder hen, eenigen
eischten wel zekere rechten, maar de voor
name dames waren nog geheel doordrongen
van de gedachte: les compagnes de l'homme
ne doivent pas tre des rivales et nos moeurs
ne permettent pas encore aux femmes de se
montrer.
Het is eigenaardig dat onder de eerste voor
vechtsters voor vrouwenrechten in Frank
rijk een Hollandsche naam voorkomt:
Etta, Lubina, Johanna, Desista, Alders,
geboortig uit Groningen (1743). Het schijnt
een militante dame geweest te zijn, knap van
's Gravenhage
Grootste Automobiel-Exploitatie
hier ter stede.
PERZISCHE
Tapijten en Kleedjes
tegen vóór-oorlogsprijzen.
uiterlijk want zij wordt Ia belle Hollandaise
genoemd en zeer welbespraakt. Zij sprak veel
in het_publiek_entgaf haarjedevoeringen uit
onder "den titel: 'Appel aux Frangaises sur la
régénération des moeurs et nécessit
del'influence des femmes dans un gouvernement
libre. Bovendien was Etta Palm de eigenlijke
stichtster van de eerste vrouwenclub genaamd:
La Sociétédes dames patriotiques et
bienfaisantes, dite: Amies de la Vérité. Zij verteeder
de de harten door een plan te ontvouwen van
sociale weldadigheid; men zou eiken Zaterdag
bij elkaar komen en slechts diegenen die een
geregelde contributie betaalden van drie
livres per maand werden toegelaten. Van dit
geld zouden opvoedingshuizen en ateliers
voor meisjes van 7 tot 13 jaar worden gesticht;
het bestaan dezer vereeniging was evenwel
van korten duur bij gebrek aan geld, hetgeen
helaas een kwaal is waaraan ook heden nog
vele vereenigingen lijden.
Overigens was haar leven eenigszins myste
rieus en avontuurlijk. Op 17-jarigen leeftijd
huwde Etta een zekeren Frederik Palm die
haar echter na enkele maanden weer verliet.
Na vijf jaar wachten vestigde zij zich te Am
sterdam waar zij in relatie kwam met een
advokaat Jan Munniks die in 1773 tot consul
van Holland in Palermo benoemd werd, Etta
besloot hem naar die stad te vergezellen, maar
werd in het Zuiden van Frankrijk ziek, gaf
de verdere reis op en vestigde zich later in
Parijs. Hier begint zij, onder den naam
van Etta Sitters (naar moeders naam) weduwe
Baron d'Aelders, welken titel zij haar eersten
echtgenoot gaf na zijn verdwijning, haar
openbaar leven, waarin zij in ruime mate de
ups en downs, ook op financieel gebied onder
vonden heeft. De schrijver vertelt nog eenige
bijzonderheden over haar kleine en coquette
woning in de rue Favart, hoe in haar salon,
onder het portret van een officier een
ottomane stond van zes voet lengte, bekleed met
rood en wit damast, terwijl haar slaapkamer
versierd was door vier spiegels waarvan een
het voeteneinde van haar bed garneerde.
Zij had vele tegenstanders die haar o.a.
voor een vijand van de Hollandsche patriot
ten uitmaakten en voor een spion van het
Pruissische hof. Toch werd haar in September
'92 opgedragen bij de Vereenigde Provinciën
te onderzoeken of men geneigd zou zijn een
Franschen ambassadeur te ontvangen. Etta
werd 3 November bij den Hollandschen
Minister van de Spieghel toegelaten maar
haar pogingen mochten niet slagen en tenge
volge van dil» weinig succes werd haar de
terugkeer op Fransen grondgebied ontzegd,
werd zij als emigrée beschouwd en haar be
zittingen verbeurd verklaard; veel waren die
op dat tijdstip niet waard, want na aftrek
van haar schulden bleef haar slechts 752
livres over. Hiervan schijnt zij twee jaar
rustig in Holland geleefd te hebben, maar toen
in 1795 de Bataafsche Republiek werd uitge
roepen, werd zij als orangiste gevangen ge
nomen en bracht drie jaar in arrest door. Wat
er daarna van ue Hollandsche voorvechtster
der Fransche vrouwenbelangen geworden is,
schijnt niet bekend te zijn.
Nu zou ik je natuurlijk nog heel vee) kun
nen vertellen over hetgeen Baron Mare de
Villiers schrijft omtrent de dappere, energieke
Fransche vrouwen gedurende de revolutie
en daarna, maar dat zou veel te ver voeren,
tracht liever zelve het boek in te zien, het zal
je amuseeren.
Gegroet,
MARI ANNE
iimuiiiiiiiiiiiimiMiiimiiiiMiiuiB
VERZOEKE ALLB STUKKEN VOOR DB RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TB ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
zulke indrukwekkend schoone gebeurtenissen
plaats hebben in de vrije natuur. Hij ziet ook
het heele Nederland als een fraai organisme,
dat we niet mogen verstoren. Hij is geen fictie,
maar zes en een halven voet lang en ik zegen
den dag, dat hij mij zijn eersten brief schreef
over het nut der goudplevieren. Want door
hem heb ik altijd nog groot vertrouwen in
de wakkere landbouwers; ze zijn niet allemaal
Hcssels.
Zoo komt het dan, dat ik thans durf aan te
dringen op het tot stand komen van wette
lijke .bepalingen voor de bescherming van
vossen, dassen, marters, hermelijnen, eek
hoorns en al dat ontuig", mij voorloopig
bepalende tot de gewervelde dieren en zelfs
de visschen uitzonderend, wier belangen mij
voldoende gewaarborgd lijken door wettelijke
bepalingen tegen vervuiling der wateren.
Maar wel wil ik beschermd hebben al onze
wilde planten.
In groote trekken zou deze wet moeten
overeenstemmen met de tegenwoordige
vogelwet, die alle vogels beschermt en voldoende
waarborgen geeft voor bestrijding van schade
en voor onbelemmerde beoefening van de
wetenschap. Het geval van de ijsvogels en
de ervaring van sommige wetenschappelijke
onderzoekers en corporaties leert ons wel
dat er aan de uitvoering van die wet nog wel
wat hapert, maar daar is wel verbetering in
te brengen. Voorop staat, dat door de in vele
gevallen geestdriftige medewerking van politie
en justitie vooral in de laatste jaren de vogels
in Nederland wellicht meer bescherming ge
nieten dan in eenig ander land ter wereld.
En daarvoor hebben we in de eerste plaats
den tweeden secretaris van de Vereeniging
tot Bescherming van vogels, den heer J.
Drijver, dank en hulde te brengen. Ik zie er in
het geheel geen bezwaar in, om de bescherming
der zoogdieren, reptielen en amphibiën op
dezelfde wijze te regelen. Een zwarte lijst"
is in dit geval zeker onvermijdelijk, maar
het is wel wenschelijk, die niet op te nemen
in de wet, maar te regelen bij Koninklijk
Besluit, omdat we, zooals ik u reeds meermalen
in vertrouwen verzekerde, van al die dieren,
hun leven en gewoonten nog zoo bitter weinig
af weten.
Met de planten wordt het moeilijker.
Bedenk eens, de kinderen moeten bloemen
kunnen plukken, de Hoogere Burgers, Gym
nasiasten, studenten en dilettanten in de na
tuurwetenschappen moeten botaniseeren. Aan
den zoom van het bouwland kunnen haarden
van gevreesd onkruid ontstaan. Een zwarte
lijst van niet beschermde of een witte lijst
van wél beschermde planten zou de uit
voering van de wet zeer moeilijk, misschien
zelfs onmogelijk maken. Hier dienen wij dus
uit te zien naar een ander systeem. Het beste
zou mij toelijken, dat de wet de gelegenheid
gaf aan volstrekte bescherming van de flora,
eventueel pok de geheele fauna in bepaalde
gebieden in Staatsdomeinen, Kroondomein
of op particuliere gronden met medewerking
van de eigenaars, in de eerste plaats op
bezittingen van de Vereeniging tot Behoud
van Natuurmonumenten. Wij hebben daar
een leerzaam geval mee gehad. Op een der
gronden der Vereeniging werd door een paar
botanici een zeer zeldzame plant gevonden,
waarschijnlijk een unicum voor Nederland en
wel de Chimophila umbellata, een verwant
van het bekende wintergrpen. Ofschoon zij
vlijtige verzamelaars zijn, lieten ze de plant
staan, maar om anderen in de vreugd te
doen deelen werd de vondst in de Levende
Natuur vermeld, zonder de bepaalde plaats
aan te duiden. Ongelukkig kwam een ander
liefhebber" de plek te weten en groef on
middellijk de plant uit, om ze over te brengen
naar eigen tuin. Op herhaalde sommaties
der Vereeniging heeft die heer steeds nage
laten de plant weer terug te brengen en nu
hebben we geen wettig middel noch tot dwang,
noch tot straf. Dit geval is n uit vele en
laat zien, dat ons streven voor het behoud
der Nederlandsche Landschappen niet baat,
indien wij den steun der wet moeten missen.
Naast deze wettelijke bescherming van
bepaalde gebieden, kan dan nog komen de
algemeene bescherming van een beperkt aan
tal planten, waarvan dan ook het vervoer
verboden zou kunnen zijn. Dit is vooral noodig
in badplaatsen en yacantieoorden. De lijst dier
planten zou weer bij Koninklijk Besluit moeten
worden vastgesteld, het aantal zou op zijn
hoogst een paar dozijn bedragen, zoodat een
handig boekje met gekleurde platen, dat de
Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu
menten beschikbaar kon stellen, de politie
voor haar taak zou bekwamen.
De wet is er nog lang niet, maar zij moet
komen in het belang onzer kleinkinderen.
Er komt natuurlijk nog veel meer bij te
pas, dan wat ik hier kon aanroeren. Op het
oogenblik hebben wij nog het meest aan uw
denkbeelden, op- en aanmerkingen, die ge
misschien wel zult willen mededeelen aan
het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging tot
Behoud van Natuurmonumenten, Heeren
gracht 260?66. Neem vooral geen blad
voor den mond.
JAC. P. l H i j s s E
^MiiimllmiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiliiimiiiiiiiilliiimiiliiiimiuiililllM
I MOERHEIM" I
\ DEDEMSVAART f
HEEFT EEN AFDEELING
TUINARCHITECTUUR