Historisch Archief 1877-1940
24 Maart. '23. No. 2387
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
GEKLEURDE PAASCHEIEREN VAN ONZEN TIJD
Teekming voor de Amsterdammer" van Hermine Yzerdraat
BIJKOMSTIGHEDEN
LXV
Waarschijnlijk behoorde ik mijn verhaal in
dezen vorm ten beste te geven: Men wordt
gewaarschuwd voor een, als verpleegster
gekleed, persoon, die voorgeeft gelden te
verzamelen voor een lijder aan vallende
ziekte". Maar daar het geval zich aan mij
eigenlijk anders vertoonde, zal ik er ook een
ander relaas van doen.
Het eerste bedrijf gaat terug tot mijn stu
dentetijd, toen onze hutsjuffrouw mij, na een
lange paaschvacantie, met een zuinig mondje
kwam vertellen, dat er de laatste dagen tel
kens een mevrouw" had aangebeld, die me
zeer bepaaldelijk spreken moest, en die dien
avond terug zou komen.
Het was in de eerste jaren van m'n schrijf
stersloopbaan, in dat nog-onzekere stadium,
of het wat worden zal, of niet, dat sommige
zelf-verzekerde en beredderige menschen ge
bruiken, om je met hun raadgevingen, hun
aanmerkingen, hun overdadig hooggestemde
verwachtingen of hun vernietigenden hoon te
verpletteren; ik was een paar keer uitgeschol
den, en had, in mijn wankel zelfvertrouwen,
duizend keer verwacht uitgescholden te zullen
worden, zoodat ook dit dringende bezoek van
een onbekende mij al van te voren somber
maakte, en mij een bezeerd gevoel bezorgde.
Ik verwachtte een preek, dat ik de menschen
meer levensblijheid moest bijbrengen; dat ik
mijn schoone gave" niet moest misbruiken,
om de verwarring en de troebelheid te ver
heerlijken, en ik wist, dat ik niets zou durven
terugzeggen, en nog dagenlang ongelukkig
zou rondloopen met het besef van mijn niets
waardigheid; en met tegelijk daarnaast een
opstandige woede, omdat ze je hart altijd aan
raakten op plekjes, waar je het juist niet
hebben kon; omdat ze je nooit vredig alleen
konden laten zoeken, maar je altijd aan het een
of andere ideaal van hun-zelf wilden
vastsjorren.
Toen de mevrouw-in-questie dien avond
haar entree maakte, wisselden mijn zuster en
de juffrouw over haar hoofd heen onmiddel
lijk een blik van verstandhouding, omdat
beiden, in hun grootere levenswijsheid, be
grepen hadden, dat het op bedelen uitloopen
zou; rriaar ik, nog altijd bezeten door mijn vrij
wel chronische angst voor reprimandes, door
liep met nerveuse spanning de eerste
beleefdheidïphrases, en leefde pas op, toen ze haar
eigenlijke uiteenzetting begon: ze was ge
trouwd geweest met een beeldhouwer, die
haar niet meer liefhad. Een huwelijk zonder
liefde leek haar immoreel; daarom was ze met
haar zoontje gevlucht. Ze had vroeger college
geloopen in letteren en geschiedenis, en was
dus in zekeren zin onze collega.... Nu was
haar een betrekking in Engeland aangeboden,
die ze onmiddellijk aannemen of opgeven
moest. Maar het reisgeld ontbrak haar....
Was het, omdat ik het verhaal over dien
beeldhouwer en over de immoraliteit van een
huwelijk-zonder-liefde zoo romantisch vond;
of was het vooral, omdat ik, die me pas ',nog
als een hond, die slaag verwacht, had gekromd,
nu ineens kans; zag om te groeien, te
groeien, tot een echt mensch, van wie iets
verwacht wordt, van wie iets wordt gevraagd.
In elk geval voelde ik me tot in mijn ziel
bewogen, over haar droevig-gebroken leven,
en bereid alles in het werk te stellen, om haar
toekomst te verzekeren. Inderhaast over
peinsde ik, of er nog geld lag in de la van onze
commode, of er nog iets op mijn spaarbank
boekje stond; en ik vroeg haar bescheidenlijk
den volgenden ochtend even te willen terug
komen, omdat ik dan iets voor haar klaarge
legd zou hebben.
Hoe weet ik nog den waaierigen
voorjaarsavond over de donkere singels, toen we samen
naar de spaarbank trokken, om deduitjes te
gaan halen; hoe we aan den eenen kant ons
toch wel een beetje nobel vonden, en tegelijk
liepen te lachen, omdat, hoe meer we over haar
verhalen.nadachten, hoe onwaarschijnlijker ze
ons toeleken. En hoe weet ik nog den zonnigen
middag een paar dagen later, toen, terwijl ik
naast een kom vol waterlelies in de serre
verzen zat over te schrijven, mijn zuster
opDUINDOORN
Hoofdtooi bij
Toct-anchAmen's leven
Lenteweelde
Dada-kleuren
De Kid"
Plastische eivuUing
De Shimmy"
Mode-tinten
l loofdtnoi bij
Toet-anchAmeii's herrijzenis
iiMiiiliiiiiiiiilmiiniiiimii
iiiiiiiiiiiiiiiililiiiiiiiilliliitiiililiiilliiiiiliiiliiiiMtllllllllllllllllMlliiillllllMMiliiiiniii
eens, uit haar courant opduikend, riep: Nu,
't was in elk geval niet de eerste de beste, bij
wie je er ingevlogen bent. Zij wijden een heel
artikeltje aan haar. Ze geeft zich ook uit voor
vliegenier, en ze is nu gevangen gezet wegens
oplichterij".
Tien jaar later, en hoeveel ligt daarin
besloten aan teleurstelling en voldoening,
aan vreugde en verdriet, aan groeiend geloof
en groeiende scepsis, tien jaar later, opeen
herfstmiddag, terwijl we aan tafel zitten, en ik
geanimeerd vertel over het jongetje, dat nog
nauwelijks vier-en-twintig uur oud is, en dat
ik in zijn wieg heb zien liggen als een gaaf
klein mensch met een kuifje en tien kleine
nageltjes aan tien kleine vingertjes, komt
het meisje zeggen, dat er een verpleegster is
van het Rooae Kruis om me een oogenblik
te spreken, zoo maar in de vestibule. Verpleeg
sters zijn me vertrouwder en ik vind ze be
langrijker dan ooit, na een dag van telegram
men en expresse-brieven, om er een te vangen.
Ik heb bovendien een vaag vermoeden, dat
op de een of andere onverklaarbare manier
ook dit bezoek met het heil van den
pas-goborenen in verband moet staan en
ik sta dan ook onmiddellijk op. D^ gang is
schemerig, maar i k zie een wit pi que japon,een
hoogehuif met een rood kniis.de
verpleegstersbroche, en, vaag, een niet meer jong gezicht.
Kent u me niet meer?" zegt ze snel, weet
ti niet meer, dat ik vroeger zoo dikwijls niet
Uw zuster en U samen naar Utrecht ben ge
reisd? Herinnert u u niet...."
Ik heb een heel slecht geheugen voor namen
en gezichten en ik schaam me daarover. Ik
durf er nooit eerlijk voor uitkomen, en ook nu
prevel ik huichelachtig: ,,Ja, er schemert me
wel zooi ets...."
Ziet u wel," valt ze voldaan in; en doet
me dan een eenigszins verward verhaal over
een patiënt met vallende ziekte, die ze heeft
opgepast; die nu weer thuis is, maar niet
krijgt, wat hij hebben moet; en voor wien ze
nu een kleine som geld meent noodig te hebben.
Ik verlang terug naar de gezellige tafel bin
nen, met de gesprekken over het jongetje; ik
heb in mijn hoofd de herinnering aan een
stille bovenkamer, waar, in het gedempte
licht van neergelaten marquises, een jonge
moeder lag te glimlachen met iets in haar ge
zicht, alsof het leven toch wel erg de moeite
waard was; ik ben in een stemming, om aan
alle rampen ter wereld iets te willen verhelpen,
ook al liggen ze zoo weinig op mijn weg, als
deze vallende zieke". Maar als, opgehitst
door haar snel succes, de zuster een paar
enormiteiten debiteert, die zelfs mijn
goedgeloovigheid niet meers!ikt,openik maarsnelde
buitendeur, om niet al te beschaamd te moeten
staan tegenover haaronbeschaamdheid.Als een
dunne schim verdwijnt ze in denherfstnacht.
Maar dan, aan tafel terug, moet ik lachen; ik
kan het, zelfs niet met het oog op m'n prestige
tegenover mijn huisgenooten, onmogelijk in
houden; want ik zie opeens duidelijk in mijn
herinnering het kleine vervallen gezicht, met
de spleetügen en de slordige tanden, waaraan
ik al dien tijd niet meer had gedacht, de
verVRUCHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
zijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
over een snel verloop van de lente.
Want alles staat op sprong. Primus,
Chineesche klokjes, Ribes, al dat uitheemsch ge
doe openen nu reeds hier en daar een bloempje
en zullen dan oneens in vollen bloei staan, in
Eindelijk heeft de Noordooster den hemel
schoongeveegd en knnnen wij ons verlustigen
in de heete zon van Maart, mits we zorgen aan
de lijzijde van den heuvel te blijven of in de
luwte van het bosch. Te loevert is alles kil
en dor, daar blijven de vroegelingetjes ge
sloten, maar hier in de beschutting is de grond
heet gestoofd en spreiden de witte
voorjaarsbloemen hun krconblaadjes wijd uit, tot ze
niet verder kunnen. Spinnetjes en insecten
zijn uit hun verstijving ontwaakt en loopen her
en der over het heete zand: de bekende blin
kende bruine kleine loopkever, dunlijvige
rood met zwarte aaskevertjes, de roode myt,
een zeer vlugge groengouden spin, kleurige
haantjes en het trage Onslievenheersbeestje,
vliegjes en kleine wespjes met parelmoeren
vleugels en snuittorren gelijk kleine brokjes
aarde. Dat komt niet allemaal tegelijk, maai
bij stukjes en beetjes, doch in den ioop van een
uur toch altijd we! eenige dozijnen. Ze komen
en gaan, en wat ze eigenlijk uitvoeren kan ik
niet ontwaren. Je zoudt zeggen, dat ze eigen
lijk niets doen, dan een beetje de stijfheid uit
de beenen loopen.
Tevergeefs wacht ik op den eersten hommel,
die eigenlijk al op 10 Maart had moeten
verschijnen,daar ben ik al aan gewend: 10 Maart
de eerste hommel, 15 Maart het.eerste
kievitsei, 20 Maart de eerste t j Kt j af, 25 Maart het
eerste zanglijsterei. Dat kwam altijd vrij goed
uit, maar in 1917 hadden we een belangrijke
vertraging, 1920, 1921 en 1922 hadden een
, abnormaal" vroege lente en dit voorjaar dat
eerst nog al vooflijk beloofde te worden, is de
laatste weken sterk geremd. Krijgen wij echter
wat regen en wordt dan de wind
Znidznidoost, dan zullen we ons nog eens verwonderen
laten vrouw van den beeldhouwer, die ook wel
eens voorgaf, vliegenier te zijn, en die, na tien
jaar, in deze nieuwe gedaante bij mij is terug
gekeerd. En ik stel me voor, hoe onbedaarlijk
zij zelf gelachen moet hebben, toen zij weer
buiten stond, met denzelfden buit als toen in
den zak, als het vaste tarief", waarmee ze
mij haar bezoeken laat honoreeren. Zou ze een
lijstje hebben, van menschen, die onnoozel
genoeg zijn, om door haar afgezet te worden,
en zou zij enkelen daaronder met eenspeciaal
teeken vereeren, omdat hun stommiteit haar
zelfs toelaat bij hen terug te keeren en hen
nogeens te verteederen?
In elk geval wacht ik getroost af, in welke
nieuwe incarnatie ze over nogeens tien jaar,
als ze haar nieuwen straftijd, dien de courant
me weer heeft gemeld, zal hebben uit gezeten en
als ik dit heele geval natuurlijk nogeens finaal
zal hebben vergeten, mij aan den tand zal
komen voelen, of ik ten langen leste toegeno
men ben in levenswijsheid en kordaatheid. .
A N N l B S A l. <) M ONS
illlilllllllllllii MIIIII MMiiiliiliiiiiiilliililimiiiiiliimi mm
UIT JOOSJE'S LEVENSBOEK
HET OPPER.
We zijn ziek, Joost en ik, en nu liggen we
ieder aan een kant van de kanier en onder
houden de kameraadschap door de spijlen
van onze ledikanten. We babbelen een beetje
met elkaar en probeeren wel 's een grapje
naar den overkant. Soms is n van ons
er ook wel 's wat slecht aan toe en niet best te
spreken; dan kijkt de ander maar stilletjes
toe, of 't nog niet overgaan wil. En overigens
liggen we dan maar rustig in onze witte
bedjes en wachten af, wat de Moeder ons
zal brengen of aandoen.
Groot is de Moeder en volkomen zijn haar
Vrijheid en Macht. Onnaspeurlijk ook zijn
haar wegen en we verwonderen ons niet,
dat ze altijd goed uitkomen. Zij weet en ziet
alles. Zij is de eigenaresse der wereld. Wanneer
Joost een koekje krijgt, of levertraan, van
de Moeder, zal ze nooit vergeten ook den
overkant voor die genade aan te bevelen;
aan de Moeder zelf wordt niet gedacht, zij is
en heeft immers alles en we weten niet eens,
of zij wel eet en drinkt. Wij hebben haar in
onze afhankelijkheid zeer lief en we wilden
haar dat zoo gaarne ook toonen.
Joost toont het haar, een dag. Als de
Moeder nadert, smijt ze haar speelgoed over
boord, voor Moeders voeten. Het is een slecht
psycholoog, die daarin alleen een uitnoodiging
kan zien tot het spelletje van rapen en
werpen, het spelletje van kaai en schip.
Het was meer, het was de nood om een Daad
jegens de Moeder, die hier uitbarstte,
inderdaad er moest reeds lang iets gedaan
worden , en Joost deed, met toomelooze
royaliteit.
'Weet (ie, hoe het water zich stort door
het gat, als een dijk wordt doorgestoken?
Zoo stortte zich ons enthousiasme door de
bres, die Joost liad gestooten. We hebben er
den Teddy-beer bij gesmeten en de bal en mijn
boeken en de krant, onze kussens en de
melkbekers, ja, wc waren niet meer te houden,
onze boterhammen en den appel en gansch
het meubilair van ons bed, we hebben geest
driftig onze dekens losgedolven en onze lakens
en wat daar nog verder een bed stoffeert, en we
hebben het alles geofferd voor Moeders voeten,
onder groot gejuich.
De Moeder, zeer ontroerd, heeft ;illes weer
opgeruimd.
TlIAl.ATTA?Al'Al.l.A.
Gróót van een wijde bevrijding, wild van een
roekelooze verheerlijking was het gejuich
van Xenophons tienduizend, toen zij de zee
bereikten en zóó groot van -bevrijding, zoo
onstuimig verheerlijkend ook is het luid
gejuich, waarmee bij 't avondeten Joost de
aardappels begroet: apalla! apalla!" Dan,
eventjes weer, begrijpen wij, dat ook het eten
een Sacrament is en we zien elkander trotsch
en dankbaar aan om de hartstochtelijkheid
dezer aardappel-vereering en hopen, dat ze
steeds zoo fel in haar religie blijven mag.
So.MMICKI'HISCIIl.l-:.
Ksja!"
Dat is de strijdkreet van ons erf. l let is de
zeer barbaarsclie kreet, die alle duivels te
dansen zet in Puck, het nerveuze waakhondje,
want het beteekent gebeurtenissen ! Het
beteekent, dat er kippen uit de spinazie te jagen
zijn of konijnen uit het roggeveld, het betee
kent onheil en jacht en meest is dit alarm dan
ook het begin van groot spektakel. Het
moet zoo rauw mogelijk geschreeuwd worden,
met een diep keelgegorgel er achteraan en
wreed en hard is opeens de jonge boer als
hij zijn hondje hitst met dit sinister signaal.
Dan streel ik mijn zachte kindje en vraag mijzelf
verwonderd af, op hoeveel wreedheid jegens
ander leven haar rein bestaantje reeds wel is
gebouwd.
Van ochtend ontmoette ik haar bij den
denneboom en ze wachtte mij even af toen
ze mij zag. Teertjes en schuchter stond het
blonde kindje in de zon in haar witte gedoetje,
haar zijige haartjes wapperden in den wind,
een handje miek een gracieus gebaartje mij
tegemoet, en ik wachtte, in spanning, wat
haar zonnige zingzangetje babbelen zou. Toen
kwam het luchtig elfje nog n stapje naderbij
en dan opeens scheurt uit haar mondje 't gru
welijkst hitsend ksja", dat ooit het erf nog
heeft vernomen.
J. C. v A x D o M n n K <;
MitiiiMMiiiitiMiiiiMitiiiiiiimiiiii luiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiuiimiitiiiii
KIEKJES
UIT HET KINDERLEVEN
Ze hield dol veel van met poppen spelen.
Liefst zat ze in een hoek van de kamer met
al haar lievelingen, netjes gewasschen en
aangekleed om haar heen, en gaf zij ze les
of las /e voor. Soms konden ze heel lastig
zijn, of heele domme antwoorden geven en
had ze heel wat met hen te stellen.
Maar sedert ze Aafkes tiental " gelezen
had, was ze niet meer tevreden met haar
poppenkinderen. Ze verlangde ook naar
zoo'n heele kring om zich heen, zoo'n rijkdom
van tien stuks, net als Aafke had. Tot ze
jarig was, zou ze wel tevreden moeten zijn
met haar vijftal, maar dan zou ze er zeker
wel bijkrijgen. Ze zon niets anders dan pop
pen op haar verlanglijst zetten. Non ja, een
enkel potlood en een stuf je mocht er oak DJ)
staan, want dat had je nok noodig, dat was
dan goed voor de menschen, die niet zulke
PERZISCHE
Tapijten en Kleedjes
tegen vóór-oorlogsprijzen.
dure cadeaux wilden geven. En, o ja, krijt
moest ze beslist ook hebben, anders kon ze
niet op het bord schrijven en dat kon ze niet
missen bij 't onderwijs van haar kinderen.
Nog meer van die steenen dingen om tegen
te praten, alsof ze je ooit antwoorden zullen !"
had Jan verachtelijk gezegd, toen hij de ver
langlijst gezien had.
Moeder had het voor haar opgenomen en
hem uitgelegd, dat het haar fantasie-kinderen
waren en hij deze gedachte in haar niet mocht
vernietigen; meisjes hadden nu eenmaal andere
genoegens dan jongens. Als ze van haar
poppen hield, zou ze later ook een goed
moedertje voor haar kinderen zijn.
Toen hij even later met zijn trein speelde,
kon zus niet nalaten te zeggen, dat je daar nu
heelemaal niets aan hadt, dan was het met
poppen spelen beter, daarvan leerde je ten
minste hoe je met je kinderen moest omgaan.
Sedert dien had hij haar met rust gelaten;
maar laatst onder 't eten, had hij weer zoo'n
vervelende bui gehad. Meisje zijn, dat was
niets!" had hij gezegd, hij was maar blij, dat
iiij een jongen was. Haar geheele kleine wezen
tje, onbewust voelende de vreugde van het
moederschap, was tegen deze beleediging in
verzet gekomen e» in extase had ze uitge
roepen: dat is niet waar, wij y.ijn niet niets,
want wij, wij zijn het die de kindertjes krij
gen !"
Toen had die flauwe jongen nog gezegd, dat
't niet eens zeker was, of ze wel ooit zou
trouwen, want dat er meer vrouwen dan
mannen waren en dat 't ook nog mogelijk
was, dat als ze trouwde, ze nooit kinderen
kreeg, net als nicht Sofie.
Ze had hem, even verbluft, aangekeken.
Misschien had hij wel gelijk, maar neen, ze
hield te veel van kinderen en daarom zou ze
er zeker wel krijgen.
Ze schrikte bij de gedachte, die toen in haar
opkwam. Als ze eens een man kreeg, die niet
van kinderen hield !
Maar ze wist 't al, wat ze dan doen zou: ze
zou het hem vóór ze trouwde eerst vragen.
C. D o z v
iiiiiiimiMllliiiiiiiiiiHililliiiiiiiiiiiiiiniimiltlliiliiiiiiiiiiimii
Teekening voor de Amsterdammer" door
O. Roland.
CHARLOTTF- BARA
liMllllllllllllllllltlll minimi n .i
, IIIIIIIIIILÉIIIItllllllll flllllllllllllllllllllllllll Illllllllllllll, Illllllltlllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Duindounitwijg, begin van bloei, eind Maart
(Puin '?}. lit>m'lij
alle twijgen werkt en woelt het. Een aliorn,
die bijgesneden" is, bloedt geweldig en ver
liest liters suikerwater. De jonge lindetwijgen
worden met den dag rooder, de berken loopen
paars aan. De stugge duindoorn krijgt opeens
een ander uiterlijk doordat zijn knoppen
zwellen en glinsteren met een warm
bronsbrtiinen glans. De heele helling staat in gloed.
Natuurlijk waren die knoppen den heelen
winter door present, maar klein en dof. Nu
staan de buitenste schubben zijwaarts uit,
en 't is alsof de sterreschildjes waarmee eigen
lijk alle jonge levende deeïen van den duin
doorn bedekt zijn, zich ietwat hebben los
gemaakt en daardoor beter kunnen spelen met
de zonnestralen.
Vanzelf kom je er nu toe om dien duindoorn
wat beter te bekijken. We liggen hier warm en
rustig. In de verte joelt een wulo, misschien
gaat straks de boomleeuwerik zingen. Soms
vliegen wat koperwieken over en een mees
lokt in de elzen. Overigens gaat er in de vogel
wereld niet veel om, de Noordooster is te
kond en te sterk. Over een paar dagen kan dat
heel anders zijn, en dan zullen \ve geen tijd
hebben, om ons bezig te houden met
bijzonderheidjes van den duindoorn.
leder knopje, dat we voor ons zien, kan dit
jaar een tak worden, en iedere tak is een knop
je geweest, ledere tak eindigt in een doorn.
Ook zien we, dat soms al dadelijk een doorn op
de plaats van een knop groeit, of dat alvast
een doorntje uit een knop komt kijken, alle
maal nogal aardige groei-bijzonderheidjes.
Dezer dagen komen de duindoorns in bloei,
op de luwe "plaatsen het eerst. Tot in Mei zijn
wel bloeiende duindoorns te vinden, maar het
heele doornbosch kan in bloei staan, /onder
dat de gewone wandelaar het merkt. Ge moet
zoeken tusschen de onderste schubben van die
dikke knoppen en vindt dan wellicht of een
paar meeldraden, of een enkel stampertje. Dat
is alles; heel weinig vertoon en niets
indrukweKkends. Het kan zijn, dat een heel bosch niet
anders vertoont dan bloemen.van n soort
en dan is dat heele bosch oorspronkelijk n
enkele plant. Die heeft zich door zijn wortels
zoo uitgebreid, want waar de wortels dicht
aan de oppervlakte kinnen, maken /.ij weer
nieuwe loten. Geen wonder, dat ile duiiuloorn
machtig en hij heeft nogal veel ziekten en
plagen, zoodat wij soms heele hellingen bedekt
vinden met doode duindoorns.
Tientallen van jaren geleden heeft Professor
de Vries ons al uitgelegd, dat er geen eigen
lijke duinplanten bestaan. Al de planten van
het duin kunnen ook elders voorkomen, als zij
maar geen concurrentie te lijden hebben van
krachtiger figuren. De opmerkzame reiziger
zal dan ook onzen duindoorn kunnen vinden
in de breede beddingen van stroomen in het
hooggebergte, aan den Montblanc, in het dal
van Zermatt, in het Engadin en dan dikwijls
in gezelschap van de tamarisk. De beklimmers
van den Mount Everest vonden hem zelfs in
de omgeving van den hoogsten berg ter wereld
in stroombeddingen meer dan vijfduizend
meter boven het oppervlak der zee, waar hij
zijn lange wortels stuwt door slib en steengruis,
want hij wil toch altijd hebben een
beweeglijken en onzekeren bodem.
Op plaatsen in het duin, die arm zijn aan
kalk heeft hij een concurrent, die ook nu prijkt
en prachtig bronsbruin, dat is de Gage]. Vaak
staan ze zij aan zij.
Duindoorn met bessen in September
(Foto G. Bosch)
zon de alleenheerschappij krijgt over groote
uitgestrektheden. Maar het is een goedig des
poot, want hij duldt wel andere struiken bij
zich: hier eenige vlieren, ginds wat bitterzoet
of bryimia of zelfs wel viooltjes of het aardige
wintergroen en andere, zoo wordt het
duindoornbosch een interessante levensgemeen
schap, met zijn eigen planten en dieren.
Bij ons in Nederland groeit de duindoorn
hoofdzakelijk in de duinen, metgezel, vaak op
volger van helm en zandhaver en zandzegge en
evenals deze planten van groot belang voor
het vastleggen van het beweeglijk zand. Ech
ter is hij niet zon goed tegen de gevaren van
zijn standplaats opgewassen als die drie kame
raden, want de OVITS! inving is hem vaak tf
..IIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimimlIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlmlII
j N.V. KONINKLIJKE KWEEKERIJ f
l MOERHEIM" l
l DEDEMSVAART I
! KWEEKT f
VASTEPLANTEN I
l SPECIAAL VOOR [
I BORDERS l