Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOÜR NEDERLAND
23 |jïi "23. - No. 2-1CO
*??
JUNI 1923
Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck
VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS
V_JLVX»_«jijC *^Soue/v.^O<.
l l
IIIIIIIIMKI IIIIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIItllMIIIIIIIIHI
Illllllllllllllllllllllllllttlllllllllll
FRANKRIJK EN DUITSGHLAND
i
door
G. v. SCHULZE?GAEVERNITZ, Freiburg i. B.
Kunnen Duitschland en Frankrijk weder
zijds hun bestaan slechts op nederlaag en
vernietiging baseeren? Is tusschen Duitsch
land en Frankrijk slechts de mogelijkheid
van misverstand en kleineering, niet ook
van aanvullingen verheffing? Niet de minste
Franschen en Duitschers hebben vóór den
oorlog deze vraag gesteld.
In cultuurhistorisch opzicht geven de feiten
zonder meer een antwoord. De duitsche klas
sieke filosofie is ondenkbaar zonder de
fransche Verlichting, Frederik de Groote
ondenkbaar zonder Voltaire, Kant zonder
Rousseau. Het duitsche liberalisme putte uit
Frankrijk zijne idealen van menschenrechten
en volkssouvereiniteit, en gaf aan het duitsche
parlementarisme een stempel van franschen
vorm. In het duitsche socialisme van de 19e
eeuw, vooral in Marx, zit een sterke fransche
inslag van Condorcet en St. Simon. Vele
Duitschers, waaronder ook de schrijver dezer
regelen, stonden in hun ontwikkelingsjaren
onder den meesleependen invloed van Auguste
Comte, wiens kristalheldere duidelijkheid
en sociaalpolitieke doelstelling hen aantrok.
Maar Duitschland heeft met interest terug
gegeven wat het van Frankrijk ontving.
Ter wille van de onpartijdigheid geef ik
hiervoor het woord aan de grootste Franschen
der lye eeuw. Renan: De duitsche
geestesrichting aan het eind van de vorige
en in het begin van deze eeuw deed mij
verbaasd staan; het was mij, alsof ik een tem
pel was binnengetreden. Ja, dat was het, wat
ik zocht: het samengaan van echte gods
dienstigheid met den geest van wetenschap
pelijk onderzoek." Taine: Ik poog mij boven
het tegenwoordige uit te werken door de Duit
schers te lezen. Zij zijn, met ons vergeleken,
wat de Engelschen in Voltaire's tijd voor
Frankrijk waren. Ik vind daarin gedachten
waar ik een gansche eeuw op zou kunnen
teren". Victor Huso: ,,De Europeesche
beschaving werd vroeger door Spanje en
Turkije bedreigd; thans zijn de gevaarlijkste
vijanden Engeland (l'esprit du commerce)
en Rusland (l'esprit de conquête). Duitschers
en Franschen stammen van den zelfden oor
sprong, zijn broeders in het verleden, broeders
in het heden en in de toekomst. Dat samen
gaan van Duitschland en Frankrijk zou een
breidel zijn voor Engeland en Rusland, een
geiuk voor Europa, vrede voor de wereld".
Ook een menschenleeftijd later, erkent
Romain Rolland: Het goede, dat Duitsch
land ons, zender het te willen, heeft gegeven
overtreft het kwade. Ja, gij hebt onze neiging
tot het geestelijke weer opgewekt, gij hebt bij
ons het vuur van streng onderzoek en van
geloovigheid weer doen opvlammen. Gij hebt
gemaakt, dat Frankrijks grond met scholen
werd overdekt; gij hebt onze verskunst en
onze muziek weer doen opleven; aan 'J danken
wij het ontwaken van ons stambewustzijn.
Trots leugen en haat zal men ons niet scheiden.
Gij hebt ons noodig, wij hebben U noodig voor
de grootheid van onzen geest en onzen stam".
Niet anders Jaurès, wiens socialisme
doortrokken van Kant en Fichte mér
duitsch was dan dat van Marx, dat algemeen
in West-Europa wortelt. Op dezen door duit
sche ploegen bewerkten bodem kiemde vóór
den oorlog de niMiwe wereld van waarde
accenten, waarvoor Bergson de philosofische
basis schiep. Jong Frankrijk scheen bereid
te zijn tot verbroedering, de leeraren der
volksscholen vooraan. Toen, op het laatste moment
van hun opperheerschappij, zegevierden de
geesten van het oude stelsel en maakten zij
den oorlog.
Ook in economisch opzicht ontstond vóór den
oorlog een ver doorgevoerde arbeidsverdeeling
waarbij noch de duitsche industrie, noch de
fransche landbouw, de duitsche quantiteit
noch de fransche qualiteit te kort kwamen.
Ondanks het veel gecritiseerde artikel 11 van
den vrede van Frankfort, dat permanente
meestbegunstiging tusschen beide landen vast
stelde, ondanks het ver doorgevoerde
protectiesysteem dat beide landen volgden, ondanks
politieke ontstf>mming en chauvinistische pers
uitingen is de goederenhandel tusschen
Duitschland en Frankrijk sinds de tachtiger
jaren op opmerkelijke wijze toegenomen
tot voordeel van beide volken. Deze
toemillllllllllimillllllllllllllllimillllllllllllllll
Illlltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
iimiiiiiiiiitii
iiimiiiiiiiiiini
HET INLANDSCH BESTUUR
OP JAVA EN MADOERA
Het lijkt ons nuttig en wenschelijk eens
een onderdeel der Indische staatsinrichting
naar voren te brengen, waarvoor tot dusverre
in Nederland nog maar weinig interesse
getoond werd. We gaan hierbij uit van de
onderstelling, dat het Europeesch bestuur
van resident als gewestelijk hoofd, van
assistent-resident als afdeelingshoofd, van
controleur als hoofd van de conróle-afdeeling
(met slechts weinig zelfstandige bestuurs
bevoegdheden) reeds voldoende bekend is.
Naast dit Europeeich bestuur echter vinden
wij een Inlandsen, hetwelk de taak heeft
om, door te heerschen over Inlanders, de
functies van het Europeesch bestuur te ver
lichten. Dit bestuur bestaat alleen in het recht
streeks bestuurde gebied, daar in de zooge
naamde Vorstenlanden een geheel ander
bestuur namens den Sultan of Soenan wordt
gevoerd.
De rechtstreeks bestuurde gewesten zijn
vijftien in getal. Zij zijn alle (behalve Batavia,
waarover hieronder) dx>or den Gouverneur
Generaal verdeeld in + 70 regentschappen,
aan welker hoofd de hoogste Inlandsche
vertegenwoordiger van het Gouvernements
gezag, de regent, de Inlandsche edelman
van hooge, soms vorstelijke, geboorte staat.
Le regenten en de lagere ambtenaren zijn
geen creatie van het Gouvernementsgezag.
Neen, bij de vestiging onzer
bestuursbemoeienis deden wij niets and°rs dan wat wij ook
elders in den archipel, bijv. op Bali en Lom
bok, deden, n.l. wij namen de oude bestuurs
inrichting van het vorstengezag van het
rijk Mataran over. Dit vorstengezag had voor
de achttiende eeuw zijn provinciehoofden
met ressorten, nagenoeg zoo groot als onze
tegenwoordige residenties, dcch kreeg na
dien tijd regenten in onzen zin, cnder wien
districtshoofden stonden. Onze organisatie
sloot daarcp aan. In het gebied der voor
malige rijken Banten en Chenbon, alsmede in
dat der vorstjes van Madoera, voltrok zich
een soortgelijk proces. De oude toestand van
het regentenbestuur, buiten de
Preangerregentschappen geleidelijk gemoderniseerd,
bleef in dit eene gewest bestaan tot 1871;
sindsdien is op Java en Madoera in het
rechtstreeksche gebied de bestuursinrichting
uniform.
De regenten maken het topgedeelte van
het Inlandsche bestuur uit. Wanneer men het
staatsblad, hetwelk de verhouding regelt
tusschen den resident en den regent, leest,
zou men in den waan gebracht worden,
dat regent en resident op n plaats naast
elkaar zetelen, immers die verhouding wordt
gekenschetst als eene van ouderen tot
jongeren broeder. Toch is dit niet het geval,
daar een regentschap meestal geheel samen
valt met een assistent-residentschap. De
regent is de vertrouwde raadsman van den
resident. Opdat de regenten de noodige statie
tegenover de bevolking zullen voeren, worden
zij van landswege gehuisvest.
Aan eiken regent is voor zijn regentschap,
(en waar dit meer dan n afdeeling telt,
voor elke afdeeling van zijn regentschap) een
patih toegevoegd, die in alle opzichten zijn
plaatsbekleeder is en door wien hij zijn bevelen
laat overbrengen aan de mindere hoofden,
terwijl die tevens voor de juiste tenuitvoer
legging dier bevelen te zorgen heeft.
De regentschappen zijn onderverdeeld in
districten, welker hoofden, de wedono's (op
West Java: wedana's) door den
GouverneurGeneraal worden benoemd, met dien ver
stande, dat de benoeming geschiedt zonder
nadere aanduiding van ressort of standplaats,
zoodat zij slechts aan overplaatsingen binnen
dat bepaalde gewest onderhevig zijn. De
onderdistrictshoofden worden eenvoudigweg
benoemd en ontslagen door de residenten.
' Tengevolge van de zoogenaamde
reorganisatieMüllemeister heeft men de functie van dis
trictshoofd (soms ook nog wel die van
onderdistrictshoofd), ter regentschapshoofdplaats
veelal opgedragen aan den aldaar gevestigden
patih, die alsdan den titel erlangde van
patih-wedono. Later is men, ingevolge een
scherpe critiek, die deze maatregel uitlokte,
herhaaldelijk hier weer op teruggekomen en
heeft men de samenvoeging patih-wedono
weer gesplitst.
De districten op Java en Madoera zijn sinds
een halve eeuw onderverdeeld in onder
districten, waarvan in den regel n door het
districtshoofd zelf, de overige door aan dezen
ondergeschikte en verantwoordelijke
onderdistrictshoofden of assistent-wedono's
(assistent-wedana's) worden bestuurd. De
onderdistrictshoofden hebben niet het genot van
een ambtswoning doch genieten
huishuurvergoeding. In de praktijk blijkt dit gemis
het hinderlijkst te zijn voor hun archie
ven, temeer waar het in liet vochtig-warme
Indische klimaat te midden van zwermen
insecten toch al een heele zorg vereischt
boeken en papieren in een eenigszins
dragelijken toestand te houden. Nu komt er voor
hen nog het nadeel van herhaaldelijke ver
huizing bij.
Het is hier de plaats om eenige woorden te
wijden aan een alouae instelling, die men offi
cieel opgeheven heeft, maar welke toch
practisch hier en daar nog voorkomt. We hebben
op het oog de zoogenaamde tusschen- of
middenhoofden. Gewoonlijk zijn het de
geschiktsten onderde dorpshoofden, die dooi
den regent of den wedono met de zorg over
3 tot 10 dorpen worden belast, waardoor het
tweeledig nut bereikt wordt, dat de uit
voering der bevelen van het Gouvernement,
behalve door het districtshootd, nog door eene
op de plaats aanwezige autoriteit en dus van
nabij wordt gadegeslagen, en dat de we
dono's, die als Gouvernementsambtenaren
natuurlijk aan overplaatsingen onderhevig
zijn, in deze tusschenhoofden een klasse van
onafzetbare medehelpers vinden, die bij
zonder geschikt zijn om aan hun eigen
onervarenheid (wanneer ze in een nieuw
district geplaatst worden) te hulp te komen.
neming geschiedde in de laatste jaren voor
den oorlog zelfs sprongsgewijs. Daarbij was
Duitschland van meer belang voor Frankrijk
dan omgekeerd. Duitschland toch had even
goed of betere afzetgebieden in Engeland,
Oostenrijk-Hongarije, Rusland en de
Vereenigde Staten, terwijl deze landen voor Frank
rijks uitvoer veel minder beteekenis hadden.
Duitschland was naast Engeland de beste af
nemer van Fransche waren; het heeft vóór het
begin van den oorlog ongeveer 16 maal zooveel
waren gekocht als de bondgenoot Rusland,
die met Fransch kapitaal was doordrenkt. In
cijfers verkocht Duitschland meer aan Frank
rijk dan omgekeerd, maar Frankrijk zond ons
in hoofdzaak dure luxe-artikelen, waar meer
mede verdiend wordt.
Ondanks alle revanchepolitiek waren dezen
feiten belangrijk genoeg, om stap voor
stap ingang te vinden bij de publieke
opinie, vooral dank zij de bemoeiingen van
eenige Franschen, die in het belang van den
uitvoer van htm land in Duitschland hadden
gereisd. Hunne berichten pleitten voor de
waarheid, die, hoewel vanzelfsprekend, toch
zoo moeilijk begrepen wordt: dat de rijke buur
man een betere klant is dan de arme. Juist de
verbazingwekkende welvaartsvermeerdering
van Duitschland kort vóór den oorlog opende
voor Frankrijk ruime perspectieven. Wij willen
deze Franschen aan het woord laten komen.
Senator Herriot, burgemeester van Lyon, ver
klaarde in de Journal" dat Duitschland voor
Frankrijk als afnemer niet te vervangen was,
en als zoodanig in de toekomst grootere moge
lijkheden bood dan zelfs Engeland. Victor
Cambon, dien de Temps" den besten kenner
van Duitschland noemde, verklaart in de
voorrede van den tweeden druk van zijn werk
Duitschland aan den arbeid": Duitschland
is het meest vredelievende land van Europa,
omdat het door zijn reusachtige economische
opbloei den vrede meer noodig heeft dan een
ander land. Men bedenke dat de aangehaalde
uitingen uit de laatste jaren vóór den oorlog
dateeren, en dat ze kwamen van patriotten
die het heil van hun land wilden behartigen,
onvruchtbare protesten ten spijt.
Hoezeer op economisch gebied de fransche
en duitsche belangen elkaar aanvulden en
vereenigbaar waren, volgt uit de soort van
goederen, die beide landen uitwisselden.
Duitschland exporteerde vóór den oorlog naar
Frankrijk in de eerste plaats machines en
steenkolen, welke Frankrijk óf in het geheel
niet óf niet zoo goedkoop van elders kon be
trekken. Ik zelf hoorde eens van duitsche
machinefabrikanten, dat fransche afnemers
onder den druk der chauvinistische perscam
pagne bij tijden wegbleven, maar dra de relatie
met Duitschland hernieuwden, daar zij noch
in Engeland noch in Amerika iets konden
vinden, dat met de fransche gewoonten en
werkmethodes overeenkwam.
Anderzijds exporteerde Frankrijk naar
Duitschland luxe- en qualiteits-goederen,
waarvan Duitschland afstand moet doen
wanneer het door verarming daartoe gedwon
gen is. Frankrijk heeft het grootste belang bij
een welvarende afzetmarkt in Duitschland.
In vele gevallen was de verhouding aldus, dat
tusschen beide landen dezelfde soorten van
waren werden verruild, waarbij Duitschland
de middenkwaliteiten, Frankrijk de beste
kwaliteiten leverde. Daarnaast was Duitsch
land een eersteklas kooper van dure fransche
landbouwproducten. Van alle landen der aarde
kocht Duitschland het meest van het groote
stapelproduct der fransche wijnboeren: wijn
in vaten. Het kocht daarvan eenige malen
zooveel als Engeland. Hetzelfde geldt voor
de talrijke industrieën, die als vrouwelijke
industrieën" vooral in Parijs zijn gevestigd.
Men denke aan de mantels, hoeden, veeren,
bloemen enz., waarbij niet de stof doch de
smaak wordt betaald. In exportwaren be
lichaamd, brengt deze smaak millioenen in
Frankrijks kas.
Hetzelfde geldt voor een derden belangrijken
tak van uitvoer naar Duitschland: de zijde
uit Lyon, waarvan de kracht berust op de
nouveauté". Het spreekt van zelf, dat de
duitsche markt van tegenwoordig door zijn
verarming allereerst dergelijken invoer moet
stopzetten.
Werkelijk: Duitschland en Frankrijk waren
vóór den oorlog door economische belangen
gemeenschap verbonden. De vrede van
Versailles heeft ze nog meer verbonden: SOpCt.
van Frankrijks ijzer- en staaluitvoer gaat
thans naar Duitschland, 65pCt. van de uit
voer van katoenen garens; daarbij komt nog
dat het fransche budget van de duitsche
schadevergoeding, de fransche industrie van
de duitsche steenkool afhankelijk is. Deze
samenhang zal nog worden versterkt door
het (door de oorlogshartstochten nu nog
bemantelde) feit, dat noch het fransche noch
het duitsche volk dezen oorlog hebben ge
wild, die tegen den wil der volken door eenige
machthebbers werd ontketend. Ondanks den
triomf, dien hetnu volop geniet,zalhet fransche
volk vroeg of laat tot zijne leiders de vraag
richten: Had een goede verstandhouding
met Duitschland de volkshuishouding en de
volkskracht van ons land niet meer gebaat
dan deze oorlog, met zijn massamoord en
vernietiging van waarden? Juist opgevat,
zou het herstel van het verwoeste
NoordFrankrijk een middel tot verzoening kunnen
zijn. Verzoenend moest echter ook de ge
dachte werken, dat feitelijk Duitschland
meer heeft geleden dan Frankrijk. Een treurig
gezicht, deze fransche ruïnesteden ! Maar nog
treuriger gezicht zijn de menschelijke ruïnes
in Duitschland. Noord-Frankrijk zal bloeien,
als duizenden Duitschers, tengevolge van de
ontberingen die zij in hun kinderjaren door
stonden, nog als mannen en vrouwen een ge
broken bestaan zullen leiden met verzwakt
prestatievermogen.
Maar ook in politiek opzicht dringt zich bij
ernstige Franschen de vraag op: Is het wer
kelijk in Frankrijks belang, door vernietiging
van Duitschland Frankrijks koloniën weerloos
prijs te geven aan Engelands welwillendheid
of vijandschap? Vragen die b.v. een Caillaux
stelde.
Wij vertrouwen erop, dat vroeg of laat
deze denkbeelden in Frankrijk zullen door
dringen. Vroeg of laat? Wellicht: te laat!
Wat de oorlog onvoltooid liet, schijnt de
daarop gevolgde vrede te zullen voltooien : den
ondergang van Duitschland.
UTENBUIG i FDLMEI
gag ?:- Huijgenspark II.
SPECIALITEIT:
Verhuizingen onder Garantie
Bergplaatsen voor Inboedels
Door de regeering werden zij echter in het
jaar 1874 opgeheven en hun bezoldiging
ingetrokken. De praktijk bleef zich echter
hoewel zonder autorisatie der wetgeving
van hen bedienen. Het is nog slechts
een luttel aantal maanden geleden, dat
wij zelf op een uitstapje op het
Dit'ngplateau door bemiddeling van een dergelijk
tusschenhoofd rijpaarden huurden.
Tot voor korten tijd en ook nu nog
eenigszins maakte de residentie Batavia een uit
zondering op de andere gewesten wat betreft
de organisatie van het Inlandsen bestuur.
Dit is n.l. de residentie, waar men de meeste
particuliere landerijen aantreft. Dit zijn
groote stukken grond, dikwijls meer dorpen
omvattend, die vroeger door de regeering
met publiekrechtelijke bevoegdheden over
gedragen zijn aan landheeren. Deze stukken
grond vormen als het ware staatjes
in den staat. Dit deed zijn invloed ook gelden
op de Inlandsche bestuursorganisatie, zoodat
we in dit gewest geen regenten, doch alleen
zoogenaamde zelfstandige patih's aantroffen
onder welken commandanten en demangs
dienden. Tegenwoordig tracht de regeering
het vroeger begane onrecht, eensdeels door
terugkoop der landerijen, anderdeels door
zooveel mogelijk te tornen aan de publiek
rechtelijke bevoegdheden der eigenaars, weer
goed te maken. In verband daarmede wordt
ook de Inlandsche bestuursorganisatie in
dit gewest steeds meer en meer genormali
seerd, zoodat het alwijkend karakter wel
spoedig tot het verleden zal behooren.
Hoe komt men nu aan de Inlandsche
ambtenaren? Vroeger heel gemakkelijk. Men
stelde Inlandsche jongelui uit aanzienlijke
kringen gedurende eenigen tijd te werk op
een residentiekantoor en daarna moesten
ze de praktijk in. Hun algemeene ontwikkeling
was dan vrijwel nihil. Maar reeds in het jaar
1878 zag de regeering in, dat de tijden reeds
lang voorbij waren, waarin men zich tevreden
kon stellen met Inlandsche bestuursambte
naren, die naast hun aanzienlijke afkomst
en vatbaarheid voor ontwikkeling, blijken
gaven van plichtsbesef en die als gewillige
en gehoorzame volgelingen, zonder veel
zelfstandig oordeel, stipt de wenschen en
bevelen vr.n het binnenlandsch bestuur ten
uitvoer brachten. Met den vooruitgang op
allerlei gebied deed zich de eisch van theore
tische kennis, meerdere ontwikkeling, breeder
grondslag voor den Inlandschen bestuurder
hoe langer hoe intenser gelden; de regeering
kon daarvoor niet doof blijven en bepaalde
derhalve in het jaar 1878, dat er op Java te
Bandoeng, Magelang en Probolinggo "scholen
zouden worden opgericht voor Zoons van
Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke
Inlanders", welke schelen in 1879 en 188
reeds geopend werden. In het jaar 1900 had
er een reorganisatie dier scholen plaats, zij
werden op eenigszins deinocratischen grond
slag hervormd en heetten sedert Opleidings
scholen voor Inlandsche ambtenaren", welke
naam tot den huidige n dag zoo gebleven is.
Haar aantal breidde zich gaandeweg uit,
zoodat we thans op Java er zes bezitten n.l.
te Serang, Bandoeng, Magelang, Madioen,
Blitar en Probolinggo. De aanstaande ambte
naren ontvangen in de beide hoogste klassen
een tamelijk uitvoerig onderricht in de rechts
wetenschappen en economie (in elke klas
10 lesuren 's weeks) terwijl ook veel aandacht
aan het landbouwonderwijs wordt besteed.
Nu, doordat jaarlijks de scholen elk haar
contingent bestuursambtenaren afleveren (on
geveer 16?20 per school), de alleen door
de praktijk gevormde ambtenaren lang
zamerhand gaan verdwijnen, is het natuur
lijk grievend voor de ontwikkelde ambte
naren om aan den leiband te loopen van de
Europeesche bestuurdercn. Zij kunnen een
groote mate van zelfstandigheid verdragen en
hebben door hun ontwikkeling daar recht op.
De regeering ziet dat ook in en gaat er den
laatsten tijd meer en meer toe over om het
Inlandsen bestuur te ontvoogden" d. w. z.
zij onttrekt het aan de voogdij, die als het
ware er over werd uitgeoefend, en kent het
meer en meer zelfstandige bevoegdheden toe,
die tot dus verre slechts door deEurcpeesche
ambtenaren werden uitgeoefend. Omdat een
dergelijke ontvoogding" natuurlijk altijd
eenigermate een sprong in het duister is,
laat'men haar geleidelijk van stapel loopen
en past haar regentschap voor regentschap
toe, waarbij men begonnen is met die regent
schappen aan welker hoofd een uitermate
bekwaam regent stond. De eerste regent die
ontvoogd werd (Tjiandjoei Raden
Toemenggoeng Aria Wiranata-Koesoemah), was er
dan ook n die een goedeEuropeesche opvoe
ding had genoten. Toen in zijn afdeeling de
proef als geslaagd te beschouwen viel, is
men op den ingeslagen weg voortgegaan en
steeds schrijdt de ontvoogding voort, zoodat
wij mogen aannemen, dat binnen afzienbaren
tijd geheel Java en Madoera ontvoogd zal
zijn. H:er en daar schijnt men wel eens teleur
stellende ervaringen opgedaan te hebten,
maar in het algemeen heersc^t er ook in de
kringen van het Europeesch bestuur, voor
zoover wij kunnen nagaan, wel tevredenheid
met de tcepassing van dit instituut.
Moge de Indische regeering op ander geb'ed
wellicht gegronde verwijten gedaan worden,
te dezen opzichte is zij haar taak geenszins
te kort geschoten.
MR. J. H. H E s L i N G A
leeraar in de rechtswetenschappen en aan
verwante vakken aan . de opleidingsschool
voor Inlandsche ambtenaren.