Historisch Archief 1877-1940
EEN BOEK OVER
UECHOSLO
VAKIJE
Tomas arngue Masaryk
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND
18 Au2. '23. - No. 2408
De Chechoslovaakse Republiek, Indrukken
en Beschouwingen door Dr. N. VAN WIJK,
hoogleeraar a. d. R.-Universiteit te Leiden.
Met statisties materiaal van Dr. J. NALOUSKIJ,
kaarten en illustraties. Amsterdam, P. W.
VAN KAMPEN & ZN., 1922.
De kaart van Europa is herzien, en wij
hebben onze aardrijkskundige kennis te her
zien. Dit laatste dan genomen in dien
rtiimeren zin, dat wij wat dienen te weten omtrent de
cultuur, het heden en verleden van die nieuwe
of vergroote rijken en rijkjes, die wij nog zoo
weinig gewend zijn te zien optreden in de
Europeesche statenrij.
Niet alleen, dat wij 't nog weinig gewend
zijn, wij staan er ook min of meer sceptisch
tegenover. Hun ontstaan houdt verband met
de sinistere vredesverdragen van 1919:
ondanks velerlei gepraal met het nationali
teitsbeginsel laat de gedachte aan willekeur en
minderwaardige belangenpolitiek zich niet
terugdringen; wij hebben over 't geheel weinig
vertrouwen in dit heden en in de daardoor
geopende toekomst, ook al, omdat wij vaak
zoo weinig merken van hechte wortelen in,
redegevende verklaring uit een verleden.
Hierbij speelt echter onze onwetendheid
dikwijls een rol. Zeer zeker doet zij dit tegen
over de merkwaardige en hoogst belangrijke
republiek, waaraan Prof. Van Wijk bovenge
noemd zeer lezenswaardig boekje wijdde.
Het is geen nieuw geschrift, het verscheen
reeds in De Gids" van Nov. 1920. Dat de
schrijver zijn herdruk twee jaren daarna onver
anderd liet verschijnen, is op zich zelf al een
feit, dat te denken geeft. Het getuigt voor de
stabiliteit van dezen nieuwen staat, dat de
schrijver?hoogleeraarin de Slavische filologie
te Leiden en bij uitstek deskundige inzake
Slavische cultuur zijn waardeerende op
merkingen, vol vertrouwen in de toekomst van
dit land, niet ziet gelogenstraft door de snelle
gebeurtenissen dezer heftig bewogen jaren.
Maar deze staat, hoewel jong, is dan ook
geen parvenu met duister verleden en onze
kere toekomst. Het is een der verdiensten van
dit werkje, dat het nadruk legt op de
beteekenis, die de historie van Bohemen, Moravi
en Slovakije, vooral van het eerste, voor de
bewoners heeft. Het Cachische volk heeft
eeuwenlang een nationaal bestaan gehad,
waaraan de namen van Hus, Peter van
Chelcicky, Comenius verbonden zijn; in de
Cechiese voorgeschiedenis treft u het domineren
van de idee van .humaniteit'", en de traditie,
althans de heugenis hiervan, leeft nog. De
Oechen voelen zich het volk van Hus, en dit
bewustzijn schept een nationaal besef van
? niet geringe beteekenis. De gewelddadige
pogingen om hun volksbestaan te vernietigen
na den slag op den Witten Berg (1620)
hebben meer gedaan dan een eeuwen-durenden
wrok te scheppen tegen het onwaardige régime
der Habsburgers; zij hebben een nationaal
streven bevorderd, dat nu op de onderdruk
king in 15e en 17e eeuw en op de bevrijding in
1918 terugziet als op n vrijheidskamp.
Ik was in Praag in Juni 1921 toen men zich
gereedmaakte op het Groote Plein, rondom
het schitterende Hus-monument, de terecht
stelling te herdenken, na de Habsburgsche
overwinning, van de 27 Boheemsche edelen in
1621, aan den voet van het oude Raadhuis;
dat alles leefde in de bevolking, en het was
waarlijk geen dood verleden, dat men her
dacht.
Een groote hedendaagsche persoonlijkheid
draagt de _,,idee der humaniteit" verder
onder het Cechoslovaaksche volk: Thomas
Garrigue Masaryk, de staatspresident. Met
deze aanduiding is maar een deel aangewezen
van de veelzijdige beteekenis van dezen
genialen man: geleerde, staatsman, econoom,
historicus, democraat en religieuze persoon
lijkheid in den besten zin. Weten wij Neder
landers voldoende welk een eminent en hoog
staand tijdgenoot in deze jaren mee invloed
oefent op den gang der wereldgeschiedenis?
Men kan het, beknopt maar verre van onvol
ledig, nalezen in Prof. Van Wijk's boekje,
waar vele bladzijden aan hem zijn gewijd. Dit
zou ook niet anders kunnen, want het huidige
Cechoslovakijëis Masaryk; hij vertegenwoor
digt de edelste, de meest bezonkene en reëel
ste aspiraties van het beste deel der nieuwe
natie, waarvoor hij, volkomen onbaatzuchtig,
een menschenleven gewerkt en geleden heeft,
en waarvoor de waardeering, van vriend en van
vijand beide, hem thans niet onthouden wordt.
Het is wel anders geweest, toen het gezonde
realisme van dezen man in botsing kwam met
bodemloos romantisch nationalisme en vaag
Slavisch gedweep. Thans erkent men, dat
vader Masaryk ons heeft opgevoed" al is
dit volk als geheel ook nog lang niet aan het
eind van zijne opvoeding!
Een der omstandigheden, die aan die op
voeding moeilijkheden in den weg leggen, is
het feit, dat de Cechoslovaaksche republiek
niet n geheel vormt, maar uit een viertal
min of meer heterogene bestanddeelen is te
zamen gevoegd. Zondert men de kleinere
componenten uit, dan zijn de samenstellende
deelen: het homogene Cechische Bohemen met
Moravië, waar het intellectueele en econo
mische zwaartepunt van den staat ligt;
het Slovaaksche Slovakije, dat eeuwen lang
door Hongarije overheerscht en onderdrukt
? is geweest, waardoor tusschen Cechen en
Slovaken een diepe kloof is gevormd; het
achterlijke, door Kleinrussen of Ruthenen be
woonde Subkarpatisch Rusland, dat mettertijd
door zijn ligging van groot belang kan worden
voor de handelsbetrekkingen met Rusland en
de Oekraine. In elk dezer deelen bestaan
eigen moeilijkheden ten opzichte van de ver
houding tot, de eenheid met het geheel van
den staat. In Bohemen is 't het probleem
van de verhouding van Duitschersen (Jechen,
in Slovakije dat van de, hier en daar zeer
sterke, Hongaarsche sympathieën. De moei
lijkheden, die de wrijving der nationaliteiten
voortbrengt, zijn vooralsnog groot, en men
kan zeker niet zeggen, dat Prof. van Wijk ze
Het meer van Strb in het Tatragebergte in Slovakije
De Burgerbrouwerij te Plzen (Pilsen)
overdreven heeft voorgesteld eerder zou
ik zeggen, dat hij, althans ten opzichte van
het antagonisme tusschen Duitschers en Ce
chen, de moeilijkheid iets onderschat. Eeuwen
lange achteruitzetting van het Cechische
clement heeft een wrok geschapen, die zich
thans uit in een houding en in maatregelen der
nieuwe heerschers, welke dikwijls niet zijn
zonder kleingeestige plagerij, op haar beurt
bron van nieuwen, tegengestelden wrok. Dit
alles is begrijpelijk, maar het schaadt de een
heid in dit land, dat geographisch en historisch
n geheel vormt, en waar samenwerking der
bevolkingsgroepen noodzakelijk is. Ik wil er
bijvoegen, dat schrijver zijn optimisme vooral
grondt op Masaryk's realisme", en dat deze
humane, vooruitziende staatsman van niet
minder optimisme blijk geeft. Laat mij ter
illustratie hiervan de volgende woorden aan
halen, onlangs door Masaryk aan deze kwestie
gewijd, die ik dezer dagen aantrof in een, in
het Engelsch-Fransch verschijnend,
Cechoslovaaksch maandblad: I am convinced,
that it will not be long before the Germans in
this country will live on good terms with the
Cechs Our German citizens, as we have
seen of late, are becoming more and more
reconciled to our State" (From the country
of J. Hus, monthly suppl. o. t. Kostnick
Jiskry").
Vertrouwen in de toekomst van dit schoone
land wordt óók gerechtvaardigd door den
rijkdom en de veelvuldigheid van zijn
bestaansbronnen. De schrijver verzuimt niet
hierop te wijzen: de bodem bergt ertsen en bruin
kolen, er zijn rijke landbouwgebieden, in 't
Westen vooral een hoogst ontwikkelde in
dustrie, en, niet te vergeten, een intelligente,
ijverige bevolking, met groote mogelijkheden
van verdere ontwikkeling. Weliswaar zijn
deze mogelijkheden alleen nog in Bohemen en
Moraviëin mindere of meerdere mate tot
werkelijkheden geworden in Slovakije
heerscht een bedroevend analfabetisme, ge
volg van Madjaarsche onderdrukking ,
maar het nationale bewustzijn, het besef van
voor een nationale taak te staan, vindt hier een
groot arbeidsveld. Hier blijkt 't, dat de
zelfstandigheid van den nieuwen staat in
den volsten zin des woords bevrijding
beteekent. Wanneer geen catastrofe de rust in
Middel-Europa verstoort, zullen de Cechen
gelegenheid hebben om te bewijzen, dat zij
goede opvoeders zijn. Hun taak is groots,
maar zwaar. De geest van Comenius en van
Masaryk moge hen bezielen".
Wat echoslovakijëvermag op industrieel
en cultureel gebied, hoe belangrijk zijn steden
en zijn industrieën, hoe prachtig zijnnatuuris,
blijkt niet alleen uit een veertigtal goede en
treffende illustraties, maar ook, wat het
eerste betreft, uit een belangrijk statistisch
materiaal, dat zich uit den aard der zaak min
der tot bespreking leent, maar uitnemende
gegevens verschaft aan ieder, die nader met
dit land wil kennismaken. Dit alles moge op
wekken tot de kennismaking door persoonlijk
bezoek, dat niemand onvoldaan zal laten. Wie
zich gereed maakt naar Cechoslovakijëte
gaan, dient zeker het boekje van Prof. Van
Wijk te kennen, maar niet alleen hen, doch
allen, die wat grondigs willen weten van hun
wereld en van hun tijd, heeft de schrijver ten
zeerste aan zich verplicht.
LINDEBOOM
INDISCHE GLIMWORMPJES
(Geïmporteerd door H. VEERSEMA)
De postbode
Meen niet, dat het proces verloopt zooals
in Nederland: een postbode met vlugge
stappen uw woning naderend, de brieven voor
uw bus reeds uitzoekend; ze in de bus stekend
zoodra hij voor uw deur staat; daarna de
kranten en drukwerkjes er op proppend,
verwoed duwend, om maar geen tijd te ver
liezen; dan een kort, nijdig rukje aan de bel.
En wegloopend zoekt hij reeds weer de post
voor den volgenden bewoner uit den stapel
in zijn linkerhand.
Het proces gaat hier geleidelijker. Ergens
in de verte nadert slenterend een inlander,
in grijs linnen uniform gekleed, boven op de
hoofddoek nog een gouvernements zonnehoed.
Hij nadert langzamer dan slenterend, terwijl
ge zit te poperen, of hij ook post voor u zal
hebben, misschien wel mailbrieven ! De post
bode intusschen haast zich langzaam. Op
zijn rug bengelt een gevulde tasch. Eindelijk
is hij bij het hek van uw voorerf. Ge zoudt
hem wel tegemoet willen hollen, doch bedenkt
u bijtijds, dat dit hem van streek zou maken.
Op tien pas afstands van uw voorgalerij begint
hij met zijn rechterhand zijn tasch voor het
lichaam te trekken; met de linkerhand
wurmt hij zijn hoed van zijn hoofddoek af.
Tegen den tijd dat hij bij u is, is hij met deze
werkzaamheden gereed. Eenige seconden staat
hij verlegen, niet wetend waar hij met zijn
hoed heen moet. Langer dan tien jaren staat
hij zoo reeds lederen dag honderd kecren
eenige seconden verlegen, omdat hij niet weet
waar hij met zijn hoed heen moet, wanneer
hij voor een Europeaan staat. Het drong nog
niet tot hem door, dat het de menschen om
zijn brieven en niet om zijn hoed te doen is.
Dan lost hij het probleem op door zijn hoed
te laten vallen. Even staat hij nog in dubio
of hij hem eerst op zal rapen. Hij laat hem
echter liggen en begint in zijn tasch te zoeken.
Eerst bij de brieven. Geen brief voor U.
Dan bij de drukwerken. Geen drukwerk
voor u. Dan steekt hij zijn post weer in de
tasch. Hij bukt zich, raapt zijn hoed op en
zegt gebukt staande met onderworpenheid:
tida ada, toewan", (er is niets, mijnheer)
Dan verwijdert hij zich. Tien passen van U
zet hij zijn hoed weer op het hoofd en sjort
de tasch weer op de rechteronderhelft van
zijn rug....
De Koelies
De koelies zijn gewone inlanders of
chineezen. Dit sta voorop, want er heerscht
in sommige kringen de idee, dat een koelie
een soort lastdier is.
Overigens zou men het aan den koelie niet
zoo onmiddellijk zeggen, dat hij een mensch is.
Hij heeft de gewoonte zich te hullen in
lompen en in fragmenten van wat eens
kleedingstukken geweest zijn, zoodat men hem
op het eerste gezicht voor een wezen uit een
andere wereld houdt. Hij heeft meer
duivelachtigs aan zich wanneer een spoortrein een
station nadert, springt er een honderd of twee
honderd meter van te voren reeds als een soort
menschelijk ongedierte tegen op. En zoo
hermetisch kunnen de deuren niet gesloten
zijn of een havelooze bende koelies vindt
nog wel een opening om daar binnen te dringen
Als een lawine stormt de bende door den trein,
klimt van den eenen wagon in den anderen,
tracht beslag te leggen op ieder stuk bagage,
dat zij ontwaart en dat men met heldenmoed
verdedigen moet. Zoo trekt deze lawine
van de opening, waardoor zij binnendrong,
door heel den trein.
En voorde mirabile dictu,bescheiden koelies,
die op het station in verbijsterende massa
te wachten staan, is de trein als een korenveld,
waarover een zwerm sprinkhanen getrokken is.
En hun eenige hoop is gevestigd op een braven
baar (of barin of baarsche?), die, in de stel
lige overtuiging, dat zijn trein door roovers
overvallen is, boven op zijn koffers zit,
met in zijn armen nog wat klein-bagage-goed,
en die tot de havelooze koelies, op het
perron, wier lichamen door honderd gaten
in hun lompenkleeding te zien zijn, in vertwij
feling om een witkiel" brult.
Jan Amos Komensky.
Koelie werk
Het voornaamste atribuut van den koelie
voor zware lasten is een bamboe-tak of bamboe
lat. Daarmee doet hij wonderen. Met hun
vieren dragen zij daarop een buffet of een
spiegelkast of een brandkast eenige kilometers
ver. Aan alle kanten worden touwen om
den last geslagen. Ter bestemder hoogte
worden aan weerszijden, of bij extra zware
lasten aan vier zijden de bamboes door de
touwen gestoken. Aan het uiteinde van iedere
bamboe komt een koelie. Eerst wordt gevoeld
of het geheel wel veert, wel zwiept, wel
kraakt. En dan gaat het.
De vreemdeling houdt zijn hart vast,
wanneer hij de toeren ziet, die vier of acht
koelies met een piano verrichten. Met ver
ontwaardiging vraagt hij zich af, waarom
die kerels geen kar nemen en duwen; waarom
zij dagelijks hun ruggegraat, lendenen en
schouders bloot stellen aan kraking. Doch
de ingewijde vertelt hem, dat de koelie niet
duwen kan en dat een handwagen in Indi
even gebruikelijk is als .... als.... als een
bamboedraagstok bij de sjouwerlieden in
Nederland.
De k e b o n.
De kenon is voor het onderhouden van uw
erf. Uw erf heet eigenlijk bebon in het
Maleisch. En de naam, die men aan den tuinman
geeft, is dus in het Maleisch wel een eigenaar
dig staaltje van het pars pro toto; wanneer
we tenminste mogen aannemen, dat de
tuinman tot den tuin behoort. Maar hij heet
nu eenmaal kebon en zoo noemen we hem.
Veel anders dan met een soort botten, langen
sikkel het gras kort ranselen en daarna met
een bezem van zeer harde takjes het gras
veld en de paden schoonbezemen, doet hij
niet. Af en toe moet ge hem een boom in
jagen om een dorre tak of een verdroogd
palmblad af te scheuren. In den overigen tijd hurkt
hij bij de baboe, wascht de borden,maakt zich
bij de bijgebouwen generally useful".
Maar vergeet n ding niet, want dat zal
de droevigste gevolgen hebben. Laat uw
kebon in 's hemelsnaam niet een pak van
eenige afmetingen naar uwen overbuur bren
gen. Hij zal het misschien voor u doen.
Doch van dien tocht keert hij niet meer terug.
Ge hebt hem beleedigd. Ge hebt hem in zijn eer
van kebon aangetast door hem een werkje op
te dragen waarvoor ge, volgens zijn adat, een
koelie had behoo|en te nemen. En al zou hij
daar nu een weekloon voor opofferen: hij
verlaat U.
iiiiiiilllimilliillliiiililitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiHiiii
iiiiiiiiitiimiiiiii
miiiiimiiimimiiiiiiimmmiilimmiimii minimum
mimiim i
lUMMiiMimim
Praag. Gezicht op de Burcht
iliilimiiiiiiiiimmiliiimimlliiiiimiiilimi
Louis Couperus
Wie na deze vacantie het werk hervatten
wil het werk van'den geest dat ons ver
bindt voelt het stil in zich worden, als in
de vergaderzaal wanneer de voorzitter op
staat en alvorens over te gaan tot de orde
van den dag den naam uitspreekt van hem,
wiens zetel ledig bleef. Er is over Couperus,
die de triumf van leven en dood moest vieren
in n zomerdag, veel geschreven, de besten
hebben getuigd, en ik geloof niet dat daaraan
nog iets ontbreekt, van genegenheid noch
bewondering. Maar wij die een hoekje hebben
om in te schrijven, zouden onszelf te kort doen
wanneer we, terugkeerend in deze, onze
meest eigen wereld, daar begonnen te spreken
van andere dingen, zonder te reppen van het
geen ons sinds 16 Juli geen dag uit de gedach
ten ging, vóór het persoonlijk woord van
droefheid aan den algemeenen rouw was
toegevoegd.
In rechtstreeks verband tot de Dramati
sche Kroniek" stond Couperus niet, maar
zijn geheele wezen, zijn temperament, was
zoozeer dramatisch, dat wij, ons afvragend
waarom hij voor zijn conflicten nimmer
den tooneelvorm koos, dit dan in elk geval
hier mogen boeken als een, thans onher
roepelijk, verlies. Een van die verliezen,
waaraan de constellatie--, van ons tooneel
in de laatste eeuwen, alsook de te geringe
plaats, die het in de aandacht van onze
betere schrijvers en dichters nog altijd in
neemt, mede schuld moet zijn. Ware de
overplanting van een in roman- of
novellevorm voldragen verhaal niet een te hachelijke
onderneming -? reeds te voren veroordeeld
omdat een bevredigde inspiratie zich niet
met gelijke kracht nog eenmaal wekken laat
hoeveel fragmenten uit Couperus' werken
zouden als afgerond drama zóó op de planken
tot nieuwen bloei te brengen zijn, en welk
een vreugde voor ons tooneel zouden deze,
van leven tintelende, natuurlijke, nimmer
tot banaliteit verzakkende dialogen dan blij
ken. Het waagstuk met Eline Vere" kon
niet slagen, al ware het slechts omdat de
Eline" van den roman ons te lang aan het
hart was gegroeid om zelfs een uiterlijke
afwijking van haar gekoesterd beeld niet te
verwerpen als een schennis, en het oorspron
kelijke werk, in zijn eigen, als de'geur
van een bloem ijle en onnaspeurbare atmos
feer, terstond een complete vervulling was.
Ook Noodlot", schoon van waarde in een tijd
toen het Tivoli-tooneel voor het eerst den
intiemen toon van het natuurlijk Nederlandsch
op het tooneel deed hooren, vermocht ten
opzichte van het boek het pleit niet te winnen,
en zoo is de puntige vertaling van Plautus'
Menaechmi" feitelijk het eenig tastbaar
geschenk van Couperus' pen aan het nationaal
tooneel.
Maar op het tooneel onzer verbeelding
leven zijn Komedianten", zijn Koningen
en Slaven, Psyche en Fidessa, Iskander,
De Borgia's, alle zijn groote en kleine
Zielen, als even zooveel coinedies, drama's,
sprookjes-, historie- en legendespelen, als
strakke en koele society-plays, leven zijn
grandiooze monteeringen, tooverschoone maan
nachten en blanke paleizen, heeft hij geen
dramatisch genre overgeslagen; en in onze
herinnering klinken de navrante gesprekken,
waarbij een enkele indicatie van den auteur
ons voor altijd de intonatie suggereerde,
even ontroerend na, als waren ze in werkelijk
heid voor onsjgesproken geweest met de le
vende menschelijke stem.
En zoo was het ook volstrekt niet verrassend
of te verwonderen, dat toen Couperus zelf op
een avond het podium betrad om voor te
dragen uit zijn werken, dat hij dat toen
opeens kón, niet als een
dilettant-voordrachtkunstenaar, maar als een geboren tooneelspeler.
Onmiddellijk thuis was hij daar, tusschen de
decors zijner felle verbeelding; waar de toe
schouwers slechts den man in rok en het
bespot zuiltje zagen hoeveel zuilenrijen
zag hij tegen het blauw van een Italiaansche
lucht, hoeveel eeuwen, hoeveel dagreizen was
hij weg ! En zóó machtig stroomde het bloed
van zijn schepselen door zijn eigen aderen, dat
hij den mond maar te openen had om hun
spel te spelen, hun smart te lijden, te lachen
met zijn kinderen als een kind. Onbewust
speelde hij, met snelle lenigheid kroop hij
van de eene huid in de andere, en ook waar hij
technisch voor een onoverwinnelijke hindernis
st'ond, bleef zijn woord, dat het gebaar van
zelf insloot, zuiver in de sfeer, die zich van
den aanvang af om het conflict geweven had.
Hoe eerlijk-moeilijk vond hij het vak" van
voorlezen, hoe heeft hij, op den leeftijd waarop
het leeren al niet zoo licht meer valt, gestu
deerd om het zoo goed mogelijk te doen,
hoe ver van elk dilettantisme, van het
,,'t zal vanavond wel gaan", was de kunste
naar ook in deze, juist in deze, waar het de
geëerbiedigde kunst van
anderen-dan-schrijvers gold. Waarlijk, hij mocht het zich ver
oorloven, in deze opperste gespannenheid
even een pijnlijk gezicht te trekken, in
adernnood, met zijn stem een octaaf hooger te
grijpen, de harmonie werd niet verstoord,
de ziel liet niet los, leeg biest' geen lettergreep.
En alweer verklaarbaar werd het, dat de
heterogene elementen, die de /.aal vulden,
vaak meer uit iiiei'wsgierightid naar den
buitenissigen Hagenaar, dan uit eerbied voor
een van de grootste kunstenaars, die Neder
land in de laatste vijftig jaren heeft voort
gebracht, na de eerste, confuse vijf minuten,
volkomen in den ban geraakten van zijn sterke,
onafhankelijke, innerlijk zoo schoone per
soonlijkheid, hem moedig volgden naar den
Berg van Licht, en eindelijk geestdrift betoon
den als in den schouwburg bij zeven malen
halen". Onverwijld, zóó als hij er stond,
schoof de vurige, geestkrachtige kunstenaar
den vaak moeden, matten mensch in hem op
zij, zijn heete adem streek over de
burgerlijk-killc zaal, een onzichtbaar voetlicht
stroomde rond hem op, in edele overgave
won hij den slag voor de schoonheid, de
menschelijkheid, en de Nederlandsche littera
tuur.
Als voordragend-schrijver was Couperus
een uitzondering; er zijn er meer, schoon
weinigen, die hun eigen, overwegend epische
vertellingen goed voorlezen, althans zóó
dat de geest ongerept blijft en in verband met
de persoon in wie het werk aldus geboren
werd, boeiend of ontroerend. Maar Couperus
was de dramatische lezer" bij uitnemend
heid, voor hem culmineerde alles, omgeving,
handeling, in den dialoog; zijn stem beeldde
uit, in elke, door hem geschapen situatie, had
hij onwillekeurig de houding en, hoewel hij
zelden een hand verroerde, het gebaar.
Op tweeërlei wijze, als schrijver en als
lezer, was Couperus een dramatisch kunste
naar, al heeft hij zich als dramaturg niet doen
gelden. Voor zeker de helft van zijn
rijk-begaafd wezen behoorde aan de tooneelkunst.
Het is ons recht hem, een Eerelid van het
corps-dramatique ook op deze plaats dank
te brengen.
De kunstenaars-wereld is, wat de kameraden
betreft, niet talrijk, weinigen zijn te missen
en het is een noodlot, dat elk persoonlijk
treft, wanneer er dan juist een als deze, een
glorie van het gilde, aan ontvalt. De leegte,
die dit verscheiden laat, is in het litterair
gezin van zoo bijzonderen, van zoo intiemen
aard, dat een buitenstaander het nauwelijks
kan beseffen wat het verlies van zulken als
nu in korten tijd, Diepenbrock, Ary Prins
en Louis Couperus in dit vak van voelen en
denken beduidt. Hoe men in dien kring met
bezorgdheid omziet naar de weinige grooten"
die er' nog zijn, en de schuld der gemeenschap
jegens deze, voelt als een druk. Wij weten
het niet of een figuur als Couperus nog eenige
jaren gespaard had kunnen blijven wanneer
men hem bijtijds, na zijn vijftigste jaar,
het leven een weinig vergemakkelijkt had....
Op zijn zestigste jaar is hem veel, en ook
officiëele, eer bewezen, en uit hetgeen vijf
weken daarna in de Europeesche pers over
dezen Nederlander geschreven is, mocht
blijken, dat hier inderdaad geen eerbetoon
te groot kon worden geacht. Oprecht was ook
de hartelijkheid; de feestvrienden, die elkaar
na vijf weken ontdaan de hand drukten,
zeiden het tot elkanders troost: gelukkig,
dat hij het nog juist heeft geweten...."
Maar was dit alles in verhouding tot wat
een kunstenaar als deze aan zijn land schonk?
En zouden wij nu niet vóór alles zijn bemin
nelijke en fiere nagedachtenis mogen eeren
door de Nederlandsche Regeering en het
Nederlandsche volk met klem te herinneren,
dat het nog enkele kunstenaars van dit gehalte
bezit? Vier of vijf, wier namen zonder tegen
spraak te noemen zijn. Als een gebod stond
het geschreven boven deze baar, Andrejew's
woord uit der Gedanke":
Talente musz man schützen, Talente
musz man behüten wie seinen Augapfel"....
TOP N A E F F