Historisch Archief 1877-1940
N°. 8416
Zaterdag 13 October
A" 1Ö3
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMAN S, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secrctarii der Redactie t C. P. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
^dvertentiën T 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
INHOUD: 1. Ridder tegen wil en dank,
door Prof. Dr. . W. Kernkamp - Madame
Tallien, door W. C. A. van Strien
-Het ontwerp-wet op de staatsinrichting
van N.O.-Indië, door Prof. D. W. Stibbe.
2. Ruize Rijm, door Charivarius Het ver
waarloosde kind, teekening door Jordaan.
Amerikaansche brieven, door Dr. H. W. van
Loon 3. Vol au Vent, door Hans Ludificor.
Spreekzaal: 5. Voor vrouwen (red. Elis. M.
Rogge: Bijkomstigheden,d. Annie Salomons
Bloembollen in Huis, door G. Carelsen.
Boekbespreking Kinderleven, d. C. Dozy
Uit de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse
6. De versieringen in het Rotterdamsche
Stadhuis, door J. Zwartendijk Schilder
kunstkroniek, door A. Plasschaert 7.
Op den Econ. Uitkijk, door Jhr. Mr. H.
Smissaert Dierstudies, teekening door H.
Verstijnen 8. Muziek in de Hoofdstad,
door C. van Wessem Tooneelteekeningen:
De Spaansche Brabander, door B. van
Vlijmen Dram. Kroniek, door Top Naeff
9. Het aanbod van de C. H.-kameYfractie
tot vrijwillige tractementsverlaging, teeke
ning door Joh. Braakensiek -- Charivaria,
door Charivarius -- Het
Comenius-monument en de critiek, door H. J. M.
Walenkamp Czn. 10. Postcheque- en
girodienst, teekening door George van
Raemdonck Krekelzang, door J. H. Speenhoff
Rijmkronyck en 't Schietgat, door Melis
Stoke Omslag: Bridgerubriek, door M. B.
Feuilleton: Nosy.
Bijvoegsel: Het herstel van de groote
coalitie in Duitschland, teekening door Joh.
Braakensiek.
ItlllllHIlllllmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIMMMIIIIIIM
EEN RIDDER TEGEN WIL
EN DANK
Zoo hél belangrijk is het niet
maar 't is toch wel een aangename
afwisseling van vlootwet en
postchèque- en giro-dienst en art. 40 en
al wat er geschreven wordt over
tractementsverlaging en bezuiniging.
En het komt ook niet alle dagen voor,
dat iemand aan de Regeering intrek
king verzoekt van het Kon. Besluit,
waarbij hij tot ridder in den Nederl.
Leeuw was benoemd, en dat hij,
nadat aan dit verzoek gevolg is gegeven,
een feuilleton in de N. Rott. Cour.
schrijft om de redenen uiteen te zetten
van zijn handelwijze.
Zooals de Utrechtsche hoogleeraar
Ernst Cohen heeft gedaan.
Hij blijkt principieele bezwaren te
hebben niet zoozeer tegen liet aan
nemen of dragen van een hem door de
Regeering verleende onderscheiding, als
wei tegen het stelsel, dat daarbij ge
volgd wordt.
Althans voor zooverre deze onder
scheidingen beoefenaars der wetenschap
pen betreffen. De bescheiden geleerde
acht liet buiten zijne competentie te
liggen, over ridderorden, die aan andere
groepen van personen worden ver
leend, te oordcelen.
Zijn bezwaren tegen de tegenwoor
dige practijk komen in hoofdzaak hierop
neeriwanneer de Regeering aan een ge
leerde een onderscheiding verleent, weet
men nooit of zij den ambtenaar dan
wel den man van wetenschap bedoelt.
Zij geeft immers zulk een ridderorde
gewoonlijk alleen bij gelegenheid van
een 25-jarig ambtsjubileum; zoo kon
het voorkomen dat geleerden als van
der Waals en van 't Hoff eerst een
officieele erkenning van hunne
ongemeene verdiensten voor de wetenschap
kregen, toen deze reeds jarenlang door
de geheele beschaafde wereld waren
gewaardeerd.
Bovendien wordt bij zulk een ambts
jubileum wel eens een Nederl.Leeuw
.?die toch, volgens de wet, waarbij
deze orde werd ingesteld, aan weten
schappelijke menschen alleen verleend
behoort te worden wegens buiten
gewone bekwaamheid" aan een
professor toegekend, die dank zij zijn
goede gezondheid 25 jaar lang zijn
ambt heeft vervuld, maar overigens
geen hizondcre aanspraak op onder
scheiding kon laten gelden.
Dit alles is volkomen waar. Maar,
zou men zoo zeggen, dit behoefde voor
den heer Cohen nog geen reden te
zijn, een nieuw systeem van onder
scheidingen aan te prijzen. Als hem
geen andere bezwaren drukten dan de
zooeven genoemde, zou hij kunnen vol
staan met erop aan te dringen, dat de
Regeering wat zuiniger omspringt met
ridderorden en dat zij bij de uitdeeling
daarvan wat spontaner te werk gaat,
niet wacht totdat iemand jubUeert,
maar hem den Leeuw op de borst
speldt, als hij een groote ontdekking
heeft gedaan of een belangrijk weten
schappelijk werk heeft in het licht
gegeven.
Trouwens, hij zelf zal moeten toe
geven dat de Regeering al op den goeden
weg is. Met het toekennen van den
Leeuw aan den heer Cohen heeft zij
immers ook niet gewacht totdat hij
het jubileum van zijn 25-jarig profes
soraat vierde.
Hij moet dus andere redenen hebben
waarom hij een revolutie wenscht in
het beridderorden. En die voert hij ook
aan.
De Leeuw wordt volgens de zoo
even aangehaalde wet toegekend
aan Nederlanders, die bewijzen geven
van beproefde vaderlandsliefde, bij
zondere ijver en trouw in het vol
brengen hunner burgerplichten of bui
tengewone bekwaamheid in wetenschap
pen en kunsten."
Dat zijn dus drie soorten van
praestaties, van geheel verschillenden aard.
Als iemand een Leeuw draagt, kan je
aan zijn lintje niet zien of hij dit heelt
gekregen wegens beproefde vaderlands
liefde" of bijzondere ijver en trouw"
of buitengewone bekwaamheid". En
dit vindt de heer Cohen niet plezierig,
althans niet voor een wetenschappelijk
man.
Voor deze soort van menschen ver
langt hij een aparte onderscheiding.
Tegenwoordig, zoo meent hij, wordt de
waarde van de onderscheiding voor hen
minder, omdat die ook ten deel valt
aan de beproefde
vaderlandsliefde"en de bijzondere ijver en
trouw"categorie. De verdienstelijke geleerden
worden nu op een zelfde niveau ge
steld met honderd anderen. Zij hebben
recht op een geheel bizondere onder
scheiding, .,benijdenswaard in de oogen
der aristocratie van geboorte". Aan
een groep van competente beoordee
laars zou dan het voorstellen van de
toekenning ervan moeten worden op
gedragen. Precies zooals in
Duitscliiand gebeurde, in de Friedensklasse"
van den Ordre pour Ie Mérite.
En hij stelt dan ten slofte de vraag,
of het niet op den weg van Minister
de Visser zou liggen, die meer dan
eens heeft getoond, reorganisatie van
minder gewenschte toestanden aan te
durven," om ook in dezen het initiatief
te nemen, der Wetenschap ter eere
en ten heil."
Het kan zijn, dat het hieraan ligt,
dat ik niet zoolang over het onderwerp
heb nagedacht als mijn collega Cohen,
wiens opvattingen nopens het aan
nemen van ridderorden door beoefe
naars der wetenschap niet van recenten
datum zijn, maar zich in den loop
van bijkans dertig jaren hebben ont
wikkeld" hij is dus al begonnen er
over te practiseeren op den dag zijner
promotie.
Ook ben ik niet, zooals hij, al twee
maal in de gelegenheid geweest den
Leeuw te krijgen - hij heeft het
onheil toen nog telkens kunnen ver
hoeden en eindelijk, toen de Re
geering maar niet afliet bij deze
derde maal was zij op haar hoede en
nam zij de voorzorg den heer Cohen
niet te voren kennis te geven van haar
voornemen genoodzaakt geworden
om ervoor te bedanken of, juister ge
zegd, intrekking van het Kon. Besluit
te verzoeken.
Er is dus veel kans, dat mijn
meerting over dit onderwerp nog niet vol
doende gerijpt is. En zij heeft in elk
geval nog niet den vuurproef van twee
aanbiedingen en n verleening van
den Leeuw doorstaan.
Maar voorloopig zou ik schuchter
willen zeggen: maak het minister de
Visser nu niet nog lastiger dan hij het
al heeft door hem ook nog een reor
ganisatie van het vigeerende systeem
ten opzichte van het toekennen van
onderscheidingen aan mannen van we
tenschap" op te dragen; hij kan
waarachtig wel nuttiger dingen doen
der Wetenschap ter eere en ten
heil."
Maar laat collega Cohen zijne po
gingen tot veredeling van het instituut
der ridderorden liever op dit doel rich
ten: spontaniteit en spaarzaamheid
bij het verleenen; dan stijgt de waarde,
ook van de Leeuwen wegens beproefde
vaderlandsliefde" en bijzondere ijver
en trouw", en behoeft een man van
wetenschap zooals hij zich niet meer
over dit gezelschap te geneeren.
Er is, dunkt me, wel kans dat hij
dan iets bereikt: de Regeering zal
natuurlijk gaarne luisteren naar het
advies van iemand, die op het gebied
van de Leeuwen een zoo rijke ervaring
heeft als hij; en zij heeft bovendien
iets goed te maken jegens den man,
wien zij het verdriet aandeed, hem,
ondanks twee waarschuwingen zijner
zijds, tegen wil en dank te ridderen.
In den adelstand verheffen kan zij
hem niet; zooals Michael Faraday,
,,de beroemde Engelsche physicus, wiens
onvolprezen karakter, wiens schitte
rende weldaden aan de geheele
menschheid bewezen, wij nog dagelijks be
wonderen", gelijk Cohen schrijft, zoo
als deze bescheiden man voor een adel
lijken titel bedankte, omdat hij tot
aan het einde zijner dagen de eenvou
dige Michael Faraday wilde blijven,
zoo zal ook Ernst Cohen, niets anders
verlangen te zijn dan de eenvoudige
Ernst Cohen.
Maar hij smake althans de vol
doening, dat zijn naam verbonden blijve
aan de veredeling van het ras van den
Nederlandschen Leeuw.
K E R x K A M P
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMII
HET ONTWERP-WET OP DE
STAATSINRICHTING VAN
NED.-INDI
Nog nooit heefthet Nederlandsche Parlement
gestaan voor een zoo gewichtige beslissing in
zake de regeling der verhouding tut het
overzeescli gebied als bij de behandeling der jongste
grondwets-hcrziening en nu, na de ter uit
voering van de daarin voorkomende koloniale
artikelen op 20 September j.1. plaatsgehad heb
bende indiening van het ontwerp-wet op de
Staatsinrichting van Ned.-lndië.
Onder de bekende vlag van herziening
van het Reglement op het beleid der
Regeeving van Ned.-lndië" hoe vele herzienin
gen van dat reglement heeft de jonge 20ste
eeuw al beleefd ! is thans een voorstel inge
diend, dat bedoelt de staatkundige positie
van Ned.-lndiëin het Nederlandse!!
Rijksverband principieel te wijzigen.
Tot dusver, ondanks decentralisatiewet en
wet op de bestuurshervorming en Volks raad,
een autocratisch bestuurde kolonie, moet
Indiënu worden een met zoo ruim mogelijke
autonomie bekleed gebied, zij het onder
het wakend oog van Nederland --- zelfstan
dig eigen huishouding regelend en besturend.
De tijdgeest in bet algemeen en de ontwik
keling van een weliswaar klein, doch belang
rijk volksdeel in het Aziatische eilandenrijk
in het bijzonder drongen de laatste jaren reeds
in die richting en de Grondwet van 1922 gaf
aan dien drang gehoor. In de artikelen 61, 62
en 62-bis dier wet is de grond gelegd voor
Indiës zelfstandigmaking. Het aanhangige wets
voorstel is het uitvloeisel dier grondwettelijke
voorschriften.
Het zwaartepunt van de nieuwe Grondwets
bepalingen moeten wij zoeken in artikel 02,
welks eerste lid voorschrijft dat de Staatsin
richting van Indië(en van Suriname en
Curagao) door de wet wordt vastgesteld en dat
andere onderwerpen door de wet worden ge
regeld, zoodra de behoefte daaraan blijkt te
bestaan, een en ander in den regel nadat het
vertegenwoordigend lichaam van het betrok
ken gebied gehoord zal zijn en welks tweede
lid bepaalt dat ,,onverminderd het Bepaalde
in het eerste lid van dit artikel" en met enkele
beperkingen, die hier buiten beschouwing
kunnen blijven, de regeling van de
inwendige aangelegenheden
van Ned.-lndië, Suriname en
C u r a g a o wordt overgelaten aan
aldaar gevestigde organen. Met
die organen" zijn voor Indiëbedoeld: Gou
verneur-Generaal en Volksraad en in eenvou
dig Hollandsch uitgedrukt beteekent deze
bepaling dus, dat ook Indiëvoortaan baas
zal zijn in eigen huis. Uitdrukkelijk is in de
Ier zake handelende stukken de bedoeling
uitgesproken, uat zoowel wetgeving als be
stuur ten aanzien van de inwendige aange
legenheden zooveel mogelijk moeten worden
gelegd in handen van in Indiëzetelende
lichamen en overheden".
Staat derhalve de toekenning van een
ruime mate van zelfstandigheid aan het
overzeesch gebied voorop, geheel losgelaten wordt
het uiteraard niet. De Koning houdt het
opperbestuur en de Nederlandsche Wetgevende
Macht een ruim controle-recht.
Werd tot dusver, onder vigueur der oude
grondwetten, onder opperbestuur" ook
wetgevingsbevoegdheid begrepen, thans is
ondubbelzinnig door de Regeering te kennen
gegeven, dat die term geen wetgevingsmacht
en in den regel zelfs geen eigenlijke gezags
oefening in zich sluit, doch als aanduiding
eener controleerende functie bedoeld is. Bij
de behandeling van de Grondwetsherziening
verklaarde de Regeering in de Memorie van
Antwoord aan de Eerste Kamer: Ten aanzien
van al hetgeen op bestuursterrein niet bij
grondwet of wet Haar is voorbehouden, zal
de Kroon voortaan slechts een controlee
rende macht kunnen uitoefenen" en in de
Memorie van Toelichting op het aanhangig
wetsontwerp staat: besturen, zij het door
middel van bevelenHan den Gouverneur-Gene
raal, is door het tweede lid van het nieuwe
art. (il G.W. uitgesloten", 's Konings opper
bestuur zal zich dus, uitzonderingsgevallen
daargelaten, tot een zuiver controleerende
werkzaamheid beperken.
De bevoegdheden, aan de Nederlandsche
Wetgevende Macht voorbehouden, zijn
vierderlei. Vooreerst het recht van vernietiging van
de in Indiëvastgestelde verordeningen op
grond van strijd met de Grondwet, met de wet
of met het algemeen belang. In de tweede
plaats dat om elk onderwerp, Indiëbetref
fende, zelf te regelen, zij het dat in zoo'n
geval de Volksraad vooraf moet worden ge
hoord. In de derde plaats de beslissings
bevoegdheid in geval van gebrek aan over
eenstemming tusschen G. G. en Volksraad
in zake begrooting, terwijl ten slotte de
Indische begrooting, nadat zij in Indiëdoor
den G. G. in overeenstemming met den
Volksraad is vastgesteld, voor hare inwer
kingtreding door de Nederlandsche Wet
gevende Macht moet zijn goedgekeurd.
MADAME T ALLTEN
II
9 THERMIDOR
Ah ! qu'un tyran est
dnr a abattre !
FRI-.RON.
In Februari (1794) had Tallien het terrein
zijner werkzaamheid moeten verlaten; zijn
medecommissaris, Ysabeau, bleef in Bordeaux
achter. Thérèse bleef ook achter; waarschijn
lijk had Tallien gedacht, zich in Parijs te
rechtvaardigen en dan terug te keeren. De
uiterst koele ontvangst, die hem van de zijde
der leidende Jacobijnen ten deel viel, wierp
echter dit plan in duigen.
En de toekomst voorspelde hem gaandeweg
steeds minder goeds. Na zijn vertrek was een
jonge man van negentien jaar, een zoon van
Jullien de Toulouse, een afgevaardigde ter
Conventie, als agent van het Comitéde Salut
public, maar feitelijk als agent van Robe
spierre, in Bordeaux aangekomen, en lichtte
den dweepziek vereerden leider over de gestes
van Tallien en van zijn maitresse in. Allerlei
bezwarend materiaal werd zoodoende door
Robespierre verzameld, in het vaste voor
nemen het te gelegener tijd te benutten.
En niet alleen boven het hoofd van Tallien
hing dreigend het zwaard zonder genade.
Ook over de hoofden van tal van andere af
gevaardigden die posten van vertrouwen
hadden bekleed, van een Barras, Fréron,
Touche, zweefde het. Al dezen hadden zich te
zeer aan den buit van den verslagen vijand
vergast, en lagen als zoodanig onder de zware
verdenking van den man, die het eenigszins
zonderlinge ideaal van een volksvertegenwoor
diging zonder corrupte afgevaardigden voor
stond, van den gevreesden Robespicrre. De
vrees doet deze allen samenscholen; de vrees
voor straf; een gemeenschappelijke afkeer
om onder de guillotine te sterven. In den
staatsgreep van den 9en Thermidor, die de
Terreur deed instorten, zoeke men geen be
ginselen, maar slechts den wanhoopsaauval
van een aantal politieke avonturiers, die
streden om het veege leven te redden. Zij
hadden,' in April, Dauton en Camille
Desmoulins naar den dood zien voeren, als een
profetie van het lot, dat hen zelf wachtte;
zij vernamen, en verstonden ook maar al te
goed, de dreigende zinspelingen van Robe
spierre in de Conventie. Hun geluk is geweest,
dat zij toesloegen, vóór de tegenpartij toe
sloeg.
Maar welke rol speelde Thérèse in dezen
tijd? In hoever heeft zij den Oen Thermidor
beïnvloed; welk aandeel nam zij in de gebeur
tenissen van dien altijd gedenkwaardige!! 27en
Juli? Daaromtrent is de geschiedenis lang
op een dwaalspoor geleid.
Eerst in Mei verliet zij Bordeaux, dat Tal
lien reeds in Februari verlaten had. In de
zelfde maand werd het bevel tot haar in
hechtenisneming uitgevaardigd, en tien dagen
daarna volgde haar arrestatie. Twee maanden
nagenoeg heeft zij, den dood voortdurend voor
oogen, in de gevangenis doorgebracht. Het
was uitsluitend aan Robespierre, dat zij dit
lot te wijten had.
Want deze starre, beginselvaste republi
kein haatte haar om minstens driedubbele
reden. Als ex-markiezin lag zij bij hem onder
verdenking; haar losse moraal botste met
zijn strenge zeden, haar luxe met zijn sober
bestaan; als de vrouwspersoon, die Tallien
van het pad der republikeinsche deugd
had afgetrokken, had zij met de daad getoond,
rijp voor de guillotine te zijn. En daarom
zal het wel zoo ongeveer juist zijn, wat de
overigens weinig betrouwbare ex-spion van
het Comitéde Salut public, Taschereau, ten
opzichte van Thérèse heeft geschreven: Nooit
werd een slachtoffer met grooter hardnekkig
heid door Robespierre vervolgd". Eigenhan
dig had hij het bevel tot inhechtenisneming
geschreven ; met zorg verzamelde hij de bewijs
stukken te haren laste.
En intusschen tracht Tallien vergeefs
Robespierre voor zich te winnen, en steekt
hij in de Conventie fraaie redevoeringen af.
Van een speciale rhetoriek is het slot van een
dezer redevoeringen; ze luidde aldus:
Wij zullen vervolgens naar onze hutten,
naar onze vlieringen terugkeeren, en daar
zullen wij het genot smaken dat wij onze
roemrijke taak vervuld hebben, aan de ver
wachting der natie hebben beantwoord, het
vertrouwen hebben gerechtvaardigd dat zij in
ons had gesteld; daar zullen wij in vrede het
geluk smaken, dat wij dat geluk voor het volk
hebben bewerkt: het is een goed dat wij ver
kiezen boven alle schatten der aarde".
Schoone taal ! Eenigszins in tegenspraak
met de luxe, door Tallien in Bordeaux ten
toongespreid, toen hij het fijnste brood at en
de fijnste wijnen dronk, en zich de schoonste
vrouw speciaal voor zich alleen reserveerde;
de vrouw, die fijne toiletten begeerde, die
naars en paarden, en er wel feestelijk voor zou
bedanken, hem naar een hut of naar een
vliering te volgen, als toonbeeld van opoffering
en echtelijke trouw. Schoone taal ! En door
en door onwaarachtige taal '. door en door
karakteristiek voor den man die ze, ter wille
van de publieke tribune, bezigt. En allerminst
in staat, om Robespierre te misleiden.
Het is de verdienste van Tallien, dat hij
zich niet door zijn eigen schoone woorden in
slaap liet wiegen. Zittingen der Conventie als
van 24 Prairial (12 Juni), toen de houding
van Robespierre al bizonder dreigend was.
stemden hem tot nadenken. Van dien datum af,
of van kort daarna, dateert de aanvang der
samenspanning, die aan de Jacobijnen hun
macht kosten zou. Wat is het aandeel geweest,
dat Thérèse daarin had?
Dit aandeel wordt betoogd met een brief,
dien zij, twee dagen vóór den staatsgreep,
uit de gevangenis zou hebben geschreven, en
die aldus luidt:
De administrateur der politie is zoo juist
vertrokken; hij is mij komen berichten dat ik
morgen het tribunaal zal bestijgen, dat wil
zeggen het schavot. Dat lijkt al heel weinig op
den droom, dien ik vannacht gehad heb:
Robespierre bestond niet meer, en de gevange
nissen waren geopend. Maar dank zij uw
bi/ondere lafheid, zal er weldra niemand meer in
Frankrijk zijn, die in staat is hem tot wer
kelijkheid te maken".
Het is aan ernstigen twijfel onderhevig,
of dit korte briefje werkelijk op 7 Thermidor
door Thérèse geschreven is. Vast staat alleen,
dat het geschreven is, maar vermoedelijk nu
den staatsgreep van Thermidor. Het was
het voetstuk, waarop de schoone jonge vrouw
voor het nageslacht wensehte te staan. Want
dit korte, merkwaardige briefje het zou de
zweepslag geweest zijn, dien Tallien noodig
had,toen hij, in de duisternis zijn plannen uit
broedend, bij de gedachte aan Robespierre's
macht heen en weer werd bewogen, als een
machteloos riet op den wind. Zonder dit
briefje had hij, in de Conventie, nimmer de
kat de bel aangebonden, nimmer den aanval
op Robespierre ingeluid.
Dit nu is een vergissing.NochTallien noch zijn
mede-saamgezworenen hadden opwekkingen
van buiten noodig. De aanval op Robespierre
was lang beraamd. Door velerlei intrigue
hadden zich Tallien en de zijnen rechts en
links de flanken gedekt - - rechts door be
loften van matiging, uiterst links door Robe
spierre voor dictator uit te krijten, en voor
reactionnair. Zeer kwam hun te stade, dat de
toestand tegenover den buitenlandschen
vijand zooveel beter was dan in den aanvang
der Terreur. Het Schrikbewind had zijn
bestaansreden feitelijk verloren. In deze
gunstige atmosfeer sloegen zij, goed voorbe
reid, hun slag.
Om beginselen was het hun daarbij niet te
doen, ook niet om beginselen van humaniteit.
Zij vochten eenvoudig om hun leven. Een
schrijver heeft hen goed gekarakteriseerd met
de woorden: Het zijn knechten die aan hun
meesters den scepter uit handen hebben geno
men na hen vermoord te hebben". Het alle
gaartje dat de Terreur deed.vallen, had op
verre na de bekwaamheid van de leiders der
(acobijnen niet. Maar de aangeboren liefde
tot het leven maakte hun handen sterk.
Wat kan dus, onder zulke omstandigheden,
het briefje van Thérèse hebben beteekend?
Tallien heeft den zweepslag van dit briefje
niet noodig gehad, gesteld dat het hem vóór
den Oen Thermidor bereikte.
Maar ruimschoots gedeeld in zijn hulde
heeft zij ook zonder dat. Algemeen werd een
nauw verband gelegd tusschen de gebeurte
nissen in Bordeaux en die te Parijs; en gelijk
zij in Bordeaux ten nauwste met Tallien
verbonden was, zoo werd zij ook gereedelijk
ondersteld, betrokken te zijn geweest bij den'
val van Robesnierre.
Het geciteerde briefje is geboren in een
gunstige atmosfeer. Het werd gaarne en gretig
geaccepteerd. Het gaf een romantische kleur
aan de felle worsteling in de Conventie. Het
gaf aan een jonge, schoone vrouw de eer van
den dag. Welke galante Franschman zou
onder zulke omstandigheden met kritiek ge
komen zijn? Daarvoor was ook de sfeer te
overladen met dankbaarheid jegens Tallien en
zijn geliefde.
Want ongelooflijk groot was in Parijs, na
den val van het Schrikbewind, de populari
teit van den eerste. En ongelooflijk slecht
heeft hij van deze populariteit gebruik weten
te maken. Zijn persoonlijkheid gaf te weinig
mee, dan dat hij zich ook maar eenigszins
op de hoogte kon handhaven, waarop hij
zich, ongetwijfeld tot zijn eigen groote ver
bazing, zoo eensklaps bevond. Maar in het
eerst was het echt misleidend; en omdat het
zoo echt misleidde, huwde Thérèse dan ook
met hem (2n Dec. 1794). Zij huwde den held
van den Oen Thermidor, dien zij grooter dacht
dan hij was; onder de vcrteedering ook van
haar eigen eerenaam van Lieve Vrouwe van
Thermidor", dien de volksgunst haar had
geschonken.
Haar trouw" heeft niet zoo heel lang
geduurd, en later zullen de wegen dezer beide
menschen zeer ver uiteengaan. Maar daarbij
zullen wij hier niet stilstaan, en nog slechts
even terugkomen op lutar aandeel in Tallien's
groote populariteit. Dat aandeel ligt in haar
politieke gematigdheid, of, beter gezegd:
onverschilligheid. Reeds in Bordeaux had
zij Tallien's geest gematigd, in Parijs deed zij
hetzelfde. Daarmee kwam zij voortreffelijk
in het gevlei der heerschende geestesrichting.
Want d'j natie was het moorden moe. Thérèse,
wier salon tijdens het Directoire (1795-90)
het gevierdste was van Parijs, heeft veel bij
gedragen tot verzoening der gemoederen, en
tot terugkeer naar het sociale leven. Haar
groote goedhartigheid en hulpvaardigheid
reikten bij deze taak de hand aan haar bekoor
lijkheden. Het komt op de credit-ziide de/er
vrouw, wier bekoorlijkheden in den loop van
haar bewogen leven aan ts velen hebben toe
behoord.
W. .A C. VAN S T R l E N