Historisch Archief 1877-1940
N°. 8420
Zaterdag 10 Noyember
1983
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMAN S, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretarli der Redactie i C. F. VAN DAM
UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF
f Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekostcn |
INHOUD: 1. Burgeroorlog in
Duitschland? door Prof. Dr. G. W. Kernkamp
Tijdgenooten, door Dr. W. O. C. Byvanck
Het financieel beheer der gemeenten, door
J. Meyer Azn. 2. Je kunt nooit weten,
teekening door Jordaan Nederland en de
Olympische spelen, door Mr. P. Lamberts
Hurrelbrinck 3. Van zedelijke verbete
ring tot reclasseering, door Mr. N. Muller
Spreekzaal Russische boeken, door Dr. A.
Saalborn 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M.
Rogge) Voor wie nog verre staan, door W.
Wynaendts Francken-Dyserinck
Bijkomstigheden, door Annie Salomons
Modeteekening door M. Heyligers Uit de Na
tuur, door Dr. Jac. P. hijsse. 6. Dr. C.
Hofstede de Groot, door Prof. Dr. J. Six,
met portret door Bernard van Vlijmen
Reflexen, door Zig-zag, Vergelijkende
muntstudie Dramatische Kroniek, door Top
Naeff 7. Op den Economischen Uitkijk,
door Jhr. Mr. H. Smissaert Dierstudie,
teekening door H. Verstijnen 8.
Waldemar Bonsels, teekening door B. van Vlijmen,
Toonee!, door Anna van Gogh
Kaulbach Schilderkunstkroniek, door A.
Plasschaert, Mr. M. F. Hennus Kunstnij
verheid, door Joh. L. Boekbespreking,
door Prof. Dr. H. Brugmans 9.
RuizeRijm en Charivaria door Charivarius, met
teekeningen door J. W. Bloem Muziek
in de Hoofdstad, door C. van Wessem
Burgemeester de Vlugt's bezoek aan de ten
toonstelling voor letterkunde, teekening door
Joh. Braakensiek 10 Bernard Canter voor
zijn rechters, door Joh. Luger Uit het Klad
schrift van Jantje Onze koloniën: Bali,
teekening door J. G. Sinia Feuilleton, door
F. de Sinclair Omslag Bridgerubriek,
door B. M. Bijvoegsel: Het vijfjarig bestaan
van de Duitsche republiek, teekening door
Joh. Braakensiek.
BURGEROORLOG IN
DUITSCHLAND?
In deze dagen kunnen de Dnitschers
het vijfjarig bestaan van den
republikeinschen regeeringsvorm vieren."
Maar veel drukte zullen zij er niet
van maken. Het eerste lustrum zal
wel door geen tweede en derde gevolgd
worden. Indien de republiek haar leven
nog eenigen tijd rekt, zal dit alleen
zijn oorzaak vinden in redenen van
opportuniteit. De werkelijke macht
berust reeds in handen der
monarchaalgezinden.
Beieren is alleen in naam nog een
republiek. Prins Rupprecht laat er de
troepen" voor zich defileeren alsof hij
de kroon reeds op het hoofd heeft.
De regeering van het Duitsche Rijk is
onmachtig gebleken die van Beieren
naar hare hand te zetten. De bevel
hebber van de rijksweerbaarheid is
naar de partij van Beieren
overgeloopen. En aan de grens van Thüringen
is een goed uitgeruste strijdmacht
samengetrokken, die nog dagelijks ver
sterkt wordt door toeloop van
werkloozen, van studenten en andere leden
van de Jung-Deutsche
Sturmregimente" en dergelijke nationalistische
organisaties. Ehrhardt, de man van
den Kapp-Putsch, eenigen tijd geleden
uit de gevangenis ontsnapt en sedert
door de Duitsche justitie nog altijd
gezocht", heeft zijn hoofdkwartier
te Coburg opgeslagen en gedraagt er
zich in volle vrijheid als opperbevel
hebber van de Duitsche fascisten.
Tot voor kort geleden heette het
doel van deze strijdmacht te zijn:
een einde te maken aan de tyrannie"
van de sociaaldemocraten en commu
nisten .in Saksen en Thüringen.
Maar in het eerstgenoemde land heeft
de Berlijnsche regeering hun reeds
het werk uit handen genomen. Terwijl
het kabinet-Stresemann zich van Beie
ren alles liet welgevallen, stuurde het
afdeelingen van de rijksweerbaarheid
naar Saksen om daar de honderd
schappen" te ontwapenen, de door de
sociaaldemocraten en communisten ge
vormde gewapende macht: quod licet
Jovi, non licet bovi. Daarmede wilde
het toonen, dat het niet vloog op de
wenken van de marxisten", zooals de
sociaaldemocraten in Duitschland te
genwoordig bij voorkeur door hunne
tegenstanders genoemd worden. Tevens
hoopte het daardoor aan de nationa
listen of fascisten in Beieren een voor
wendsel te ontnemen om, na een even
tueel oprukken tegen Thüringen en
Saksen, hun tocht voort te zetten naar
Berlijn en daar hun zuiveringswerk"
te voltooien.
Sedert hebben de
sociaaldemocratische leden van het Kabinet-Strese
mann hun ontslag genomen. De groote
coalitie is na zes of zeven weken reeds
tiiteengespat; het Kabinet-Stresemann
steunt voortaan op het centrum, de
democraten en de nationaal-liberalen
of te wel volkspartij". De sociaal
democraten hebben eindelijk genoeg
gekregen van de dubbelzinnige positie,
waarin zij verkeerden; niet hierover
behoeft men zich te verwonderen, maar
wel over het feit, dat zij herhaaldelijk
deel uitmaakten van, of althans hun
steun toezegden aan een regeering,
die aan de nationalisten vrij spel liet.
Het was dus niet meer noodig, dat
Stresemann zich van marxistische smet
ten vrij toonde. Maar hij schijnt zich
nog niet genoeg gezuiverd te hebben
geacht van deze verdenking. Dit zou
men althans willen afleiden uit het
bericht over de eerste verrichtingen
van de rijksweerbaarheid in Thüringen.
Want ook daarheen waren in de
laatste dagen een paar regimenten van
de Duitsche rijkstroepen gezonden. Dit
kon ook moeilijk anders. Nu de natio
nalisten hunne macht samentrokken
aan de grens van Beieren en Thüringen
en openlijk het voornemen te kennen
gaven om naar Berlijn te marcheeren,
nadat zij eerst in Midden-Duitschland
het marxistische nest zouden hebben
uitgeroeid, kon men te Berlijn niet
meer doen alsof er niets aan de hand
was. Er werden dus een paar regimenten
naar Thüringen gedirigeerd.
Het eerste nu, dat men van hunne
verrichtingen daar verneemt, is het
volgende bericht, dat Wolff op 6
November overseinde: van ochtend bij
het krieken van den dag zijn Gotha
en omstreken door troepen van de
rijksweerbaarheid bezet, ten einde de
communistische honderdschappen te
ontwapenen. Enkele communistische
leiders zijn aangehouden".
Ook hier dus een voortzetting van
wat reeds in Saksen was geschied:
een krachtdadig optreden tegen de
uiterste partij van links, om de uiterste
partij van rechts in het gevlij te komen
n haar een reden tot interventie te
ontnemen.
Men mag betwijfelen, of Ehrhardt
en de zijnen zich hierdoor zullen laten
weerhouden van de poging, die zij
klaarblijkelijk willen doen om de regee
ring van het rijk in handen hunner
geestverwanten te brengen.
De berichten van de laatste dagen
doen vermoeden, dat de nationalisten
de vrucht rijp vinden voor het plukken.
Niet alleen aan de grens van Beieren
en Thüringen, maar ook elders: in
Pommeren, in Mecklenburg, in Silezi
blazen zij appèl. En de republikeinen
slaan ook alarm. Zoowel de sociaal
democraten als de democraten roepen
hun geestverwanten op om als vrijwil
ligers deel te nemen aan den strijd
voor het behoud der republiek.
De rijksregeering had daaraan een
proclamatie vooraf doen gaan, waarbij
zij een beroep deed op het Duitsche
volk om .de orde en de vrijheid te be
schermen en tevens verklaarde, dat
zij over voldoende troepen beschikte
orn elke poging van de Beiersche
nationalisten tot het overschrijden van
de grenzen onmiddellijk te beletten.
Of het Kabinet-Stresemann dus ter
allerlaatste ure nog den strijd met de
nationalisten wil aanbinden?
Men zal het moeten afwachten.
Evenzeer, of het ook metterdaad over
de kracht tot afweer beschikt, waarover
het zich in zijne proclamatie zoo
gerust toont.
Maar eenige reden tot twijfel daaraan
is er wel.
Wij hebben meer dan eens hier te
kennen gegeven, dat wij aan de Duit
sche republiek geen lang leven zouden
durven voorspellen. En de gebeurte
nissen van de laatste tijden hebben
aan de tegenstanders van die republiek
voortdurend wind in de zeilen geblazen.
In de eerste plaats is ook aan de
Duitsche nationalisten ten goede ge
komen de geestesgesteldheid, die zich
in allerlei landen reeds heeft geuit of
begint te uiten: het verlangen naar een
krachtige regeering, de afkeer van het
politiek gescharrel.
Wat .de regeeringen, die elkaar na
1918 in Duitschland hebben opgevolgd,
te zien geven aan onbekwaamheid en
futloosheid, was dan ook bij uitstek
geschikt om het aantal overloopers
naar het kamp der conservatieven en
nationalisten voortdurend te vermeer
deren. Ook al houdt men rekening
met de buitengewone groote moeilijk
heden, die zij hadden te overwinnen,
dan nog kan men van de leiders van
het nieuwe Duitschland niet anders
getuigen dan dat geen hunner boven
de schouders van de middelmaat uit
stak.
De vooral in het laatste jaar zoo
toegenomen materieele nood deed me
nigeen die in November 1918 den val
van het oude Duitschland niet had be
treurd, terugverlangen naar vroegere
toestanden; zooals de regeering van
nu aansprakelijk werd gesteld voor de
ellende, zoo schreef men maar met
even weinig recht de welvaart van
vroeger op de credit-zijde der toen
malige regeering.
Vooral in de laatste weken, nu er in
verschillende groote steden
hongeroproeren uitbreken, zal bij de burgerij
de vrees voor het roode spook zijn
toegenomen. Reeds in vorige jaren zag
men den winter met schrik naderen,
omdat men beducht was dat de com
munisten weer een poging zouden
doen tot sociale revolutie en daarbij
hulp zouden krijgen uit Rusland.
Die bezorgdheid, die men nu kwalijk
meer een hersenschim kan noemen,
zal velen heil doen verwachten van de
nationalisten, als beschermers der maat
schappelijke orde.
De nationalisten zijn bovendien voor
treffelijk georganiseerd; de zwakheid
der opeenvolgende regeeringen heeft
het hun mogelijk gemaakt zich te wape
nen en zich voor te bereiden op de
verovering van de regeeringsmacht.
Niet in het geheim, maar in het open
baar; juist de tartende wijze, waarop
zij optraden, getuigde van hun
krachtsbewustzijn en van hun minachting voor
hunne tegenstanders.
En wat kan de rijksregeering daar
tegenover stellen?
De troepen der rijksweerbaarheid
maar zullen die betrouwbaar blijken
in een strijd, niet tegen communisten en
sociaaldemocraten, maar tegen natio
nalisten?
De vrijwilligers, die gehoor zullen
geven aan den oproep van de sociaal
democraten en de democraten maar
deze hulptroepen van de rijksweer
baarheid moeten zich eerst nog aan
melden en vervolgens worden georga
niseerd; de nationalisten staan reeds
tot de tanden gewapend gereed.
Ook staat het te bezien, of de massa
der arbeiders thans nog te bewegen zou
zijn tot een algemeene staking, wanneer
de sociaaldemocratie haar toevlucht
wilde nemen tot dit middel om een
coup d'état te doen mislukken. Sinds
de dagen van den Kapp-Putsch is er
veel veranderd in Duitschland.
Maar de eerstvolgende weken zul
len aantoonen of de republikeinsche
idee in Duitschland nog bezieling kan
wekken.
Wanneer de nationalisten in den
strijd, dien zij schijnen te zoeken, de
overwinning behalen, zal in naam de
republiek nog wel worden gehandhaafd
en dit niet alleen om redenen van
buitenlandsche politiek.
Maar al moge Duitschland dan een
republiek blijven heeten, de overgang
van de regeering in handen der natio
nalisten zal de herrijzenis beteekenen
van het Duitschland van voor den
oorlog.
KERNRAMP
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiiiiiiiiifiiiMiiiMiiMiiiimiiiiii>miiiifMiiiiiiii
HET FINANCIEEL BEHEER
DER GEMEENTEN
(volgens het ontwerp van wet tot herziening
der gemeentewet).
Bij Koninklijke Boodschap van 17 Juli
1923 is het ten vorige jare aangekondi'gde
ontwerp van wet tot herziening van de ge
meentewet aan de Tweede Kamer der
StatenGeneraal ter overweging toegezonden.
Nog geen twee jaren us, nadat het verslag
der Staatscommissie, ingesteld bij Kon.
besluit van 6 December 1918, No. 7, was ver
schenen 1), is de Regeering met haar wets
ontwerp voor den dag gekomen. Men kan
haar derhalve niet verwijten, dat zij langen
tijd voor de voorbereiding van dezen
gewichtigen arbeid heeft noodig gehad.
Wanneer men echter de bij het wets
ontwerp gevoegde Memorie van Toelichting
leest, dan ontkomt men niet aan den indruk,
dat het wetsontwerp der Regeering weinig
hoofdbrekens héft gekost. Op enkele punten
na is het een getrouwe copie van het ontwerp
der Staatscommissie en ook de inhoud van
de Memorie van Toelichting komt treffend
overeen met dien van het Verslag derCommissie.
Het eenige verschil is, dat in het laatste stuk
,,de Commissie" aan het woord is en in het
eerste de ondergeteekende", dat is de Minis
ter van Binnenlandsche Zaken en Landbouw.
Mr. Dr. H. Vos 2) zegt hiervan: Een
eenigszins eigenaardigen indruk maakt dit een
enkelen keer wel. Want, waar het Verslag
der Staatscommissie in stijl en toon dikwijls
duidelijk den steller daarvan verraadt, doet
liet terugvinden van dit zeer persoonlijke
karakter in een stuk, dat de onderteekening
van een ander draagt, bij de lezing niet zelden
vreemd aan."
Of met deze spoedige behandeling van
zaken de herziening der gemeentewet is
gebaat, mag, althans wat de regeling van het
financieel beheer der gemeenten betreft, in
sterke mate worden betwijfeld.
De Minister noemt het resultaat van den
arbeid der Commissie een uiterst gelukkige
lllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllullllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIMMIIMIflIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllmlII
iiiiniiiii iilliiiiiiiiilliiiimiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiliiiitHiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
GEHEIMEN VAN AZI
Wij hebben den Earl of Ronaldshay gou
verneur van Bengalen, gevolgd tot aan den
rand van het Himalaya-wonderland waar hij
ons zou binnenvoeren. Laat ons, eer wij verder
gaan, een oogenblik besteden om onzen gids
op te nemen.
Wat is Engeland gelukkig dat het nog een
klasse van menschen bezit wien de geschikt
heid om te besturen in 't bloed is meegegeven !
Ongetwijfeld is de graaf van Ronaldshay van
dat soort. Het gaat hem alles zoo gemakkelijk
af. De tocht heeft natuurlijk zijn bezwaren en
vermoeienissen gehad, het is een voortdurend
stijgen en dalen geweest over glibberige rotsen
en dooreengewoelde steenbrokken, hij houdt
daarbij zijn goed humeur, voor zich en voor
zijn beide reiscompagnons: den bedaagden
geestelijke, die denkelijk voor
zendingsaangelegenheden uit is, en die maar half op zijn
gemak is, wanneer zijn chef in 't eeregestoelte
heidensche, lamaïstische ceremonies bijwoont,
en den militairen adjudant die zijn indrukken
over de vreemde menschen en dingen uit op
een kernachtige, populaire manier, dikwijls
minder respectueus.
Maar de gouverneur, met zijn verantwoorde
lijkheid als chef van de expeditie, maakt van
zijn gezellen geen komische figuren, al nadert
hij even de grens wanneer hij spreekt over de
hebbelijkheid van des geestelijken muildier
om onderweg aan vrome ingevingen te vol
doen en plotseling te gaan knielen en de deftige
onverstoorbaarheid van zijn berijder die zich
geduldig leent tot de nukken van zijn dier.
Och, dan is de houding sprekender van den
militair wanneer hij zijn meening geeft over
Tibetaansche spijs en drank.
En bij dit alles mogen wij niet vergeten dat
ernstige gedachten den geest vervullen van
den leider van den tocht.
De graaf van Ronaldshay is in Indiëonder
de bekoring gekomen van de Boeddha-figuur.
Hij verzet er zich tegen dat men haar geen
reëel menschenbestaan wil toekennen. Neen,
zij is niet een mythologisch natuursymbool,
de legendarische biographie van Boeddha,
zij is de levenskrachtige afdruk van een
persoonlijkheid die, losgewikkeld uit het om
haar heen woekerend wondertooisel in majes
tueuze liefelijkheid naar ons toekomt.
En waarom zou hij niet hebben geleefd?
vraagt onze gids zich af. Te allen tijde zijn
er in Indiëmenschen geweest, en nog tegen
woordig vindt men ze daar die om dezelfde
redenen als de Boeddha zich afzonderen en
uit dezelfde aandrift handelen als hij het deed.
Laat de wonderzucht van Indiëons daarbij
niet van het spoor brengen.
Ik zelf heb ondervonden hoe verbijste
rend snel de legende van wonderbare ge
beurtenissen tot in de allerlaatste tijden toe,
zich vastknoopt aan personen die de aandacht
trekken. De wonderen groeien onder onze
oogen. Wat vertelt men al niet van dengeen
dien de massa onder den naam van Mahatma
andhi vereert in zijn campagne tegen het
gouvernement! Hoe men hem niet kan ge
vangen nemen omdat muren en poorten zich
voor zijn persoon openen. En de arme
menschen die zich hebhen laten dood schieten,
omdat zij overtuigd waren voor Engelsche
kogels onkwetsbaar te zijn wanneer zij het
hoofddeksel, de wit katoenen muts droegen
die Gandhi in zwang heeft gebracht (the
Qandhi cap).
Ik zeg nu niets van de wonderteekens,
waarvan de verhalen door ooggetuigen be
vestigd in de couranten verschenen. Waarlijk,
men behoeft van wege die sprookjes de men
schen die nog leven en die het ons lastig
maken niet te gaan aanzien voor symbolen.
(Men vergunne mij hiertegenover de op
merking dat de symbolische beschouwing van
Boeddha mij door zulke argumenten nog niet
geheel verslagen schijnt, al heeft de vervluch
tiging van menschen tot zinnebeelden waar
lijk niet mijn voorkeur. Want ik blijf trouw
aan mijn voorliefde voor onzen gids).
Er gaat kracht uit van de voorstelling,
die Lord. Ronaldshay zich heeft gevormd
van het leven en de leer van den Indischen
prins van vóór ongeveer vijf en twintig eeuwen.
Hij volgt de grondtrekken van de overleve
ring in de heilige boeken van het Zuiden en
van Ceylon, waar zij spreken van den jonge
ling uit vorstelijk geslacht, behoed door
zijn ouders voor aanraking met de ruwheid
en ellende van het gewone leven in heerlijke
tuinen die hem niets toonen dan de gunst
en de genade van het bestaande.
Maar ervaringen van ouderdom, ziekte en
dood vinden, ondanks alle zorg, hun toegang
tot den prins en, in het hart getroffen door
het onheil dat den mensen bedreigt, verlaat
hij op het voorbeeld der zwervende monniken
zijn huis en zijn gezin, om door ontbering
en strenge oefeningen te ontkomen aan den
last van het bestaan dat niet anders is dan
een eeuwig voortgezette herhaling van rampen.
Wel kan hij dan zijn lijf kastijden dat het
tot den rand van den dood gebracht wordt,
de onrust en den angst van zijn geest kan hij
echter niet meester worden, daarvoor is een
strijd met zijn gedachten vereischt. Het is
een geweldige worsteling geweest, waaruit
hij als overwinnaar te voorschijn is gekomen,
sinds zijn overdenkingen onder den heiligen
pipalboom, (den Bo-boom) te Boedh Gaya.
Daar heeft hij zijn triomfeerend visioen gehad
van den samenhang van het Heelal, en heeft
hij zijn volledig begrip gekregen van den
keten van Oorzaak en Gevolg, die ook het
licht doet schijnen over de Oorzaak van het
kwaad.
Nog een verleiding moet de Verlichte
daarna te boven komen. Hij moet zich zelf
overwinnen dat hij de moeite op zich zal
nemen om zijn Wijsheid aan anderen mee
te deelen. De steun van den hoogsten God,
het innigste Zelfbewustzijn, stelt hem tot
die zelfopoffering in staat.
Dan is hij gereed tut prediking van zijn leer.
De eerste maal is het geschied te Benares.
Twee wegen, zoo sprak de Heer daar,
meent de mensen op aarde te kunnen begaan
tot verkrijging van geluk en rust. De eene
is de weg van genot, hij is laag, gemeen,
nietswaardig; de andere is de weg van zelf
kastijding, hij is somber, onpassend, niets
waardig.
Blijft ver van die beide wegen, kiestden mid
denweg, die het oog opent en den geest opent,
die leidt tot rust, tot kennis, tot verlichting,
tot het Nirvana.
Het is het heilige middenpad met zijn
acht geledingen: kracht van geloof, kracht
tot besluiten, kracht van spreken, kracht
van doen, kracht van leven, kracht van
streven, kracht van terugzien, kracht van
inzichzelf zien.
Het rust op de heilige vier waarheden:
het leed, de oorzaak van het leed, de begeerte,
de opheffing der begeerte.
Daarmede is het wiel van de leer in beweging
gebracht; want onder den vorm van een
rollend rad ziet de Boeddhist allen voortgang
op aarde, zoowel van de verschijningen als
van het denken. De wereld en het heelal,
dat is hem het rad van oorzaak en gevolg.
Oorzakelijkheid, om het zoo te noemen, is de
ziel van het heelal, hij kent geen anderen
god. De Boeddha, die tot de volmaakte
kennis is geraakt, weet natuurlijk den oor
sprong van alle dingen, wat hij heeft uitge
sproken, is slechts een onschijnbaar klein
gedeelte van den schat zijner wijsheid, het
geeft de wereld, uit zedelijk oogpunt beschouwd
Zijn wet is een zedewet.
Zij richt zich tot de menschheld en zegt
haar uit zichzelf en door zichzelf de bevrijding
te zoeken van waan en begeerte, die leidt
tot het opgaan in het niet van dit schijnleven
en zijn voortdurende herhaling door weder
geboorte in leed en onkunde. Het stelt daartoe
een strengen eisch aan den wil en het verstand.
In den kern der zaak komt het neer op den
eisch van den wijsgeer Kant aan de reine
rede van den mensen.
Om zijn gedachte tot een werkelijkheid te
maken heeft Boeddha dan zijn orde van
bedelmonniken ingesteld die voor haar stoffelijk
onderhoud zou afhangen van de gaven van
anderen. In het droge seizoen trok hij met
eenigen zijner leerlingen door het land, pre
dikend en bekeerend; bvak het regenseizoen
aan, dan in de buurt van een stad of een
dorp zochten zij een schuilplaats in een grot
of een bosch. Vijf en veertig jaren hebben
volgens de overlevering de tochten door het
land geduurd.
Een zware ziekte overviel hem toen, ge
paard met hevige pijnen. Zijn wilskracht
bevrijdde hem daarvan, maar hij zag dat het
einde niet ver meer af lag. Tot Ananda,
den discipel dien hij liefhad, erkende hij:
ik heb de som mijner dagen bereikt, tachtig
jaar ben ik geworden."
Toen het regenseizoen ophield, maakte
hij zijn laatsten rondgang door de dorpen en
leerde er de som van zijn wijsheid.
Drie zijn de dingen die noodig zijn: op
rechtheid van gedrag, ernst van overpein
zing, reinheid van rede. Overvloedig zijn de
vruchten en groot is het voordeel van den
ernst der overpeinzingen, wanneer zij rondom
is omgeven door oprecht gedrag. Overvloedig
zijn de vruchten en groot is" het voordeel
van de rede wanneer zij rondom is omgeven
door ernst van overpeinzing. De geest, rondom
omgeven door rede, is geheel ontkomen aan
het bedrog der zinnelijkheid, aan het bedrog
der vrije ontwikkeling, aan het bedrog der
illusie, aan het bedrog der onkunde."
Toen hij vermoeid was onderweg, voorspelde
hij zijn dood: Vandaag, Ananda, in de derde
nachtwake zal het heengaan voor goed plaats
hebben van den Padbereider."
Vier plaatsen zullen door pelgrimstochten
worden geëerd, bepaalde hij; de plaats van
mijn geboorte, de plaats van mijn inzicht, de
plaats mijner eerste prediking en de plaats
van mijn dood. Zoo als het lijk van een koning
der koningen, een zelfde eer zal te beurt
vallen aan het sterfelijk overschot van den
Padbereider."
Dan bracht hij zijn laatste woorden uit:
Mijn broeders, ziet toe, vermaan ik u,
al wat samengesteld is, moet zich onderwerpen
aan uiteengaan. Maakt spoed met uw heil!"
Bij zijn dood beefde de aarde in verschrik
king en geweldige donderslagen klonken uit
den hemel.
Zoo ongeveer, gezuiverd, bericht de oude
overlevering; de tijd heeft er de weelderigste
woekerplanten van bijgeloof om heen ge
slingerd. Lord Ronaldshay, onze gids is ten
Noorden van Indiëde landen gaan bezoeken
waar het 't weligst tierde.
G. C. B i j v A N c K