Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Nov. '23. - No. 2420
Teekening voor de Amsterdammer'
door B. van Vlijmen
WALDEMAR BONSELS
HET NIEUWE TOONEEL
HET NIEUWE TOONEEL. Dat ben jij \"
Expressionistisch spel van Friedrich
Wolf. Vertaling D. Th. Jaarsma.
uit jong opgerichte gezelschap, misschien
of zelfs waarschijnlijk, uit den nood der tijden
geboren, heeft het met moed en toewijding
ondernomen, dit werk van een talentvollen
jongen Duitscher aan het Nederlandsche
publiek voor te zetten. Een onderneming,
die belangstelling verdient, omdat het arbeid
geldt van iemand, die iets te zeggen heeft,
en dat zegt in een ongewonen vorm. Het op
voeren van een expressionistisch stuk is
eenigszins als een experiment te beschouwen,
en ons publiek staat over 't algemeen uiterst
gereserveerd tegenover experimenten !
Bij de beschouwing van Dat ben jij !"
(hoeveel mooier klinkt het oorspronkelijke:
Das bist du" !) wensch ik mij los te maken
van het woord expressionistisch"; want dit
woord is voor ons begrip al te nauw verbonden
aan de schilderkunst. Het was zelfs te merken
hoe er onder het publiek waren en niet
van de minst belangstellenden die meenden,
dat bedoeld werd, iets te geven als levende
expressionistisch gestyleerde schilderijen;
een bedoeling die mijns inziens de dood zou
beteekenen voor het tooneel.
Laat ik dus het woord expressionistisch los,
dan hebben wij hier, dunkt mij, in de eerste
plaats een poging en een geslaagde poging
om een zuivering van het tooneel te onder
nemen. Een zuivering, die noodzakelijk is.
Er wordt zoo hopeloos vee! gekletst in de
moderne tooneelstukken; zooveel woorden
gesproken, die niets met de eigenlijke hande
ling van doen hebben en ook de teekening
der personen niet verder brengen.
Van dit overtollige is de dialoog in Ik ben
jij" gezuiverd, en dat beteekent een loutering.
De dialoog is compact; elk woord (van
de vier personen in het kern-drama-) is
noodig en wordt dan ook zooals in dezen
stijl behoort met nadruk uitgesproken.
Met zwaren nadruk vaak. En dikwijls her
haald.
De uiterlijke handeling is zuiver gehouden:
een echtbreukdrama onder eenvoudige men
schen : Andreas de tuinman ;Martha zijn vrouw;
de knecht Johannes. En als de kwade macht:
Lucas de smid.
Andreas is de denker en de man, die op
christelijke wijze de menschen liefheeft;
? Martha en Johannes vertegenwoordigen het
bloedwarme leven. En de liefde en het
verlangen van dat leven.
Als Andreas hen te zamen vindt, laait ook
in hem heftigheid op en hij doodt Johannes
met de bijl, die zich als 't ware in zijn hand
legt.
Doch met deze gewelddaad dit is een
schoone gedachte heeft Andreas ook
zichzelf gedood : zijn eigen ik, zooals het was.'
En ook Martha heeft hij gedood, want zij was
Johannes omdat zij hem liefhad.
Als Johannes neervalt, roept Martha uit:
Johannes ____ Johannes ____ Das war ich !"
En als Andreas klaagt: Wars doch mein
Blut das flosz !" spreekt Johannes: Deins!
Meins ! Unsres !" Zoo gaat 't in dit werk
meer om de gedachten dan om de hande
ling.
Maar intusschen en dit bewijst welk een
talentvol toóneelschrijver Wolf is is de
handeling vol spanning en leven, een gecon
centreerd stuk realistisch leven. Zoo sterk is
dit, dat men de gestyleerde1' wijze van
spreken op vele plaatsen voelt als iets
hindcrlijks, iets dat de handeling schaadt. Martha's
ruwe heftigheid houdt dan vaak de realiteit
vast.
Het werk heeft nog een andere zijde:
het demonstreert de opvatting, dat alle dingen
leven; niet alleen de mensen, de dieren en de
planten, maar ook de dingen, door
tusschenkomst van menschenhanden gemaakt, hebben
een eigen leven. Een bank, een bijl, een kruis
nemen deel aan de handeling, niet als sym
bolen (b.v. van huiselijkheid, geweld en gods
dienst) maar als de dingen, die zij zijn. In
het voorspel en in de 5e akte komen die,
voor ons levenlooze wezens, op gelijkwaardigen
voet samen met menschen en dieren, om ten
slotte met elkander op te gaan in n laatste
verandering.
Dat voor- en naspel spelen ergens op een
andere planeet.
Maar dit doet ons nog niet het leven der
levenlooze dingen aanvaarden, vooral niet
zulk een zwaarwichtig" leven.
Zooals het ons geboden wordt, zou men 't al
naar zijn stemming griezelig of lachwekkend
kunnen noemen. Of. ... vervelend ! En dat
is ook in het Expressionisme uit den booze.
'Lezen wij den tekst, dan zijn wij er mee
verzoend; dan lijkt 't of hier veel meer te
bereiken zou zijn dan nu bereikt werd met
wat lichteffekten en het eentonig-zwaar
zeggen van de woorden.
Een beetje humor en wat meer fantasie
zouden geen kwaad doen ! Het merkwaardige
is, dat in den tekst wel degelijk humor te vinden
is; in de schoen bijvoorbeeld, die vertelt van
de liefde van den staljongen en hoe de veter
den graaf deed struikelen en zijn heen breken,
zoodat hij niet in den oorlog behoefde te gaan.
Und was denkt ihr, dasz diese Hochnase
behauptete?"
Nun?"
Er habe sich das Bein gebrochen !"
Deze humor ontging het publiek en hieraan
had de opvoering schuld. Charlotte Kohier
bracht iets van dien humor in de snijdende
Stem van de Bijl" maar het overige bleef te
veel op n niveau om te boeien. Het leek
alles gefilosofeer zonder bewogenheid. En
toch is er aan het slot wel degelijk bewogen
heid in den tekst om tot de gedachte te komen :
Wir wollten uns vernichten und sind
verwandelt worden !"
Ondanks deze bedenkingen heb ik warme
bewondering voor de uitvoering, zooals die
onder regie van Frits Bouwmeester plaats had.
Hier was een toewijding aan het werk,
een zich-geven en een begrip, dat aan het dra
ma van de vier menschen de wijdte en het
perspectief gaf, door den schrijver bedoeld.
Frits Bouwmeester als Andreas, v. d. Veer
als Johannes en Cor Hermus als de smid,
hielden uitstekend den gedragen toon vast,
waardoorheen Marie Hamel's felle woorden
en gebaren als messen sneden of als vlammen
laaiden.
De aankleeding valt zeer te roemen, tenmins
te wat de vier aardsche" bedrijven betreft:
mooi de reusachtige bloem boven de spelenden
als aanduiding van den tuin en zeer suggestief
de groote maansikkel vóór het armoedige
raampje, in zijn stumperigheid een beeld
van de onmacht der menschen tegenover de
machten, die hen drijven.
Het stuk, dat aanvankelijk weinig publiek
trok, had op den avond toen ik het zag een
warme ontvangst, die aan het slot zelfs een
ovatie werd.
Misschien wel ietwat tot verrassing van de
spelenden? Men" loopt immers niet gauw
warm voor iets nieuws !
ANNA VAN Oociii -K A ui, B ACH
SCHILDERKUNSTKRONIEK
Ai.u. A. PLASSCHAICRT (bij Lislier Surrey,
den Haag).
Ook dit werk van mijn neef en naamgenoot
hoort thuis in een romantische periode. Het
geeft eer den achtergrond dan de dingen, die
zich losmaakten van dien achtergrond, te
saam met dien achtergrond. Het geeft meer het
wordende dan het zijnde; ge zoudt kunnen
zeggen, de dingen tijdens het
uitkristalliseeren, wanneer de vorm pas begint aangeduid
te worden. Het is dus eer een enthousiasme;
het is een inspiratie in de barensweeën. Het
werk vertoont daarvan alle kenmerken. Het
is als kleur-alleen dikwijls aangenaam om te
zien; ge begrijpt tevens, wanneer ge ervoor
staat,dat de namen, die de teekeningen dragen,
ontstaan, gegeven zijn na het werk; pogingen
zijn, om wat op het papier reeds stond, langs
het woord te benaderen; ze zijn een late be
zinning ? ?
Het spreekt vanzelf, uit het voorgaande,
dat het werk zal falen, wanneer het b.v. een
figuur geeft gansch los van den achtergrond
(het is immers vonn-zwak); het faalt inder
daad in den Pelgrim". De maker benoemt
soms een werk, dat iets meer van dien vorm
vertoont, met plotselinge verrassing, nuchter
weg, als den Vogel en den Visch" (waar iets
guitigs in is, dat in zulk werk behoort tot de
rariteiten, want het is in 't algemeen tragisch)
maar in 't algemeen blijven de namen
weidscher en meer verheven ! Toorop (in den ge
nadehof) en verworden Aegyptisch (in den
koning van het andere woord") vindt ge
er, kenbaar in twee teekeningen ter tentoon
stelling. Te noemen blijven mij, begrepen in
't kader van deze geestesgesteldheid, de tee
keningen: De gouden vloeren; de motor;
zelfgenoegzaamheid; de Nocturne (als ijle
phantaisiëen) terwijl een beeldhouwwerk
twee koppen", te voegen is bij deze lijst.
CHARLEY TOOROP (bij ESHER SURREY).
Charley Toorop, die in Parijs met haar
psychologische kracht groepen teekende van
menschen, met altijd, inhaerent, het gevoel
voor 't gezin; met een karakteristiseering, die
ik begrijp dat sommigen moeilijk aanvaarden,
maar die mij door juistheid, altijd trof en
treft (ook wat de gelijkenis betreft !) vertoont
in de Zonnebloem" inden Haag teekeningen,
en schilderijen.
De teekeningen uit Zuid-Frankrijk (wie
kan 't verbazen?) zijn niet ontstaan zon
der den invloed van Vincent van Oogh's
teekeningen, maar, merkwaardige open
baring van 't accent van dezen tijd, Charley
Toorop's teekeningen zijn droever, minder
open, minder sereen dan die van Vincent.
De kleur der schilderijen, der stadsge
zichten-landschappen, is oorspronkelijk. Ze
zijn meest in bruinen, rijke bruinen, hoewel
niet uitbundig. In de schilderwijs, in de
tcekenende schilderwijs erkent ge den genoemden
invloed echter wel; eveneens ziet ge dien in de
decoratieve oplossing van een grooten
cactusplant vlak op den voorgrond, en in de figuur
van een gaandcn kerel. Maar achter dezen
invloed leeft de persoonlijkheid van Charley
Toorop een sterk, eigenzinnig leven, en daar
komt het voor den voortgang op aan.
IN PULCHRI STUDIO, GROEPEN.
Dit is een aantal schilderijen, waarvan liet
moeielijk is een paar te onthouden, en mis
schien ook ietwat noodeloos....
De hoofdgroep is van Van 't Hoff. De aard
van het werk is illustraties-romantisch.
Eigentlijk is dit vlot werk oppervlakkig; het vertelt
zijn vertelling, maar het openbaart geen diep
ten, noch geeft het hemelglans. Van de etsen
met den duidelijken invloed van Brangwijn, is
de berg, die als een blok staat in de vlakte, het
best, en1 het eenvoudigst-sterk. Van de andere
werken, schilderijen en gekleurde teekeningen,
is het groote visschestuk, met de
opzwemmende en neerzwemrnende visschen etc., een
leniggenoteerde voorstelling, terwijl ten slotte het
geschilderd stilleven genoemd kan worden.
Mevrouw van Dam van Isselt is zwak in twee
der vier schilderijen; .sterker in dat met de
pop,, den kandelaar en de klosjes garen en in
de schoentjes". Het is voor deze schilderes
noodig zich te vernieuwen; waarom niet eens
in het geschilderd stadsgezicht? A. L. Koster
heeft een niet onaangenamen aanzet: water
met huizen en boomen erbij; de Tiberbrug
van Et. Bosch is een notitie, vvankel-frisch
van kleur; van Lou Bron zijn de rotsen (met
den door den schilder onvermoeden vorm van
een schapekop in een van hen?) een te genie
ten voorstelling van de Middellandsche Zee.
Mevr. Hameetman Schlette gaat vooruit,
Mej. Anna Lehmann is niet op 'r gelukkigst,
P. Kramer evenmin (alleen beter in
visschersliuisjes).
Het overige, op een Mastenbroek nog na,
blijve verzwegen....
Bi.l KI.EYKAMP, IN DEN HAAI;.
De stilte en de kracht vindt ge hier der
Boeddha's en bodhisatwas. En hoewel de
boedhha's zwijgen, en de geheven en de
neergehouden handpalm allen laten zien; hoewel
alles vastgesteld lijkt, naar plechtige overeen
komst hoeveel verscheidenheid is er niet in
die geloken oogen, in die zwijgende, sterke ge
zichten ! D'een is vol van den hemel, van de
rust en vandezeljoverwinning; d'andereis vol
(ik meen het woord niet oneerbiedig, maar ik
schrijf het neer omdat het mij juist is) vol van
een leepe eeuwigheid; een derde, daar is de
eeuwigheid het beeld toch wreedheid; een vierde
is trotsch van eendroom Een boedhisatwa
is haast spreken-ree of nog sprekens-reê; die,
met een vat voor aalmoezen, is vol .hoogmoed ;
een derde is vol ironische rust, een andere is
gekroond, en lijkt een romaansche bisschop,
een bisschop uit het romaansche kerkgebouw.
En die overeenkomst met het romaansche
beeldhouwwerk vindt ge ook in den dood van
Boeddha (een votiefsteentje !).
Als een rieksch ornament is de versiering
van den grooten votiefsteen, met de realisti
sche dieren onderaan. Dit realisme vindt ge
zwakker in het bas-relief, waarop het paard
met de kar voorkomt; buitengewoon van
psychisch realisme, van psychische beweging is
de kop van een leerling van een boeddha, in
ijzer (llrie )2de eeuw).
Dit alles maakt het een noodzaak naaur deze
tentoonstelling te gaan, met allerlei anders nog
erbij: nog koppen (d'een is als van een zwaar
porcelein !) en kleine voorwerpen, verwonder
lijk of edel....
TOOROP'S CHRISTUSFIGUUR EN ZIJN MARIA
(1923).
Toorop is sinds 1905 katholiek. Het spreekt
van zelf bij een' kunstenaar van zijn aanleg
en van zijn beeldende kracht, dat hij de apos
telen, de heiligen, den Christus en zijn moeder
tot onderwerp zou maken van menige tee
kening. Hij heeft dat gedaan: de staties van
den kruisweg getuigen dat (op te klein
beklemmend formaat !) zijn kerkraam be
wijst dat; zijn apostelen; zijn Christusfiguur;
zijn Maria. Maar even onmiskenbaar als de
studies voor de Apostelen, hartstochtelijk,
vol leven en vol gebaar sterk zijn; evenzeer
als zijn kerkraatn de buitengewone kracht
laat zien van dezen schilder in kleur en lijn,
even zeker schiet hij, tegenover zijn talent
te kort in de figuur van den Chrustus, en in
zijn Mariafiguur. Vooral in de figuur van den
Christus. Dit te kort is zóó duidelijk dat
daarvoor een eenvoudige reden moet bestaan.
Deze bestaat. Toorop de portrettist, de
teekenaar van koppen, is altijd een realist.
Hij kan dat realisme geven, groot van geeste
lijken, spiritueelen dwang, maar hij is een
realist, ecu psychologisch realist. Daarin be
reikt hij een schoonheid hem eigen, die wij,
met ve.e anderen, vol eerbied waardeeren.
De figuur van den Christus, de kop van den
Christus (den ;/ic;istVigewordene !) />? uit be
grijpelijke, maar daarom niet juiste overwe
ging, nooit van den realist Tovrop, maar
van een Toorop, die een ideaal" beeld wil
geven. Hij gaat hier dus in tegen den aard
van zijn talent; hij treft niet, waar hij bovenal
wil aandoen en ontroeren.
En ik vraag me steeds af: hoe en waarom
vergeet Toorop hier het rijke voorbeeld dier
andere realisten, hem zóó vertrouwd, der
primitieven?
P i. A s s c n A i; R T
RAPHISCHE KUNST. Moderne Engelsche
etsers, bij Scheltema en Holkema. Rokin
74?76. Frans Mazereel, bij Mak. Rokin 5?15.
Men kan zich op n gebied moeilijk grooter
tegenstelling denken, dan die tusschen deze
Engelsche etsers eencr en den Belg Maze
reel anderzijds. Wie met enkele schreden
den afstand Overbrugt, die thans deze beide
graphische polen scheidt, verbindt twee
opvattingen en twee kunstbelijdenissen, die
mijlen van elkander verwijderd zijn. De
Engelsche etsers vormen te zamen n groep;
de enkele Mazereel een andere. De Engelschen
etsen landschapjes, een enkele maal figuur,
hoogst zelden iets anders; de houtsnijder
Mazeree! beeldt alles uit, alleen het landschap
als zoodanig niet. De Engelschen zijn vrien
delijk, overschrijden nooit een norm, wagen
niets, zijn voor alles fatsoenlijk; de Belg
overschrijdt alle normen, waagt alles, is niets
zoo weinig als aanvallig en kent het begrip
fatsoen in geen enkele'taal. De Engelschen
vertolken uitsluitend zachte aandoeningen
binnen enkele centimeters; houden zich aan
wat ze zien, schuwen alle denkbeelden, alle
opstandigheid, alle onmatigheid, alle persoon
lijkheid ; de Belg verslindt vellen papier, kent
alle affecties behalve de zachte, phantaiseert
bij voorkeur, stroomt over van ideeën, van
mateloosheid en van persoonlijkheid. De
Eugelschen kunt ge in uw kinderkamer ophangen;
den Belg te nauwernood in uw
privatissimum. De Engelschen zijn een einde; de Bel»
is een begin.
Jammer genoeg is hiermee nog niet gezegd
dat, zoo de productie der Engelsche etsers
weinig met kunst te maken heeft, Mazereel
dat wel heeft. Alleen dit dat zijne persoon
lijkheid eigenschappen vereenigt, die een kun
stenaarsnatuur gunstig kunnen beïn-vloeden.
Hij heeft de durf en het temperament van
een man; hij doorziet scherp de motieven
der menschen, in het bijzonder op het terrein
der aardsche liefde; hij vloeit over van spot
en hoon en het is mogelijk dat hij hekelt uit
mededoogen; zijn phantaisie is paraat; zijn
voorstellingsvermogen oneindig; hij kan zijn
verbeeldingen nauwelijks bijhouden. Men zou
willen weten in hoe korten tijd hij de 167
vertellingen-in-houtsnee van zijn livre
d'heures" en de 63 van zijn Ie soleil" heeft gecon
cipieerd. Maar zijn werk draagt ook de sporen
van dien haast. Het is levendig, maar niet
bezonken. Het is goed van klenrverdeeling
en van compositie, maar de visie van den
kunstenaar is niet geadeld door de oneindige
liefde van den mensen. Hij is graag bizar,
zijn ironie is grof; zijn spot meer kluchtig
dan fijn, zijn schaamteloosheid overdreven.
Maar hij trilt van leven; hij kan typeeren
en uit het toevallige het algemeene dist
leeren (Ie beau Mee, Ie boxeur, Ie parvenu);
hij ontroert een enkele maal door een gevoelige
lijn (au restaurant), een teerder accent
(l'innocentc), een ongewone charme (la femme
qui passé). Men kan zeggen dat zijn goede en
minder goede eigenschappen samenhangen met
het Vlaamsche ras waaraan hij ontsproot.
In dat geval legt hij van de vitaliteit daarvan
een treffend getuigenis af. En al is zijn ver
schijning voorshands misschien belangrijker
uit een cultureel dan uit een artistiek oogpunt,
men heeft alle reden om de firma Mak dank
baar te zijn voor de kennismaking.
H E N N u s
KUNSTNIJVERHEID IN HET
STEDELIJK MUSEUM
Van de exposanten die hier, min of meer
onder de auspicieën van een bekende firma
hun arbeid tentoonstellen, zijn W. Penaat
en Bert Nienhuis de belangrijksten men
zag in langen tijd van Penaat niet zoo'n
collectie werk bij elkander en het is goed
te zien hoe deze voortreffelijke meubelkunste
naar, die in de Nederlandsche
ambachtskunst een voorname plaats inneemt niet
alleen door het werk van zijn handen, maar ook
door jarenlangen organisatorische!! arbeid
de oude lust en de oude werkkracht weer
ten volle heeft herkregen. De door hem voor
Metz & Co. ontworpen modellen hebben een
zekere elegance van vorm en een bewogenheid
van lijn; de zwaarmoedigheid welke om zoo
veel moderne meubelen heenzweeft is gelukkig
afwezig. Penaat paste ook geen versieringen
toe -??- vorm en kleur zijn hier voldoende om
een meubel te scheppen dat een sierlijken
en rijken indruk maakt.
Op smaakvolle wijze werden uit de inzen
dingen verschillende interieurs gemaakt, het
welk aan het tentoongestelde meubel ten
goede komt, maar hetwelk de ceramische
werkstukken van Bert Nienhuis eenigszins in
het fond doet verzinken. Nu zijn natuurlijk een
vaas en een schotel bestemd voor het interieur
- voor een eenigszins diepere waardeering
ziet men ze toch liever in het volle licht
of in de glazen afgeslotenheid der vitrine.
De ceramiker is in zijn vormgeving beperk
ter dan de meubelkunstenaar hij
bearbeitjt het oudste v$ld door de menschelijke
inventie ontgonnen en ontdekt niet lederen
dag nieuwe chemische mogelijkheden van
glazuurvorming. Nienhuis is een pottenbakker
die zelden afwijkt van de beginselen die aan
de oude voorbeelden van Aziatische en
Oostersche ceramiek ten grondslag hebben
gelegen ---? die in vorm en glazuur de eenige
voldoening vindt en geen behoefte heeft zijn
werkstukken op andere wijze te versieren
dan met de gloeiende kleuren die de toege
negen ceramist na jarenlang en geduldig
zoeken uit glazuren en ovenhitte weet op
te roepen. De arbeid van Nienhuis vordert
een niet minder toegenegen beschouwer
uit den eenvoud van vormen en kleuren
komt eerst na rustige aandacht het karakter
te voorschijn en wat een onaanzienlijk grijs
stuk aardewerk scheen, gaat leven en gloeien.
De terwille van het interieur bijgevoegde
etsjes en houtsneden alle genummerd,
alle van prijs voorzien - geven aan de
tentoonstelling een onrustig karakter.
Zoo hadden ook de enkele voortbrengselen
van bnitcnlandsche kunstnijverheid hier ge
mist kunnen worden.
Jon. L.
Over het op deze tentoonstelling geëxpo
seerde weefwerk van Jo de Neeve en het
beeldhouwwerk van Raedeker zal door ande
ren in dit blad worden geschreven.
RED.
K. E. W. STROOTMAN, Van Wasa tot
Bernadotte. Met zes portretten,
Zutphen, W. J. Thieme en Cie. 1923. 80.
Dr. Strootman beweegt zich gaarne aan
de hoven van keizers, koningen en vorsten ;
in de hoogere regionen der maatschappij
is hij bij voorkeur thuis. Daarbij heeft hij een
neiging tot en een voorkeur voor het roman
tische, die juist in deze hooge kringen ge
makkelijker bevrediging vindt dan in de
sociale klassen, waar het maatschappe
lijke werk wordt voltrokken. Men loont
dan wel eenig gevaar, dat de diepere
oorzaken van het historische gebeuren wat
op den achtergrond geraken en dat de ge
schiedenis eenvoudig de historie wordt van
hofamusementen en intrigues van hovelingen.
Aan dat gevaar is dr. Strootman niet steeds
ontkomen; ook
bij hem is de
geschiedenis
veelal te ro
mantisch ge
kleurd om ge
heel waar te
kunnen zijn.
Maar geschie
denis is het
toch en
amu
santegeschiedenis bovendien.
Reeds daar
om mag men
het waardee
ren ; er wordt
Charlotte
ustaaf IV
iiimmiiiiiiiiiiiiiii
zooveel verve
lende geschie
denis geschre
ven, dat dr.
Strootman
. reeds daarom
een goede
aanteekening ver
dient, nu hij
aantrekkelijk
en smakelijk
weet te ver
tellen.
Nu is trou
wens de ge
schiedenis, die
dr. Strootman
in het boven
genoemde boek vertelt, op zich zelf al ro
mantisch genoeg. Van Wasa tot Bernadotte
dat wil zeggen de smadelijke val van
het oude Zweedsche koningsgeslacht en de
opkomst van een nieuwe dynastie, die nog
wel uit het soldatenmilieu der
Fransche revolutie is voortgekomen. Deze
dynastie had bovendien het zeldzame
geluk, of wil men den byzonderen tact
zich staande te kunnen houden na den val
van Napoleon, zoodat op dit oogenblik een
achterkleinzoon van Bernadotte met den
ouden koiiingsnaam Onstaat in Zweden
regeert. Kn dat in dezen tijd, mi dr oudste
tronen van Europa zijn ineengestort en de
kronen over de straat hebben gerold, nog altijd
de dynastie der Bernadottes gevestigd
staat in Zweden, bewijst wel de stevigheid
van haar grondslag. Die stevigheid moet
voornamelijk worden gezocht in den per
soon van Bernadotte zelf. Hier komen wij al
\v."i( vrm elf- lOiïKintirk .il, .il nli|ït liet «rva!
op /ich /ell nok i on lan t isrh genoeg. Maai
in de dagen van de l:ransclie revolutie en
van Napoleon zag men een snelle opkomst
van geluk en fortuin als in normale tüden
iiiiiiiiiiiiim ??iiiiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'1111"1111111111111111111""1111""1"111111111111"1"11"1111111111111111"111""11'*""11"1*'
nauwelijks mogelijk en denkbaar is. Toen
was het waarlijk niet eens zoo ongewoon, dat
de zoon van een procureur uit Pau, die reeds
vóór de revolutie dienst had genomen, van
stap tot stap steeg in de wereld der
kommandeerenden; hij werd generaal, gezant te
Weenen, minister van oorlog, maarschalk
van Frankrijk, prins van Ponte-Corvo, dan
kroonprins, eindelijk koning van Zweden.
Maar op een afstand is het toch romantisch
genoeg en daardoor ook aantrekkelijk. En
dan ook welk een wreede tragiek in den
val der oude dynastie Wasa. Oustaaf III,
ook al weer een romantisch aangelegde des
poot en man van de wereld als weinigen, wordt
vermoord door een adelsconspiratie. Zijn zoon
Gustaaf IV, evcnzoo een romantische figuur,
maar in tegenstelling tot zijn vader een man
van de fantastische bigotte vroomheid, die
ook van de achttiende eeuw is; hij wordt
afgezet, als hij zijn land door zijn
beginselvaste hardnekkigheid met de gehcele wereld
in oorlog heeft gebracht en de vrede alleen
kan worden verkregen door een felle breuk
van het grondwettig recht.
Dat alles wordt met vlugge opgewekt
heid beschreven door dr. Strootman, die
aan de hoven der historie te goed thuis is
om er niet smakelijk van te kunnen vertellen.
Hij doet dat op grond van allerlei lectuur,
maar vooral van de boeken van baron de
Heidenslam. ll< wil daarop even den nadruk
leggen, omdat de Heidensfani zeer veel
f>rput heelt uit een bij ons althans nog
weinig bekend dagboek van koningin
Chariotte. Charlotte van Holstein-Gottorp huwde,
toen vijftien jaar oud, in 1774 mêl hertog
Karel van Siidermann land, clcn oud.-1 en l ma-d ei
van Gustaaf 111. IJL' hi-rk<g \ .m Sudrnn.ïiiiil.ijirl
Vvrtil Ml li'l.' M.l ilrn 111,1.HL! ,,p den kO'nn;;,
K'L',i-nl vin den minderjarigen uitlaai' IV.
Na dic'is afzetting in IHO'.i liet hij zich gewillig
als Karel XI11 tot koning proclameeren ;
Charlotte werd dus ten slotte koningin van
Onstaat III
Zweden. Den
20 Juni 1818
is zij kort na
haar gemaal ge
storven.Zij ver
dient in het bij
zonder te wor
den vermeld,
omdat zij van
1775 tot' 1818
een uitvoerig
journaal heeft
bijgehouden,
waarin zij de
geschiedenis
het Zweedsche
hof, van de
Zweedsche
maatschappij ook wel van de Zweedsche poli
tiek nauwkeurig heef t beschreven. Dit journaal
werd meer en meer haar liefste bezigheid, ei
genlijk ook de groote troost in haar leven. Haar
leuze was: tont voir, tont entcndre et tont
noter", en daarvoor mogen wij haar dankbaar
zijn. Toen Charlotte stierf, bepaalde zij, dat
haar journaal vijftig jaren ongeopend moest
blijven. De nakomelingschap heeft dien
termijn onwillekeurig nog verlengd; maar
thans wordt het journaal, jam- mer genoeg,
in Zweedsche vertaling door baron Carl
Carlson Boude, die hel origineel bezit, gepubliceerd.
Dit journaal nu werd door de Heidensfam
gebruik! en door hem zal dr. Strootman het
kennen. Of hij het originaal ooit heeft gezien
of gelezen, mag worden betwijfeld. Wel
zegt hij in zijn inleiding, dat voor den lezer
van de/e geel geworden bladzijden" de ge
stalten duidelijk oprijzen uit Charlot te's tijd,
..schelp omlijnd, .il;: in IrveiiiU- li|ve, e
Ill.-mriêll 1:11 vlnuVuiL lile rro \ <MI| li.'llllf
lol hebben gespeeld in Oen aan geliem lenisseii'
rijke periode". Maar het is niet zeker of dr.
Strootman zich door autopsie van de gele
kleur dezer bladzijden heeft overtuigd. Het
tegendeel is eerder waarschijnlijk. Maar
zulke dingen moet men toch niet in twijfel
[aten. De lezer kan anders op verkeerde
vermoedens komen.
Het spreekt van zelf, dat van een diepere
behandeling der historische feiten zelden
sprake is. De staatsrechtelijke verhoudingen
van het oude Zweden worden niet behandeld,
zoodat dan ook de achtergrond van den
moord op Gustaaf III vrij wel fn het duister
blijft. Ook de voorgeschiedenis van de afzet
ting van Gustaaf IV is alleen maar geschetst.
En vooral de voorbeieiding van de verkie
zing van Bernadotte tot kroonprins van Zwe
den is wel vrij breed, maar toch ook niet diep
behandeld. Ook na de lezing van het verhaal
van dr. Strootman vraagt men zich telkens
weer af. hoe men toch in Zweden op het denk
beeld kon komen Bernadotte als vorst te
begeeren, en vooral ook, hoc Napoleon toch
heeft kunnen toelaten, dat Bernadotte, dien
hij toch nooit geheel heeft kunnen vertrouwen,
naar Zweden ging als kroonprins. Dr. Stroot
man houdt zich wat aan den buitenkant der
dingen, wat op zijn standpunt begrijpelijk
is, maar ons toch niet steeds bevredigt, waar
het om zoo belangrijke gebeurtenissen gaat
als voor een eeuw in Zweden voorvielen.
Niettemin
geeft het boek
van dr. 8f mof
man aardige,
onderhoudende
lectuur voorwie
van deze din
gen op de hoog
te wil komen en
daaraan geen
lüepf-IV ''.hldii'
k .-i n ut'wil t'.-ven
l» l' (l l, M A N S
(I)e' hierbij'Herc.'
p rod u ceerdoi por
tretten zijn ver
kleinde illustra
ties uit liet boek).