Historisch Archief 1877-1940
f
v10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Nov. '23. No. 2421
EEN AFSCHUWELIJKE
ONTHULLING
M. A. B. O. VERSUS Z.E. DEN MINISTER
VAN WATERSTAAT
Hooggeëerde Redactie.
Du choc des opinrons !
Helaas !.... nu zijn we er achter.
Ik bedoel achter het geheim van de ont
reddering bij dien tak van staatsdienst, welks
naam in fatsoendelijk gezelschap niet meer
genoemd wordt.
De minister heeft gesproken, de M. A. B.O.
heeft geantwoord en in het rapport van de
M. A. B. O. o gruwel! daarin wordt het ijselijk
geheim onthuld.
O, heel beknopt en zakelijk, zooals alleen
de M. A. B. O., dat kan, maar ook met een
bloedverstijvend cynisme, dat slechts aan de
pen van een volslagen passieloozen zakenman
kan ontsnappen.
Les affaires sont les affaires!
Nietwaar?
Nog eens o gruwel!
Wat schrijft me daar de M. A. B. O. dd.
12 Juni 1923 iri haar open verweerschrift aan
den Minister?
Dat een goede werkwijze alleen mogelijk zal
zijn indien onmiddellijk aan de ponsafdeeling
een 35-fa/ dames wordt toegevoegd om zich in de
middagen te oefenen" l!!!
Aan de pons-afdeeling, geachte Redactie,
leest het toch goed, aan de p o N s-afdeeling !
kan het immoreeler?
En dat in Juni pons in Juni, tijdens
de hittegolf.... !
Als het nu nog tegen Sinterklaas of Kerst
mis of pud-en-Nieuw liep.... nu ja, in Gods
naam, ik ben geen idealist, ik weet, dat er dan
nog menschen zijn die pons drinken helaas!
Elk seizoen heeft zoo zijn eigen zondige ge
woonten.
Maar midden in den zomer worden me daar
mir nichts, dir nichts, 35 dames en er
waren meisjes bij, kinderen zelfs, die nauwe
lijks lezen of schrijven konden geprest,
verleid om eiken middag bij wijze van oefe
ning aan de pons te gaan!
Staat de wereld dan inderdaad op haar kop?
Heerscht er dan nergens meer eenig zedelijk
heidsbesef?
Ha! En nu ineens wordt me ook duidelijk
het beeld van dien hopeloos verwarden en
ontredderden meneer, dien van Raemdonck
teekende de vent ligt hier voor me ja, dat is
wél het geïncarneerde ponsdelirium !
O, ik ken dat, ik ken alle soorten van
deliriummen uit elkaar: en dit ('s de habitus van
een pons-deliriurnist.
Van Raemdonck moet het geweten hebben.
Maar als hij het wist, waarom dan gezwe
gen? Zoo iets verzwijgt men niet, meneer
van Raemdonck !
Pons.... rechtvaardige Goden... .pons !
Dat was dus die kleverigheid, waarmee al
mijn bewijzen van afschrijving ze waren
wel van een ander, maar dat doet er niet toe,
aan elkaar plakten en een lucht.... bah !
Maar pons !
Welke pons is dat geweest? Arak of ci
troen? Van 't Beertje of Pickwick? We hebben
recht dit te weten. Want het werk moet ge
boycot worden door ieder, wiens vaderlands
liefde nog niet heelemaal verstikte in dezen
poe! van ongerechtigheid.
Vijf en dertig jonge dames die iederen
middag aan de pons moesten! En dat durft
men te drukken, te publiceeren !
En is er accijns van die pons betaald?
Er is een pons-afdeeling, staat er ook nog in
den brief.
Wie is de referendaris van die afdeeling?
Blijft die man gehandhaafd?
En welke af deelingen zijn er nog meer in die
staatsinrichting? dat moeten we weten.
Bestaat er ook een Oude Snik afdeeling en
nog andere, waar jonge argeiooze meisjes
zich moeten oefenen in Whiskey-soda's,
Apengrokken of Cocktails?....
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiliiiiiiiiiiiiiliiiii
Feuilletonprijsvraag
VIERDE PRIJS
Mijnheer de Redacteur, ik ril, ik walg, de
pen valt me uit de hand.
O, mijn vaderland!
Och mocht Vader Willem leven!
Neen, duizendmaal neen!
Laten we den Hemel danken, dat de Zwijger
definitief dood is, en dit niet meer heeft be
hoeven te beleven en wekken wij thans zijn
geest nog niet op door geestdriftig gezang!
O, Colijn, Primulavera, Moezeliena, help
ons!
Geëerde Redactie, ik ben u innig dank
baar voor het opnemen dezer regelen en teeken
met droefenis en hoogachting,
Uw dienstwillige
G E H E E L-O NTHOUDER
Hoog-Hullen, datum postmerk.
WIERINGEN .
ENFIN SEUL
Beter laat dan nooit, meenden wij, toen de
postboot manoeuvreerde om het haventje van
Wieringen binnen te komen. Wij kwamen te
laat om nog den Ex van het eiland eenige al
gemeenheden over den toestand te ontrukken,
nu hij zelf het roer der geschiedenis een
oogenblik ter hand genomen heeft, ten einde in
hoogsteigen persoon toestand te maken. Maar
misschien viel er journalistiek nog wel een
graantje te pikken op het eiland van burge
meester Kolff, dat min of meer ook het eiland
van Mr. Kan geworden is, en, naar ons de
stoker van de postboot verzekert, moet de
laatste woordspeling waarmede de Ex op zijn
nachtelijke bootvaart van het eiland afscheid
genomen heeft, bestaan hebben in de onder
de gegeven omstandigheden wel zér
ironischeopmerking: ,,Ik Kan geen Kolff". Wij noteer
den dit en meenen dat met dit historische
woord tevens de onschuld van Mr. Kan is ge
bleken en dat de Ex, voorziende de kleine
moeilijkheden die zijn onverwacht vertrek
zouden bereiden, aldus zijn trouwen raadsman
voor onaangenaamheden heeft willen vrijwaren.
De Rijksveldwachter Stom lachte ons aan
de landingsplaats uit. U mag nou gerust
binnenkommen",riep hij ons toe.?Hij is
ervantusschen ! U zei der nóg wel een tegenkommen,
die het óók niet geloove wil". En_de thans over
bodig geworden brave waker om niet te
zeggen: waakhond bleef ons maar glunder
aan staan kijken.
Wij begaven ons moedig op weg, het bin
nenland in. De aardige eilandkinderen die ons
tegenkwamen staken vrijmoedig de handen uit
en zeiden: Inglies" een woord dat ver
moedelijk door veelvuldig bezoek van Engelsen
sprekende journalisten is ontstaan. Wij hadden
onderweg een kort onderhoud met den post
bode, die den secretaris van de Vereeniging
voor vreemdelingenverkeer gesproken had
althans diens dienstbode met welke hij ver
loofd is. Voor de vereeniging is het vertrek een
slag. Het bedrag aan portretten met
handteekening dat verloren gaat is niet te schatten.
Miillerchen, unterzeichne noch a mal a paar
tausend Bilder" was een gewone opdracht
aan den adjudant van den Ex, die dan maar
weer aan het werk ging. Overigens bleef er
op regenachtige dagen weinig mér te doen
over voor lieden, die den glans eener imperiale
hofhouding gekend hebben en deszelfs inspan
nende, hersenvermoeiende verplichtingen.
Wij kregen een schok toen wij plotseling
op den weg naar St. Hypolitushoef een heer
op leeftijd ontmoetten, die blootshoofds en
alsof hij naar iets zocht, langs den wegberm
zich weifelend voortbewoog. Het was Mr.
Kan. Hij nam ons kwaad op en streek met
zijn hand over zijn schedel, als om zijn gedach
ten te verhinderen zich te verwijderen in de
richting van den persman, hetwelk ons over
bodig voorkwam, daar het in moeilijke tijden
niet onze taak is ideeën te hebben veel
eer die van anderen te verwerken.
Wat zoekt u hier" vroeg Mr. Kan.
Wij wilden u vragen of het juist is dat de
Ex vertrokken is", gaven wij ten antwoord.
Wanneer u het zegt zal het wel zoo wezen"
repliceerde Mr. Kan. En wat geeft het of ik
u al tegenspreek. Alles is immers altijd anders
dan ik het zeg. Ik heb weinig tijd meneer,
maar ik wil u wel de pertinente verklaring
geven dat het bericht omtrent het vertrek
van den Ex van a tot z onjuist is. De Ex is
niet weg en wanneer hij weg is dan is het
eenvoudig om zich te onttrekken aan de fees
telijkheden die men ter eere van zijn eerste
lustrum hij was juist vijf jaar in Holland
allerwege van plan was op touw te zetten. Zet
u dat maar gerust in de krant, want ik lieg
toch ik bedoel, dat toch direct iemand klaar
staat mij van onwaarheid te betichten. En
overigens ziet u dat ik zelj op zoek ben naar
den Ex. Ik kan u trouwens wel in vertrouwen
meedeelen dat wij van plan zijn de gedupeerde
eilandbewoners voor het geval dat de Ex inder
daad vertrokken is?wat ik vooralsnog weiger
aan te nemen een of anderen remplacant
aan te bieden. Ik heb al gedacht aan Prof.
Einstein, die wegens kleine strubbelingen
Duitschland verlaten moest. U weet dat de
Ex een trouw beoefenaar zijner wetenschap
was hij heeft n.l. aangetoond dat de afstand
van Potsdam naar Wieringen kleiner is dan die
van Wieringen naar Potsdam. In dat verband
is het idee niet onaardig, hoewel ik vrees dat
Einstein zich hier niet zoo gemakkelijk popu
lair zal weten te maken, als de Ex. Hij is nogal
eenkennig, moet u weten. Maar laat ik u niet
langer ophouden; ik heb nog heel wat af te
doen vandaag...."
De Ex heeft anders niet geboft" merkten
wij op, om het gesprek met Mr. Kan nog wat
aan den gang te houden.
Hoe meent u?"
Wel, hij heeft eerst den oorlog verloren en
nu heeft zijn vertrek óók al niet onder gun
stige omstandigheden plaats...."
Wat zeurt u toch over dat vertrek," zei
Mr. Kan geïrriteerd. Bovendien, Wie praat
er nu nog over den oorlog ! Die kleine bisbilles
zijn we nu toch waarachtig wel vergeten. Maar
als hij niet oppast, verliest hij den vrede óók
nog en dat zou erger wezen".
Maar wie kan er nu eigenlijk wat aan doen,
dat de Ex zoo in eens verdwenen is?" vroegen
wij nog.
U gaat te ver met uw jeu de mots" zei Mr.
Kan verontwaardigd en ging verder het eiland
afzoeken.
Ons bezoek gold nu den hoefsmid Luit,
in wiens smederij de Ex een kleine bijverdien
ste genoot door het smeden van hoef ijzers
De heer Luit was zeer getroffen en liet zich
gunstig uit over den Ex, diens jovialiteit en
aanleg voor het vak. Die moet nog wat
anders gesmeed hebben in zijn leven" zei de
brave dorpssmid. Hij had er echt slag van.
Maar hij kon er niet aan blijven. Dan stond hij
te denken en dan was het mis, want dan
mepte hij er naast. U ziet het trouwens zelf
ik heb er acht jaar over gedaan om een goeie
smid te worden en hij was nog net vijf jaar
aan den gang of hij zocht alweer wat anders.
Hij klaagde er over dat het eiland zoo vlak
was geen rotsen om vanaf in zee te kijken.
Maar wat heb je aan rotsen, als de zee toch
alle dagen hetzelfde is. Afijn het gaat hem
goed en ik hoop hem gauw weer te zien. Wij
waren aan hem gewend en wij dachten dat-ie
aan ons óók wel wennen zou
Het was nutteloos nog verder het eiland af te
zoeken. Op den steiger stond nog altijd veld
wachter Stom erfc itaasf hem lag mr. Kan op
zijn knieëen en liet voorzichtig iets in het
water zakken.
Is U aan het visschen?" vroegen wij.
Maar Mr. Kan gaf geen antwoord en dregde
verder. Hij haalde ten slotte een
cigarettenpeukje op, waarop nog flauw een goudgedrukte,
gekroonde W. zichtbaar was.
Op dat oogenblik kwam burgemeester
Kolf aangestapt, die geagiteerd mr. Kan
wenkte en hem een brief overhandigde, dien
hij uit een stapel gelijkvormige en met het
mjnogram van den Ex voorziene
exemplaUIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
ren te voorschijn haalde. Mr. Kan las den
brief en kwam opgewonden naar ons toe.
,,U heeft gelijk meneer hij is weg! Maar
leest U toch zelf." En wij lazen:
Ni). 4'?-'. ;gffe ^" ^ r>astor'l!
ONDERWERP: '***^ Wieringen,
Afscheid. W. Datum postmerk;
(Verzoeke bij
eventueele correspondentie
bovenstaand nummer
te vermelden).
Mijn lieve Kan, liet doet mijn leed mij op deze
wijze, zij liet dan ook met een eigenhandig schrijven
verafscheiden te moeten. Wie had dat gedacht !
Maar wat heet denken. Het Lot denkt voor ons.
Men denkt te schuiven en men wordt geschoven.
Mijn Fatum wii liet zoo en de Schterren wijzen het
uit Schmied, Kronprins, Zadelmacher wie zal
vaststellen wat uit den volgenden worp der wor
telen hervoor kommt. Ik achterlaat U nog een
portret met eigenhandig onderschrift (garantiert) en
een door mij ontworpen hoefiizer Maar alvorens ik
naar mijn geliefd Oei vaar, ten einde de erhaling
te vinden die ik zoo noodwendig bedurf, wil ik U
nog hartelijkst danken.
Na vijf jaren ging de eenzaamheid op mijn nerven.
De goedgemeende maar banale gemoedelijkhedeii
der Inseibevolkering, die mij vijf jaren terug met
den uitruf moordenaar" ontving, vielen mij zwaar
te dulden. Ik heb hen zeer geliefd en ik wenschte
mijn Volk ook zoo. Een paar Pfund kwatta en een
abzichfelijk verloren partie biljart veroorzaken nog
mirakelen van populariteit hier en het moet voor
een Vorst hier gesneden koek zijn. Alzoo mijn lieve
Kan ik verzwind Het kan overal beter. Eén
bitte nog. Vertel niet dat ik weg ben ? houd vol
en men zal eindigen U te gelooven. Licht zegt de
een of ander dat gij onwaar zijt verdraag dit in
herinnering aan uw reisgenoot van vele tochten.
W i I 11 e l m
Mr. Kan stond lang met dit papier in
zijn handen gedachtenloos voor zich uit te
staren.
Hoe krijg ik het huis weer verhuurd"
zei burgemeester Kolff. Geen mensch wil
er natuurlijk wonen en het behang ziet er
uit of de ratten er aan geknaagd hebben.
Ik heb U nog zóó gezegd, meneer Kan, dat
het huis veel te vochtig wordt van het
stoken van petroleumkachels, maar (J zei
altijd maar dat het maar voo n winter was".
Wij wilden hen niet prikkelen en begaven
ons aan boord, om onze ervaringen te boek
te stellen. De kapitein bood ons een peukje
te koop aan, gelijk aan het door Mr. Kan
opgevischte als souvenir. Leede namen
wij afscheid van het eiland dat daar als
malachiet ligt, omvat door de zilveren ba
ren der Zuiderzee.... Toen wij wegvoeren,
werd het eiland steeds kleiner.... in tegen
stelling met onze aankomst.... toen het om
gekeerde plaats greep
J o H. L u c D R
iminiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilinil
u iiiiiiiiiiimi
iiiiiitiiiiiiiiiiiiHmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
DE VREEMDELING . . . !
door CAREL J. BRENSA.
Katrien had gezegd:.... Nooit van mijn
leven zou ik met 'n soldaat langs den weg
willen.... vast niet !.... En 'n zoen geven?
Nog minder !
Het was als een plaagpartij geweest in de
dagen toen Arie loten zou voor de soldaten.
Maar nooit van m'n leven, hoor !
zei Katrien.
Nooit niet, Trien? vroeg Arie.
? Nee wis en zeker niet ! hield Katrien
vol.... 'k wil met 'n soldaat niet gaan.
't Zijn allemaal rare venten, die witteboonen !
Dus je ken' d'r op rekenen als je derin
loot, is 't uit ! En als je soldaat wordt hoef
je niet over te kommen, want uit gaan 'k
niet !....
Och, meid zei Grootvader, die zeeman
geweest was jij weet nie-aars als van je
boereloeren hier in de polder. Ik heb liever
n ouwe zuidwester van 'n zeeman met
schuim in z'n haar, dan 'n melkwagen vol
boeren van jou ! Wil je 't geloove?....
En neem jij maar geen soldaat of geen
zeeman ! yie' ook grootmoeder in, terwijl
ze schuin oogde naar grootvader met 'n glimp
van meeplagen in de kijkers.... vertrouw
der geeneen, Katrien ! Ik heb me ook as
jonge meid door 'n zeeman overstag laten
halen.... En nou zit ik ermee. Al vier en
dertig jaar ! Neemaar ! Ik heb ook staan
te luisteren naar de babbels van zoo'n knaap
tusschen de schepen in de haven 'n lieve
jongen met stevige beenen in z'n hooge
zeelaarzen en z'n pet zoo aardig schuin....
Nou ! En praats as 'n kerel! as 'n pracht
manskerel.... Maar toen ik met 'm liep in
de donkert bij den vuurtoren als-ie binnen
was en nog vrijerspraat van 'm moest
anhooren.... toen was-ie zwart prachtig
zwart ravenzwart!. Krullen bij bosschen
onder z'n zeilen pet.... Maar toen we samen
in het huisje aan 't kanaal kwamen te wonen,
toen we getrouwd waren toen viel 'm de
pruik van den kop en toen zag ik, dat ik
inplaats van met 'n zwarten krullenkop,
met 'n vent as 'n rooie patrijshond getrouwd
was
Je zitte weer te liegen, dat me de haren
van 't hoofd vallen zei grootvader, de
oolijkert en hij lichtte z'n pet van duffel
en streek met de hand over z'n
gladglimmenden bol waar geen haartje op was.
't Was den dag en den nacht volle maan
bij ons ! zei grootmoeder verder.... Meid,
vertrouw geen zeelui of soldaten ze deugen
niet!
Nou vast niet hoor ! hield Katrien
vol van soldaten moet ik al in 't geheel niks
hebben.
Ze knipoogde in het geniep naar groot
moeder van plaagpret en Arie, de boereknecht
zat er als een rood geschaamde lummel bij.
Ze waren eens te visite bij de oude buurlui.
Arie zou overmorgen loten.
Geef ze nog 'n snee stoetebrood zei
grootvader en grootmoeder deed 't. Ze aten
krentestoet en dronken nog 'n glas frambozen
en toen rookten de mannen 'n pijp....
Verder werd over de zaak niet meer gepraat !
En nou was Arie, de bomsoldaat, al bijna
een week vertrokken en Katrien had nog
niemendal van hem gehoord of gezien. Want
hij had er 'n jaar tevoren ingeloot en eindelijk
was de tijd gekomen ! Alle jongens van het
dorp en uit den polder en uit de Meer, de
een na den ander was verdwenen om te gaan
dienen ergens in een garnizoen. Arie ook.
Op den dag, dat hij ging, waren zesamen nog
naar Moeder op 't eiland gedag wezen zeggen
en daarna naar Vader, die aan 't mestgieren
was op het zeven Weren.... Vandaag moest
't er dan van komen, 't Stond op het witte
papier, dat Arie al weken lang verkreukeld
en op de vouwen vuil geworden, in den zak
droeg.
En Katrien had Arie naar de halte van de
omnibus gebracht, toch eigenlijk wel wat
raar van binnen, zonder dat ze 't zei.
Nou, meid had Arie gezegd :.... Als
m'n tijd om is zie je me weer terug ! Want
je wil me toch in 't mooie pak nie-zien,
is 't wel Trien?
Nee hoor! - - zei Katrien en lachte
heimelijk.... voor jou 'n ander! D'r is
tweemaal kermis in dien tijd....
Mooi ! praatte Arie mee en gaf Katrien
voor 't laatst 'n langen zoen.... Hou je
maar welletjes, hoor meid !
En de omnibus was gaan rijden.
Maar onder de hand was er een week heen
gegaan en Katrien had nog geen boodschap
van Arie. Van verschillende jongens uit den
Polder was het al bekend, waarheen ze waren
gegaan en wanneer ze zich zouden komen
laten kijken in de mooie kleeren. Van Arie
niemendal. Katrieu keek uit, telkens als de
brievenlooper zoowat moest komen....
Drie dagen later toch stuurde Arie het
eerste bericht. Er kwam een twintig ponds
botervaatje met opgerold erin zijn bonkert,
z'n mouwvest, z'n broek en z'n Zondagsche
pet. En een vierkant stuk papier uit een
schrijfboek zat er tusschen. Het was kriebelig
bekrabbeld met de eigen hanepooten van Arie
en Katrien las het voor aan Moeder:....
Milisijn Van der Oraft 2de reesiment van
de vesting Vijfde kompie nommero 8
Arie"....
En daarbij bleef het weer.
Zoo werd het de derde Zaterdagavond
sinds zijn vertrek en al de derde keer, dat
Katrien boodschappen ging doen zoo tusschen
licht en donker zonder dat Arie meeliep....
Nou en toch moest ze weer. Het was haar
vaste loop van voorbij de tol, dwars over het
groote weer naar 't dorp. Het werk was af,
't gele straatje voor huis langs geschrobd en
de klompen voor de volgende week wit ge
schuurd. Nou moesten nog de boodschappen
gehaald en morgen zou 't weer Zondag wezen.
En nog was Arie er niet ! O ! ze sprak er
niet veel van in huis, want Katrien was geen
praatster. Ze hield er niet van en ze kou 't
niet. Dus ze dacht enkel maar. En om de
haverklap ging ze voor 'n kikkebisje naar
vooruit om te zien of de brievenlooper ook
in de buurt was. . . .
Eindelijk was het toch tijd. Ze kamde de
mooie haren nog eens opgeknapt glad en
zocht de nieuwe toffels uit de kast naast de
bedstee. En met de klaterende witte schort
over 't strakke lijf en den arm door 't hengsel
van de boodschappenmand ging ze heen naar
't dorp.
De weg was lang van den tol naar 't dorp en
donker van oude boomen. De boeren en boere
vrouwen, die te schemeren zaten in luien lust
achter de groene hekjes van de woonhuizen,
zagen haar gaan tusschen de stammen van
de boomen en ze zagen dat ze nog alleen was..
Wel meidje ! Is 't nou uit, met Arie?
....riepen de zoons over 'n damhek of over
de wegsloot en ze lachten.
Met recht riep Katrien terug. - nou
is 't glad uit met Arie!
Maar de boeren wisten wel dat Arie, de
boereknecht in dienst gegaan was en praatten
nog wat na over de deern.
't Is maar 'n pink van 'n vrouw zei
de boerin, als ze naar de fladderende witte
schort keek, die om de beenen van Katrien
weg-figuurde.... Daar zal Arie van der
Graft geen spijt van hebben als ie eens getrouwd
is.
Nee niet ! zei de boer terug 't is 'n
lieve beste meid - Ik gaf een Lakenveldsche
koe als ik zoo een dochter had ! Die kan
werken !....
Maar die Arie het ook geloope, voor-ie
dat vogeltje gevangen had ? zei weer de
boerin. En Harin de zoon zei:.... Dat kan
je gelooven !
En zoo babbelden ze aan elk huis anders
geze!lig-in-herinnering over Katrien, die zoo
een puik van een meid was en die werken kon
als geen tweede en die zoo zuiver was als 't
goud van 'n kerkboek...
Want ze wisten het wel al zeiden ze het
niet vaak. Katrien was vrij eu frank, in 't
geheel niet turelurig en toch zoo ver van
plechtigheid als de zon van de maan. Ze wisten
wel dat ze de beste jongens van 't dorp had
laten gaan omdat er niet alles zinde.... Als ze
had willen leven voor de vaak, zooals er toch
waren onder de boeredochters van tegen
woordig nou, dan had ze al lang op 'n
eigen spul kunnen zitten en 'n goud ijzer
dragen. Want zoo wat alle jongens van de
vlek, den een na den ander hadden hun tijd
gekend voor Katrien en avond aan avond
aan 't hek staan leunen voor de boerderij
waar ze diende. Omdat ze zoo
eenvoudigfrisch zonder pronk van opschik en zoo'n
puik zoo'n pracht -- zoo'n prinses van
'n boeredochter was....
Zoo praatten /.e zorgeloos weg in de een
zaamheid van den schemer, terwijl Katrien
naar den kant van het dorp ging al voor de
derde maal alleen. . . .
Eindelijk voorbij de laatste boomen iu het
dorp gekomen, begon ze kwiek en vlot aan de
boodschappen. Eerst ging ze binnen bij
Schellens, de weitebroodbakker en bestelde
drie stoeten en anderhalf weit, tarf voor de
pannekoeken en Zwartsluizer roggebrood.
Met 'n half uur, drie kwartier zou ze 't aan
halen. Toen stak ze over naar Pauw, de
sigareninan om rook- en pruimtabak en
negerhaedrollen voor den boer. Ze nam 't
dadelijk mee. 't Magere belletje rinkelde weer
achter haar aan de deur van Pauw en zigzag
stak Katrien over van winkeltje naar winkeltje
om allerlei te koopen voor 't grofwerk:
zand en bik voor de klompen, 'n nieuw
boendweil en bleeksel voorde wasch en 'n
blauwselpoppetje. En knoupen en band en knijpers
voor 't goed en nog veel meer....
En overal tusschen de winkeltjes zag ze weer
net als den Zaterdag tevoren soldaten
in nieuwe pakken. Op iedere, hoek waar op
Zaterdagavond de jongens altijd te babbelen
stonden, was er nou 'n soldaat bij. En ze
kende ze direct, al waren ze wat vreemd !
Maar toen ze inging in het
komenijswinkeltje van Vrouw de Wit stond daar voor
het deurtje een groote soldaat, die sloeg met
z'n vinger aan de zwartharige muts en toen
draaide aan zijn kokkert van 'n zwarte snor..
En dezen soldaat kende ze niet !
Binnen onder 't helpen en rekenen op
de lei babbelde Vrouw de Wit van de
komenijswinkel met Katrien, dat Arie, de
jongen al aardig lang weg was. Want dat
Katrien nou al voor de derde maal om de
boodschappen alleen kwam.
Toen was Katrien klaar en Vrouw de Wit
tikte voor ze geld terug gaf, tegen het kleine
matruitje tusschen de open
kruideniersbakken.' Achter dat ruitje was de herberg, die
ook van Vrouw de Wit was. Want Vrouw de
Wit hield van een mes met twee kanten,
zooals niet vreemd was onder de platte
landers.
Nou.... goeie.... zei de meid bij 't
weggaan.
't Beste-'n-oor.... wenschte de krui
deniersvrouw.
En met de hengselmand aan den arrn ging
Katrien heen.
Toen ze buiten kwam stond er netzoo de
groote soldaat met de harige muts op het
hoofd. Hij draaide aan zijn zwarte snorren
en keerde zich naar Katrien, terwijl ze buiten
kwam. Meteen tikte hij met twee vingers
deftig aan de muts....
Maar Katrien kende hem niet !
Heel de week was Katrien siekeneurig, al
wou ze 't niet bekennen. Er was geen ochtend
die verschilde met de vorigen; in 't
geheel kwam er geen antwoord van Arie.
De brievenbode kwarn iederen dag aan en
bracht van allerlei, maar brieven van Arie
kende hij in zijn bundeltje niet.
En Katrien bleef uitzien tot het weer Zater
dagavond was. Ze begon druilig te worden,
omdat ze het geen manier van doen vond
van den jongen. Het was verkeerd zoolang
weg te blijven, terwijl alle jongens uit den
polder en van het dorp al zeker een of twee
keeren in 't pak over geweest waren. Soms
sprak ze vaag eens met de vrouw van de
boerderij en twee keer was ze al naar moeder
op 't eiland geweest. Deze wist ook niets.
't Zou wel goed kommen, meende moeder
't was vreemd voor Arie, moest Katrien maar
rekenen....
En met deze troost was het weer Zaterdag
avond en ging de meid, helder en kwiek,
met de hengselmand aan den arm naar het
dorp.
Weer zagen de boeren en boerinnen in
den schemer haar na en vroegen hoe 't nou
was met Arie.... En ze lachte nog terug en
zei dat 't glad uit was!....
In de kom van 't dorpenopdebrugoverde
vaart was 't weer Zaterdagavond. Overal
hingen de jongens van 't Vlek en de omlig
gende Weren over de leuning en tegen den
blauwen bazaltrand van de groote pomp
Ze vierden den luien lust van vrij-wezen
puur opgeknapt met de Zondagsche pet als
'n branie op 't eene oor en de bloemige halsdoek
op 't stijve boershemd. Ze rookten 'n zware
sigaar, omdat 't Zaterdagavond was en ze
praatten zorgcloos-weg boerenpraatjes, ter
wijl ze loom leunden over de losse lij-balken
van de brug en tegen den rand van de pomp
op 't pleintje.
Er waren weer soldaten bij. Katrien
kende er verschillende toen ze passeerde en
goen-avond zei. De rand van de pomp en
de leuning van de vaartbrug was het midden
van de omgeving en de plaats voor de jongens
om bij mekaar te wezen. Hier was Arie ook
altijd geweest Zaterdagsavonds om te leunen
en te praten met de anderen, als zijzelf bij
vrouw de Wit was.
( Vervolg op pag. 3 omslag)