Historisch Archief 1877-1940
Nov. '23.-- No. 2421
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
WEEFWÊRK IN 'T STEDELIJK
MUSEUM
Jo de Neeve ! Kent ge haar werk? Wellicht
niet. 't Is weefwerk; doch voor handenarbeid
moet men voelen. Men moet deze weten te
waardeeren. Jo de Neeve exposeert veel.
Zooveel werkstukken als in het Stedelijk
Museum echter zagen wij nog niet bijeen.
Ze munten alle uit door een pracht van kleuren,
sterk, of gedempt van toon. Hoe vroolijk doet
zoo'n kleurlap op 't buffet, op de tafel, of in
een ietwat donkeren hoek van de kamer.
Heel de omgeving fleurt er door op. Waarom
bezit het werk van Jo de Neeve de macht
om blijheid te brengen? Omdat er iets zoo
eigens en oorspronkelijks in is. Elk voorwerp
is een karakterstukje, niet een gelijkt het
ander.
Toch hebben veel doeken dezelfde weefwijze,
toch zijn de portières met de ten deele on
bewerkte schering en de kleurige
rozegangranden van denzelfden opbouw, maar zie welk
een verschil in aspect door de of in elkaar
opgaande óf contrasteerende kleurtinten in
de patroonranden. Jo de Neeve heeft een
gave boven vele andere werksters. Zij geeft
werk van vél sentiment en van een zeer fijn
gevoelige structuur. Vooral hij de weefsels,
oie spreken van de bezonkenheid der rustige
werkuren komt dit uit. Jammer, hél jammer
dat wellicht haastige spoed de werkster soms
parten speelt. Alle werk, zal het kunstwerk
zijn, vraagt een onberispelijke techniek en
volmaakte afwerking, het wordt anders
dilettantisme. Daarvoor staat het werk van
Jo de Neeve vél te hoog.
Deze tentoonstelling is er eene voor de
vrouw. De inrichting der afgeschutte kamers,
de doorwerkte, moderne meubelen van W.
Penaat, de jolige kinderkamer, de
ontbijtkamer met gedekte tafel, de
slaapkamermeubileering, de talrijke, doelmatige
bijzeten klaptafels.de practische bureauxen boeken-.
kasten, om niet te spreken van de kunst in
wandversiering ceramiek en beeldhouwwerk,
dit alles bezien wij vrouwen met zooveel
belangstelling, 't Geldt immers ons interieur,
maken wij dit niet zoo gaarne tot een verblijf
van schoonheid, van practisch nut en gezel
ligheid, zóó dat 't ons en de onzen goed is er
te vertoeven?
De tentoonstelling is kosteloos nog ge
opend tot 25 November.
ELIS M. ROUGE
BIJKOMSTIGHEDEN
niiiiiiiiiiiiiiiiii
IC.
Toen kwam de lange, triestige
Novembermaand, dat het iederen dag mistte en dat
iedereen griep had. Zelfs het gerucht, dat de
wapenstilstand binnen enkele dagen gesloten
zou worden, bracht geen vreugde in de harten;
ondervoed, gebukt door zorgen zag men
met vertwijfeling de toekomst in.
Een paar dagen was de arme, kleine dwerg
nog onredelijker en moeilijker dan gewoonlijk
geweest, ze was huilerig, ongedurig, schoot niet
op met haar werk, en eindelijk vond het jonge
vrouwtje haar een ochtend in de ontredderde
huiskamer, waar door de wijd-open ramen de
natte wolken naar binnen dreven, met haar
hoofd op meneer's bureau, rood, met verwezen
oogen. Ze bracht haar onmiddellijk, ondanks
al haar tegenspraak, naar bed; en vroeg haar
man bij de buren den dokter op te bellen.
Deze kwam aan het eind van den middag,
overwerkt en prikkelbaar, de menschen
leken wel gek allemaal te gelijk om hem te
sturen; hij kon toch ook maar op n plaats
tegelijk zijn, stelde, in de deuropening,
zijn diagnose, dat het natuurlijk" griep was,
warm houden, veel drinken, aspirine,
en verdween met een verstrooiden blik naar
het bleeke gezichtje, dat hem uitliet.... Nee,
als die, goddank, niets vroeg voor zich zelf,
zou hij er niet over beginnen; hij wist toch
al niet, hoe hij klaarkomen moest.
Het werden vreemde, stille dagen; het
vrouwtje, moeilijk van gang, deed niet meer
in het huishouden dan strikt noodig was,
maar ze klom dikwijls naar boven en stond
bezorgd bij het kleine bed; de zieke brabbelde
veel over de mooie winkel van haar zwager,
allemaal kistjes"-klanten,een fijne zaak;
maar ze weigerde de zuinig uitgespaarde melk
en keerde haar hoofd om bij een bordje
appelmoes.
Doe 't nu 's om mij een plezier te doen,
meid", vroeg het vrouwtje dringend, ,,'k Zal
't aan meneer vertellen, als hij thuiskomt",
Ja, voor meneer, voor meneer zou ik
het wel doen", prevelde ze met een vaag
lachje.
Hij werd naar boven gestuurd, zoodra hij
er was. Toe, geef jij 'r die appelmoes en wat
melk, ze wordt zoo slap, als ze niets binnen
krijgt". Hij ging met een griezel; hij vond
haar onbehagelijker dan ooit met haar lange
haren en haar wilde, onbeschermde oogen.
Een caricatuur van pphelia", dacht hij
afkeerig, maar omdat hij tenslotte toch goed
hartig was, voerde hij haar geduldig haar
bordje leeg, en bleef zelfs nog even bij haar
zitten. Hoe is het nu met je?"
Ik ben zoo ziek", zei ze huilerig, ik ben
zoo ziek".
Korn, zoo moet je niet doen. Dan vraag
ik het je nooit meer. Je moet zeggen: Dat
gaat nogal, meneer."
Dat gaat nogal meneer", herhaalde ze,
met een quasi opgewekte stem.
Maar 't werd met den dag erger; ze begon
uren lang in eenzaamheid te redeneeren met
een ijle, hooge kinderstem, met lachen er
tusschen en een gebroken zangetje; het
vrouwtje, alleen thuis, zat met kloppend
hart er naar te luisteren op de bovenste tree
van de trap; het was doodstil, niets dan dit
rare, als waanzinnige lachen, en soms een
beverige uithaal van een lied; van buiten
kwam ook geen gerucht, 't was, alsof de mist
alle menschelijke leven had toegedekt, tot
«peens de mosselman met zijn wagen den
hoek omkwam, en klageiijk zijn
roep-inmineur door de natte lucht jammerde:
Mosselen-gróóte !" Het vrouwtje zat onbeweeglijk,
de handen in haar schoot en dacht huiverend :
Wat een wereld. Wat een ellende. Als ik het
kindje toch maar bij me houden mocht. Nu
kan nog niets hem deeren !"
Maar toen de dwerg een nacht opeens luid
scheldend op de gang had gestaan,
klappertandend van de koorts enmetdreigendeoogen,
begrepen ze, dat het zoo niet langer kon.
Hij tilde haar op en droeg haar in bed; hij
schrok, dat ze zóó licht was; en het vrouwtje
in een groote cape, bleef rillende
recht-opzitten luisteren, tot het licht werd: als ze
eens de trap afgevallen was, als ze eens het
raam had willen openschuiven.... En zoodra
de bakkerskarren begonnen te rijden, ging
hij opnieuw telefoneeren om den dokter; aan
het ziekenhuis; om een auto van het groene
kruis dure geschiedenis, dure geschiedenis
en een verpleegster om haar reisvaardig
te maken; die deed niet veel meer aan haar,
ze vlocht voorzichtig het verwarde haar en
ging naar het vrouwtje in de keuken. Ze had
haar wel willen helpen, met haar
vatenboelvan-dagen; ze had haar wel eens even lekker
warm er in willen stoppen met een kruik en
zelf blijven redderen, maar hoeveel patiënten
wachtten haar, die haar óók noodig hadden;
wie kwam in dezen somberen tijd niet te kort?
Dank u wel, zuster", zei het vrouwtje lief,
blij met een normaal mensen in haar huis.
Ik wou, dat ik kon blijven, maar ik heb
zooveel", zei de ander; maar tusschen hun
oogen ging een stroom van belangstellend mee
leven en sympathie, die beiden troostte en
sterkte.
Toen de auto voor was, kwam meneer
buiten adem van zijn bureau loopen, en hij
klom met de mannen, die de baar droegen, mee
naar boven, opdat ze zich niet verzetten zou.
Nu ga je in de braadslee", probeerde hij
haar nog op te monteren, maar toen ze haar
uit bed getild hadden, leek ze zoo nietig,
dat hij even dacht, dat ze onderweg sterven
zou; toch was zijn stem blijkbaar nog tot haar
doorgedrongen, want ze glimlachte.
Hoe is het nu met je?" vroeg hij beklemd.
Dat gaat nogal, meneer" antwoordde ze
braaf. Twee dagen later kwam het bericht
van haar overlijden, en de rekening.
Het vrouwtje, over alle narigheid heen,
schreide niet, maar ze was dankbaar, dat haar
man zelf voorstelde een krans te zenden met
op de linten: Aan onze trouwe Appollonia",
en ze moest er aan denken, hoe trotsch ze
daarop geweest zou zijn tegenover haar
familie. Ze gingen naar het kerkhof, hij statig
in 't zwart, en toen ze den kleinen stoet zag,
begreep ze dadelijk, wie de zwager van de
fijne sigarenwinkel en wie de politieagent
was, en 't was, of ze het haar nerveuse stem
nog hoorde uitleggen: Ziet u mevrouw, die
heb die fijne zaak, en dat met die veer op
d'r hoed is me oudste zus."
Er werd niet gesproken, niet gebeden,
alles was zoo gauw afgeloopen, alsof er niets
bizonders was gebeurd.
Als ze tenminste het kindje nog maar
gezien had", zei ze stilletjes op den terugweg.
IIIIIIIIIHIIIIIIMH'IIII
VBTJCHTENKOEKJES
VAN
SIPSES HAARLEM
KÜTI voortreffelijk vftT) kwmlitait
«n aan aren aam van smaak
Marbacka, Selma Lagerlöf's woning
Ach, dat zou de dienst voor haar toch
maar veel drukker hebben gemaakt, en ze
zou er niet veel anders aan gehad hebben,
dan dat ze luiers moest spoelen", vond hij
zakelijk.
Toen begon ze te huilen; het was haar, alsof
de ondragelijke armoede van dit heele ver
drukte leven met deze woorden meedoogenloos
bloot kwam. Hoe veel had het leven haar
gegeven en hoeveel zou zij al genoten hebben,
als zij over een paar maanden eens sterven
moest !
Maar ze wou niet, dat hij vermoedde, dat
zij daar wel eens aan dacht. Ik ga maar
gauw voor 't eten zorgen", zei ze beheerscht.
En terwijl ze door de Novembermist naar huis
liep, dacht ze niet een nieuwe vertrouwelijk
heid over het geheim van het leven en van
den dood.
A N N I E S A L O M O N S.
llilimiilimili minimin
MARBACKA
leder, die eenigszins bekend is met het werk
van Selma Lagerlöf, weet dat bovenstaand
Zweedsch woord de naam is van het landgoed
in de provincie Wermeland, waar zij is ge
boren en opgegroeid; dat na haars vaders
dood verkocht moest worden, maar dat zij,
na den Nobelprijs verkregen te hebben, weer
heeft aangekocht, en waar zij sinds dien tijd
weer hare vaste woonplaats heeft.
In een harer vroegere bundels, getiteld:
Herinneringen", gaf zij ons reeds een kijkje in
het leven van haar kindertijd en jeugd.
In een harer andere boeken beschrijft zij een
pelgrimstocht, dien zij naar het ouderlijk
huis maakte. En thans wijdde zij een geheel
afzonderlijk boek aan wat zij daar beleefd
en bijgewoond heeft en vernomen uit den
mond van familieleden en vrienden, en droeg
het, in een slotwoord, dankbaar-piëteitvol
op aan de nagedachtenis van hare ouders.
't Was een patriarchaal leventje daar,
in het afgelegen landhuis. Op het lange smalle
Frijkenmeer varen thans 's zomers dagelijks
twee stoombooten (waarvan de ne Selma
Lagerlöf" en de andere Gösta Berling" heet);
een hunner landingsplaatsen is aan het dorpje
Ostra Emstervik; en vandaar uit bereikt men,
in een wagen over hobbelige wegen, na om
streeks een uur rijdens Marbacka.
Ongeveer zeventig jaar geleden nam Erik
Gustaaf Lagerlöf, Selma's vader, die tot
dusverre in het leger had gediend en later
steeds Luitenant Lagerlöf genoemd werd,
het beheer over de hoeve op zich. Met
geldelijkcn steun van zijn schoonvader bracht hij
aanstonds vele verbeteringen aan, wat akker
bouw en veeteelt betrof. Hij bouwde het
woonhuis, dat op bovenstaande afbeelding
liet hoofdgebouw is en vestigde zich daarin
met zijn aangroeiend gezin, waarvan Selma
het tweede dochtertje was, tusschen een paar
oudere broers en nog een jonger zusje. Zij
was een zwak, ziekelijk kindje; in haar vierde
jaar kon zij plotseling niét meer rechtop
staan en aan Kropen was geen denken. Dat
kwam eerst terecht toen zij in den volgenden
zomer mede naar Ströinstadt, aan e
Zweedsche Westkust, was genomen en d aar zcebaden
gebruikt had. Ofschoon altijd eenigszins
zwak op de becnen, kon zij voortaan weer
meedoen met de andere kinderen, en, naar
mate zij grooter werd, mee genieten van
wat de omstandigheden boden in den drukken,
gezelligen familiekring, 't Was een echt
buiten-huishouden, met een talrijk personeel,
zoo buitenachtig als wij het ons hier te lande
nauwelijks kunnen voorstellen, en met een
als vanzelf sprekende gastvrijheid.
Daar werd hard gewerkt, door hoog en laag,
het geheele jaar door, naar dat de sterke tegen
stelling van zomer en winter het t.ubood.
Maar vaak werd er nok feest gevierd, b.v.
niet Kerstmis, en op 17 Augustus, tien
verjaardag van den heer des huizes. En
zoowel onüer het werk als bij de jol'.ghekl
der feesten, deed zich de invloed -gelden van
de eigenaardig-noordsche fantazie, die zich
kenbaar maakt soms in het vasthouden
aan nationale bijgeloovigheden, soms in
een blijdschap, die iemand boven de wer
kelijkheid vermag op te tillen, aan menschen
van nuchterder nationaliteit heel licht opge
schroefd voorkomt, maar hier volkomen na
tuurlijk is.
Van zorgen en van vreugden, beide,
geeft de schrijfster ons karakteristieke staal
tjes.
Wij vallen aanstonds met de deur in 't
huis". Het eerste hoofdstuk betreft een
kindermeisje, grof van gezicht en hardhandig,
maar met een hart van goud tegenover het
zwakke zieke kind. En dan hooren wij van
Grootmoeder en van Tante Louisa, die bij
het gezin inwoonden, en allerlei vermake
lijke bijzonderheden aangaande de badreis,
die voor alle familieleden een groote gebeur
tenis was. En voorts, ja, over alles en nog
wat. Men leze het boek zelf,- zooals het vóór
ons ligt, juist verschenen in goede vertaling
van Margaretha Meyboom (Uitgave H. J. W.
Becht, Amsterdam) En wie oog heeft voor
mooi teekenwerk, verzuime niet, aandachtig
den omslag te bekijken, waarvan het
fantastisch-gracieuse, stijlvol gevarieerde motief van
veel begrijpelijkheid voor den geest dezer
schrijfster getuigt.
Een behagelijk Sint-NicoIaas-cadeau !
GEERTRUIDA CARELSEN
OVER BOEKEN EN TIJD
SCHRIFTEN
Meisje, door Een doktersvrouw uit het
zuiden (M. M. Stiemens?Hopman) met voor
rede van Ida Heyermans. Illustraties van B.
Midderigh?Bokhorst. Uitg. van Holkema &
Warendorf, Amsterdam. Een boek voor moe
ders luidt de ondertitel. Wij zouden er willen
bijvoegen: in 't bezit van kleine meisjes.
Meisje" groeit op in een reine, gezonde
huiselijke sfeer, een zonnig plekje waar men
weet liefde te geven en liefde te ontvangen,
waar men ook kent den zegen van den arbeid.
Moeder en Vader wekken van jongs aan alles
in Meisje wat voeren kan tot levensharmo-.
nie. Met zorg wordt haar opvoeding ter hand
genomen. Zoo gaat Meisje met een heerlijke
gedachte aan 't ouderlijk huis het leven in
om te studeeren. En als voor haar later ont
sloten wordt het droomhuisje van liefde en
geluk, als het groote heerlijke liefdewonder"
ook haar deel wordt, dan is zij gereed, sterk
en moedig haar hand te leggen in die van hem,
die haar levensgezel zal zijn.
Meisje" is een teer, fijn stukje
paedagogie in haar aantrekkelijksten vorm. Het is een
boekje van beteekenis, dat velen, velen zullen
wenschen te bezitten. De plaatjes van Mevr.
Midderigh brengen er toe bij, de innigheid te
verhoogen.
Kleine levens, door J. P. Zoomers?Ver
meer. Uitg. Maatsch. De Gulden Ster",
Amsterdam. Met al zijn tragiek van gebeuren
in een kinderziekenhuis, van zielesmart en
levensleed is dit een boek van frissche lectuur
die ontspant en te denken geeft. Hoe warm
van teekening zijn de tooneeltjes op de
ziekenzaal, hoe goed weet de schrijfster het
leerling-verpleegsterstje te typeeren, 't Is
een bijzonder boek. Droef en .... waar !
Groen, groen grasje. Boterham in mijn
taschje. Melk in mijn kommetje. Dag mijn
zoete jongetje, 't Is het nieuwste
A.B.C.boekje van Nelly Bodenheim. Uitg. van Hol
kema en Warendorf, Amsterdam. Met zijn
kleine kleurplaatjes, zoo geheel afwijkend van
onze moderne illustratiekunst, geeft dit
boekje, dat niet verder gaat dan de zes en
twintig letters van het alphabet, precieus
werk. Zuiver past de in beeld gebrachte
beginletter van elk baker- en kinderrijmpje
bij den ouderwetschen rijmtrant, die al
verder en verder in het verleden
wegAfghanistan Karpetten
200 X 300 Fl. 48.
60 X 120 5.80
40 x 70 2.70
EN ANDERE MATEN
doezelt. Toch blijven de zwartjes" Nelly
Bodenheim's meesterwerk.
Waaraan moet ik denken? Wat moet ik doen?
is de titel van een klein werkje, dat heel
veel nut kan stichten, 't Bevat wenken aan
het Hollandsche meisje dat als huisvrouw
naar iridiëgaat, neergeschreven door Dr.
C. J. Rutten?Pekelharing. Uitg. J. Noorduyn
en Zoon, Gorinchem. De schrijfster die het
Indische leven van zoo nabij kent, heeft
zich voornamelijk gewend tot die jonge
meisjes die als ambtenaarsvrouwtjes uit
komen en ook tot de vrouwen die met haar
gezin naar de tropen gaan en niet weten hoe
ze daar haar kinderen voor de tropengevaren
moeten behoeden. Het boekje is prettig vlot
geschreven en zeer overzichtelijk ingericht,
het bevat een schat van wetenswaardigheden,
die zeker velen ten goede zullen komen. Een
enkel verklarend plaatje bij de kinderkleertjes
ware wel gewenscht geweest.
De uitgevers Gebr.- Kluitman, Alkmaar
zonden ons vier kinderboekjes, 't Zijn mooie
St. Nicolaasgeschenken voor de jeugd, die
zeker niet 't minst zal genieten van de pittige
zoo kinderlijke plaatjes van Netty Heyligers:
Hoe prettig vlot is dat teekenwerk, hoe ge
voelig is de actie van groote en kleine hel
dinnen en helden van de verhalen, hoe goed
van kleur zijn de eenvoudige lijnteekeningen.
De kleine jongensfiguurtjes alleen zijn nog
wat houterig, de dieren daarentegen meest
best in karakter. "Twee boeken: De
gestoorde theevisite en Steven en zijn koetjes
geven aardige versjes van Henriette Blaauw
bij pittige kleurtafereeltjes. Voor de kleintjes
en Voor allemaal wat, beide boe*kjes voor den
leeftijd van 4?8 jaar brengen leerzame en
guitige verhaaltjes en versjes van Nellie bij
tal van illustraties. De uitgevers maakten er
vroolijke, goed verzorgde boekjes van. De
roomkleurige banden met de zachtkleurige
platen doen zoo prettig aan.
De Beakenhorst, doorSuze Andriessen. Uitg.
van Holkema en Warendorf, Amsterdam.
Een gezinsverhaal dat in den smaak zal
vallen van meisjes van 10?14 jaar. Netty
Heyligers' plaatjes zijn ook hierin bijzonder
geslaagd.
E. M. R.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIUUIHIIIIIMlIlinilllMIIIIIIIIIII»
Witte Wolken
Witte wolken wentlen
AI maar door en door.
Droomgedachten drentlen
Af en aan en voor.
Roepen vele vragen
't Willen-weten wast,
Die mijn denken dragen
Als een looden last.
Ach, hoe rustloos rollen
Mijn' verlangens voort . ?
Naar dat vredig-volle,
Dat mijn blik omboort.
Niet-te-tellen tijden
Dreven droomend heen,
Lieten leed en lijden....
't Groote Antwoord.... geen.
Sterven en al streven
Wat wij doen verdort.
Ach, mijn leêge leven
Is zoo kort, zóó kort!
CO R I N T H U S NlELSSEN
nE BIJ EN KORF'
GEZELSCHAPPEN 20-200 PERSONEN
_ 5(estaurant a la carte _
* gekende keuken ! ~
niiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiii
AAN DEN ST. PIETERSBERG
De ruïne van Ligtenberg is niet anders dan
een holle vierkante toren. De oude boerderij,
die er vlak tegen aan ligt, imponeert ons Hol
landers, zooals vele van die Limburgsche boer
derijen, tegelijk door het prestige van de bouw
orde van de oud-Romeinsche villa en het min
of meer onthutsend gebruik van de binnen
plaats. Bovendien is deze nog al erg in verval
en alles met alles uiterst fotografeerbaar. Wij
echter beklommen den toren, om onzen berg
te bekijken. Het was hier heelemaal geen berg.
Eigenlijk heb je in Zuid-Limburg geen ber
gen, maar alleen min of meer breede dalen,
die insnijdingen vormen in de hoogvlakte.[0nze
Pjetersberg heeft dan ook een heel breeden
rug met weiland en bouwland er op en wegen
en paden en kapelletjes. Dan volgt naar het
Veesten de insnijding die de Jeker vormt en
daarachter weer een nieuwe hoogvlakte, met
vooraan op den rand het mooie bosch van
Canne, een herhaling van het bosch op de
Oosthelling van den Sint-Pieter. Naar den
anderen kant hebben wij het breede Maasdal
en dan weer het hooge land van Zuid-Limburg
met heel vooraan het pendant van onzen
Pietersberg, den Riesenberg van Cadier en
Keer. Overal wijzen boschpartijen de randen
aan der dalen.
Hier op Ligtenberg werd uns nu gewezen
hoe de delverij nog een eind langs het kanaal
zuidwaarts zal gaan, om dan bij gindschen
boom westwaarts om te buigen, om zich
waaiervormig in te vreten in den berg, in het weiland
tot bijna aan den grooten weg toe. Dat gaat
loopgraafsgewijs: eerst een lange strook vlak
bewesten den bergrand en de teelaarde daar
van afkomstig wordt gestort in de holten en
langs de helling. Daarna wordt de mergel
uitgegraven twintig meter diep. Dan komt
een tweede strook aan de beurt, waarvan de
teelaarde wordt gestort in de eerste en dat
gaat zoo voort totdat eindelijk dat heele stuk
zijn daling heeft volbracht en weer kan worden
tot weiland, bouwland of bosch. Daar zijn nog
tientallen jaren mee gemoeid.
Maar Ligtenberg kan behouden blijven en
ook nog een flink stuk ten zuiden daarvan,
een stuk dat nog lang niet genoeg is geprezen.
Misschien herinnert ge u, dat daar eenoude
verwaarloosde boomgaard ligt met wat struik
gewas in ronde groepjes. Die struiken groeien
aan den rand van een aantal groote trechter
vormige kuilen en daar hebben we te doen
met iets, dat in alle opzichten heel mooi is.
De/e kuilen zijn bijzondere verweeringsvormen
in het kalkgesteente, bekend onder den naam
van dolinen. Natuurlijk zijn de geleerden het
nog niet heelemaal eens over de manier waar
op ze zijn gevormd. Ze gaan heel diep en wor
den eindelijk min of meer cüindërvormig, wat
aanleiding heeft gegeven tot den naam van
orgelpijpen. Deze zitten in den regel ook vol
teelaarde. Onze mergelexploitant houdt na
tuurlijk heelemaal niet van die orgelpijpen.
Die verzekeren ons hier nu het behoud van
Ligtenberg en omgeving. Nu in October ston
den de heesters, die de trechters omkransen
vol in vrucht. Dat was n wild en weelderig
takkenspel, overladen met prachtige roode
rozenbottels, met paarse en zwarte bramen,
met de mooie donkerblauwe pruimpjes van
den sleedoorn en het zachte grijs van clematis.
Stel u nu eens voor, hoe heerlijk dat moet
wezen van April tot Juli, och, den heelen
zomer door, want overal waar 'rstruweel nog
licht doorlaat bestaat nog mogelijkheid voor
allerlei bloemen. Het bosch van de Oosthelling
komt hier even over den bergrand heen kijken
en vormt om het dolinenlandschap een kleurige
omlijsting. Een troep putterties zit te kluiven
aan de rijpe vruchten van de kaardebollen en
helpen onze fantasie even op weg om deze
plek te bevolken met al de vogels, die hier
in de lente zingen en broeden, al de insecten,
die bij de bloemen behooren in dit heerlijk
rustoord. En telkens vragen wij onzen gids
of dit zoo blijft. Langen tijd luidt het ant
woord bevestigend, maar eindelijk wordt het
ontkennend en nu doet het haast leed, om
in den boschrand nieuwe schoonheden te ont
dekken of een schilderachtig ravijn te zien,
dat zoo handig ligt, om als stortplaats te die
nen voor den afgegraven bovengrond van de
eerste tranchée", het eerste blad van den
waaier.
Eindelijk komen wij aan het eind van de
ontginning" en zien, dat er tot de Belgische
grens nog een klein stuk over blijft en een
mooi stuk ook, met op de helling echt Lim
burgsen bosch van hoogopgaand loofhout en
weelderigen ondergroei. Maar de mergel hier
onder is even goed als die van Slavante. Wie
weet, wat de ondernemingsgeest ons hier
weer voor parten spelen zal. Of zou ome onder
nemingsgeest het nog eens kunnen winnen.
Wij zijn nog lang niet aanjhet eind van onzen
lijdensweg. Het ergste komt nog, dat is het
smalspoortje. Dit ligt zoowat op tweederden
van de hoogte langs de berghelling. De
kipkarretjes, getrokken door een lustig
locomotiefje rollen af en aan en brengen aan alles
wat niet mergel is: teelaarde, grind en zanden
van verschillend allooi. Dat wordt langs de
helling gestort en daar ligt nu al honderden
meters ver een eenvormig talud,recht en slecht,
dat mij doet denken aan de schietbanen, waar
mee Oorlog indertijd het mooiste deel van de
Overveensche duinen ontsierd heeft. Onze
geleider ziet dat alles met een heel ander oog
en troost ons ermee, dat die helling nu reeds
begroeid raakt. Ik probeer nog even, om hem
uit te leggen, dat zoo'n groei van ruigt en
onland, zoo'n groei van gisteren, niet te vergelij- ?
ken is met wat daaronder bedekt ligt: de
zuidelijke planten, die in den loop der eeuwen
tot hier waren doorgedrongen en die den Pie
tersberg maakten tot een vooruitgeschoven
bastion van een flora, die vreemd is voor de
rest van Nederland. En dan heeft de berg nog
iets bijzonders, dat hier verloren gaat; de
holen onder overhangend gesteente, waar eens
de menschen huisden, wier steenen pijlpunten,
messen en hamers wij juist met overleg be
ginnen te zoeken. Dit was een benauwd kwar
tiertje en ik keek ten slotte maar liever naar
links, want daar in de hoogte vertoonden zich
nog mooie rotspartijen en een paar opengelegde
[IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIlllllllIIIIIIII
orgelpijpen, die wellicht nog kunnen blijven,
want wij naderden nu weer het gebied van
Ligtenberg.
Wij weten nog niet hoe dit alles zal afloopen.
Veel is er reeds verloren gegaan of onherstel
baar bedorven. Maar veel is er nog te redden
en dat moet dan, menschelijkerwijs gesproken,
geschieden voor altijd. Daarvoor is aller mede
werking noodig en 't geeft wel goede hoop voor.
de toekomst, dat we die op deze tragische
Octoberwandeling in ruime mate ondervonden
van den ondernemer zelve.
JAC. P. T H ij s s E
Kracht en Energie
energie wordt gevorderd, weer een poos
achtereen Sanatogen gebruiken tal.
Het ZenuwsterkendVoedse