Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Nov. '23. - No. 2422
TROEBEL WATERVISSGHERIJ
Teekenlng voor de Amsterdammer" door Jordaan
VRAAGT BEKNOfT.PKOSPECTUS
Die beroerde klabakken ook...."
niiiiiiiiiiniimiiui
DE STUDIE DER ECONOMIE
AAN ONZE UNIVERSITEITEN
Over dit onderwerp is onlangs een belang
rijk rapport 1) verschenen, uitgebracht door
een commissie uit de Vereeniging voor Staat
huishoudkunde en Statistiek. Het feit van
de instelling dezer commissie bewijst reeds,
dat men den bestaanden toestand onbevredi
gend acht. In tegenstelling tot vele andere
landen, waar het academisch onderwijs in de
economie zeer ontwikkeld is, wordt aan de
Nederlandsche universiteiten de staathuis
houdkunde stiefmoederlijk bedeeld. Het eenige
examen, waarvoor een meer uitgebreide
kennis van dit vak werd vereischt, was tot
dusverre het doctoraal staatswetenschappen,
dat slechts door weinige studenten werd afge
legd. Het nieuwe Academisch Statuut heeft
de positie der economie niet veel verbeterd.
Voor het doctoraalexamen in de rechten
wordt in hoofdzaak slechts tweeërlei
studie1) Rapport van de commissie inzake het
onderwijs in de economie aan onze
univerteiten. De commissie bestond uit: mej. dr.
J. van Anrooy, prof. D. van Blom, prof.
O. W. J. Bruins, mr. O. M. Sannes, C. J.
Ph. Zaalberg en mr. dr. J. H. van Zanten.
HET D AM-VRAAGSTUK EN
DE HOOFD-VERKEERSWEGEN
Het bekende dezer dagen in de groote pers
gepubliceerde adres aan Burgemeester en
Wethouders der heeren E. Heidring c.s.
noopt ons, het brandend vraagstuk van den
Dam en zijn toegangswegen hier nogmaals
ernstig onder oogen te zien.
Mogen we dan beginnen met te zeggen, dat
we het met de hoofdstrekking van dit adres,
waar adressanten getuigen, dat voor het
gcheele binnenstadsprobleem zoo spoedig mogelijk
een bevredigende oplossing dient gevonden te
worden, alvorens over de bestemming van het
Midden- Damtemin worde beschikt, geheel
eens zijn.
Inderdaad onverantwoordelijk is het, dat
voor een stad als Amsterdam niet reeds lang
een algemeen plan bestaat, (althans niet be
kend is) waarop in groote lijnen aangegeven
is, waar de hoofdstad des rijks in de naaste
toekomst naar toe stevent.
Dat de Gemeentelijke bewindvoerders van
den ernst van dit gemis doordrongen zijn,
spreekt van zelf; en even vanzelfsprekend is
het, dat het groot aantal Amsterdammers, die
zich interresseeren voor de toekomst hunner
stad, zich gaarne op de hoogte gesteld zouden
zien van de plannen welke ten opzichte der
uitbreidingen en verbeteringen in voorberei
ding zijn.
Dat echter de publicatie van een dergelijk
Algemeen plan vermoedelijk nog lang op zich
zal kunnen laten wachten, blijkt uit hetgeen
de Telegraaf" als onderschrift plaatste bij de
publicatie van bovengenoemd adres:
Naar aanleiding van bovenstaand adres
hebben wij ten stadhuize de meening van de
afdeeling Publieke werken gevraagd. Men wees
er ons op, dat de kwestie van den Oostdijken
verkeersweg reeds veertig jaar geleden onder
de oogen is gezien; en deze weg heeft nog aan
houdend de aandacht van het Gemeentebe
stuur.
Echter, schijnen de adressanten te vergeten,
dat het blootleggen van een dergelijk plan de
speculatie zeer in de hand werkt.
Als een voorbeeld van dergelijke speculatie
bij onteigeningen mag het volgende dienen:
In het plan-Zuid was een stuk grond van
20 H.A. dat een waarde had van / 60.000. Het
terrein werd aan twee makelaars verkocht
voor ? 100.000. Een maand daarna werd
dit in een vennootschap gebracht voor
? 20U.OOO. Bij de onteigening werd door Am
sterdam geboden / 550.000. De vennootschap
vroeg /l.200.000, en, ten slotte, bepaalde
Illlllllllllllllll llllllllllllllllllllllltlHIIIIIIHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIM II
richting onderscheiden, n.l. een privaatrechte
lijke en een publiekrechtelijke, waarbij de eco
nomie slechts als z.g. keuze-vak in aanmerking
komt. Deze stiefmoederlijke behandeling is
wel bevreemdend, vooral in een tijdperk, als
wij nu beleven, waarin economsche problemen
zoozeer op den voorgrond komen.
De commissie is in 1921 haar arbeid be
gonnen met het houden van een enquête onder
hen, die in het tijdperk 1910?1920 in de
rechten of de staatswetenschappen zijn ge
promoveerd. Bovendien werden ook nog
vragenlijsten toegezonden aan eenige personen,
die reeds voor 1910 waren afgestudeerd. Men
kan niet zeggen, dat deze enquête een groot
succes is geweest, want van de 1000 uitge
zonden vragenlijsten kwamen er slechts 105
ingevuld terug. Enkele zeer uitvoerige ant
woorden, die door de commissie van belang
geacht werden, zijn achter het rapport als
bijlagen gevoegd; deze zijn afkomstig van
mevr. dr. Clara Meyer-Wichmann, prof. A.
van Gijn, Mej. mr. E. L. van Dorp, en prof.
J. H. P. M. van der Grinten.
Van de 105 personen, die de vragenlijst
hebben ingevuld, zijn er slechts 17, die het
huidige onderwijs in de economie voldoende
achten. Door 59 personen wordt het onderwijs
te theoretisch geacht, geen goeden grond
slag biedend om er in het practisch leven
nut van te hebben," terwijl 19 meer speciaal
behandeling van een bepaald onderdeel
weuIIIIIIIIHflMllllklIIMl lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllmllllllllllllllllll
de rechter den prijs op / 1.000.000. In nog geen
drie jaar was de prijs tot een dergelijk bedrag
omhoog gegaan.
Men ziet, hoe de prijs van den grond, wan
neer er eenmaal speculatie-oogmerken zijn,
kan oploopen. 1).
Op het oogenblik staat de zaak zoo, dat het
Midden-Dam vraagstuk weldra in dien geest
opgelost zal worden, dat B. en W. zullen
voorstellen, het terrein in erfpracht te geven
aan de firma Brenninkmeyer. De Commissie
van Bijstand is ten aanzien van de erfpachts
voorwaarden gunstiger gestemd; terwijl de
Paleis-Damcommissie zich reeds geruimen
tijd geleden met de bouwplannen heeft
vereenigd".
Tot zoover de Telegraaf.
Is het bovenstaande juist (waaraan we, daar
er geen tegenspraak volgde, niet mogen twijfe
len dan zou de publicatie van een algemeen
uitbreidingsplan voor Amsterdam nog wel eens
lang op zich kunnen laten wachten. Althans,
daar schijnt in de naaste toekomst zeer geringe
kans te bestaan, dat door de invoering eeuer
doeltreffender Onteigeningswet,
woekerpraktijken als de hier gesignaleerde onmogelijk
gemaakt zullen worden.
Toch meencn we, dat het volkomen nutte
loos is, hier al te zeer schuilevink te spelen. Dit
moge betreurenswaardig zijn de werkelijk
heid is nu eenmaal niet anders.
Ach l de lieden, die zich tot levenstaak stel
den, op den (zoogenaamden?) algemeenen
vooruitgang te speculeeren, liggen allerwege op
de loer. In Amsterdam, zoowel als overal
elders. Zij kennen de voornemens en plannen
meestal reeds lang, voordat de onderscheiden
betrokken autoriteiten er allen kennis van
hebben kunnen nemen. Hoe zij er achter
komen? niemand weet dat. Zij ruiken
het als 't ware. Dit is hun levenstaak; het is
hun roeping. Wel verre, dat we in het
coivtateeren van dit feit een verkapte beschuldiging
aan het adres der ambtenaren, die met het
uitwerken van dergelijke plannen belast zijn,
zouden willen zien. Geenszins. Eén onbe
scheiden blik van iemand, die er zijn fort van
maakt, op dergelijke plannen (e loeren, is
voldoende om een soms jarenlange geheimhou
ding tot paskwil te maken. En bovendien,
dergelijke plannen moeten uit den aard der
zaak over teveel schijven loopen. Een velen
bekend geheim i's geen geheim. C'est un se
cret de Polichinelle.
Doch genoeg hiervan. We wilden alleen dit
zeggen, dat uitsluitend een doeltreffende ont
eigeningswet hier uitkomst kan brengen.
Zoolang die ontbreekt, zal deze woeker,
deze milliocnen-woeker, ten koste van het
schen, De wenschelijkheid van een meer uit
gebreide theoretische studie wordt o.a. door
mej. van Dorp en prof. van Gijn bepleit. Bij
zonder interessant is het uitvoerige overzicht,
door mej. dr. J. van Anrooy bewerkt, van
gegevens betreffende de studie der economie
in het buitenland. Hieruit blijkt duidelijk,
dat het academisch onderwijs in de staathuis
houdkunde in het buitenland over het alge
meen veel breeder is opgezet en veel meer
belangstelling trekt dan hier te lande.
De commissie komt tot de conclusie, dat
het wenschelijk is de juridische faculteit tot een
juridisch-economische uit te breiden. Zij be
treurt het, dat het Academisch Statuut slechts
een privaatrechtelijke en een publiekrechte
lijke opleiding onderscheidt; zij wenscht daar
naast de invoering van een economische stu
dierichting en een economisch doctoraat.
Deze opleiding wordt in het bijzonder wen
schelijk geacht voor sociale ambtenaren, zoo
wel van de publiekrechtelijke lichamen als
van groote ondernemingen, secretarissen van
vakvereenigingen en dgl. en voorts voor con
suls, statistici, leeraren in de staathuishoud
kunde enz. Door een betrekkelijk eenvoudige
wijziging van het Academisch Statuut kan
deze studierichting worden ingevoerd. In de
opleiding van de toekomstige leiders in den
handel en in het particuliere bedrijfsleven is
reeds voorzien door de Handelshoogeschool
en de Amsterdamsche handelsfaculteit. In
tusschen zou de commissie het principieel
juister achten, indien ook deze opleiding in
de juridisch-economische faculteit kon worden
ingevoegd. Voor het publiekrechtelijke
doctoraal-examen wil de commissie, bij de verplichte
vakken een keuze mogelijk maken tusschen
economie en strafrecht.
Dit alles betreft het doctoraal-examen.
Tegenwoordig is echter de economie n
der vakken voor het candidaatsexamen. Als
zoodanig wil de commissie het vak echter
vervangen door de maatschappijleer. Zij acht
de candidaudi over 't algemeen te jong voorde
theoretische studie der economie en meent,
dat een meer reëel en historisch ingericht
college er toe zal bijdragen ook de belangstel
ling inde theorie te prikkelen. Bedoeld wordt
een college over de maatschappij en haar
ontwikkeling". Hiermede zou dus tevens te
gemoet gekomen worden aan de vele, bij de
enquête vernomen klachten, dat het tegen
woordige academische onderwijs te abstract
is en te weinig rekening houdt met de wer
kelijke economische en sociale toestanden.
Verwezenlijking van de plannen der commis
sie zou dus niet alleen een ingrijpende wijzi
ging in de studie der economie hier te lande
brengen, doch daaraan ook een groote
uitbreiuing geven. De commissie wijst er op,
dat vermeerdering van het aantal docenten
hiervoor noodzakelijk is. In het buitenland
bestaat trouwens nergens de toestand, dat
er aan een universiteit slechts n hoogleeraar
in de economie is.
In verband met de tegenwoordige financiede
omstandigheden meent de commissie, dat
overwogen zou kunnen worden om de
economische studierichting, althans aan
vankelijk, aan n Universiteit te
centraliseeren.
in de conclusies van dit rapport is veel, dat
mijn wanne instemming heeft. Inderdaad
wordt de studie der economie aan onze uni
versiteiten te veel verwaarloosd. Het denkbeeld
om naast de privaatrechtelijke en de publiek
rechtelijke studierichting ook een economische
in te voeren, verdient dan ook m.i. alle aan
dacht. Eveneens juich ik het plan toe om de
theoretische studie te doen voorafgaan door
het volgen van een meer beschrijvend en
historisch college.
Het komt mij echter voor, dat er bezwaren
zijn in te brengen tegen het plan om de eco
nomie als studievak voor het candidaats
examen geheel te doen vervallen. De commis
sie zegt, dat zij de economie wil overbrengen
naar het doctoraal, doch bij hare concrete voor
stellen blijkt, dat dit alleen geldt voor hen,
die de economische richting kiezen en voor
een deel van hen, die het publiekrechtelijke
doctoraal-examen willen afleggen, terwijl de
talrijke groep der gewone juristen van het
eigenlijke economische onderricht verstoken
zou blijven. Wanneer men, met de commissie,
een grootere verbreiding van economische
kennis wenscht, is dat ongetwijfeld een be
zwaar. Dat leidt m.i. tot de conclusie, dat het
wenschelijk is om althans de beginselen der
economie als vak voor het candidaatsexa
men te handhaven.
Een tweede bezwaar geldt de vage omschrij
ving van het vak maatschappijleer", dat
de commissie voor het candidaatsexamen wil
invoeren. De maatschappijleer of sociologie
omvat de studie van alle sociale verschijnselen.
Het is gemakkelijker te zeggen wat niet dan
wat wel tot de sociologie behoort. In elk geval
vormen de economische verschijnselen slechts
een beperkt onderdeel van de studie der socio
logie. Er zijn dan ook vele voortreffelijke socio
logen, wier economische kennis zeer gering is
en wier colleges hoe interessant ook op zich
zelf dan ook moeilijk als een goede inlei
ding tot de studie der theoretische economie
beschouwd zouden kunnen worden. Bij de
gehouden enquête werd van verschillende zij
den geklaagd over het gemis van sociologisch
onderricht in den trant vanBücher en
Schmoller". Dat is een aanwijzing, dat ook de com
missie een college bed'oelt over de verschil
lende vormen der productie en in 't bijzonder
over de historische ontwikkeling van het eco
nomisch leven. Het komt mij voor, dat de
commissie beter had gedaan hare bedoeling
wat duidelijker te omschrijven, want de vage
term maatschappijleer" kan tot allerlei mis
verstand aanleiding geven. Ik zou dan ook
den term economische geschiedenis"
preferceren, at komt de benaming er ten slotte
minder op aan. Doch in elk geval is een dui
delijker omschrijving der bedoelde leerstof
gewenscht.
Aangenomen, dat de commissie inderdaad
een leerstof bedoelt ?ls hierboven werd aan
geduid, dan rijst de vraag of deze studie mo
gelijk is zonder eenige elementaire kennis van
economie. Ik aarzel geen oogenblik deze vraag
ontkennend te beantwoorden. Studie van de
verschillende perioden of Stufen" der eco
nomische ontwikkeling is niet wel mogelijk
zonder kennis van verschillende economische
begrippen en van de beginselen van waarde
en prijsvorming, van geld- en bankwezen
enz. Dat een docent in de economische ge
schiedenis over een soliede economische kennis
moet beschikken, spreekt m.i. van zelf, al
moet ik er bij voegen, dat dit blijkbaar nog
volstrekt niet algemeen wordt ingezien. Doch
ook de student in dit vak heeft eenige ele
mentaire economische kennis noodig, zonder
welke de economische ontwikkeling niet goed
begrepen kan worden. Zoo kom ik wederom
iATENlUK 4 FDLMEI
Don Haas ?;? Huijgenspark II
l PBC IALITB ITi
Verhuizingen ondir Garantie
Bergplaatsen voor lnèo*d*lt
tot dezelfde conclusie als hierboven, n.l. dat
naast de economische geschiedenis ook de
beginselen der economie voor het
candidaatsexamen gedoceerd moeten worden. Beide vak
ken kunnen natuurlijk zeer goed door den
zelfden docent onderwezen worden. Ik herin
ner er aan, dat Treub indertijd, als rnogleeraar
te Amsterdam, beurtelings een statische en
een dynamische behandeling der leerstof gaf.
Het zou misschien ook wel aanbeveling ver
dienen een en ander als n vak aan te dui
den, b.v. onder de bemaning van beginselen
der economie en hoofdzaken der economische
geschiedenis".
Ik ben het volkomen met de commissie
eens, dat het bedoelde college een meer be
schrijvend karakter moet dragen. Het dieper
ingaan op abstracte theorieën als b.v. de
kapitaalrente-thearie van Böhm-Bawerck
is bij een dergelijke inleidende studie overbo
dig. Doch het doen vervallen der economie ware
een ander uiterste, dat m.i.Jgeen aanbeveling
verdient. Er zou misschien iets voor te zeggen
zijn, wanneer de juridische studenten bij den
aanvang hunner studie reeds eenige elemen
taire economische kennis bezaten. Doch zoo
lang de economie op de gymnasia niet wordt
onderwezen, is dat niet het geval.
Intusschen zijn deze losse opmerkingen
alleen bedoeld om te doen zien, dat het be
doelde rapport een zeer belangrijke kwestie
behandelt, waaromtrent wel eenig verschil
van meening mogelijk is. De vereeniging voor
Staathuishoudkunde en Statistiek zal het rap
port in een buitengewone vergadering op l
December a.s. in behandeling nemen. Bij het
debat zal het vraagstuk ongetwijfeld van
verschillende kanten worden belicht.
J. G. v A N DILLEN
iiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinm
Bloeitijd
Nu droomen de boomen
In zonnegloed
En onder hun wonder
Van overvloed.
Zwaar nijgen de twijgen
Ter aarde heen
En zuchten de vruchten:
Ach, pluk er een !
De blaeren vergaeren
Het windgeruisen
En hiistren naar 't
fluistrende dar-gedruisch.
Ze vrijen de bijen
Van min nooit moe
En luchten de vruchten
Een koeltje toe.
Ten ende toch wendde
De wind zich om,
En schudde de kudde
Van takken krom.
Nu knakken de takken
En zakken door.
Hun gevende leven
Gaat ras te loor.
Nu zuchten*de vruchten
In windgerocht
Heur lijven verstijven
In ademtocht.
Nu zwikken, en knikken
Ze wild door-een
En ploffen al
doffende naar beneên.
C O R I N T H U S N I E L S S E N
iiimiiinitiiimitiimtiiiii
gemeenebest voortduren. Deze wordt door het
niet publiceeren van uitbreidingsplannen
geenszins verhinderd.
Zijn we het dus met het bovengenoemd
adres, waar hijt op de vernielde gronden uitstel
van in erfpacht uitgifte van het
Middeu-Damterrein verzoekt, volkomen eens geheel on
eens zijn we het met adressanten, waar zij
tevens niet liet oog op de steeds groeiende
eischen van het verkeer het algeheel onbe
bouwd laten van uit terrein bepleiten.
In tegenstelling hiermede zijn we van mee
ning, dat de Dam van een al te intensief ver
keer in de toekomst dient gevrijwaard te
worden.
Ons voornaamste argument hiervoor is,
dat liet bij den modernen stedebouw meer en
meer noodzakelijk zal blijken, een essentieel
onderscheid te maken tusschen c'e groote
verkeerswegen en de winkelstraten.
De groote verkeersstraten toch eischen voor
de moderne vervoermiddelen hoe langer hoe
breeder en vooral o n b e l e m m e r d e
wegen. Dergelijke straten of wegen nu zijn
voor winkelen" allesbehalve aanbevelens
waardig of geschikt. Wel kunnen brec.de trot
toirs het verkeersgevaar tot een minimum
beperken, doch.... daarbij dient een voor
naam punt niet over 't hoofd gezien te worden,
namelijk dat het vele noodzakelijke oversteken
der straten, wat voor dit z.g. winkelen" een
vereischte is, zoo veel mogelijk zonder gevaar
moet kunnen plaats vinden.
Winkelstraten eischen verder een zekere
beslotenheid of intimiteit. Dit vormt hun groo
te aantrekkingskracht. De Kalverstraat zou
lang niet zoo gezellig zijn, indien zij 2- of
3maal breeder ware dan zij nu is.
Het zelfde verschijnsel, dat de meest gezoch
te winkelstraten smal zijn, vindt men in vele
groote steden. Men wil er thuis" zijn. We
zouden bijna zeggen, dat dit de conditio sine
qua non ervan is.
Om kort te gaan: de eischen van
hoojdvsrkeerswcgen en winkelstraten staan dianr'.traul
tegenover fikander. En een goede moderne,
stedenuitbrekiing zal hier dus rekening mee
hebben te houden.
Een teekenend voorbeeld hiervan geeft de
zoo even genoemde Kalverstraat. Hoe de stad
ook verandert, zij blijft toch maar de hartader
van het gezellig winkelverkeer. van welk
verkeer op geheel ongezochte en natuurlijke
wijze de levendige zijde van het Rokin een ge
deelte overgenomen heeft.
Hetzelfde, hoewel in mindere mate, geldt
voor den Nieuwendijk, waarvan het Damrak,
als vlak tegenover het Centraal Station ge
legen, natuurlijk een belangrijk deel der
passanten opslokt.
En wat nu het groote verkeer betreft, hoe
prachtig is dat in de onmiddellijke nabijheid
dezer beide winkelstraten door N. Z. Voorburg
wal en Spuistraat opgevangen !
Wat men er ook van zeggen moge, deze
beide breede straten zullen op den duur mooie
wegen gaan vormen in hun natuurlijke bestem
ming voor flinke kantoorgebouwen en maga
zijnen. De N. Z. Voorburgwal (nu zijn boomen
uit de kluiten beginnen te schieten) is Uit ge
deeltelijk reeds.
Waar zou men met het tram- en auto-ver
keer gebleven zijn en blijven, iudi.'n deze
beide straten niet bestonden, ook al ware de
Dam dubbel zoo groot als hij nu is? En daar
bij denken we dan vooral ook aan de
Haarlemsche tram, die nu gelegenheid heeft, tot in het
hart der stad door te Uringen. Waar zou men
de Gooische electrische tram, die in de naaste
toekomst ongetwijfeld toch komen moet,
aan willen doen komen in het hart der stad,
zelfs bij zér verbrecde Dam- en Hoogstraten,
welke zeker toch winkelstraten dienen te blij
ven?
Zoo zullen, evenals dat bij Kalverstraat
en Nieuwendijk plaats vond, voor Dam-en
Hoogstraten voor de noodzakelijke verbete
ring der snel-verbinding met het Oosten der
stad (dit zich zoo ontzaglijk uitbreidend stads
deel: Transvaal-Indische buurten, Watergraaf
smeer ( !) en verder het Gooi) op niet te groote
afstand ervan paralel wegen dienen geschapen
te worden.
De Dam zal dan het natuurlijke knooppunt
blijven voor de drukke winkelstraten. En wel
verre dat hij daardoor minder levendig worden
zou, zal hij aan levendigheid gaan winnen. We
mochten het al meer opmerken: de drukte die
er uu heerscht, is als de ongezellige drukte van
een spoorwegstation. Men is gedwongen er te
zijn: doch, wenscht zoo spoedig mogelijk er
van daan te komen !
Dooreen verdere oordeelkundige bebouwing
van den Dam zal nog vél gered kunnen wor
den: mits men er nu zaken stichte, die leven
in de brouwerij brengen.
De verschillende bovenstaande overwegin
gen waren oorzaak, dat we het vorig jaar in
dit blad (Nos. van 23 e n 30 Sept.)een uitvoerige
studie aan dit zoo hoogst actueele vraagstuk
wijdden, bij welke bespreking tevens een
rationeele plaats aangegeven werd voor een toe
komstig Raadhuis.
De bij deze plannen nieuw geprojecteerde
weg loopt van het Beursplein naar de
NieuwMarkt en vervolgens over de Houtkopers
burgwal recht op de Plantage-middellaan aan.
Deze weg heeft van Beursplein tot N. Markt
een breedte van 40 Meter, en verder van 30 M.
Vergelijkt men de voordeden van dezen ver
keersweg met die der verbreede Dam- en
Hoogstraten, dan voert dit tot de volgende
conclusies:
1°. Wanneer de laatstgenoemde straten ver
breed zouden worden (zeg tot 25 cM. Meter),
dan komen daarmede pi.m. 100 perceelen te
vervallen.
Bijna alle winkelhuizen, dus zeer kostbare
perceelen.
Aan een schatting der kosten daarvan kun
nen we ons bij gebrek aan voldoende gegevens
niet wagen.
Wel mag geconstateerd worden, dat deze
aanmerkelijk hooger zouden zijn, dan die
voor het door ons voorgestelde plan. 3). Deze
laatste toch betreffen voor een belangrijk deel
slechts perceelen, aan stegen en sloppen ge
legen.
2". Doch gesteld de mogelijkheid, dat de
outeigeningskosten bij beide voorstellen even
hoog zouden zijn, dan nóg biedt het laatste
het onschatbare voordeel, dat daardoor een
geheel nieuwe, .onbelemm°rde verkeersweg
ont'staat, waaraan de voor de toekomst zoo hoogst
noodzakelijk? handels- en bankgebouwen plaah
kunnen vinden, vlak bij het Centrum van ver
keer, de beide Beursgebouwen, het Postkantoor,
het Centraal station en de havens; terwijl
de levendige en gezellige Dam- en Hoogstraten
intact blijven.
3°. Het tram-en autoverkeer wordt voor
den Dam aanmerkelijk ontlast.
4". Op dezen weg kan een groote verkeers
weg naar het Westen in de toekomst rationeel
aangesloten worden.
5°. Ten slofte, wat het aesthetische betreft,
zal de schoonheid van het stadsbeeld er^ eer
door winnen dan verliezen. Onderscheiden
minderwaardige buurten en vervallen wo
ningen toch komen erdoor te vervallen. Waar
voor in de plaats treedt een ruime met hoornen
beplante allee, die met zijn moderne gebouwen
een sieraad zal vormen voor het hart der stad.
H. I. M. WALEN K A M p Cz.
N.B. In'een slotartikel hopen wij de volgende
week geheel in 't kort het Damvraagstuk-zelf
nogmaals te bespreken.
1) Die zijn er natuurlijk altijd.
2) De benoodigde onteigeningen voor een
ev. nieuw Raadhuis blijven hier natuurlijk
buiten beschouwing.