Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM VIER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Nov. '23. - No. 2422
-£_
r
FRANS NETSCHER f
* In Frans-Netscher ontvalt ons opnieuw een
der makers van onze nieuwe litteratuur, die
in de dagen der revolutie van tachtig zich niet
aansloot bij de revolutionnaire schare der
.jongeren, al heeft er dan ook eens een enkele
bijdrage van" hem in déeerste jaargangen van
De Nieuwe Gids gestaan, al was hij de laatste
! vijftien jaar mede-redacteur van datTijdschrift
waar hij de binnenlandsche staatkundige
kroniek schreef en zelfs in den laatsten tijd weer
aan zuiver letterkundig werk begon.
Dat hij niet tot de bent van hen die zich
als de geroepenen beschouwden, behooren
kon, vond in de eesste plaats wel zijn oorzaak
in de houding die Van Deyssel tegenover
hem aannam, hij, de Heere God, die geen
andere goden voor zijn aangezicht duldde in
den cultus van het naturalisme. Hoe genadig
en bemoedigend klopte hij H. van den Berg,
die later blijken zou niemand anders dan
Netscher zelf te zijn, den Netscher die de
Studie's naar het naakt model al achter den
rug had, op den schouder voor zijn kranige
studie van een Tweede-Kamer-zitting.
Elke gedachte zet de schrijver terstond
in een beeld om, voor elke waarneming weet
hij een kleur, een melodie, een verzameling
lijnen te vinden. Het is voor het eerst dat
zulk impressionistisch proza in Nederland
wordt gewaagd". Hoe zwaait hij dien Van
den Berg uit de hoogte allen lof toe, hem
een schoone toekomst voorspellend, hem plaat
send boven Cooplandt (Arij Prins) en Net
scher.
Die zeer bijzondere houding van Van Deyssel
sprak vooral uit zijn breedopgezette studie
Over litteratuur, die tevens de bekende voor
altijd klassieke bladzijden over het proza
zooals Van Deyssel het liefhad, gaf, maar er
vóór alles op gericht was den Frans Netscher,
die steeds meer een man van gezag werd in de
litteratuur, naar beneden te halen. En te
begrijpen was het wel dat van Deyssel soms
kriebelig werd onder de lectuur vooral van
Netscher's kritisch werk. Deze laatste was
immers zulk een geheel andere persoonlijk
heid; hij miste volkomen die hoog oplaaiende
hartstochtelijkheid, dat verheerlijken in gloei
ende extase, dat losbarsten in een woede
verterend als een felle vlammenzee.
Over Netscher's letterkundige studies als
Wat wil het Nationalisme?" schreef Van
Deyssel: Er spreekt een zekere kracht en
logika uit, maar van kleine afmeting. Nergends
is het gevoel aan het woord. Voortdurend
redeneert de schrijver. Hij kent geen verrassen
de uitroepen van geestdrift; hij gebruikt geen
mooye zinnen om zijn goed- of afkeuring te
kennen te geven". Zoo iets kon een type als
Van Deyssel in die dagen was, niet als iets
gepasts en natuurlijks in een strijder naast zich
aanvaarden. Hij stond er eenvoudig perplex
van: hoe kon gods-ter-were.ld iemand zoo zijn!
En het was waar. Netscher was nuchter,
maar tevens klaar beto ogend en koel
doceerend met het eenvoudige, juiste woordy met
speurenden blik onderscheidende en aanwij
zende. Zoo was hij het volkomen gerechtvaar
digd type naast Van Deysel in '85 en later.
Al deze kwaliteiten zijn Netscher uitstekend
te pas gekomen, toen hij later de Hollandsche
Revue onder zijn voortreffelijke leiding had.
Ik heb dit periodiek niet geregeld gevolgd,
maar telkens als mij weer eens een aflevering
ervan in handen kwam, werd ik getroffen door
de scherpe en logische karakteriseering van
personen en boeken.
Mijn levendige en pakkende herinneringen
aan den eigenlijken litterairen kunstenaar
Frans Netschèr gaan terug naar mijn eigen
jeugd, toen ik onder harden wetenschappelijken
labeur telkens bij stukjes en brokjes^ vernam
wat er gelijktijdig al zoo geweldigs'aan het
gebeuren was in de letterkundige wereld van
dat rustige vaderlandje om mij heen. Toen
genoot ik de Studie's naar het naakt model,
In en om de Tweede Kamer, den grooten roman
Egoïsme.
Die Studie's naar het naakt model met de
prentjes van Joselin de Jong,?de titel alleen
was al om van te griezelen wat heeft daar
de brave Hollander onthutst tegenover ge
staan, die zuivere Hollandsche naturalisti
sche kunst, dat onbevangen, eerlijk en frisch
uitbeelden van de werkelijkheid en de
menschelijke psyche, die scherpe ontleding van
sensaties zonder eenige verhevene gevoelens,
nobele karakters, treffende
scheurkalendergedachten. Die Studie's vooral moeten eens
herdrukt worden; zij zijn bijna niet meer te
vinden.
Men leze er Kloos' aankondiging eens over
na in het 1ste deel der Nieuwere Literatuur
geschiedenis, in een aankondiging de Studie's
en Van Deyssel Over Litteratuur. Dat doet
alle woede en haat vergeten; dat geeft de
verzoening over dit geopend graf. Het stemt
tot dankbaarheid en eerbied voor den kunste
naar, die vooral in de eerste jaren onzer her
leving, eerlijk, dapper en glorierijk
meegevochten heeft voor krachtige, zuivere let
terkundige kunst.
J. PRINSEN JL ZN.
tijk persoonlijkheid als kunstenaar, met wien
wij dan in aanraking komen.
Als wat al verschillende persoonlijkheden is
Ko van Dijk ons in die vijf en twintig jaar
verschenen !
Verschillende periodes maakte hij door: een
tijd waarin hij hoofdzakelijk in klassieke wer
ken optrad; een andere, waarin de romantiek
hem nader stond; een nieuwere, waarin hij bij
voorkeur den modernen mensch weergeeft.
Maar 't komt mij voor, dat geen van die perio
des als afgedaan beschouwd behoeft te worden.
Is niet naast zijn uitbeelding van wat wij
noemen gewone" menschen in de mooerne
stukken, tevens zijn Kaïn" in deParadijsvloek
n zijner krachtigst gespeelde rollen? Is het
zoo lang geleden, dat wij hem zagen als
Othello?
Steeds was zijn repertoire veelzijdig.
Wat een mooie herinnering hebben wij be
houden aan zijn IJsbrand !
Wat wij ook tegen hebben op de figuur van
dien wijzen dwaas", zooals van Eeden hem
teekcnt, Ko van Dijk deed hem ons aanvaar
den, door zijn dichterlijke uitbeelding.
Dan zie ik den acteur weer in verbeelding
als Michaëlisin Tolstoi's n-acter: Daarvan
daan komt alles,"dat Maïne hier pas weer heeft
gespeeld. Hoe uitstekend was van Dijkdaarin
als de ruwe Russische boer, een bruut in zijn
dronkenschap, doch als hij nuchter is, een
man vol mooie gevoelens en lieve
verteedering.
Zóó zou ik langen tijd door kunnen gaan
met herinneringen ophalen en bij anderen
herinneringen opfrisschen en 't zou een dank
baar werk zijn, volledig te herdenken in welke
gedaanten wij den Jubilaris al hebben gezien,
in hoeveel rollen wij zijn toewijd ing al mochten
bewonderen.
Dan zou in de lage rij ook een plaats toe
komen aan zijn spel als de Man met den
Rooden Mantel" alias de Vliesridder" in mijn
tooneelbewerking van Ferdinand Huyck;
met dankbaarheid herdenk ik hier zijn toewij
ding ook aan die rol gegeven, en die op elke
repetitie zich manifesteerde.
Dat hij voor zijn Jubileum-avond in Amster
dam Björnsons tooneelspel Als de jonge wijn
bloeit", koos, is niet verwonderlijk, 't Is een
geschikt stuk voor een feestavond, omdat het
uit een optimistischen kijk opliet menschdom
werd geschreven.
Björnson schreef het toen hij niet jong meer
iiiiiiiiiiiimiiiiiiililiilliiliiiiiiiiii'Miiimmimiiiii
KO VAN DIJK
VIJF EN TWINTIG JAAR
TOONEELSPELER
(HENRIK IBSEN, ALS DE JONGE WIJN
BLOEYT. SCHOUWTOONEEL)
Wanneer wij trachten een karakteristiek
woord te vinden, dat aanduidt het kenmer
kende in het tooneelspelerschap van Ko van
Dijk, komt ons het woord toegewijd op de
lippen.
Toewijding, dat is het, wat dezen
sympatieken acteur in staat heeft gesteld, met zijn ta
lent te doen wat hij er mede doet en zijn werk
zoo veelzijdig te maken als het in den loop
van deze vijf en twintig jaar geweest is.
En nu moge het een waarheid zijn als een
olifant, dat geen enkele kunstenaar, zonder
toewijding iets wezenlijks bereikt voor zich
zelf, noch iets wezenlijks kan geven aan an
deren, een waarheid is het ook, dat vele
tooneelspelers zoo zuinig zijn met hun toe
wijding, als ware het een munt, waarvan licht
een funest teveel uitgegeven kan worden.
Ko van Dijk niet !
In elke rol, die hij speelt, bespeuren, voelen
wij zijn toewijding, die bij den tooneelspeler
't schoonst aan den dag komt, wanneer hij
eigen persoonlijkheid schijnbaar wegspeelt.
Schijnbaar. Want in waarheid is het juist
\
Ko VAN DIJK
(als de Herbergier in De opgeknoopte
die werd afgeknoopt")
was en zelf kon weten, wat hét voor oude wijn
beteekent als de jonge wijn bloeit, hoe het dan
in de andere kan gisten; toen hij ook het
zachte oordeel over de menschen had van den
oudere, die veel gezien en veel gedacht heeft.
Onwillekeurig zijn wij geneigd vergelijkin
gen te maken. Wat zou Ibsen van dit gegeven
gemaakt hebben? Hoeveel dieper zou hij ge
grepen hebben, maar ook, met hoeveel wrang
pessimisme zou hij ons die goedwillende maar
dwalende menschen hebben voorgezet.
In Björnsons behandeling ligt de gedachte:
wij arme menschen dwalen; en al dwalende
doen wij elkander pijn. Maar onze wil is goed;
wanneer iemand het goede in ons weet te
naderen, erkennen wij grif onze dwaling.
Het eigenaardige van het stuk is, dat het
in zeer verschillenden toon te spelen is. 't Zou
opgevat kunnen worden als een drama, waar
in ondergangen dreigen; Het Schouwtooneel
gaf er de voorkeur aan, het te houden in een
stemming van fijnen, soms ietwat weemoedigen
humor. En in die stemming geeft ook Ko van
Dijk den man, die, in zijn jeugd een droomer
vol idealen, allengs geworden is tot een een
zame temidden van zijn gezin, waar vrouw en
dochters in haar luidruchtigheid hem buiten
haar levenssfeer sluiten. Maar zij doen dit
zonder kwade bedoelingen, dwalend zooals
kinderen dwalen.
De eenzame begint van een nieuwe jeugd
te droomen; de jonge wijn bloeit, het leven
schuimt weer van lust en blijheid.
Maar ... .hij keert terug op den weg naar
zijn gedroomde jeugdland. En hervindt bij
zijn thuiskomst iets van den gouden
jeugddroom, als zijn vrouw het oude verzenboek te
voorschijn heeft gehaald.
Dit tafereel tusschen Ko van Dijk en
Mevrouw van der Horst is van een kostelijken
humor: de drift van de vrouw en haar ont
waken tot besef van wat er eigenlijk gebeurt;
de ietwat ironisch-platonische woorden, waar
onder de man zijn bewogenheid verbergt, dat
is Björnson op zijn best. En de acteur en de
actrice geven hier een volle inenschelijkheid
aan de figuren, die ontroert en doet lachen
tegelijk.
Wij kunnen van KO van Dijk nog veel
verwachten in het genre van het fijnere blijspel.
Laten wij hem de kracht toewenschen om
door zijn talent en zijn toewijding ook in
de toekomst zijn heerlijke kunst hoog te kun
nen houden.
Tot genot van wie zijn spel komen zien en
tot voorbeeld van zijn jongere confraters,
aan wie het woord toewijding" op het hart
dient te worden gebonden.
ANNA VAN G o n - K A u L B A c u
DIRK SCHAPER 50 JAAR
Men herdenkt Dirk Schafer, die 25 Novem
ber 50 jaar is geworden. Men herdenkt den
kunstenaar en den mensch, voor wien een
huldigingscomitéeen rustiger bestaan zoekt
te verzekeren. Want ook de componist Schafer
wenschte zich meer te ontplooien dan de
huidige omstandigheden hem toelaten.
Inderdaad tot de huldigingen, die ons spon
taan uit het hart komen behoort zeker die
van Dirk Schafer, den 50-jarigen, die vooral
in het laatste tiental jaren tot onze klassieke
pianist is geworden, die thans een figuur in
onze concertzalen is, welke het benijdenswaar
digste publiek tot zich trekt, dat een echt
kunstenaar zich kan wenschen, n.l. het waar
lijk muziekminnend, het waarlijk luisterend
publiek, het publiek, dat om niets anders komt
dan om voor zijn zwijgende, gretige aandacht
aan de muziek een embarqtiement pour
Cythère" der ziel te beleven. Voor deze men
schen speelt de pianist Schafer en zal hij voort
gaan te blijven spelen. Ondanks zijn populari
teit, die hij op deze wijze verwierf, is Schafer
de grootc Eenzame, de man die in zijn muziek
niet zichzelf spreekt en die ons toehoorder
Teekening voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen
KRONIEK VAN DEN DANS
(Met teekeningen voor de Amsterdammer"
door B. van Vlijmen)
\
Edith vun Schrenck
Er is, sinds Gertrud Leistikow in Neder
land begon te dansen en sinds Niddy
Impekoven, Mary Wigman en Edith von Schrenck
er gedanst hebben, in de allerlaatste jaren geen
nieuwe danseres van naam verschenen en de
ontwikkeling van den dans ligt in de handen
van deze zeer enkele weinigen die ons thans
allen bekend zijn. Ze ligt eigenlijk, voor zoo
verre er zich geen nieuwe paden openen, slechts
. in handen van Edith von Schrenck en Mary
Wigman; want Gertrud Leistikow's dansen
mag rijper worden, het zal niet anders meer
worden, en Niddy Impekoven is in een zoo
zeer gevaarlijk tijdvak van overgang dat men
haar laatste optreden met meer angst dan hoop
heeft aangezien.
Naarmate het aantal danseressen met een
toekomst zich beperkt, wordt het aantal
dans-scholen met een toekomst grooter en
neemt het tooneelsterkerdeel aan de beweging.
Dit alles werpt een scherp licht op de geschie
denis en de nieuwe mogelijkhedenvan den dans,
zooals die in de laatste vijftien jaren versche
nen is, omdat het alles immers teekenend is voor
het groote vraagstuk waarmede de dans sinds
de dagen van Isadora Duncan staat en valt:
namelijk hoe:het menschelijk lichaam, dishar
monisch geworden in een eenzijdige en schrale
beschaving, weer tot een harmonisch en
dienend instrument kan worden voor den
meniiiuiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii iiiiiiiiiiiiiMiiiirimtiiiiiiiiiiiimiiiiiit IIHII iiiiiiiiin IIIKIIIIIIIII i iiMiiiiiiiiiimuiiiiimniiii
beslissen welke rijkere inhoud die vorm met de
jaren nog krijgen zal. Ik weet niet waarom
mij voor ertrud Leistikow's darifen nimmer
een ander beeld invalt dan het natuurlijke
bewegen van de waterplant in diep water;
ik weet niet waarom mij bijEditlivonSchrenck's
dansen nimmer andere dan de heidensche,
heilige en heldere verzen van Hölderlin te binnen
schietenjalsjeven zoovele randschriften. Voor
Schmerz":
Nah ist
und scliwer zu tassen der Gott
Wo aber Oefahr ist wachst
das rettende auch."
Voor Haendel's Chaconne":
Mit gel ben Bliimeii Iiaiifjt
und vol l niit wilden Rosen
das Land in den See,
ilir holden Schwane,
und trunken von Kussen
tunkt ihr das Haupt
ins heilig nüchterne Wasser."
En zoo voor vele van deze dansen. Maar
daaruit moge niemand, bij de heilige Pan, tot
de meenitig geraken dat er hier literair"
gedanst wordt. Integendeel; indien ergens,
dan is hier deze danskust geheel in haar eigen
wezen besloten. De muziek is haar een aan
vuring, een schema dat welhaast gemist kan
worden en sinds een vorig jaar werd de be
weging nog zelfstandiger en uit dieper aard
geboren. De compositie van den dans is veelal
prachtig van bouw en buiten muzikale
aanschelijken geest. Deze groote vraag beheerscht
in de wereld van den dans de gansche tegen
woordige wereld waarin dans, tooneelspel en
de andere : kunsten tenslotte slechts strij
dende vormen zijn in welke dit probleem zich
belichaamt. De dans is de eerste en de oudste
der kunsten en een mensch die haar niet
verwant is in dien ruimeren zin dat hij, naar
den trant van ons oude Wilhelmus"'dienen
kan als een goed instrument" tot de grootere
bewegingen van hemel en aarde, is vrijwel een
nutteloos mensch. Daarover valt een ander
maal meer te zeggen; het gaat er thans om
dat het bestaan der nieuwe danskunst in
hooge mate afhankelijk is van de vraagstukken
der scholing van het lichaam tot dit goede in
strument van den geest; immers, nadat de
beperkingen der ballet-techniek algemeener
erkend werden, zijn er nauwelijks een tiental
jaren verloopen en de technische scholing der
nieuwe danseressen bezit niet meer dan deze
kortstondige ervaring.
De groote eigenschappen van Edith von
Schrenck's dansen, die in uit verband ter
sprake kunnen komen, zijn juist de buiten
gewone zuiverheid van deze danseres als
instrument, de zuivere lijn en de innigheid
van haar bewegen en de bijna volmaakte
onderlinge evenredigheid in het bewegen van
lichaam en ledematen.
Hier danst niet het been beter dan de arm,
hier danst een geheel; hier danst niet de eene
maal een zekere decoratieve bekoring of een
persoonlijke charme, de andere maal een
nieuwlichterige chaotische overspanning of een
schilderachtig costuuni met toebehooren, hier
danst in een eigen heldere sfeer, met klassiek
eenvoudige middelen en volkomen kennis en
beheersching van eigen kracht, een danseres
die. haar strengen vorm gevonden heeft. En
slechts de groei der persoonlijkheid kan hier
drift om ontstaan; zoodat zij ook volmaakt
het recht heeft de muziek te vervormen naar
hare behoeften.
Men herinnert zich van een vorig jaar de
Polonaise", Tempeltanz" en Gebet" waar
in naarmate debeweginggrootereneenvoiidiger
werd, spanning en innigheid grootscher wer
den. In het gebied dier Polonaise" voegden
zich thans nog een Marsen" (Medtner)
en Haendel's Chaconne"; aan de bezeten
heid van Tempeltanz" sloten zich Schmerz"
(Chopin) en den Bajazzo" (Schumann).
Schmerz" vangt aan met het langzame en
zware wiegen van den getroffen mensch, met
een geluideloozc drift van bewegen tracht ze
tut in het onbereikbare te geraken van waar
deze smart nederdaalt en het einde is een ant
woord van enkele laatste klanken muziek in
de erkenning der zuiverende kracht: wo aber
Gefahrt ist, wachst das Rettende auch". De
Bajazzo" vindt die redding niet: de geel en
rood c harlekijn, eerst dansende in een schijn
baar vrijwillig spel, dan krimpende van
vergeefschen en onbegrepen strijd dien hij dansen
inoet stort blindelings neer. In Schmerz"
vond de opgeslagen blik verband.
In deze beide prachtige dansen en de ver
wante cyclus Menschenleben": Kindheit,"
Kampf", Abseits," Bekenntnis" zijn de
bewegingen rijker geworden, kleiner en inge
keerder vaak, stiller soms, razender een ander
maal; maar "nimmer verliezen zij de beheer
sching: steeds is het instrument gehanteerd
en gevoerd naar vaste maat. En de bewegingen
van grooter afmeting, zooals het geweldige der
beide armen aan het slot van Kampf",
werden thans nog meer een grootsch gebruikt
middel tot uiting, dan, ais b.v. in de vroegere
Polonaise" een schoone en trotsche uiting
op zich. /elf.
Wellen" moge dan nog genoemd worden
met de vloeiende kanteling van golfkainnien en
DIRK ScuaFER
Iaat zijn bij deze gesprekken" vol ingehouden,
diepe bewogenheid, vol wonderlijke wijding
soms als Thomas a Kempis' samenspraken
tusschen Jezus en de Ziel. De openbaarheid
als zoodanig trekt Schafer niet aan. Hij is
niet de hoveling, die het succes vleit, Hij is
een persoonlijkheid, die als mensch felle, koppi
ge meeningen heeft, aan een volkomen klassiek
gevormden muzikalen smaak vasthoudt, doch
die, met een bewonderenswaardig
veronpersoonlijken, dat den echten vertolker eigen
behoort te zijn, al deze persoonlijke meeningen
zonder invloed laat wanneer hij in zijn voor
drachten dienaar is geworden van de mysteriën
der muziek, mogen zij al uit oude of uit moder
ne composities spreken. Hier is hij slechts
mond voor de taal der anderen. Toch, de liefde
is meer, en zelfs de pianist Schafer kan het
niet ontgaan meer te geven in wat zijn liefde
heeft: speciaal Chopin en Beethoven. Wij
hebben van hem vertolkingen van Chopin en
Beethoven gehoord, die voor ons onvergetelijk
zullen blijven....
Men heeft de gelegenheid aangegrepen ook
den componist Schafer in de herdenking van
heden te betrekken. Twee kwartet-gezel
schappen (het Budapcster en het Hollandsche)
speelden dezer dagen als hulde het cis-moll
kwartet, een van Schafer's rijpste werken, en
daarin een geloofsbekentenis ook aangaande
de grenzen, die Schafer erkent en die niet die
der modernen zijn, overigens. Zal Schafer dus
waarschijnlijk nooit tot onze modernste com
ponisten gaan behooren, hij kan zich hier
verinnigen, zooals hij zich ook als pianist
verinnigde. Wij herinneren er aan dat Schafer
naast betrekkelijk veel kamermuziek (klavier
stukken, sonates voor piano, voor viool, voor
cello, een strijkkwintet met piano en het kwar
tet in Cis-moll) ook voor orkest componeerde,
n.l. de populair geworden Javaansche rapsodie,
een Pastorale Suite en een concert in Es voor
klavier en orkest, dat hij indertijd zelf op een
abonnementsconcert in het Concertgebouw
introduceerde.
CONSTANT VAN WESSEM
zwellend en speelsch water, om te doen zien
dat naast de strengere voering der lijnen de
soepele en stroomende beweging hier een even
schoone vorm kan vinden.
De beperking die men een vorig jaar no
teerde: een zekere onaantastbare koelheid,
die echter reeds toen gelogenstraft werd door
de prachtige drift der gespannen bewegingen,
schijnt thans niet langer aanwezig: zij kan
een noodzakelijk deel geweest zijn in den groei
van deze zuivere sfeer: een teeken van den
strijd tusscheu beheersching en drift.
Het is zeer wel mogelijk dat men eenige
malen deze danseres moet zien alvorens men
haar waarachtig ziet. Het is zelfs mogelijk
dat men ook dan een wervelender, wilder,
chaotischer dansen verkiest boven dit;
want dat is een zaak van persoonlijke ver
wantschap van hen, die meenen dat strenge
vorm gepaard gaat met koelheid, en die mee
nen het fragmentarische, het driftige en chaoti
sche, dat sneller aanspreekt, te moeten stellen
boven de beheersching van een kunst die haar
hooge eischen van aandacht stelt. Hölderlin
geeft ook hier het antwoord :
,,.... achtetet ihr mich mehr
da ich stolzer und wilder,
wortereicher und teerer war?"
En zoo is deze danskunst een zetten van
schreden op den weg naar een steeds grooter
en strenger bewegen, een grootscher bespelimj
van het instrument dat de mensch is.
J. W. F. W E w u M i; u s B u N i N u