Historisch Archief 1877-1940
H°. 8488
Zaterdag l December
A°. 1988
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P
Redactturent H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G.NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie i C. P. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. [ | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposïtiekosten }
INHOUD: 1. De Kabinetscrisis, door Prof.
Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten, door
Dr. W. G. C. Byvanck 2. De Internationale
puzzle, door Brandaris Het damplan en de
verkeerswegen, door H. J. M. Walenkamp
Czn De drenkeling, teekening door
Jordaan 3. Overmatig vertoon van on
afhankelijkheid?Vol au Vent, door Hans
Ludificor 5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge)
Bijkomstigheden, door Annie Salomons
Babbeltjes.door Yvonne?Over boeken. Uit
de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse 6.
Tunis, door Is. van Mens Nieuwe Fransche
boeken, door Dr. Joh. Tielrooy 8. K. P. C.
de Bazel f en M. de Klerk -j- M. de Klerk, f
door K. P. C. de Bazel Bij Netscher's heen
gaan, door Dr. C. F. Haje Boekbespreking,
door Corn. Veth. 9. Dr. Arthur Eloesser,
teekening door B. van Vlijmen Schilder
kunstkroniek, door A. Plaesschaert en Mr. M.
F. Hennus Dierstudie, teekening door
Henri Verstijnen 10. De Vorst, teekening
door Bernard van Vlijmen Boekbespreking,
door Herman Middendorp Spreekzaal:
Fries en Gronings; Over Nederlandsch
Tooneelwerk Veenhuizen, teekening door
George van Raemdonck 11. Het bezoek van
het Spaansche Koningspaar aan Italië, tee
kening door Joh. Braakensiek Ruize-rijm,
door Charivarius, met teekeningen door J. W.
Bloem Muziek in de Hoofdstad, door Con
stant van Wessem 12. Uit het kladschrift
van Jantje Charivaria en Buitenl. humor,
door Charivarius Taaiverwoesting, door
Dr. C. F. Haje Reflexen, door Zig-Zag.
Omslag: Schaakrubriek, red. Dr. A. G.
Olland.
Bijvoegsel: Sinterklaas op weg naar Neder
land, teekening door Joh. Braakensiek.
DE KABINETSCRISIS
Er staat nu ten minste n ding al
vast: dat de partijen van rechts hare
onmacht hebben moeten erkennen om
een nieuw ministerie te vormen.
Van links wisten wij dit al sinds 1913.
De poging van Dr. D. Bos om een kabi
net te formeeren uit de drie partijen,
die toen over een meerderheid in de
Tweede Kamer beschikten: de libe
ralen, de vrijzinnig- en de sociaal-demo
craten, mislukte destijds, omdat de
laatsten er nog niet toe konden beslui
ten, zitting te nemen in een burgerlijke"
regeering.
De heer Troelstra had zich tot de
leiders der Duitsche sociaaldemocratie
gewend om zich door deze geestelijke
1 adviseurs te laten voorlichten. Maar die
rieden het hem af. In de jaren vóór
den oorlog waren deze heeren nog erg
principieel. Een belangrijke kwestie
was toen ook, of een sociaaldemocraat
wel naar het hof kon gaan (de,, Hoff ahrt"
TjybGENGOTEN
A'
TWAALF JAREN MET DEN
KEIZER
l.
Graaf Robert Zedlitz?Triitzschler, Silezisch
edelman, zoon van een landheer die in de
hoogste staatsambten de regeering heeft ge
diend, geeft verslag van zijn ervaringen aan
het hof van Wilhelm II. Hij heeft zijn
opteekeningen, terneergesteld in een verloop van
jaren,telkens onder den drang van 't oogenblik,
thans ter publieke kennis gebracht en bedoelt
daarmee zijn bijdrage te leveren tot kenschet
sing van 's Keizers houding in de jaren die
den oorlog voorafgingen.
Ik roer hier de vraag niet aan of het wel
gepast is zaken welke men in een betrekking
van vertrouwen heeft gehoord, bekend te
maken bij het leven en tegen den zin van den
geen die er in is gemoeid. Bij twijfel of men
beter doet te zwijgen dan zich uittespreken,
meen ik dat men in de meeste gevallen den
secuursten weg opgaat door zich te onthouden.
Maar men behoeft door zoo'n regel of quasi
regel zich geen dwang op te laten leggen.
Confucius, de wijze Chinees, heeft de ge
woonte wanneer hij zijn leefregel heeft opge
steld en de werking van dien regel in verschil
lende gevallen nagaat, zich tegen een al te
streng doorgevoerd principe te dekken met
een voorbehoud: maar, zegt hij, een ver
standig man weet wel van zelf, hoe in zulke
omstandigheden te handelen. Het boek van
Graaf Zedlitz bevat geen persoonlijke in
discreties, en het brengt verscheiden
quaestieuze gevallen in het rechte licht opeen onge
zochte wijze. Ik geloof dus dat ook wij,
buitenstaanders, dankbaar moeten zijn voor
de publicatie.
*<*
Zooals ik reeds aanduidde: het vormt geen
aaneengesloten verhaal, het is eenvoudig een
-kwestie) en zich schikken naar het daar
gebruikelijke ceremonieel.
In 1911 had in Italiëde socialist
Bissolati, die aanvankelijk zitting had
genomen in het radicale ministerie
-Giolitti, zijn ontslag moeten nemen,
omdat de partij" niet goed vond dat
hij naar het Quirinaal" ging, d.w.z.
zich onderwierp aan de etiketten-regels
van het Italiaansche hof.
En toen in 1913 een sociaal-democraat
tot eersten vice-president van de Kamer
in Baden werd gekozen, maakte hij nog
uitdrukkelijk het voorbehoud, dasz
er nicht zu Hof gehen würde".
Nu zou de etikette-kwestie alleen
voor den heer Troelstra vermoedelijk
geen bezwaar hebben opgeleverd om
in een kabinet-Bos zitting te nemen. Er
waren andere principieele beletselen.
De sociaaldemocratie in Nederland kon
toen nog niet besluiten, aan een bur
gerlijke" regeering deel te nemen; het
partij-congres te Zwolle sprak haar veto
daarover uit.
Tegenwoordig denkt zij er anders
over. Reeds vóór de verwerping der
Vlootwet verklaarde de heer Troelstra,
dat zijne partij, zoo noodig, bereid was
de verantwoordelijkheid daarvoor ook
in dit opzicht te dragen, dat zij mede
wilde werken tot de vorming van een
nieuw Kabinet.
Men heeft hem nog niet in de gelegen
heid gesteld, deze belofte na te komen.
Al gingen er, terstond na 26 October,
stemmen op, die den heer Troelstra of
den heer Marchant als
kabinets-formateur aanwezen.
Dit waren echter alleen uitingen van
spijtigheid. Aan de vijftig Kamerleden,
die tegen de Vlootwet stemden, mocht
niet de eisch worden gesteld, dat zij een
nieuw ministerie leverden". Daarvoor
liepen hun motie'ven te ver uiteen;
een ieder kon dit weten.
Een kabinet, waarvan de aard zou
worden bepaald door zijne vrijzinnig- en
sociaaldemocratische leden, zou geen
meerderheid in de Kamer vinden en,
na ontbinding, geen redelijke kansom
die te krijgen.
Er zat dan ook geen ernstige bedoe
ling achter het geroep, dat Troelstra
of Marchant het zaakje nu maar
moest opknappen. Voor zoover men
daarmede wilde laten uitkomen, dat
links geen regeering kon vormen, was
het volmaakt overbodig. Want links
pretendeert niet meer dit te kunnen.
Zelfs al zouden de gezamenlijke partijen
van links, wat niet het geval is, over een
meerderheid in de Kamer beschikken.
Hierin ligt het verschil tusschen 1913
en 1923. Toen zou een ministerie van
liberalen, vrijzinnig- en
sociaaldemocraten geen onmogelijkheid geweest
zijn, wanneer de laatsten maar over
hunne principieele bezwaren heen had
den kunnen komen. Nu is het ondenk
baar, omdat de liberalen, of wie dan in
onze dagen Vrijheidsbonders" heeten,
veel verder van de sociaaldemocraten
zijn verwijderd dan toen. In de kwesties,
die tegenwoordig aan de orde zijn, staan
zij veel dichter bij'de meeste leden der
partijen van rechts dan bij die van links.
Dat links niet kan regeeren, is in
confesso. Van rechts was het in de
laatste jaren reeds gebleken uit de
feiten; maar men hield daar de fictie
nog vol, dat de gemeenschappelijke
Christelijke beginselen een grondslag
vormden, waarop een regeering kon
worden gebouwd. Het is de ongewilde
verdienste van den heer Kooien, dat
hij de onmacht ook van rechts heeft
aangetoond om het stuur in handen te
houden. Voor nu, en laat ons hopen voor
altijd.
Indien de samenhang der coalitie zoo
innig ware geweest als men daar voor
gaf dat hij om ideë'ele redenen was, had
de verwerping der Vlootwet geen reden
behoeven te zijn voor de mislukking
van een poging om weder een rechtsch
Kabinet te vormen.
Immers, onder de tien Katholieken,
die tegen die wet stemden, waren er
ook, die niet, zooals Mevr. Bronsveld en
enkele anderen, principieel bezwaar
hadden tegen een vermeerdering der
uitgaven voor 'slands verdediging, maar
alleen om technische en financieele
redenen niet van de wet, zooals zij
ingediend was, wilden weten. Ook al
kent men van elk dezer tien leden niet
het motief, waarom zij hunne stem
aan de wet onthielden, het is zeker, dat
er ook onder hen eenigen waren, die
voor een nieuw ontwerp-Vlootwet zou
den hebben gestemd, wanneer daarbij
aan hunne bedenkingen was tegemoet
gekomen. Aan de oude Vlootwet hadden
reeds 49 leden van rechts hunne stem
gegeven; voor een eenigszins gewijzigde
had men dus gemakkelijk een meerder
heid zelfs van uitsluitend rechtsche
stemmen kunnen vinden.
Er moeten dus andere motieven zijn
geweest, waarom de heer Kooien niet
slaagde in zijne taak, toen hij een mi
nisterie van rechts wilde vormen.
Als uitgesproken motief geldt de
weigering van de Katholieke Staats
partij om de voorwaarden te aanvaar
den, waarop de antirevolutionairen
zich bereid hadden verklaard weder
aan een coalitie-kabinet deel te nemen.
Als onuitgesproken motieven zal
men vermoedelijk mogen rekenen de ver
bittering, die bij de antirevolutionairen
gewekt is door het echec, dat hun groo
te Colijn heeft geleden, en door het
verraad", dat de tien Katholieken
hebben gepleegd tegen het in 1922 ge
sloten accoord een accoord, over de
bindende kracht waarvan de contrac
tanten elkaar thans in de haren vliegen!
En misschien zal ook de afkeer van
een kabinet onder alweer Roomsche
signatuur al heeft deze partij, krach
tens haar ledental in de Kamer, alle
recht op de leiding sommige reeds
geprikkelde Protestanten gestijfd heb
ben in hunne neiging om niet meer
met de Katholieken aan te binden.
Maar zelfs al hebben deze of soort
gelijke motieven geen noemenswaardig
aandeel gehad aan de mislukking van
de poging van den heer Kooien, dan
toch, ja dan vooral heeft de coalitie
hare onmacht tot regeeren getoond.
Want het moet, zou men zoo zeggen,
voor de rechtsche partijen dan toch een
zaak van belang zijn geweest, niet om
de regeeringsmacht en de emolumen
ten daarvan prijs te geven, maar om er
openlijk voor uit te komen, dat de aan
haar gemeenschappelijke diepere le
vensbeginselen, welk een hechten ide
len band zij dan ook mogen vormen,
geen waarborg bieden voor een samen
gaan in de praktijk der staatkunde.
Hetzij dan wat wij betwijfelen
de samenwerking is afgestuit op
veischil van meening over een nieuw in te
dienen Vlootwet, hetzij op de kwestie
der bezuiniging of op andere, aan haar
beginselprogramma ontleende eischen,
die de antirevolutionaire partij zou
hebben gesteld, de coalitie heeft, on
danks dat in beide Kamers de meerder
heid haar is, moeten erkennen: wij kun
nen niet regeeren.
Nu niet en laat ons hopen: nooit
meer.
Niet, omdat wij er ons over zouden
verheugen dat, zooals thans wordt
beweerd, het parlementaire stelsel
bankroet heeft gemaakt. Voor de ge
breken daarvan zijn wij niet blind; het
wordt meer dan tijd, dat de voorstan
ders ervan zijn uitwassen besnoeien;
maar het erfdeel van 1848 laten wij ons
niet goedschiks ontnemen; met al zijne
gebreken is het parlementair stelsel ons
liever dan de regeering van ,,de sterke
vuist", waarom Dr. Verviers en zijn
geestverwanten roepen.
Niet aan het parlementair stelsel,
maar aan de ten onzent bestaande partij
formatie is het te wijten, dat noch
rechts, noch links in Nederland kan
regeeren. Rechts en links zijn afgedane
begrippen. Links had reeds
geabdiceerd als begrip van voedingsbodem
voor een regeering; rechts had den
schijn ervan nog bewaard; nu heeft
het ook dien prijs moeten geven. Wie
zal het betreuren? Niemand, die aan
politieke partijen den eisch stelt, dat
zij beantwoorden aan de werkelijkheid
der maatschappelijke verhoudingen.
Voor de wording van een betere
partijformatie, wier wortels niet afge
storven zijn, maar die uit onzen tijd
zelf is opgegroeid, kan het optreden
van een extra-parlementair kabinet
bevorderlijk zijn. Ook daarom zouden
Het Kerstnummer
lllllllllllllllltllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllll
ii tii iiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiimiiiiiimiiii umi
reeks van impressies over verschillende jaren
verspreid, en mist daardoor de kcnteckenen
van een persoonlijke verdediging of van een
schotschrift. Het blijven randnoten op de
historie van een belangrijk ieven. Natuurlijk
dat de indrukken sterker zullen zijn wanneer
de voorvallen hinderen dan bij een glad
voorbijgaan van den dag, en van nature heeft
de mensch grieven tegen zijn lot, geen wonder
dus zoo er veel aanmerkingen in voorkomen,
maar de man die deze aanteekeningen op
schrijft, is geen klager van beroep of van
aard, hij verdient en hij heeft ons volle ver
trouwen.
Hofmaarschalk, dat is zijn titel aan het
hof. Zij hebben dienst met hun drieën, een
heeft de leiding met den rang van
opperhofmaarschalk. Graaf Zedlitz heeft als zijn
domein het huisbestuur, een leger van lakei
en, koks en vrouwelijke bedienden staat onder
zijn bevelen, hij moeide inkoopen goedkeuren,
ja hij is aansprakelijk voor het menu. Op
reis moet worden gezorgd dat de inrichting
van treinen en maaltijden goed aaneensluit;
geen gemakkelijke taak aan een hof, waar
telkens een nieuwe inval de gemaakte plannen
verstoort. De geheele dag wordt in beslag
genomen, en op zijn beurt heeft ieder van de
maarschalken adjudanten dienst bij den keizer
te verrichten. Het duurt dikwijls tot in den
nacht.
Niet altoos is het pleizierig zooveel met
den keizer te doen te hebben. Hij was onge
duldig, zijn hoofd was voortdurend bezig
met de eigen gedachten en hij verlangde
daarin niet te worden gestoord, evenmin
kon hij echter verdragen niet gekend te zijn
inde maatregelen voor den dagelijkschen gang
der zaken.
Merkte de keizer dat er vragen van den
hofmaarschalk voor den boeg waren, dan
ontweek hij ze niet groote behendigheid.
Ze stapelden zich op. Eens waren het er
twaalf geworden, door den hofmaarschalk zuo
kort mogelijk samengeperst. Hij kon ze niet
aan den man brengen; eindelijk toen het
bedtijd was geworden, geleidde hij den keizer
en begon. Ja", kreeg hij ten bescheid, ik
heb den heelen dag wel gemerkt dat ge me
lastig woudt vallen"; en hij gaf op enkele
punten antwoord; maar verveel me nu ook
niet niet verdere vragen." ,,Zu Befehl, Eure
Majestat !" was het gehoorzame refrein.
raaf Zedlitz ging kalm terzijde van den
keizer; dan stak hij nog drie vragen af,
waarop hij antwoord kreeg. Z.M. liet hem
er echter niet zoo gemakkelijk afkomen.
Hij bleef staan. Ik "heb u reeds eenmaal
gezegd, dat ik geen zin heb u te woord te
staan, maak nu dat ge dadelijk voort komt."
Zu FJefehl. Eure Majestat !" en kalm
bleef Zedlitz voortvvandelen, naast den
wandelenden potentaat.
Weinige oogenblikken verliepen en hij
richtte nog drie vragen aan den keizer,
ook daarop werd een antwoord gegund en er
restte nog slechts een enkele vraag. Maar
voordat deze over Zedlitz' lippen was geuit
had de keizer de deur van zijn slaapkamer
geopend en deze met geweld voor de neus
van den hofmaarschalk in 't slot gegooid.
Die kon dien avond samen met zijn onbe
antwoorde vraag zijn kooi opzoeken.
De keizer spitste zich op zulke grappen,
die zijn omgeving in ongelegenheid zouden
brengen. Soms kon hij eenvoudig goedig
wezen, zooals toen hij aan tafel v. Tirpitz
toe dronk, die schuin tegenover zat en wiens
glas leeg was, zonder dat een ordonnans in
de buurt was om het te vullen; Laat mij
u helpen", zei de keizer, en schonk uit zijn
volle glas de helft over. Maar op anderen
tijd konden zijn familiariteiten ook den vorm
van een brutale beleediging aannemen.
Zie onzen hofmaarschalk na het diner in
een belangrijk gesprek met admiraal v.
Hollinann, en den keizer die op hem toekomt hem
wijzend op een hoopje sigarenasch op den
grond. Daar heb je nu mijn hofmaarschalken.
In plaats van nog zorg te hebben voor de
dingen en op netheid te zien, zijn zij het die
alles in het honderd laten loopen," Hij hield
zijn vuist vlak voor Zedlitz' gezicht. Maar
ik zal hen wel mores leeren en laten merken
hoe men zich aan het hot' gedraagt."
Het hinderlijke voor Graaf Zedlitz was,
dat men de woorden van den grooten man,
niet geheel ernstig kon opvatten (hij was ook
onschuldig aan het aschstortcn) en dat hij
zich niet geraakt mocht toonen. Toch was het
voor hem die niet de eerste de beste was en al
naar de 45 toeliep een onaangenaam ding om
zoo te worden behandeld in 't bijzijn van jonge
officieren.
Hij beraadde zich en nam den volgenden dag
de gelegenheid waar om zijn Heer over de
zaak te onderhouden. Deze herinnerde zich
nauwelijks het geval en er op gebracht ver
klaarde hij het als een gevolg van zijn
kameraadschappelijken omgang met z'n menschen,
zonder iets verder te willen zien.
Het zijn geen zaken van overwegend belang,
die Graaf Zedlitz hier aantoont.
Laat staan aan 't hof van Koningen;
ook onder de gewoonste menschen en in de
gewoonste verhoudingen, moet men, naar
wordt beweerd, veel leeren opslikken en is
het niet licht z'n waardigheid altoos ongerept
te bewaren, en in den keizer was toch
wel iets buitengewoons. Zedlitz is vol bewon
dering voor zijn gaven. Die in zijn nabijheid
kwam en dien hij wilde winnen, moest zijn
invloed ondergaan, geen onderwerp dat hij
niet wilde machtig worden en waarin hij niet
al spelend meester scheen te zullen zijn. De
natuur mocht hem te kort hebben gedaan door
hem het gebruik van een arm te ontzeggen,
hoe had hij zich toch weten te redden zoo dat
niemand het gemis bij hem erkende.
Een groot bezieler van gedachten en plan
nen is hij geweest, Zedlitz, die dag aan dag
zijn werk heeft geobserveerd, ziet in hem den
schepper der Duitsche marine; altoos nieuws
gierig, eeuwig bezig, door geen beuzeling van
hartstochten afgeleid.
Daarin lag een aanzienlijk deel van zijn
kracht; hij had zijn jeugd niet verknoeid,
hij had zijn oogen open gehouden voor al
wat het Leven aanbood aan zijn begeerte
om te kennen. Het was hem een schoon
schouwspel geworden, waarin hij zelfde eerste
rol vervulde, bijna de eenigc effectieve rol,
want de anderen waren slechts medespelers.
Maar het leven zelf en zijn werkelijkheid
had hij niet gevat. Zijn oom Eduard van
Engeland, die in het leven gerold en geschud
was noemde hij: den duivel, en had van hem
een instinctieven afkeer.
Want tegenover hem voelde hij zich on
schuldig, en inderdaad was hij, met al zijn
Evenals vorige jaren zenden wij ook
in 1923 aan al onze abonné's een ge
llustreerd Kerstnummer gratis.
De verzending hiervan zal in de tweede
helft van December plaats vinden, (in
tegenstelling met vorige jaren, toen het
Kerstnummer reeds begin November
verscheen) in de eerste plaats omdat
ons dit van verschillende zijden werd
verzocht en ten tweede omdat wij het
ook beter achten, dat Kerstnummers op
den daarvoor aangewezen en dus den
geschiksten tijd verschijnen.
Het Kerstnummer zal o. a. artikelen
bevatten van Cyriel Buysse, Jeanne
Kloos, Dr. H. W. van Loon, Ds. W.
Mackenzie, Herman Middendorp, Is.
Querido, Annie Salomons, Herman
Salomonson, F. de Sinclair, Anthon Thiry,
Felix Timmermans, Minca Verster-Bosch
Reitz en teekeningen van Elsa Berg,
Joh. Braakensiek, Raoul Hynckes, L. J.
Jordaan, Prof. J. H. Jurres, Dr. H. W.
van Loon, Martin Monnickendam, Is.
van Mens, George van Raemdonck,
S. L. Schwarz, B. van Vlijmen.
Aan hen die zich voor 1924 als abonn
opgeven wordt het Kerstnummer en de
tot l Januari verschonende nummers
gratis verzonden.
Het Kerstnummer is ook afzonderlijk
verkrijgbaar tegen den prijs van f 1.?.
VAN HOLKEMA & WARENDORF
miiiiiHiiiiiiiimiiiiimtmmtEhDtcLEinimiiirtHiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiMimiiir
wij het toejuichen, indien de tegenwoor
dige crisis op die wijze werd opgelost.
Op de kleur van de nieuwe ministers
komt het niet aan; wat ons betreft,
mogen zij een bonten ruiker vormen;
als het maar mannen van sta-vast zijn,
voor geen klein geruchtje vervaard.
Met de sterke vuist" moeten zij niet
regeeren: geen volk, dat zich dat minder
laat welgevallen dan het
Nederlandsche. Maar zij moeten weten wat zij
willen; zij moeten den koers kunnen
aangeven, waarop het schip van staat
dient te zeilen om in behouden haven
te geraken; tegen een schipper, die ver
trouwen en ontzag wekt, slaat het
scheepsvolk niet aan het muiten; voor
al niet wanneer het een tijdlang op
God's gena heelt rondgezwalkt.
KERNRAMP
talenten en al zijn -r/acht niet gehee! uitge
groeid.
In een van de groote moeilijkheden die
midden in zijn loopbaan, voor hem kwamen
te staan, wist keizer Wilhelm zich niet te
weren; zijn handen stonden geheel verkeerd.
Zij gaan niet in détails de opmerkingen
van Zedlitz over Hardens artikels in de
Zukunft en de aangelegenheden van 's keizers
gunstelingen, maar ze plaatsen hen in een
juist licht. In zulke omstandigheden van
onbepaalde aantijging van perversie moet
men vooral niet hardhandig te werk gaan,
noch denken dat men door zwaar te straffen
de zedelijkheid op haar troon herstelt. Hier ech
ter kwam de in 't leven ongeoefende, tusschen
uitersten van toorn, depressie en vaag idealisme
heen en weergaande geest van den. getroffen
keizer aan 't licht. Hij wist niet dat men
sommige dingen niet direct te lijf kan gaan.
Hoorde hij dat in eenig regiment door de
officieren te veel werd gespeeld, dan liet hij
door den commandant een lijst opmaken van
degeen die hun schuld aan den hartstocht
van het spel hadden erkend, alsof niet juist
de geroutineerde en hardnekkige spelers met
hun bekentenis achterwege bleven.
Wat voor toevalligheden regeeren bij ons !"
is de eindconclusie waartoe Zedlitz wordt
gebracht na het ophalen van de affaire
Eulenburg-Harden. Had de Kroonprins niet zijn
vader de artikels in de Zukunft voorgelegd,
van al die schandalen was misschien niets
gekomen. En welke plotselinge besluiten zijn
op die wijs aan het toeval te danken ! Wat
voor menschen geven meestal de beslissing !
Hoe zelden worden de dingen op zich zelf
ernstig met de verantwoordelijke personen
besproken ! Hoe weinig kunnen menschen van
gezag en invloed hun werkelijke meening
tot uitvoering brengen ! Zou men niet denken
dat een gansche wereid binnen korten tijd
te gronde moest gaan wanneer haar lot op
die wijs beschikt wordt. Gelukkig dat de
wereld nog te stevig in elkander zit voor de
dwaasheid van de menschen ! Maar uitge
sloten is het toch niet dat de omstandigheden
tot een werkelijk dreigend gevaar kunnen
leiden."
W. G. C. P ij v A N c K