Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l Dec. '23. - No. 2423
DE VORST
Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen
's Effe' probeere'
voorzichtig!
l
wat je noemt!
iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiililiiiiiiniiiiiiiiiimiiiiiHiiii
JOHAN BOJER. Durandal. Uit het Noorsch
door D. Logeman?Van der Willigen.
Leiden A. W. Sijthoff's Uitgeversmij.
Benige jaren geleden heerschte er bij ons
een soort vertaalwoede van boeken uit de Scan
dinavische talen. Die lust is sedert overgedre
ven, maar ik ben geneigd om aan te nemen, dat
we deze vertaling nog als een symptoom er
van te beschouwen hebben. Het boek heeft mij
tenminste geen oogenblik geboeid, en ik zou
heusch niet kunnen zeggen, waar het mooie van
dit verhaal eigenlijk in moet schuilen. Ver
moedelijk zal het wel in het, eenigszins hu
moristisch voorgestelde huwelijksleven te
zoeken zijn van het echtpaar, dat de hoeve
Durandal bewoont. De stoere, zwijgzame vrouw
en de man, die geen begrip van geld heeft, den
eenen dag dronken is en den anderen dag hard
werkt. De oerkracht van het landleven, zoo
als ons die wel vaker in de Noordsche boeken
geschilderd wordt. Maar dan kunnen we toch
beter Knut Hamsen lezen; die is tenminste heet
wat echter en natuurlijker.
Ouipo DA VERONA. Het leven begint..
Uit het Italiaansch door Christine
Moresco?Brants. Amsterdam, Van
Holkema en Warendorf.
Verscheidene nuchtere Hollanders, die met
de lectuur van dit zwoel-erotische boek be
ginnen, zullen misschien in 't eerst een eenigs
zins ongeloovig gezicht zetten. Het doet wat
ui AsnauwHBiav. H
FRIES EN GRONINGS
De heer S. Anema bestrijdt mijn artikel van
3 November onder 't opschrift Misplaatste
roem". Ik vind dit roem" hierin nog al mis
plaatst, geem zweem daarvan is in mijn werk
te vinden.
Wat verder het verweer betreft, dat
kulmineert in vier eenigszins uitgewerkte protesten.
En brengt ook zoo terloops de interessante
mededelingen, dat schrijver eens 'n studie
schreef over een Groningse dichteres en
sympatie voor Groningen heeft. Doet me plezier,
van mijn gevoel voor 't Friese volk gaf ik in
woord en schrift al blijks genoeg. Dit aller
eerst. Dan, dat aan hem de verhouding van
taal en dialekt niet onbekend was, wat 'k
heel graag aanneem, zelfs zonder zijn toevoe
ging, dat hij voor enkele jaren de acte Neder
landsen M. O. mocht verschalken". Het laat
ste zeker eenigszins vertrouwelik, zoowel om
des gelukkigen bezitters wil als ook uit
deferentie voor de kommissie van 't eksamen.
Nu de protesten. Drie er van zijn om in
de taal te zeggen van De Groene"
bijkomstigheden". Die nu maar eerst.
Mijn kwalificatie van schrijvers optreden
als onhoffelijk zou er naast zijn. Ik had dat
woord uit zeer betrouwbare mond. Maar, ja,
't begrip is rekbaar. Laat ons dan zeggen: de
heer A. is in zijn oog en voor zijn doen wél
hoffelik geweest.
Komt nummer twee: niet Fries antagonis
me is drijfveer geweest. Dat doet me groot
genoegen. En 'k trok zelfs gaarne m'n woorden
wel weer in, als niet die tegenstelling fiere
Fries" en plooibare Saks" aan 't slot van het
betoog me waarschuwden daarvoor. O, dat
onderbewuste, niet? En verder: 't insolenter
gloriari op 'n overwinning, die 'n nederlaag
met begenadiging was, mogelijk geworden
door 't vrijwillig terugtreden van de tegen
stander." Van gloriari" was geen sprake bij
me, ik heb eenvoudig maar gekonstateerd.
Maar ik heb te veel geëksamineerd, meneer
Anema,om me zo te laten verschalken" de
beslissing van het bestuur is scheef voorge
steld. Ik wil graag aannemen: zonder opzet.
Het bestuur weifelde inzake al of niet toelaat
baarheid van 't Gronings niet, omdat het dit
van minder waarde achtte dan het Fries
hierin verklaarde 't zich toch bijna unaniem
voor onbevoegd neen, de aarzeling was er,
omdat nu eenmaal in Den Haag was vastge
steld, dat van de dialekten alleen het Frsai
zou worden toegelaten naast het Nederlands.
geëxalteerd aan, en men is geneigd om bij zich
zelf te zeggen, dat- een beetje minder ook goed
zou zijn. Maar doorlezend moet men toegeven,
dat dit boek toch een daèd is, dat het hier
gaat om zeer ernstige en diepe levensdingen,
en al transponeert de kouder-bloedige Noorder
ling al die sentimenten in een sfeer van grooter
nuchterheid, alle hartstocht is ten slotte n,
langs welke wegen der ziel zij tot uiting komt.
Daarom kan dit zuidelijk-hartstochtelijke
boek ook door den nuchteren, en wat
sarcastisch-aangelegden Hollander genoten worden,
ook als hij boven de twintig is.Het probleem,dat
in dit werk behandeld wordt, is uiterst merk
waardig: de vraag wordt gesteld of de liefde
van twee menschen zulke groote en heilige
rechten kan hebben, dat het leven van een
ander er aan mag worden opgeofferd. En de
manier, waarop de schrijver dat probleem
oploste, is zeldzaam boeiend.
HERMAN MIDDENDORP
VAN VREEMDE VOLKEN.
JOHN HAGENBECK, Tusschen olifanten
en Krokodillen, Amsterdam, Schellens
en Giltay.
John Hagenbeck, stiefbroeder van den be
kenden Carl 'Hagenbeck, heeft in navolging
van dien stiefbroeder een boek over zichzelf
en zijn werk geschreven. Het boek van John
geeft in hoofdzaak jachtavonturen op Ceylon.
Het is een zeer rijk met prachtige foto's en
teekeningen geïllustreerd werk. De inhoud is span
nend en hier en daar humoristisch. A. van
der Hoeven bezorgde de Nederlandsche be
werking.
FRIDTJOF NANSEN, Onder de Eskimo's.
Amsterdam, Schellens en Giltay.
Fridtjof Nansen heeft eenigen tijd onder do
Eskimo's geleefd en geeft van dit volk een zoo
goed mogelijk beeld. Inderdaad blijkt, dat de
Eskimo's in hun levenswijze, zeden en ge
woonten, vele mijlen van de beschaafde
wereld af staan, niettegenstaande christendom
en beschaving hun door de Noren werden
gebracht. Het is juist om den slechten invloed
van christendom en beschaving bij de Eski
mo's dat Nansen dit boek schreef. Hij noemt
het onrecht, dat de Europeanen de Eskimo's
slecht en laf noemen en óp hen minachtend
neerzien.
Tengevolge van de groote armoede, waarin
wij hen hebben gebracht" schrijft Nansen,
komen er hoe langer hoe minder zeehonden
vangers, die zich voldoende vellen voor tent
en boot kunnen aanschaffen, welke beide voor
het reizen onontbeerlijk zijn. Daardoor zien zij
zich tegenwoordig meer en meer gedwongen
om het geheele jaar door in ongezonde
winterhuizen te blijven wonen, die een zeer gunstige
voedingsbodem zijn voor bacteriën en alle
mogelijke ziekten. Daar komt nog bij, dat de
mannen (door armoede) niet van jacht of
vangterrein verwisselen, waardoor de buit
steeds minder wordt. Gaat dat nog lang zoo
voort, dan zal het den Eskimo zwaar vallen
zich ooit weer tot betere toestanden op te
heffen. Het verval van dit volk is inde laatste
jaren inderdaad zorgwekkend".
Het is een boek met zeer lezenswaardige
bijzonderheden en het is uitstekend
geillutreerd met beelden uit de bekende film
Nanook".
Tora bij de Trio's, door Mevrouw A. DEN
TEX?BOISSEVAIN is een dagboek van een
vijftienjarig meisje, in hoofdzaak gewijd
aan het verblijf onder de Indianen in Suri
name. De hierin voorkomende kinderen (het
boek is wellicht voor kinderen bedoeld, doch
daarvoor, tenzij voor jongens en meisjes boven
de 16, niet geschikt) zijn ondragelijk van wijs
heid. De dagboekvorm is onnatuurlijk, om
dat te duidelijk blijkt, dat niet met
tusschenruimten is geschreven, maar alle dagen tegelijk
zijn behandeld.
Het boek bevat vele wetenswaardigheden
en is verdienstelijk door Sj. Kuperus geïllu
streerd.
Naar Koe f ara, Het geheim van de Sahara, door
ROSITA FORBES (vertaald door H.J. van Balen)
met 45 platen en een kaart, Amsterdam,
Em. Querido.
De uitgever Em. Querido geeft in de reeks
vreemde volkeren, waarvan de druk en de
illustraties op uitnemende wijze worden ver
zorgd (zie Shackleton's leven en reizen, In
het Rijk van Siameezen en Maleiers, Door de
tropen naar de Zuidelijke Ijszee) thans de ver
taling van Rosita Forbes' Naar Koefara. Dit
is een prachtig, spannend boek; wij gaan in
dit werk in onzen geest op verre reizen, leven
ongewone voorvallen mede en worden op pret
tige wijze uit den dagelijkschen sleur in een
voor de meesten van ons ongekende omgeving
gebracht.
Goede foto's zijn bij den tekst gevoegd.
JONGENS EN MEISJESBOEKEN
JAN FEITÜ, Uit Piet's vlegeljaren. Van dit
prettige jongensboek verscheen bij Schellens
en Giltay te Amsterdam de zesde druk.
IllusIralies van den schrijver; baudleekening van
Willy Sluiter.
J. P.ZOOMERS-VERMEER, de bekende schrijf
ster over kinderen, schreef een boek voor kin
deren: De vroolijke jaren van Dolf Hazewinü.
Van Holkema en Warendorf te Amsterdam
gaven het uit in de geïllustreerde bibliotheek
voor jongens en meisjes: De goede Kameraad.
Dolf, de zoon van een kunstschilder, beleeft de
gewone bekende jongensavonturen, die de
schrijfster op prettige, geestige wijze te boek
heeft gesteld. De vader (moeder is dood) gaat
op in zijn werk, leeft in den regel in hooger
sferen en heeft daar onmogelijk gelegenheid
VEENHUIZEN
Teekening voor de Amsterdammer" door Georgt van Raemdonck
Illllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII
Zo staat de zaak heel anders. Wij Gronin
gers, we voelden rechtdoening hier, meegaand
heid hoogstens en toegeeflikheid van het be
stuur, geen gunst, laat staan genade". Dat
woord bewaren wij voor hogere dingen liever.
En de versleten rhetoriek van fiere Fries'
en plooibare Saks" is evenzeer misplaatst als
in het opschrift roem".
Maar nu komt 't derde protest, dat raakt
de kern van de zaak: het Gronings is in zijn
rang door mij dan overschat, zegt schrijver.
D.w.z. door 't gelijk te stellen'met het Fries,
is dan dit laatste onderschat. Laat ons zien.
Tegen mijn stelling: 't Fries is 'n dialekt
van 'f'Grootfries", en 'tGronings van
'INedersaksies" kon de heer A. niets inbrengen. Hij
beweert enkel: 't Friese dialekt heeft zich tot
litteratuurtaai weten op te heffen. En wel
door het werk van Gysbert Japix, de beide
Halbertsma's etc.", (waarom geen namen?)
en door de Jongfriese beweging van onze tijd.
Kunnen een paar schrijvers dat maar zo?
Een paar over een tijdperk van een eeuw of
vijf? Is dan niet litteratuurtaai n van de
tongvallen, die als bij kompromis, door z'n
superioriteit boven alle gouwspraken uit
over een groot gebied tot drager is geworden,
van ook 't hoogste voelen en denken van heel
een volk, en in z'n universeel karakter een
bijna onbewogen rust, een haast vaste vorm
heeft verkregen? Is het Fries op deze weg ook
maar iets verder nog gekomen dan de aller
eerste wankele stap: de poging tot eenheid in
de spelling?
En dan, ik wil niet komen tot 'n wegen en
waarderen van oudere en nieuwe Friese
lettervruchten, 't is boven mijn bevat. Maar
'k schrijf dit neer: Wie een bloemlezing uit
de Friesche letterkunde wil samenstellen, die
den toets der aesthetische critiek kan door
staan, zal slechts een bundeltje kunnen vullen,
waarvan de omvang geenszins geëvenredigd
is aan de talrijkheid der Friesche geschriften".
Dit oordeel is van een Fries, deskundig bij
uitnemendheid, sitaat uit 't werkje De Frie
sche Beweging" van H. G. Cannegieter Dzn.
Ik erken volgaarne ? en benijd in dezen
zonder nijd dat het Fries kan bogen op
ouder letteren dan wij;
dat 't Friese volk meer voelt voor eigen
wezen en met meer vuur z'n geestelike schat
ten mint ook dan wij.
Maar niet erken ik,dat de jongere beweging
daar hoger staan zou dan bij ons.
Niet, dat 't literair verleden 't Fries tot lite
ratuurtaai ijkt, al wil ik gaarne meegaan met
Prof. Dr. Schrijnen, waar hij zegt: dt
Boerenfries heeft zich weten te verheffen tot een rijk
kultuurdialekt". (Nederlandsche volkskunst 2)
Niet, dat het Fries een recht heeft, onder
nige leus op het Gronings neer te zien van
boven.
En sluiten wil ik met dit woord voor velen :
Niet door het drukke van de omgeving, alleen
door eigen groeien wordt men groter.
G. W. SPITZEN
OVER NEDERLANDSCH
TOONEELWERK
Geachte Redactie.
In uw blad van 17 Nuv. heeft mevr. Top
Naeff een artikel geschreven naar aanleiding
van de opvoering van een oorspronkelijk werk
Malmström door het Nieuwe Tooneel. Ik wil
u geen plaats vragen voor een anti-kritiek, te
minder, daar ik het stuk niet las of zag. Maar
de geachte schrijfster begeeft zich in breeder
vaarwater en zegt zaken, die het algemeen be
lang raken. Het is hierover dat ik gaarne
enkele opmerkingen zou maken, waarvoor ik
u beleefd om plaatsruimte verzoek.
Het kan mevr. Top Naeff niet onbekend zijn,
dat er tegenwoordig een strijd wordt gevoerd
om meer Nederlandsch tooneelwerk vertoond
te krijgen dan tot heden het geval is geweest;
oorzaak van dien strijd is het feit, dat er vee!
goed speelbaar en tevens literair verdienste
lijk geacht werk, soms seaert vele jaren, tever
geefs op een opvoering wacht.
Mag het daarom geen verbazing wekken, als
mevr. Top Naeff doodleuk, of er geen vuiltje
aan de lucht is, beweert: Voor
tooneelschrijvers is het in zekeren zin thans een galden
tijd". Wij wrijven onze oogen uit: een gulden
tijd"; het staat er! En verder: een oorspron
kelijk stuk, door alle gevestigde directies ge
wogen en te licht bevonden, vindt altijd nog
wel een juist opgerichte, of haastig te vormen
N. V." bereid het te harer introductie in de
kunstwereld, waar het tot den bon-ton be
hoort een Nederlandsch stuk een goede of een
slechte kans te geven, als een meesterwerk te
annonceeren". Zou de heer De Vlugt na lezing
hiervan nog durven beweren, dat de Neder
landsche schrijvers niet over veel fantasie
beschikken?
Indien dit alles waar was, waarom blijven
dan zooveel speelbare stukken, waaronder
van de besten, die de laatste dertig jaar in ons
land zijn geschreven, on vertoond liggen?
Hebben zelfs gevestigde directies" niet on
langs in het publiek toegegeven, dat er stuk
ken door hen zijn gewogen en niet te licht be
vonden, welke nochtans nooit zijn gespeeld?
Is voor een aantal werken niet een behoorlijke
rolbezetting al te moeilijk te vinden wegens
de steeds voortgaande verbrokkeling onzer
gezelschappen en het geharrewar der akteurs?
Wie heeft ooit waargenomen, dat het tot den
bon-ton behoort een Nederlandsch stnk een
kans te geven? Is mevr. Top Naeff niet be
kend, wat de heer Herman Heyermans schreef
toen hij nog geen toonceldirekteur, alleen
nog maar een Nederlandsch tooneelsclirijver
was, n.l.: ,,In Holland is het schrijven van
een oorspronkelijk stuk 'n misdaad. Men valt
er op aan als haviken op 'n kreng. Ieder sleurt
een brokje mee, tot een kaalgevreten skelet
overblijft. Dat was zoo - dat is zoo -- dat
De droom van den werklooze
IIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIM Illlllllll
fflIlllllllllllllllllllllllfJflIIIIIIIIIIIJIIIlmillllllmjIllllllllHlimiJIIIIMIIMMIIIIIMMIIIIIl
om zich mei zijne kinderen Ie bemoeien, waar
over een huishoudster de zorgzame hand ge
strekt houdt.
Een aardige figuur is Dolf's vriendje
Hein, een zoon van een armen kleermaker,
die goed door de schrijfster is geteekend.
Annie Homan teekende de plaaljos.
De vertellingen van Zaclit'ling en Het land
van hartelust, door VIVIAN POMEROY. (uit
het Engelsen vertaald door A. v. d.
MeerBrondgeesl) is een boekje voor jonge kindoren
en bevat verschillende zeer mooie vertellingen.
De bedoeling van den schrijver is blijkbaar
geweest, bij de kinderen, al lezende
menschlievende gevoelen op te wekken.
Waarschijnlijk zullen de kinderen dit niet
op prijs weten te stellen.
N. V. Uitgevers Mij De Tdijstroom" te
Rotterdam is de uitgeefsler.
De sprookjes van Charles Perranlt, geïllus
treerd door Harry Clarke, met een inlei
ding door Gerard Ludovic. Zutphen, W. J.
Thieme.
Wij allen kennen de sprookjes: Roodkapje,
Blauwbaard, De schoone slaapster, Klein
llllllllllllllllllllllllllllllftlllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIII
zal zoo blijven omdat Holland klein is, om
dat improductieve menschen op het gebied
van venijn, ultraproduclief zijn". En hij daar
op zijn eersle succes verkreeg mei zijn werk
uil Ie geven voor dal van een armen,
Russischen martelaar?
Is die bon-ton te vinden in het art. van de
geachte schrijfster, als zij zegt: Bij lezing,
in de Duitsche vertaling van Else Otten, die
aan de laai een zekere Schwung" wisl Ie
geven, maakt dit spel een iets minder
ongunsligen indruk". Ongetwijfeld, in het Duitsch
klinkt alles veel beter, en.... men mocht
erin Duilschland eens gunsliger over denken:
dat ligt dan aan Else Otten's vertaling. Zoo
werd onlangs een Fransche vertaling van een
gedicht van mij gepubliceerd; een Fransen
kameraad van den Franschen vertaler schreef,
dat hij de frischneid van het Hollandsen ge
dicht erin verloren vond, maar een Neder
landsch criticus schreef, dat het vers hem m
het Fransen beter klonk. Men is inderdaad
op die buitenlandsche bemoeiing in ons letter
kundig wereldje niel allijd gesleld.
Wat rechtvaardigt mevr. Top Naeff tot
haar voorstelling van zaken in haar slotroop:
Aldus sneuvelde op den Oden November de
Nederlandsche dramalsche kunsl over do
geheele linie en mag het niemand verwonderen
als onze schouwburgen bij hel publiek in
di<crediet geraken".
Het verwondert ook ons niet, dal de schouw
burgen in discrediet geraken, maar wij zien
daarvoor andere oorzaken. Het is juist, om
dat er veel te weinig Nederlandsche werken
worden gegeven, omdat er een Nederlandsche
geest op het tooneel heerscht en er geen zooken
is naar samenwerking van de spelers, zoowol
met elkander als met do schrijvers, dat het
publiek, hetwelk ten slotte loch een Neder
landsch en geen Fransch, Duitsch of
Patagonisch publiek is, op den duur van de schouw
burgen vervreemd is. Als hel dan- toch
builenlandsche stukken moet zien, gaat het maar
liever naar de buitenlandsche gezelschappen,
die hier vaak met hun beroemdste krachten
komen, en ze dan nog beier kunnen geven.
De Nederlandsche akleur heeft met die jaren
lange verwaarloozing van het oorspronkelijke
werk zijn eigen huis ondergraven. Zij, die
invloed hadden op de tooneeltoestanden in
ons land, hebben eveneens verzuimd dezen ten
goede aan te wenden. Enkelen klagen nu met
de akteurs mede over die snoode buitenland
sche mededinging; welke ten slotte niet haalt
bij de mededinging, den Nederlandschen
tooneelschrijver aangedaan, daar bier makke
lijk tooneelwerk uit alle landen en uit alle
tijden kan worden geïmporteerd en opgevoerd
in onze eigen taal, die het geheele publiek
verstaat.
Mevr. Top Naeff oordeelt, dat de akteurs
faalden in de hun in Malmström toebedeelde
rollen. Maakt dit de beoordeeling van het
stuk zelf niel moeilijk? Willen de Neder
landsche looneelwerken juist beoordeeld
kimDuimpje enz. enz., dfe in de letterkunde
van vele volkeren in een of anderen vorm
voorkomen, maar de wijze waarop Perrault
ze navertelde (en waarop de firma Thieme
de Hollandsclie vertaling deed verschijnen)
is wel zeer aantrekkelijk. De in dezen bun
del behoorende vertellingen Ezelsvel en
Riket met de kuij zijn oorspronkelijk werk
van Perrauit.
De eerste uitgave van het boek werd in
Holland gedrukt in 1697; een tweede ver
schenen te Parijs bij Claude Barbin onder
den titel: Les Conles de la Mère l'Oye.
leder vertelsel wordt besloten met een
moraal van dochter G. W. Lovenöaal; de
plaatjes zijn geteekend door Harry Clarcke.
D.
iiimiiiiiuiimiiiiiiiiMi itiiiiiiiitiiiiiiMiiMiiiiiiniMiiMiiiiiiiii
nen worden, dan hebben zij rechtop werkelijk
goede opvoering. Deugt het stuk zelf ook niet,
dan nog was de schrijfster ernaast met haar
boven aangehaaldeu slotroep. Ook niet ieder
buitenlandse)! stuk is een succes; verre van
dien.
Wel behoort bij de keuze der stukken in do
eerste plaats op de verdienste te worden gelet
en niet op buiten de kunst staande factoren,
zooals relaties, kerkelijke of politieke gezind
heid enz. Te oordeelen naar do ongelukkige
keuze van een aantal stukken in de laatste
tijden, terwijl zelfs geroemde, ja vroeger reeds
aangenomen spelen blijven wachten, schijnt
dit niet altijd te gebeuren. Mevr. Top Naeff
spreekt over de solidariteit in sommige krin
gen, o.a. de Katholieke. Zij had ook de uiterst
linkschen kunnen noemen. Wij vinden zulk
een solidariteit, nog door in liberale bladen
schrijvende Katholieken getoond, in hooge
rnate prijzenswaardig on benijdenswaardig.
Maar wij zouden willen vragen om een
solidaditoit op breeder plan, wij dringen aan op een
nationale solidariteit. Ons tooneol zou kunnen
zijn en behoort te zijn een bolwerk der natio
nale cultuur. Het lijkt echter op het oogenblik
meer, verschoon de beeldspraak, op een uiteen
vallende spons. Daarom kan het om de zaken
heenpratend artikel van uw geachte mede
werkster, onzes inziens, geen goed doen.
U, geachte redactie, dankzeggend voor de
verleende plaatsruimte,
De Secretaris van den Bond van Nederland
sche Touneelschrijvers:
A U C U S T H F. Y T I N (i
's Gravenhage, 21 Nov. 1923.
De Bond van Ned. Tooneelschrijvers, die
wegens den kunstenaars-naam zijner loden
oprichters nog niet imponeert, zou, wilde hij
eenig recht van meespreken hebbon, m.i.
moeten beginnen mot kennis te nemen van het
onderwerp, waarover hij zich in het openbaar
wenscht te uiten. Het tooneelstuk Malm
ström" verscheen reeds j.i. zomer in druk en de
moeite het stuk althans te lezen, kan, gegeven
het enthousiasme van den Bond, niet te veel
gevergd zijn. Daarna zou dan de vraag aan de
orde kunnen komen of het zin heeft minder
dan middelmatige stukken in minder dan
middelmatige vertooningen aan to bevelen,
uitsluitend op grond hunner Hollandsche
herkomst. En ten slotte zou, bij hot onrust
barend voortwoekeren van een, de kunst in
dit land meer en meer in den weg loopend
dilettantisme, herinnerd kunnen worden aan
een uitspraak van een onzer grootste, voor
enkele jaren overleden Amsterdamsche kun
stenaars: Nederland ontbreekt een
kunstpolitie".
TOP NAEFF