Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 Dec. "23. No. 2426
BRIEVEN UIT
SOETOEKOEKIANDA
(Van een buitensporig correspondent)
II.
De geest van professor Horace Allbedyll en
die van Anastasia Geraniumwitch stonden
thans, hand in hand, voor een groot gebouw,
waarvan de ingang hen toelachte als een graf
kelder. Zij traden binnen. Een voorhal door,
een trap op, een tochtige gang door en zij
bevonden zich plotseling in een groote ruimte.
Waar zijn we hier? vroeg Anastasia. Het
lijkt wel een schouwburgzaal.
Stil, zei professor Horace, we zijn in het
hersen-labyrint van den directeur van den
Stedelijken Schouwburg van Soetoekoekianda.
Die lange trap was zijn neusgat en die tochtige
gang een van zijn hersenkronkels en thans,
in deze ledige ruimte, zijn wij in het centrum
van zijn denk- en gevoelsleven.
Wij kwamen vele kamers met veel
menschen voorbij, zei Anastasia.
Dat zijn de bureau's, want in dezen
schouwburg wordt hard gewerkt en aan sala
ris / 157.000 per jaar uitbetaald; alleen in het
bureau voor de vrijbiljetten zitten dagelijks
tien typisten tot diep in den nacht te tikken
en er is een heele af deeling voor noodig om
in te boeken, welke troepen er de volgende
week zullen optreden. Het is een machtige
organisatie.
Daar zit iets, zei Anastasia, en wees naar
een verhooging in het midden van de ledige
ruimte.
De beide geesten slopen nader.
Op een podium zat een gestalte, gehuld in
een rooden mantel, met gouden tressen en
een koperen potdeksel op het ronde hoofd en
deklameerde.
Hij speelt tooneel, zei Anastasia. Kun je
verstaan wat hij speelt?
Professor Allbedyll luisterde scherp.
Indien ik me niet vergis, is het Julius
Caesar" van Shakespeare. Hij jongejant het.
Luister.
De gestalte stond nu recht op en sprak:
Julius Caesar. Eerste Bedrijf. Eerste
Tooneel. Rome. Een straat. Een troep burgers
komt op.
Flavius: Van hier, naar huis! Gij, luie
vlegels, voort!
Is dit een vrije dag? Wat ! Weet ge niet,
Dat gij, als handwerkslieden, op een werkdag
Niet door de stad moogt gaan, dan met het
teeken
Van uw bedrijf? Spreek, wat is uw ambacht?
Tegen wie zou ie het hebben? vroeg
Anastasia.
Ik denk tegen de gemeentewerklui, die
in den gemeentelijken schouwburg werken,
antwoordde Horace. Ze hebben er hier een
leger van. Er is een chef-schermophaler en een
adjunct-chef-schermophaler, geassisteerd door
een assistent-adjunct-schermophaler, die
eenige assistent-schermophalers onder zijn bevelen
heeft, die op hun beurt aan het hoofd staan
van schermophalers eerste-, tweede- en derde
klas en leerling-schermophalers en zij werken
acht uur, van achten tot zes, met twee uur
om te schaften, welke twee uur gereserveerd
zijn voor de gezelschappen om te repeteeren.
Stil, zei Anastasia, let op Julius Caesar,
hij begint weer.
De gestalte had den mantel om zich heen
gedrapeerd en sprak thans:
Tweede Tooneel. Rome. Een openbaar
plein. Caesar. Antonius en anderen.
Caesar: Laat welgedane mannen om mij
zijn,
Met gladde haren en die 's nachts goed
slapen.
Op wie kan dat slaan? vroeg Anastasia.
Op mijnheer Fernantsen en de andere
gemeente-ambtenaren, die den directeur om
geven. Zij zijn allen welgedaan en slapen ook
overdag goed, naar ik hoop.
Caesar declameerde verder:
Die Cassius ziet er schraal en hongerig uit,
Hij denkt te veel; die mannen zijn gevaarlijk,
Lezen doet hij veel;
Veel neemt hij waar en goed, en hij
doorschouwt
Volkomen 's menschen doen; hij mint geen
spel.
Hij moet van dien Cassius niets hebben,
zei Anastasia. Wie zou hij daarmee bedoelen?
Dat zal de bezuinigings-inspectie zijn,
meende professor Horace.
De gestalte had den zetel gegrepen, waarop
zij tot dusver gezeten had en stond er thans
bevend en bibberend naast.
Zij sprak:
Derde Bedrijf. Eerste Tooneel. Rome. Het
Prinsenhof. Zitting van den gemeenteraad.
Anastasia keek Horace verwonderd aan.
Wat gaat ie nu beginnen?
Horace fluisterde in haar oortje, en hij had
moeite het niet te zoenen:
Hij heeft het over de begrooting in den
Raad, waar ze het stelsellooze stelsel van
tooneel-subsidies voor het volgende jaar alvast
vermoord hebben.
Luister. Hij Begint.
De gestalte kuchte, maakte zich de lippen
met de tong vochtig en ving aan:
Levius de Vriesuvius (nederknielend) Roem
ruchtige machtige en verheven Caesar, Levius
de Vriesuvius, werpt thans voor uw voet
Een leege beurs
Caesar: Ik moet u stuiten, Levius.
Dat kruipen en dat onderdanig buigen
Ontvlamm' gewonen menschen het bloed,
verkeer
Hun eerst besluit en vastgestelde wet
In kinderrechtspraak, waan niet in uw
dwaasheid,
Dat Caesar's geld zoo licht gegeven wordt.
Indien gij voor hem bukt en smeekt en
kwispelt
Dan stoot ik als een hond u uit den weg.
Weet, Caesar doet geen onrecht, evenmin
Herroept hij zonder.grond
Vriesuvius. Is hier geen stem, die meer
weegt dan de mijne,
Die zoeter klinkt in 's grooten Caesar's oor
Om mijn verbannen duiten te doen keeren?
Ik begrijp er geen steek van, zei Anasta
sia.
Het is anders nog al duidelijk, antwoord
de Horace, het is Louis de Vriesuvius, die aan
Caesar subsidie voor 1924 vraagt.
De gestalte had een stap naar achteren ge
daan, kuchte opnieuw en vervolgde:
Cassie Crielarius: Schenk geld, subsidie,
Caesar;
Ook Cassie Crielarius werpt zich neder aan
uw voeten
En smeekt uw steun voor Levius de Vriesu
vius.
Caesar: De wereld is vol menschen
En menschen hebben vleesch en bloed en
zinnen
Doch onder allen ken ik er slechts n
Die onwrikbaar vast blijft op zijn plaats
Door niets geschokt; dat ik die eene ben,
Laat me dit een weinig toonen, hierin ook,
Dat ik standvastig Levius de Vriesuvius
subsidie weiger.
Poesilius Abra/iamdoris: O Caesar !....
Caesar: Weg! Kunt gij de gemeentekas
vullen?
Lepidus Pothuisius: Dan, handen spreek
voor mij !
(Lepidus Pothuisius steekt Caesar in den
hals. Caesar grijpt hem bij den arm.
Hij wordt door verschillende samenzweer
ders, ten laatste door Marcus Brutus
Wibautsius doorstoken.)
Caesar: Brutus Wibautsius, ook gij?....
Dan Caesar, val (hij sterft, de gestalte valt op
den grond).
Het zal een expressionistisch spel zijn,
zei Horace. Brutus is blijkbaar de Machtige",
die het subsidiestelsel bij de
begrootingsdiscussies den doodsteek heeft gegeven.
Lieve Hemel, riep Anastasia, hij begint
opnieuw.
De gestalte was thans op den stoel geklom
men, werkte wederom iets uit zijn ademhalings
werktuigen weg en begon:
Rome. Het Forum. Antonius: Gij eed'le
burgers !
Burgers: Stilte, laat ons luist'ren.
Antonius: Romeinen, vrienden, burgers,
leent mij het oor.
Begraven kom ik het Stelsellooze Stelsel,
niet het prijzen.
Het kwaad dat stelsels doen, leeft na hen
voort.
Het goed wordt vaak met hun gebeent'
begraven;
Zoo moge het zijn met dezen Caesar. De
edele Pers
Heeft u gezegd, dat het vol stelselloosheid
was.
Indien het zoo was, dan was het een zware
schuld
En zwaar ook heeft het er voor geboet.
Hier, met verlof van deze Pers en die ande
ren,
Want deze Pers is een achtenswaardig man
Dat zijn zij allen, allen achtenswaardig....
Voer ik bij dezen uitvaart thans het woord.
Ik kom slechts om te spreken want ik^weet
Gij allen had het lief, met grond;
Wat grond weerhoudt u dan om het te
treuren?
Eerste burger, Doctorius Royardonis: Mij
dunkt er is veel waars in wat hij zegt
Tweede burger, Decius Musch: Aan het
Stelsel is, als men het goed beziet,
Groot onrecht aangedaan.
Derde burger, Luclüus Melsius: Ik vrees,
er komt een erger in zijn plaats.
Vierde burger, Edüaris Biskwibius: O edel
Stelsel!
Vijfde burger, Lolobius Comoedianus: O
jammerdag !
Zesde burger, Dollius Arclütectoniiis: O al
te bloedige aanblik !
Tweede burger, Decius Musch: Wij willen
wraak !
Allen: Wraak! Wij willen subsidie! Op!
Zoekt ! Duiten ! Moord ! Laat geen raadslid
in het leven ! Rijt hen in stukken voor hun
slechte redevoeringen. Rijt hen in stukken !
De jongejannende
Caesar-Antonius-Burgers wond zich zoo op dat zijn stem oversloeg.
Hij begon te niezen en Horace Allbedyll en
Anastasia Geraniumwitch vlogen met een
knal opnieuw het luchtruim in.
BARBAROSSA
ONZE CONSULS
Antwerpen: een klein, vunzig, half donker
bureau op een omgedoopte Avenue.
Een toonbank als in een winkel. Daarachter
twee ja wat? Mannen in ieder geval.
Wat wilde gij?" in twijfelachtig Vlaamsch.
Is de consul te spreken?" Men geeft dan
een kaartje.
Woar was het veur?"
Dat zal ik den consul zeggen".
Al goed, al goed ! Maar den Consul is niet
veur een ieder te spreken !"
Nemen het kaartje terug, weg !
Nog even terug ??Zijn er soms brieven
voor ons?"
Jawel, d'r is een kaart. Maar ge meugt ze
hier niet meer laten komen daar zijne we
niet voor".
Bij 't uitgaan kijken we even, boven de
deur. Ja 't was toch goed.
Consulaat der Nederlanden".
In Brussel. Op een groote Avenue, een
groot bureau. Twee onmiskenbare klerken".
Geven een kaartje: Zijn er ook brieven
voor ons?" In even schoon Vlaamsch als in
Antwerpen: Weede gij niet dat 't hier geen
bureel van de Post is?"
Jawel, maar we hadden nog geen adres".
Da gaat ons niet aan?". Tegen een derden
onmiskenbaren klerk, gaade gij eens zien of
brieven zijn voor dezen persoon". Geeft het
kaartje.
Kan ik der Consul spreken?"
Waarvoor?"
Dat wensen ik den consul zelf te zeggen".
Ah wel, neen, ge kunt den consul niet
zien".
Wanneer kunnen we den consul dan ont
moeten?"
De consul is niet te zien. Azgeiet
hebt,keinde 't me ons afdoen".
Exit !
Parijs. Groot bureau, veel, heel vriendelijke
fransche klerken, die zonder commentaar
dadelijk de correspondentie geven, zelfs aan
bieden verdere brieven naar ons hotel te stu
ren.
On peut voir Mr. Ie Consul?"
Mr. Ie Consul n 'y est pas !"
Nous voudrions lui demander un
renseignement!"
Ah nous regrettons bien maïs...."
Mais quand est-ce qu' on peut voir Ie
Consul.... ?"
Ce sera bien difficile...."
We wachten de rest niet af: Exit ! ! !
Vragen ons af, zijn impertinent genoeg ons
af te durven vragen: lo. waarom
Nederlandsche consuls voor Nederlanders niet te spre
ken zijn, 2o. waarom niemand op een
Nederlandsch consulaat onze taal spreekt.
Nice. Een klein bureau. Massa's brieven.
Een aardige consul, die ze ons zonder eenig
commentaar geeft en aanbiedt ze iederen dag
even door te sturen. Een prettig gesprek, en
allen dag zichtbaar voor alle Hollanders. Aan
komst van de Tromp ! De Consul slooft zich
uit , vereenigt alle Hollanders op een tea,
zorgt dat de Jantjes een autotocht kunnen
maken en is en blijft zichtbaar.
Florence. Een Consul général", meer dan
25 jaar op de plaats. De eenvoud, de behulp
zaamheid, de vriendelijkheid zelve en zicht
baar, bereikbaar, voor ieder.
Zijn vrouw, een chte hulp voor haar man,
hartstochtelijk Hollandsche, hoewel ze een
Italiaanschen man heeft, belangstellend in
alles wat van Holland komt.
Onze brieven hebben zich opgehoopt. Mei
een glimlach die onze vreugde bezegelt,
krijgen we het pakje en welcome to more".
Een Hollandsche dame vertelde me, hoe
onze Florentijnsche consul haar in allermoei
lijkste omstandigheden geholpen had. Ach"
zei ze, en dat isnueen Italiaan". Zijn baant je
is lang niet altijd makkelijk dat hoor je zou
uit de achterhoede want menschen trou
wen en sterven niet alleen en krijgen babies,
maar van tijd tot tijd vindt iemand het noodig
om zich om te brengen of met zijn neurasthe
nie het consulaat te bestormen.
Onze Consul in Florence is als een vader
voor ons Nederlanders en zijn huis is
vaderlandsche bodem.
Rome. Een groot,frisch bureau. Al maanden
lang hadden we den consul lastig gevallen om
inlichtingen over de Tipografia della Reale
Academia Nazionale.
Onze gezant en onze consul, beiden, hadden
zich de grootste moeite voor ons gegeven. We
durfden hun bijna niet onder de oogen te ko
men. Je voelt je schuldenaar", waar je zoo
veel last veroorzaakt hebt. Maar n onze Minis
ter Plénipotentiaire n onze Consul generaal
zijn de eenvoud, de vriendelijkheid zélf. "??.<
Brieven, maar een heele stapel" We sta
melen dank voor alle inlichtingen. Hooren we
goed? Maar 't was me een genoegen. We zijn
er toch om landgenooten te helpen". i» v*
En Brussel, n Antwerpen, n Parijs dan?
Napels ! Alweer een vriendelijk man wil
alle inlichtingen geven. Een Japansche leer
stoel? Neen! Wel een leergangaande Handels
school. Introducties etc. Ongelooflijk !.
Caïro, Colombo, Singapore, Hongkong,.
Shangai. Waarom detailleeren? Allen zijn
wezenlijk even geschikt, hulpvaardig allen
voelen zich werkelijk vertegenwoordigers van
de moeder des Vaderlands, allen voelen den
band, die ons in den vreemde vereenigt.
Eén was er, gestorven in Japan, waar hij
maar zoo korten tijd was, die ons op zijn vori
ge standplaats bijna broederlijk geholpen
heeft. Hij was n van de goede consuls, n,
als onze Consul Maas was in Londen, een man,
tot wien men ging, niet als tot een functionair
alleen, maar als tot een mensch.
De taak van een consul is voorwaar 'niet
makkelijk. Reken maar, dat ze het bijwijlen
hard te verantwoorden hebben, dat ze vaak
overwerkt zijn, vaak voor moeilijke vraagstuk
ken staan. Wat ze voor ons reizenden zijn?
Alles ! De houding van een consul bepaalt
een stemming in 't vreemde land. Zoodra we
onzenNederlandschen bodem (dat is Ambassade
en consulaat) toegankelijk voelen, is er geen
heimwee, hebben we een thuis, voelen we
den sterken band met het Moederland.
Ons consulaat is als een baken in de zee van
onbekendheden, die ieder vreemd land voor
den reiziger is. Een goed consul moet een
goed rnensch zijn, dat kan niet anders. De
man, die omkwam in Japan, had zich bij allen
die hem kenden, dien roem verworven. Zoo'n
reputatie steunt niet op fantasie, die is opge
bouwd uit duizend kleine en groote
vriendelijkheden en wéldaden. Zoo'n reputatie is
iets heel waarachtigs, niet aan Mode onder
hevig, is iets, wat telkens weer bevestigd
moet worden, om te blijven bestaan.
Nederland heeft goede" Consuls,* velen,
daarom is het zoo jammer dat er zijn,die hun
rol niet begrijpen die zich te hoog" voelen,
om zélf te ontvangen, te chic, te
uppertenish" om zich met ongetitelde Nederlanders af te
geven, die alles overlaten aan vreemde"
bedienden, die niet eens den ,goeden smaak"
hebben, te zorgen dat er altijd iemand is, die
on?p eigen taal spreekt. Dat nu heeft onze
cons1.:! in Florence zoo goed begrepen Mevrouw
Zenutti spreekt en spreekt graag met iedereen.
Evenmin als een dominee, kan een consul
zonder vrouw. Wat is een Vader van een wees
huis zonder de Moeder? En zijn wij niet van
ons land verweesd in den vreemde, en is onze
consul niet de weesvader?
De meesten begrijpen dit ook en de an
deren zullen het moeten begrijpen. De tijd van
eerebaantjes zonder meer is voorbij. Wél heb
ben we nog geen Mussolini maar de geest
die 'den Dictator, der Keerlen God, opriep,
waait over alle landen. We willen consuls
die hun vak begrijpen, ook den ethischen kant
ervan.
Wie oore hebben om te hooren, die hoore.
ELLEN FOREST
mi il.iiiiniiiMim
iiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiilii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiimiiiiiiiiiiitimiMiiMiHiiiiimiiiiiiiiiiiimiii
Maannacht
Dit is de nacht van enk'le starren,
En van de volle maan;
Van het zoo brooze tak-verwarren,
Diep in de larixlaan.
Dit is de nacht, die graan betoovert
tin drenkt in zilv'ren glans;
Die berken als fonteine' omloovert,
Ijl voor nabijen trans.
Ik ben alleen en zal zoo blijven
Onder het licht vermaan;
Dat door de schoone ruimt' gaat drijven,
Over mijn larix-laan....
J A N J. Z E L D E K T H U I S
iiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiinitii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiti
Uit het kladschrift
van Jantje
WSK,
,&e
vumurrs*
.0.^1
la ft
'?de,otatnef*<rjs &&**£'tf3,
TM
? Ulllllllltllllll*
DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
VERZIN KT, VER LOODT, VERKOPERT
ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING
TEGEN BILLIJKE PRIJZEN.
LOONSCHOOPEERAFDEELING.
liiiiiiiitiiiiiiiiiuiiiiiiiiiim»
(Passing Shbw)
(Passing Show)
(Punch)
Waarom huil je zoo, Jantje ?"
Pietje is zoo gulzig; hij wil de helft van 't bed hebben."
,.Nou, geef 't 'm dan."
Ja, maar hij wil zijn helft in 't midden hebben."
Ja, ik gaan d'r speelt iemand valsch. Ik weet niet wie, maar ik
weet wel, dat hij niet gespeeld heeft met de kaarten die'k'm gegeven heb."
Vyp. Amst. Boek- ID Steendrukkerij. voorheen Ellerman. Harmi dl Ca.
De klerk: Pardon meneer, ik zou graag de begrafenis vaiT.
mijn schoonmoeder gaan bijwonen."
De pat roo n : Ik ook."