Historisch Archief 1877-1940
\
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
22 Dec. '23. - No. 2426
KAïN, door Arthur Wildgans. Opgevoerd door de N.V. ,,Het Hollandsch Tooneel"
Teekeningen voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen
Het^Concertgebouw-sextet.'J
Twee componisten teekenen zich tegen den
achtergrond der moderne muziek thans duide
lijk af als levenskrachtige verschijningen:
Strawinsky en Milhaud. Strawinsky is mis
schien de geniaalste, de reeds geheel en al
geconcentreerde, voor wien het wisselen der
vormen slechts een wisselen der uitingen is.
Milhaud is het meest de mensch van onzen
tijd, ook in zijn muziek. Hoewel het niet juist
is de Qroupe de Six", waarvan hij deel uit
maakt, naar hem te beoordeelen zij bevat
uiteenloopende persoonlijkheden treedt
Milhaud toch het meest frappant, het meest
met de eigenschappen van den overvloedigen,
onweerhoudbaren musicus naar voren en heeft
hij ook reeds zijn weg in de wereld gemaakt
krachtens deze eigenschappen. Milhaud over
tuigt door de overmoedige energie van een op
eigen kracht bouwende; de schandalen, die
zijn eerste concerten uitlokten, maakten hem
nooit wanhopig, doch amuseerden hem eerder,
en hij genoot ook vaak de voldoening, dat het
publiek den tweeden maal beapplaudiseerde,
wat het den eersten maal uitfloot. Milhaud
is ondernemend en door zich zelf aan ons voor
te stellen en ook doordat de muziek behoefte
heeft aan nieuwe, interessante verschijningen
en niet eindeloos bij Brahms, Wagner en de
ouderen kan verwijlen , geraakte hij eerder
bij ons bekend dan Strawinsky, die meer dan
tien jaar heeft moeten wachten voordat het
Concertgebouw-orkest zijn Petrouchka" (van
1911) speelde.
De belangstelling voor Milhaud is bij ons
thans gaande, en ook het Concertgebouw
sextet, dat altijd klaar staat om ons op de
hoogte te houden van wat de moderne muziek
aan werken voor ensemble-muziek oplevert,
heeft nu op een harer concerten een sonate
van Milhaud voor piano, fluit, hobo en clarinet
doen uitvoeren.
Reeds het feit, dat een sonate (geen
klavierquartet, zooals vroeger) in deze bezetting
wordt gespeeld, is merkwaardig. Als kamer
muziek stelden wij ons vroeger meestal voor een
bezetting van strijkers, met of zonder piano.
Bij de modernen gaan de gebieden der kamer
muziek en der orkest-muziek reeds geheel in
elkaar over. Zij componeeren symphonieën
voor negen of zelfs zeven instrumenten en
schrijven sonaten in b.v. een bezetting van vier,
vijf, zes blaasinstrumenten. Milhaud heeft
zelfs voorspeld, dat het orkest zich ten slotte
tot op 6 solistische instrumenten zou beperken.
Dit is een belangrijk verschijnsel, dat zich bij
de geheele moderne muziek voordoet en dat
ook geheel met haar wezen samenhangt. Het
klank-vo/ume als zoodanig heeft voor den
modernen componist geen waarde meer. Hij
voelt het als iets kinderachtigs om door tien
violen te laten spelen wat n viool even goed,
en zelfs beter, want karakteristieker, kan uit
drukken. Het pathos van den volumineuzen
klank en den grooten vorm is hem vreemd
geworden. Een orkest, dat uit solo-instrumen
ten bestaat ontwikkelt een wezenlijker
klankrijkdom dan het vroegere orkest, niettegen
staande diens verdubbelingen en
verdriedubbelingen van groepen en aantal. Naar in
tensiteit, naar concentratie, ook binnen de
wereld der muziek, streeft thans de modern
voelende musicus. Daarom vallen voor hem
de scheidingen tusschen symphoniemuziek en
kamermuziek weg.
Zulk een kamermuziekwerk van meer
symphonisch gehalte is ongetwijfeld de sonate
van Milhaud, die thans door het Concert
gebouw-sextet gespeeld werd. Het werd ge
componeerd in 1918 in den Braziliaanschen
tijd, den tijd, dat Milhaud met Paul Claudel
een diplomatieke functie te Rio de Janeiro
uitoefende.
Het kenmerk van de composities, die hij in
dat zuidelijk land met zijn oerwoud-nachten
en zijn exotische plantengroei schreef, is het
ABEL (A. Paassen)
ADAM (J. te Wechel)
KAÏN (Louis de Vries)
EVA (J ui ia Cuypers)
imm iiiiiiiiiiiiiiiiiiu iiiu uuii iiin mm MUI ti rtiiiint iiiiiin
donkere, driftige, tumultueus-hevige, dat bij
Milhaud afwisselt met een zachte melancholie,
zijn uiting van teederheid. Het ballet
L'Homme et son désir", dat hij ook in Braziliëschreef,
is zulk een verklanking van den oer-woud
nacht, op een choreographische verbeelding
van Paul Claudel, een tumultueus-vitale
zwart" getimbreerde muziek van slaginstru
menten. De Braziliaansche tijd is voor Milhaud
vooral belangrijk geworden, omdat hij zich
juist uit de invloeden van Debussy en Magnard
had losgemaakt en zijn eigen weg ging vinden.
In Braziliëheeft Milhaud zijn ware zuidelijke
natuur ontdekt, die krachtens zijn
Portugeesch origine, hoewel hij Franschman van
geboorte is (uit Aix- en Provence), in hem
woont. ,,Milhaud kwam uit Braziliëterug, dol
van de negers" schreef Cocteau. Het verlangen
naar dit Zuiden heeft hem sinds dien voort
durend vervuld. Hij schreef op zijn Brazili
aansche indrukken nog verscheidene werken
de Saudades de Brazil" voor piano, de tango
symphonie", Le boeuf sur Ie toit" op Brazili
aansche danswijzen, tijdens het. Carnaval te
Rio de Janeiro in de negerwijken gehoord, het
onlangs opgevoerde neger-ballet La création
du monde", de orkestratie van zijn Ch
ophores", terwijl hij voor de orkestratie van
zijn Eumenides", het laatste deel uit de
Trilogie van Aeschylos, naar Madeira reist,
omdat zijn partituur, naar hij zeidc, de plan
tengroei verwant is van dat eiland waarin
men Europa het meest nabij is en Brazili
reeds gewaar wordt".
Het element der natuur spreekt in Milhaud's
muziek altijd zeer sterk, niet alleen in werken,
die hij Printemps" of Pastorale" noemt,
maar ook in de als exotische plantengroei zich
door elkaar slingerende polytonale
contrapunten van deze door het Concertgebouw
sextet gespeelde sonate. De deelen dier sonate
zijn benoemd naar stemmingen, tranquille",
joyeux", emporté", douloureux", doch
deze opschriften geven slechts den toon"
dier gedeelten aan. Het emporté" liet de
toehoorders zelfs perplex staan en men lachte
er terecht om zooals men lacht om iemand,
die zich overstuur maakt.
Behalve de sonate van Milhaud speelden de
fluitist Klasen, de hoboïst Blanchard en de
fagottist De Groen een andere noviteit ,ccn
alleraardigst trio van Haydn, een werkje,
waarvan het manuscript door Loevensohn
in een Brusselsche imiziekbibliotheek was ge
vonden en dat voor deze uitvoering is gereed
gemaakt. Het charmecrende muziekje werd
meesterlijk geblazen en had een groot succes.
Bertha Scrocn viel voor Mevrouw
Noorderwicr in, die ongesteld was, en zong liederen van
Mauricc Emmanuel, van Sauvrezis, Ravel en
Lalo, met piano en fluit-bcgeleiding, dat van
Lalo, een Brctonsch lied met piano- en
hobobegeleiding, waarbij Blanchard zijn partij
uit de verte" moest laten klinken in een zaal
er naast.
Het Concertgebouw-sextet besloot zijn
avond met de herhaalde uitvoering van
Roussel's Divertissement voor blaasinstrumenten
en piano. Jaap Spaanderman, die de eerste
maal hier optrad als vervanger van Evert
Cornelis, die door zijn werkzaamheden te
Utrecht van de leiding had moeten afzien,
kweet zich lofwaardig van zijn taak, vooral in
de sonate van Milhaud. Een en ander zal door
vaker samenspelen nog soepeler functioncercn.
CONSTANT VAN W E s s H M
SCHILDERKUNST-KRONIEK
KEN NOODZAKELIJK GEVOLG.
Het was altijd n mijner wenschen, naast
Berlage's Museum, het Stadhuis van De Bazel
inden Haag te zien. Die kans is ons ontnomen;
een slecht begrepen zuinigheid heeft ons
deze mogelijkheid geroofd. De dood van De
Bazel maakt, dat wij geen bouwwerk zullen
zien, waarvoor hij, met zijn verfijnd gevoel
voor plastische vormen, was aangewezen.
Maar die dood van den eenen bouwmeester
iiiliiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiii
N. V. HET HOLLANDSCH TOONEEL.
Kaïn, door Anton Wildgans.
g De dichter, die zijn stof aan den Bijbel
ontleent, is welbeschouwd verplicht een
meesterwerkie schrijven. Vandaar dat zwakke
pogingen in deze weinig waardeering wekken
en veler geërgerde verbeelding zich te weer
stelt bij knutselig theaterspel met gestalten
uit het oude of nieuwe Testament. Doch niet
alleen in vergelijking met het min-waardige,
dat het tooneel op dien gewijden grond ge
meenlijk biedt, moet men het dramatisch
gedicht Kaïn" van den Oostenrijkschen
dichter Wildgans uitzonderlijk hoogschatten;
afgescheiden van de geëerbiedigde stof,
dunkt ons dit drama tevens een geslaagd
voorbeeld van wat de jongeren van onzen
tijd van het tooneel verlangen: een meer
monumentale, op de ruimte gebaseerde, en
tegelijkertijd samenvattende dramatische be
wogenheid. Zij stellen dit streven m.i.
ten onrechte, het blijft alles een quaestie
van vorm en appreciatie en niemand reikt
toch verder dan zijn armen lang zijn tegen
over en boven het naturalisme (het slechte
naturalisme, bedoelen zij, dat zichzelf beperkte
en zich in overbodige détails verloor) en stuwen
daarbij onwillekeurig weer aan op het
dramain-verzen, dat mede door dit naturalisme
tijdelijk op den achtergrond was geraakt.
Verleden winter besloot ik in deze rubriek
een opstel over Expressionisme" met de
invallende gedachte: het expressionisme is
de weg-terug naar de lyriek", en Wildgans
is de eerste die ons deze oplossing als de juiste
komt bevestigen. Alleen de lyrische ont
boezeming kan bij machte blijken (Vondel
ging mede vóór) het modern schema te vullen
en de oude handeling jong te maken, zoolang
het détail, als de natuurlijke bloesem cener
innig-doorleefde realiteit, voor de huidige
generatie het blijft alles een kringloop
heeft afgedaan.
In dit verband, mede dus als verschijnsel
van zijn tijd, is Kaïn" van den begaafden
dichter, aan wien eenige jaren de leiding van
het Burgtheater is toevertrouwd geweest,
een knap werk, dat de belangstelling verdient.
Zijn beide vorige stukken Armoede"
en Liefde" zijn in onze taal gespeeld, doch
wegens gebrek aan belangstelling lag het
wellicht aan de vertooning? terstond weer
in den premières-verslindenden muil van
ons tooneel verdwenen. Moge Kaïn" een
beter lot beschoren zijn.
Wildgans noemt dit drama het eerste
van een trilogie, waarvan het tweede
Mozes" zal heeten. het derde: Jezus",
en hield zich wat den inhoud der vijf bedrijven
betreft, zoo streng mogelijk aan het boven
elk bedrijf geplaatst citaat, dat hij aan het
boek: De sagen der Joden" ontlee;ide.
Waar het geheele werk het karakter van een
oratorium draagt, daar zou het mogelijk de
vertooning ten goede komen, wanneer deze
citaten ook in den schouwburg, telkens aan
de handeling vooraf gingen, als het ware den
toon stemmend. Dramatisch ontegenzegge
lijk van werking, genieten wij een dergelijk
werk toch niet hoofdzakelijk om de spanning,
maar om de innerlijke bewogenheid van het
vers in de gespannen situatie, om de muziek
der universeele gevoelens.
De grootste moeilijkheid, die deze stof
den dichter oplegt, moet wel in het woord
schuilen. Gebonden aan slechts vier legen
darische figuren: Adam, Eva, Kaïn en Abel,
en zonder dat hij het zich een weinig gemakke
lijk maakte door toevoeging van zinnebeeldige
personages, door Adam's kroost met
enkeledochters uit te breiden, door de dieren des
velds een woordje mee te laten spreken,
door afwisseling van rei- of koorzang, moest
de dichter ook wat de taal betreft zijn fan
tasie aan banden leggen, zich beperkend
tot de eenvoudigste, uitsluitend aan deze
natuur aan den bajert, woest en duister
ontleende beeldspraak. En waarschijnlijk
zal het juist daaraan te danken zijn, aan al
deze strenge eisenen en restricties, dat dit
werk zoo kloek oprijst en de vier figuren,
die het dragen, inderdaad dragers zijn van
elementaire menschelijkheid, zonder smuk
van tijdelijkheid of opgelegde romantiek.
Er is niets in deze menschen gevangen in
hun natuur", dat onze instincten niet aan
vaarden als een deel ook van de onze, en het
dichterwoord doet dit al als noodzakelijk,
onafwendbaar, en derhaKe: schoon, beseffen.
In eeuwigen weemoed, en onsterfelijk verlan
gen:
Het is zoo donker reeds aan Adam's haard/
Moet Kaïn nog tegen Abel, Ahel tegen Kaïn
Opstaan in haat?"
Door de taal staat ons dit werk van Wild
gans veel nader dan Laudy's Paradijsvloek",
hoe een verdienstelijke greep ook dit Neder
landsen spel in zijn soort mag zijn. Laudy
gaf de elementaire gevoelens naïef, en wij
werden er na zoo vele eeuwen niet meer door
bevredig;!, wijl zij te zwak in ons aansloegen,
te weinig weerklank wekten. Wildgans is
erin geslaagd deze gevoelens elementair te
laten en ze nochtans te vullen, te laden,
met wat de vrucht van eeuwen is.
Ook in technisch opzicht, en hier is dan de
intuïtieve, de gevoels-techniek bedoeld, kwam
hij tot gelukkige oplossingen. 7icli houdend
aan de vier gestalten, van wie slechts ne:
een vrouw, wist hij deze Moeder" tevens,
visionnair, als de droom-geliefde der beide
zonen te doen optreden", zoodat de rivali
teit der knapen om de gunst der moeder, bij
den aandrift der mannelijke begeerten van
hart en zinnen, natuurlijkerwijze kwam op
ander plan en naar alle kanten kon uitslaan,
zonder dat daartoe een willekeurige figuur
(een jong meisje) behoefde te worden
ingelascht. Kuisen en lieflijk is het maagdelijk
niocderbeeld zooals het aan Abel verschijnt:
Ge waart het, ja. en... kondt het toch niet zijn.
Aan halmen, deinend als een groenen stroom.
Ontstegen stond gij, stralend ! Xeen, niet gij.
Een licht ! Omgolfd van iets, dat leek op 'aren,
Gevederte of kleed. Goud was 't, klaar goud,
Tot aan de knieën ! Bloemen hielden 't op
Dat het niet gansch tot aan de voeten zonk."
En daarna het werven om haar voorkeur
van den verhitten Kaïn, waar hij op Abel's
legerstede aan zijn moeders voeten ligt,
in schuwe begeerte deze blanke
vrouwevoeten kust. Ook dit bleet', in natuurlijkheid,
knisch, immers Kaïn ziet van zijn moeder
niet meer dan haar voeten, die hem tot
uitgangspunt dienen voor het droombeeld
eener andere, jongere vrouw, die haar gelijken,
en hem behooren zal. Ontroerend is daar
de klacht van den verongelijkte, de bereidheid,
de deemoed in den reus, welke voor haar
slaaf wil zijn:
heeft voor mij een noodzakelijk gevolg. Nu
De Bazel dood is, en het Museum, gedeeltelijk
door de kosten, voor lange jaren onmogelijk,
nu moet Berlage de gelegenheid gegeven worden
het Stadhuis, en dat wel zoo spoedig mogelijk,
te bouwen. Het schijnt me toe, dat hier
zonder dralen moet worden gehandeld.
De dood van twee bouwmeesters van belang
in n week, maakt lang overleg gevaarlijk.
Of moeten we in den Haag nu wachten,
tot Berlage overkomt, wat ons allen ns
overkomt, en moeten we na dat ongeval,
met een leedwezen, dat ik maar half als echt
kan erkennen, dien dood opnieuw betreuren,
en, huichelachtig, ons prijzen, dat we toch
hei voornemen hadden, maar dal het Lot
ons de mogelijkheid ontstal, ons voornemen
te verwerkelijken. ...
Het stadsbestuur van den Haag heeft dezen
plicht: Berlage dadelijk op te dragen het
Stadhuis te bonwen, dat de Bazel niet kon
bouwen.
EEN ONDULDBARE REGELING OF HANDELWIJS.
Voor dit jaar was een som beschikbaar
gesteld tot steun van een of meer beeldende
kunstenaars. Deze som zou besteed worden,
met een som, door den Raad van den Haag
toe te staan, voor een wandschildering in
den Schouwburg. Eén ontwerp, dat door
Linse gemaakt, werd aanbevolen door de
commissie van advies bestaande uit Dr. van
Gelder, Haverman en den heer Kal f f (waarom
niet Berlage, Van Konijnenburg en Toorop
of Hulst?). De Raad nam kennis van het
ontwerp door Linse, iemand met talent, ge
maakt, en weigerde, nadat het ontwerp
was gezien, het geld te voteeren; de heele
wandschildering werd daardoor onmogelijk
gemaakt, uit is ten slotte een onduldbare'staat
van zaken. Ik heb nooit iets gemerkt van de
artistieke capaciteiten van de heeren
Muylwijk, Wittcrt van Hoogland, en van den heer
Duymaer van Twist. Ik geloof, dat ik niet
te ver ga, als ik schrijf, dat laatstgenoemde
zich met het onaesthetische gemakkelijk
tevreden stelt. Deze heeren met te volgzame
volgelingen deden het voorstel vallen, en
blameerden in een aesthètische
onnoozelheid, of afkeer, zich zelven en beleedigden
tegelijk de commissie van advies, die
uitgenoodigd was geworden. De regeling voor
zulke dingen deugt niet, het werd hier weer
opnieuw duidelijk. Een andere regeling moet
getroffen worden. Natuurlijk heeft de Raad
te zeggen welke sommen zullen besteed wor
den voor 't een of het ander. Tegen deze zeg
gensschap gaat dit artikel niet. Mar zoodra
de Raad een bepaalde som voor een bepaald
aesthetisch doel heeft toegestaan, moet hij
het advies volgen van de adviescommissie,
wie hij zelf het recht tot oordeelen gaf.
De in deze aangewezen wethouder zorgt dan
voor verdere uitvoering, desnoods steeds met
raadpleging van de adviescommissie
Zoodoende is er meer mogelijkheid tot het tot
stand komen van kunstwerken, dan volgens
de tegenwoordige regeling van zaken.... en
dat moeten we allen toch wenschen, ook uit
oekonomische overwegingen !
Mochten de verschillende gemeenteraden
niet overgaan tot zulke handelwijs, of zulke
regeling, dan werd het noodzakelijk, dat die- .
genen onder ons, wien gevraagd werd zitting
te nemen in dergelijke commissies van advies,
eenvoudig-weg weigerden, het zou anders* er
op lijken, of wij gelegenheid zochten ons
door ondeskundigen of tegenstanders te laten
beleedigen; dat heeft geen enkele reden, en
gaat in tegen onze hoogheid.
P L A S S C H A E K T
TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN EN
TEEKENINGEN VAN OSCAR MENDLIK.
Bij E. J. van Wisselingh, Rokin.
Oscar Mendlik is een schilder van de zee.
Hij is dat zoo uitsluitend, dat op zijn schil
derijen nimmer een schip of zelfs maar een
vogel en hoogst zelden een kuststrook voor
komt.
Voor alles is hij een nauwlettend waarnemer
in de zee in haar uiterlijke verschijning,
van haar structuur. Hij kent de vorm van
een golf en de beweging ervan, het uploopcn,
het omslaan, het uiteenspatten. Hij kent
ook het aspect van de golven te zamcn,
het aanrollen, het voortkabbelen, het breken.
Hij weet hoe de zee er uitziet bij een zachte
bries, een stijve koelte, een opkomenden
storm, een orkaan. Hij nam haar waar in
de lente en in den herfst; bij ochtend- cu
avondschemering, onder een opkomende Zuid
ooster en een afbuiende Zuidwester. Hij
verzaakte nooit; hij noteerde en beschreef
haar lokken en haar toornen, haar weifeln
en haar berusten.
Toch geloof ik, dat de heer Mendlik zich
iu de zee heeft vergist. Deze schoone heeft hem
niet meer getoond dan ze kwijt wilde zijn.
Haar innigste wezen en haar eigenste ik hield
ze hem verborgen. Ik kan het niet anders
zien. Mendlik's zee is de zee van Jan en
alleman; de zee die oude dames, beelderig"
vinden en waar jonge den heelen dag naar
zouden kunnen kijken", de conventioneele,
veel bewonderde, algemeen gegouteerde zee".
Deze schilder heeft zich blind gestaard.
Ge zoudt wenschen, dat hij de oogen gesloten,
de zee, de zee gelaten en uit de bron van zijn
herinnering geput had wat gevoel en ver
beelding hem ingaf: de zee van Mendlik.
Nu mis ik in zijn ^schilderijen het tempera
ment, de drift, de visie van den kunstenaar:
het lijken min of meer geslaagde goed
bedoelde zee-beschrijvingen op interessante
oogenblikken; Oceaan-topografie.
Merkwaardigerwijze geven zijn
waterverfteekeningen een 'heel" ander beeld. Daar
weet hij in enkele centimeters te suggcreeren
wat zijn schilderijen missen: ruimte en at
mosfeer; daar is hij los, levendig en gemak
kelijk in zijn voordracht. Zou het komen,
omdat hij in deze schetsen niets beoogt,
niets bedoelt en zich dus niet forceert? Of
ligt het materieel hem beter? Zeker is dat de
factuur van zijn schilderijen niet onberispelijk
is en dat hij in den strijd met de verf, lang
niet altijd overwint.
H r: N N u s
iiiiimmtimiiiiiiiiMi iiiiiiiiini i u t miiiiimiumiiiMimi
Wij zouden de rol van den God-vloekenden,
bewustcn mensch Kaïn, naar wien klaar
blijkelijk des dichters hart warmer is uitge
gaan dan naar den gedachteloos-vronien
knaap, den blonden heraut van den latercn
Messias, eerst eens in haar volle qualiteit
vertolkt willen zien om uit te durven maken
in hoever hij is geslaagd het
troebel-menschelijke te verheffen naast het rein-goddclijke.
Mij leek, dat hij, vooral aan het slot van
II, waar Kaïn Abel lokt den nacht met
hem in het woud door te brengen, de figuur
soms te klein heeft begrepen, zelfs naar den
tnarqué" is geneigd. Wij behoeven om Kaïn's
daad te aanvaarden, Kaïn geenszins als
verrader" te zien, gelegenheid tot doodslag
was daar in dien tijd te-over; eerst veel later
werd Judas geboren; en sluipmoord is een
vorm der Renaissance.
Ook het slot van het drama Kaïn, na
de verlossende daad, in trance van sterk
gerhytmeerde dans-bewegingen bovenop een
rots -- zal niet licht bevredigen. Hier voelen
wij den invloed van Weenen, van dien
anderen Weenschen dichter: Hugo von
Hofmannsthal, en zijn Elektra-bewetking.
In Elektra" echter joeg Richard Strauss'
muziek den gruwel op tot het momenteel
overweldigende, daar stond de zegepraal"
te dansen in haar wanstaltigste, doch tevens
schokkendste gedaante, terwijl het hier
half" bleef en belachelijk werd.
Het werk zou niet de verschijning van Kaïn
op tien rotstop, aan welks voet Adam en
Eva het lijk van Abel in de aarde bergen,
kunnen sluiten; wij behielden dan het schoon
ste in onze ongeschonden herinnering: de
Moeder, die, zoolang zij den dooden zoon
nog iu haar armen houdt, den dood niet er
kent, en eerst voor de smart ontwaakt als
de Vader, de man" die het causaal verband
leerde uit de natuur, haar het gedolven graf
toont als den onverbiddelijke!! overgang,
het verdwijnen", de scheiding tusschen hemel
en aarde.
Mevrouw Julia Cuypers heeft deze Eva
verrassend schoon gespeeld. Verrassend, niet
omdat wij haar talent onderschatten, maar
omdat het zoo zelden voorkomt deze actrice
te zien, ontdaan van eiken wereldschen tooi.
Een klomp mensch, als vergroeid met de
grauwe rots waarop ze zat, star, gebluscht,
schier afgestompt sinds den
ondoorgrondelijkcn zondeval.... alleen nog: moeder,
het moederdier, in smartelijke verwondering
.... Als mevrouw Cuypers haar rol gezongen
had Kaïn" zou zeer wel een muziekdrama
kunnen zijn zou zij met haar volle, warme
alt en breede plastiek, voor deze partij"
onder de eerste vertolksters van Europa
gelden.
Hoe armelijk klinkt het
modern-verzenzeggen naast dergelijk geluid.... Hoe onbe
zield blijft het zoodra er iets meer van gevergd
wordt dan voorzichtig, vlak-gevoelig letter
greep aan lettergreep voegen. Alex Paassen
bracht voor Abel een jeugdig uiterlijk mee,
gratie, en een aanvankelijk bekorende
frischheid. Maar hoe schraal en nuchter bleven de
fraaie brokken lyriek en hoe weinig deed
ons ten slotte het zonnig Godskind, dat
om der menschen zonden sterven moest.
Over Joh. te Wechel's Adam" valt zelfs
niet te praten. De litteratuur heeft ons den
pater familias, in het zondig verband, nooit
als een held voorgesteld, maar de figuur is
door Wildgans toch volstrekt niet als de
uiterste tegenstelling daarvan bedoeld, en
een tooneelspeler van talent zou van
den onbuigzamen ploeger en zwoeger een,
in redelijke bezonkenheid, eerbiedwekkend
mensch hebben kunnen maken, die, als een
eik, den achtergrond vulde en uit wiens
stroeven vadermond het bevel:
pak aan de toorts ! Ga vóór, belicht den
weg l" machtig en gezagvol klonk.
Waar drie van de \*ier personen te kort
schoten, de Kaïn" van Louis de Vries liet
slechts op enkele oogenblikken gevoelen wat
deze rol, monumentaal opgevat en rijk ge
schakeerd, zou kunnen ontketenen en ook
de romantische decors van prof. Jurres,
geslaagd in hun genre, niet in vergelijking
komen met wat in de richting der
visionnairsynthetische ensceneering op ons tooneel
reeds werd gepraesteerd, daar blijft ook hier
onze waardeering voor de poging een belang
wekkend modern werk, in de metrische ver
taling van Mr. H. W. J. H. Keuls, welke in
verhouding tot hefonderwerp in het
Nederlandsch misschien iets te licht aanslaat,
maar, zeoals uit het aangehaalde kan blijken,
zich gevoelig lezen laat en ook op het tooneei
boeide, onder de aandacht te brengen van wie
in ons land op de hoogte wil blijven van de
buitenlandsche tooneellitteratiiur.