Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 20 September
AM9S4
3
\
1
>*
t
*
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
PT||B per jaargang f 10.
bQ vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en Administratie :
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
TROONREDE EN MILLIOENEN-NOTA
Het ziet er miserabel uit met 's lands financiën; we zullen gewel
dig moeten bezuinigen: zoo kon het vorige jaar de inhoud van de
troonrede worden samengevat.
Op welke manier zou worden bezuinigd, dat vernam men eerst
^uit de millioenen-nota; daarom was dit staatsstuk toen van veel
meer belang dan de troonrede.
Dit jaar kan hetzelfde niet worden gezegd. Daarmede bedoelen
we niet, dat de troonrede, die Dinsdag 1.1. werd uitgesproken,
zulk een diepen indruk op ons gemaakt heeft; integendeel, ze was
al bitter onbeduidend. Maar het weinige, dat de regeering over
haar programma voor de naaste toekomst had mede te deelen,
is ditmaal althans in hoofdzaak reeds in de troonrede neergelegd;
de millioenen-nota ontsluiert geen geheimen.
. We schijnen het ergste achter den rug te hebben, zal menigeen
bij de lectuur van de troonrede gedacht hebben. De regeering zit
niet meer zoo diep in den put. Er komt een beetje licht in de duis
ternis. Het zonnetje breekt even door. Of het zal aanhouden?
Dat hangt voor verreweg het grootste gedeelte af van gebeurte
nissen buiten ons land, van het tempo, waarin de reconvalescente
wereld weder op haar verhaal zal komen. Maar in Nederland zijn
f we althans op den goeden weg. We hebben het al bijna zoover ge
bracht, dat de gewone inkomsten en uitgaven elkaar dekken.
Nog even de tanden op elkaar geklemd, en we zijn er.
Al kan de millioenen-nota geen plannen openbaren, die niet
reeds in de troonrede waren aangegeven, er staan toch altijd nog
een aantal dingen in, waarvan het de moeite loont kennis te nemen.
En daar we veronderstellen, dat de meeste van onze lezers de
kolommen van hun krant, die met deze nota gevuld zijn, in den
regel overslaan, doen we hun misschien geen ondienst als we hun
het belangrijkste eruit hier in zakformaat aanbieden.
Om te beginnen dan de verblijdende mededeeling, dat het
x tekort op den gewonen dienst, voor 1924 geraamd op ruim 62
millioen, en door latere verhooging van sommige hoofdstukken
der staatsbegrooting gestegen tot ruim 64 millioen, in werkelijk
heid heel wat minder zal bedragen.
Door de in d.en loop van dit jaar ingevoerde verhooging van den
accijns pp bier en van het invoerrecht op bier en thee, door de
onlangs in werking getreden rijwielbelasting en ten gevolge van
de salarisverlaging der rijksambtenaren zal dit tekort met een
bedrag van 20 millioen worden verminderd.
Bovendien hebben de rijksmiddelen in 1924 meer opgebracht
dan de raming, in de eerste zeven maanden reeds 15 millioen meer,
zoodat geschat wordt, dat aan het einde van dit jaar de opbrengst
20 millioen meer zal bedragen dan vermoed werd.
Het tekort van 64 millioen zal dus met 20 + 20 =-? 40 millioen
worden verminderd. Er blijft maar ongeveer een derde van over.
Voor den dienst van het jaar 1925 is op de gewone uitgaven een
tekort van 15 millioen geraamd. Daarbij is echter nog geen reke
ning gehouden met de nieuwe verlaging van de salarissen (sinds
l October 1924 bedraagt deze verlaging reeds 10 %), die inge
voerd zal worden bij het salarisbesluit, dat op l Januari 1925
in werking zal treden. Precies valt nog niet te berekenen, hoeveel
deze nieuwe bezuiniging zal opbrengen; geschat wordt :6J millioen,
zoodat het voor 1925 geraamde tekort dan daalt tot 8-| millioen,
en tot 8 millioen, als men de verhooging .van het winstcijfer der
posterijen, telegrafie en telefonie in aanmerking neemt, die het
gevolg zal zijn van de toepassing der nieuwe salarisregeling bij dit
staatsbedrijf.
Dit tekort van 8 millioen zal echter met 12 millioen stijgen,
wegens een door den Minister van Arbeid aan te vragen staats
bijdrage voor het Ouderdomsfonds, zoodat ten slotte het tekort
op den gewonen dienst voor 1925 zal moeten worden gesteld op
20 millioen.
Wanneer echter de beide wetsontwerpen worden aangenomen,
die reeds bij de Staten-Generaal zijn ingediend: de nieuwe
tariefwet en de verhooging van den accijns op tabak, zal het tekort
geheel verdwijnen, omdat van deze nieuwe heffingen een bate van
20 millioen wordt verwacht.
Zoo zal de begrooting voor 1925 dus een sluitende begrooting
kunnen worden.
Daarmee zijn we echter nog niet uit den brand. Ook in de
komende jaren zullen sommige uitgaven die voor pensioenen,
dfe voor kwijting van de verplichtingen, welke de Staat ten
gevolge van zijne leeningen heeft aangegaan aanmerkelijk
toenemen.
De stijgende last van de pensioenen zal verlicht worden door
wetsontwerpen tot beteugeling van die stijging", d.w.z. door een
vermindering van de pensioenen, terwijl er op gerekend wordt,
dat de toeneming der overige uitgaven zal worden opgewogen door
eenige stijging der middelen", door een vermeerderde opbrengst
dus van de bronnen van inkomsten van den Staat.
Gebeurt, dit, dan kan de begrooting sluitend blijven, maar
zal er nog niet kunnen worden overgegaan tot een verlaging
van de belastingen.
Toch is dit dringend noodig. In 1910 beliep het bedrag, dat hier
te lande per -hoofd der bevolking aan belastingen voor rijk, pro
vincie en gemeente werd opgebracht, / 33,24; in 1924 was dit
bedrag tot ? 139,20 gestegen, dus meer dan viermaal zoo groot
geworden.
De regeering acht het haar onafwijsbaren plicht, de belastingen
te verminderen. Welke? dit zegt zij niet; zij spreekt alleen van een
verlaging van sommige voor de volkswelvaart al te drukkende
heffingen".
Om hiertoe te geraken, zal zij in de eerste plaats blijven streven
naar een verdere verlaging der uitgaven, en vervolgens een ontwerp
indienen tot heffing eener belasting op weeldeverteringen; tegelijk
met dit laatste zal zij dan ook een vermindering voorstellen van
sommige" al te drukkende directe belastingen.
Ziedaar den korten inhoud der millioenen-nota.
Overziet men nu de reeds ingevoerde en nog in te voeren maat
regelen, dan blijkt het stelsel van Minister Colijn hierop neer te
komen:
1°. vermijding van alle niet strikt noodzakelijke nieuwe uit
gaven (openbare werken, gezondheidsdienst, oprichting of
subsidieering van nieuwe H.B.S. enz);
2°. bezuiniging op tot dusver gedane uitgaven (vermindering of
opheffing van subsidies, herziening van de Lager Ond. Wet enz.);
3°. vermindering van het aantal ambtenaren in de verschillende
takken van staatsdienst, verlaging der salarissen, straks ook van
het pensioen;
4°. vermeerdering van reeds bestaande en invoering van nieuwe
indirecte belastingen (bier, thee, tabak, weeldeverteringen).
Als resultaten daarvan belooft hij ons: een sluitende begrooting
voor 1925, en vermindering van sommige directe belastingen.
Tegen het stelsel-Colijn zijn ongetwijfeld vele en rechtmatige
bezwaren in te brengen: het over n kam scheren van alle ambte
naren, de verhooging van den prijs van algemeene gebruiks
middelen, terwijl bovendien nog afgewacht moet worden, of de
verlaging van sommige" directe belastingen gelijkelijk aan alle,
dan wel hoofdzakelijk aan de vermogende burgers ten goede zal
komen.
Maar desondanks, en ook toegegeven dat omstandigheden,
waarop hij geen invloed kan uitoefenen, hem de behulpzame hand
bieden, verdient het waardeering dat hij, en in korten tijd, het doel
zal bereiken, waarop hij koers zette bij het aanvaarden van de
portefeuille van financiën: een sluitende begrooting.
Met meer recht dan waarmede Bismarck dat zei van den jongen
Keizer Wilhelm, die andere wegen insloeg dan de kanselier goed
keurde, kan van Minister Colijn ook door zijne politieke tegen
standers worden getuigd: es ist doch ein tüchtiger Kerl!"
K E R N K A M P