Historisch Archief 1877-1940
WËkÖLAÖVOOft NÉÓËRLAND
ditle" hunner 17de-eeuwscne] kunstbroeders weer
voorzetten.)
Men kan hiertegen aanvoeren, dat eenige. der '
grootste I7e-eeuwsche Meesters nimmer Itali
bezochten. Rembrandt bijv. Dat is zoo. Doch daar
staat tégenover, dat de laatste een groot minnaar
der Haliaansche kunst was. Men. weet, zijn ver
zameling van vooral Zuidelijke kunst was uniek; en
het is bekend, hoe eenige zijner scheppingen op die
der Italiaansche Meesters geïnspireerd werden.
Wat dus ook de reden moge geweest zijn, bat hij in
persoon het Zuiden niet bezocht in zijn geest
heeft hij er vertoefd en den invloed ervan in zijn
werk onmiskenbaar ondergaan.
Maar Iaat ons niet afdwalen.
Dat zoovele 17e-eeuwsche Bouwmeesters hun
land verlieten; had echter naast de zucht tot studie
en avontuur een andere meer praktische en proza
sche reden,.
Na geschetst-te hebben, hoe indertijd de
Nederlandsche architecten eveneens
denjmachtigenjnvloed der Italiaansche Renais
sance ondergingen, waardoor
de Nieuwe tijd ook voor onze
vaderlandsche bouwkunst aan
gebroken was, zegt Slothouwer
Tn zijn boek met betrekking tot
de hoofdoorzaak van dezen
uittocht:
tntusschen werden de 'Zui
delijke en de Noordelijke Ne
derlanders gewikkeld in een
bitteren strijd tegen een vreem
den overweldiger. Het is n
wonder, dat in dezen strijd de
nieuwe jonge plant niet onder
?den voet werd geloopen. De
ketters werden verbrand, de
steden verwoest en uitgehon
gerd, en desondanks bleven de
kuhstenaars gelooven in het
geluk van dit leven en schiepen
zij hunne meesterwerken.
Voor de architecten, de steen
houwers, de beeldhouwers is
echter meer noodig dan het
geloof alleen; waar de opdrach
ten ontbreken, kunnen zij zich
niet uiten.
Zoo is het .begrijpelijk, dat
velen in den vreemde zochten
wat hun eigen gemartelde land
hun niet bieden kon. Dat dit
zoeken niet vergeefsch zou
blijken Was te danken aan den
naam, dien de lage landen
sedert lang hadden weten te
vestigen in Europa en speciaal
in het noordelijk deel ervan.
De glorieuze geschiedenis der
Hanze kan hierop de toelichting
geven, eene geschiedenis, die
doet zien, hoezeer de wegen der
kunst gebaand worden door
handel en verkeer."
Verder wijst schrijver er op,
hoe deze handelswegen
hoofdzaaklijk overzee liepen, en hoe
speciaal aan Noord- en Oostzee
en aan de Sont de eerste mach
tige invloeden der
Nederlandsche bouwkunst merkbaar wer
den; en deze invloed drong
zelfs door tot in het hooge
Noorden.
De verspreiding der
nederlandsche Renaissance tot in
Oenemarken en Zweden is geen
op zichzelf staand feit, doch
dient gezien te worden als een
onderdeel der verspreiding van
dien stijl in geheel noordelijk
Europa.
Als .een kunstig weefsel over geheel noordelijk
Europa uitgespreid, liggen daar de bouw- en beeld
houwwerken der nederlandsche meesters. En ook
naar het Westen, over Engeland, strekt zich dit
weefsel uit.
Een Henri of Hans van Paeschen heeft steeds
gegolden als de bouwmeester van de Londensche
Beurs, die, zooals wij weten, voor Hendrik de
Keyser als voorbeeld gold voor zijn beurs te Am
sterdam.
Dat er vele kunstenaars naar het Noorden trok
ken Js te begrijpen, omdat de toestanden daar
buitengewoon gunstig waren voor een verdere
ontwikkeling der bouwkunst, vooral in vergelijking
met de rampzalige toestanden in de Nederlanden.
Niet alleen deed de Deènsche n Zweedsche adel
talrijke kasteelen bouwen, ook de koningen voerden
groote bouw-plannen uit endeden, wat hunne be
langstelling voor de bouwkunst betrof, niet onder
voor de Italiaansche vorsten der renaissance.
WH denken daarbij aan Johan III van Zweden
(1568?1592) en aan Frederik 11 van Denemarken
(1559?1588), die het oude slot Kregen liet ver
bouwen tot het machtige Kronborg, dat dien
naam ontving, toen zijn zoon Christiaan IV op
12 April 1577 het levenslicht zag." Houden wij
dit laatste in het oog, dan behoeft het ons niet te
verwonderen, dat de grootste monumenten der
Hollandsche Renaissance niet in ons land, doch
in Denemarken aangetroffen worden.
(Zie bijgaande afbeeldingen).
Door het bovenstaande zal de lezer gemakkelijk
leeren inzien, van welk een gewichtige beteekenis
de Nederlandsche renaissance voor de herleving
der architectuur in gehed het Noorden van Europa
geweest is. Tot de betere kennis daarvan bracht
Slothouwer ons een grooten stap nader. Gelijk ge
zegd, heeft hij zijn moeilijke taak op voorbeeldig
conscientieuse wijze volbracht. Zijn boek behelst
een'studie naar de natuur, daar hijjna
verschiltieven zich hier openen.
Onze Oud-Nederlandsche bouwmeesters waren
van hetzelfde stoere, onbuigzame en bedachtzame
ras] als onze zoo terecht vermaarde oude zeevaar
ders; alleen werd van hun streven en werken tot
heden minder bekend.
H. J. M. WALENKAMP Cz.
BEURS TE KOPENHAGEN, WESTGEVEL
lende reizen naar Denemarken het volgens de
bronnen zelf heeft kunnen opstellen.
Gelijk we in den aanvang van dit vluchtig over
zicht reeds schreven, ligt hier een wij dsch veld ter
bewerking van vele andere landen open.
Slothouwer's werk vormt daartoe het uitstekend begin;
het wijst op de mooglijkheid van onderscheidene
achtereenvolgende afgeronde studies over den
invloed der Nederlandsche bouwkunst in den
vreemde, waarover zoo weinig nog in concreten
vorm gegeven werd.
Wij denken hierbij aan dien invloed in
NoordDuitschland en dan allereerst aan de beroemde
oude Hanze-steden, als Lubeck, Bremen, Hamburg,
Koningsbergen en vooral aan het nog zoo goed
bewaard gebleven, intieme Dantzig. Ook aan
OostFriesland met zijn Emden en zijn landelijke, zoo
karakteristieke bouw- en ambachtskunst.
Verder is er eveneens nog weinig bekend, althans
in zooveel mooglijk compleeten vorm, omtrent
onze oude architectuur in Oost- en West-Indië,
Amerika, Zuid-Afrika, als de Kaapkolonie en
Transvaal. Enz. Men ziet, welke wij dsch e
perspec1) Bouwkunst der Nederl. Renaissance in Dene
marken door Ir. D. F. Slothouwer, architect.
Amsterdam P. N. van Kampen, 1924.
TAALVERWOESTING
35. VERKAPT
Eenjwerkwoord (zich) verkappen hebben de
taalverduitschers nog niet aangedurfd, maar met
een deelwoord verkapt schermen
zij ongemanierd rond (een ver
kapte belasting, een verkapte
onwaarheid, een verkapt dreige
ment, verkapte protectie) en zij
hebben bij het lauwe, onver
schillige publiek allen wil van
hun brutaalheid.
Van verkappen" is verkapt
niet te scheiden. Wie nu nog
luistert naar zijn taal, zal in
verkappen" hooren: iets ge
heel in j stukken kappen" of
reflexief "?een ander kapsel op
zetten". De eerste beteekenis
vooral zal dadelijk bij hem
opkomen. Maar een nog on
bedorven Nederlandsch oor zal
zich niet laten opdwingen, dat
verkappen" het begrip ver
bergen onder , onzichtbaar
maken door een kap" weergeeft.
Of al het Duitsche verkappt"
'deze grondbeteekenis heeft en
dat een Duitscher het zoo ver
staat, gaat het Nederlandsch
niet aan.
Wat moet het Nederlandsch
met dit verkapt uitrichten? Naar
de uitspraak is het foeileelijk
met l, zijn opeenhooping van
harde klanken en naar de be
teekenis, die het zich aanmatigt,
doen wij er een bedroefd slechten
ruil mede, als wij toelaten, dat
het zich dringt in de plaats van
heimelijk, bedekt,
verhplen,vermomd" en andere eerlijke ken
merkend Nederlandsche woor
den. Vermomd" zou in zijn
figuurlijken zin zelfs heelemaal
voor dien indringer moeten
'wijken en dit ware een bitter
verlies voor onze taal, daar
het woord door zijn doffe klank
kleur en ondubbelzinnige be
gripsvertolking tot haar beste
eigendom mag gerekend worden.
HAJE
Bij de onthulling van het
borstbeeld van J. H. van Dale
te Sluis heeft volgens d» bladen
de Middelburgsche advocaat
Mr. P. Dieleman geschetst hoe
van Dale duidelijk maakte, dat
een volk, dat de taal zijner
vaderen verzaakt, alle
eigendommelijkheid verliest, dewijl
het zich geheel verbastert."
Als Mr. D. dit werkelijk
zoo gezegdjheeft, vrees ik bij hem voor een vlaag
van eigen domheid, waarvoor de geest van v. Dale
niet verantwoordelijk is. Cornelis Veth vindt het
jammer, dat de opschriften in het Leidsche Museum
van Oudheden zoozeer het kenmerk dragen van
on-Hollandsche cultuur" en maakt verder aan
merking op de onheimelijke hoogte" der Egyp
tische afdeeling van dit museum.
De heer Veth schikt deze beide woordparen
verkeerd. Onhollandsch" hoort bij hoogte",
maar onheimelijk" bij cultuur".
H.
PAT»AM