Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
>?zooals gezegd de nieuwe dubbele camera en
Fig. 4 de museumzaal.
Bedenkt men .hierbij dat Prof. de Sitter en Dr.
J. Woltjer een derde afdeeling, de theoretische,
voor hunne rekening hebben genomen, terwijl de
heer C. H. Hins de leiding heeft over het werk
?aan den meridiaancirkel, dan kan men zich over de
veelzijdigheid, waarmede thans te Leiden de ster
renkunde beoefend wordt, niet anders dan ver
heugen.
In deze Sterrenwacht, in die te Utrecht, welker
"werkprogram niet tot een der Leidsche afdeelingen
-toehoort, in het Kapteijn-laboratorium te Gronin
gen, in het Instituut voorzonne-waarnemingen, ver
bonden aan het Physisch Laboratorium te Utrecht
en in het Astronomisch Instituut der
Amsterdamsche Universiteit bezit Nederland thans 5
astronomische werkplaatsen, die het in de laatste
jaren tot een groote mogendheid" in de Sterren
kunde gemaakt hebben en welker instandhouding
van groot belang is voor de eervolle plaats, die
ons land in de beoefening der natuurwetenschappen
inneemt.
Prof. de Sitter kan, met trots en voldoening,
terug zien op den dag waarop de gereorganiseerde
Sterrenwacht officieel werd ingewijd. De taak,
waaraan hij zich, sedert zes jaren, met groote vol
harding gegeven heeft, is zoo goed als volbracht.
De eer daarvan deelt hij, zooals hij in zijn toespraak
duidelijk liet uitkomen, met al zijn medewerkers.
Wij zijn daarvan ten volle overtuigd; ook in de
wetenschap is het met onwillige honden slecht
hazen vangen"! Maar wij zijn er evenzeer van over
tuigd, dat alleen de bezielende leiding van een man,
die weet wat hij wil, en uit zijn helpers al datgene
kan halen, waartoe hunne hoedanigheden van
hoofd en hart hen in staat stellen, een weten
schappelijke inrichting kan maken tot een bloeien
de onderneming. Zonder zulk een leiding (wij
hebben het o.a. bij het bezoek aan een voortreffe
lijk uitgeruste buitenlandsche sterrenwacht kunnen
Fig. 4. De Sterrenwacht te Leiden. Niejiwe museum-zaal. Aan de
wanden hoekmeet-instrumenten uit vroegeren tijd; op tafe! ver
schillende typen oude spiegelteleskopen; in de glazen kast rechts de
heliometer
vaststellen) kan zij zelfs met goede helpers
ontaarden in een verzameling dood materiaal.
Zoo moge, ook in latere jaren, de dag van
18 September 1924 in zijn volle waarde geschat
blijven, niet alleen door hen die belang stellen
in den bloei der Leidsche Universiteit, maar door
allen, wien de wetenschappelijke plaats van Neder
land in de rij der volken ter harte gaat. Illuxit
vere candidus ille dies.
J. VAN DER BILT
BOLLAND'S COLLEGES
Op twee wijzen zijn ons de gedachten der groote
wijsgeeren overgeleverd : in door hen zelf geschre
ven verhandelingen (zooals door Plato), of in
college-dictaten van hun leerlingen (zooals mis
schien het geval is met vele van de tot ons geko
men werken van Aristoteles.)
Wat de gezamenlijke werken van Hegel betreft,
deze bestaan slechts ongeveer voor de helft uit
eigenhandig geschreven deelen, terwijl de andere
helft gevormd wordt door na zijn dood bewerkte
college-dictaten van zijne leerlingen.
Het heeft zin, dat leerlingen die gedeelten van
de leer, welke door den meester slechts mondeling
behandeld zijn, voor het nageslacht trachten te
bewaren door deze uit hun dictaten te
reconstrueeren; bij gebrek aan beter, d. w. z. bij het
ontbre-ken van hetgeen de meester zelf in nauwkeurige
overweging op schrift zou hebben kunnen bren
gen, stellen we ons dan tevreden met het dictaat
van den leerling. Dit zal echter onvermijdelijk
tweeslachtig en tevens te beknopt zijn, tenzij het
een stenographisch verslag is, in welk geval echter
toch in den regel het door den wijsgeer zelf op
schrift gestelde woord zi/iverder zal zijn. In de
improvisatie der voordracht sluipt allicht hier
en daar iets minderwaardigs in, dat men in de
rustige overweging bij het geschreven woord niet
zoo zou hebben laten drukken.
Waar nu verschillende leerlingen van Bolland
na diens overlijden den tijd gekomen en zich ge
roepen achten om hetgeen zij op de colleges van
hun leermeester opteekenden te publiceeren,
daar hebben we te overwegen of dit zin heeft en
of dit verantwoord is; in casu betreft dit Bolland's
logica-colleges, uitgegeven door mej.Vas Nunes. 1)
In het algemeen is tegen dergelijke publicaties
van Bolland's colleges bezwaar te maken; voor
eerst is het juridisch niet geoorloofd, en voorts
zal het in het algemeen philosophisch wel niet
verantwoord zijn: eventueele liefhebbers tot pu
blicaties mogen zich wel ter dege afvragen, of
zij zich zelf competent tfiogen achten zuiver en
getrouw het gehoorde te reproduceeren, n, indien
zij dit kunnen, of hunne publicaties een bijdrage
vormen zullen, die werkelijk in een leemte voor
ziet en die tevens tot de hoogte van Bolland's ge
schreven woord reikt, om niet te zeggen deze
overtreft.
Wat nu het college-dictaat van mej. Vas Nunes
betreft, behoeft althans aan hare philosóphische
bevoegdheid niet getwijfeld te worden. Zij kent
door haar vijftien jarea lang volgen en op schrift
brengen van Bolland's colleges diens werk en
geest zoo nauwkeurig als weinigen; we kunnen
wel zeggen dat haar geest zich tot volkomen
congruentie met dien van haar geliefden meester
heeft gevormd.
Overwegen we nu echter, waar Hegel zelf twee
malen en Bolland reeds drie malen eene doorden
king van de logica hebben laten drukken, en we
dus reeds vijf bewerkingen der logica hebben, of
deze nieuwste logica door mej. V. N. uitgegeven
in eene philosóphische leemte voorziet, dan moet
dit betwijfeld worden. Ik kan niet zien, dat hare
uitgave het Collegium Logicum in het algemeen
verbetert, nieuwe gezichtspunten opent
of zuiverder en uitvoeriger ontwikke
lingder overgangen-(en dat is het wezen
lijke) geeft.
Als argument voor hare uitgave dient
de bekende uiting van Bolland,dat het
(ware) toch eigenlijk in zijn boeken
niet staat: Wie het nooit gehoord, enkel
maar gelezen heeft, heeft veel kans, er
niet achter te komen". Nu, ik wil de
paedagogische beteekenis van mon
delinge inleidingen en samenspraken
allerminst ontkennen, maar het ware
begrip van de methode van Hegel en
Bolland verkrijgt men toch eerst in de
eenzaamheid van het studeervertrek door
zich te verdiepen in hun boeken. Dat
de leer een geval van de leer is",
geldt evenzeer van het gesproken als van
het geschreven woord. En Bolland's
uiting: in mijn boeken staat het toch
eigenlijk ook niet'", is een eenzijdigheid,
in zooverre hij hier het besef van het
onvermijdelijk gebrekkige in elk afzon
derlijk geval van begripsontwikkeling te
sterk laat spreken, wat hij elders gecorri
geerd heeft: b.v. Das Wahre ist Einheit
des Sagbaren und Unsagbaren und durch die
Rede hindurch hebt sich das stumme Anfangliche
oder anfangliche Stumme in der Stille der
Ewigkeit auf; immerhin aber bleibt das Unsagbare
das Unsagbare, welches sich als solches nennen
und sagen lasst und in vernünftiger Rede sich
selbst verkehrt. Das Vernünftige ist sogar nur
in der Sprache wirklich".
Stellen wij eens een oogenblik, dat het waar is,
wat wel beweerd wordt, dat Bolland's mondelinge
voordrachten (in casu over de logica) vee! zui
verder enz. waren, dan wat hij geschreven heeft,
dat zijn gesproken woord het ware is geweest,
dan kan het toch niet anders, of de dictaten van
zijn leerlingen, al zij n ze ook van de kwaliteit
van mej. V. N., moeten beneden het gesprokene
blijven. In het oictaat van mej. V. N. is veel weg
gebleven, wat niet anders kan, tenzij men
stenographeert, hetgeen al blijkt ars men den omvang
er van vergelijkt met het gestenographeerde
Collegium Logicum. Bekend is bovendien, dat
Bolland zelf in dat stenogram veel heeft moeten
verbeteren; zouden dat alleen fouten van den
stenograaf geweest zijn?....
Men kan niet anders dan de voorkeur geven aan
het door den redemeester zelf geschreven woord.
Dictaten van zijn leerlingen uit te geven heeft,
zooals gezegd, alleen zin, indien het gedeelten
der leer betreft, die de meester zelf niet heeft
uitgegeven, zooals bij Hegel het geval is geweest;
maar het was hier bij Bolland's logica niet noodig.
Een ander belangrijk punt is nog, dat het ge
vaarlijk is, indien men in z'n eentje tot dergelijke
uitgaven overgaat. Bij iemand van de competentie
van mej. V. N. weegt dit niet zoo zwaar, maar er
zijn reeds andere voorbeelden van uitgevers van
Bolland-dictaten, die daarmede de zaak meer
nadeel dan voordeel hebben toegebracht.
cent
Toen de leerlingen van Hegel besloten zijne
gezamenlijke werken uit te geven en daaraan
'bewerkingen van diens college-dictaten toe te
voegen, hebben zij zich vereenigd tot eene com
missie, terwijl bovendien bij het samenstellen
van die Vorlesungen" niet de dictaten van n,
maar van verscheidene leerlingen als grondslag
hebben gediend. Het ware wel gewenscht, dat
dit voorbeeld hier werd nagevolgd; deze com
missie, waarin in de eerste plaats mej. Vas Nunes
zitting behoorde te hebben, zou zich eerst be
hoorlijk van het auteursrecht dienen te verze
keren, en zich tot taak moeten stellen een vol
ledige, nieuwe Uitgave van alle werken van Bol
land, waaraan dan tevens uitgaven van college
dictaten, voorzooverre dit wenschelijk mocht
blijken, zouden kunnen worden toegevoegd. Dat
aan nieuwe uitgaven van Bolland's werken be
hoefte bestaat, blijkt wel uit de prijzen, die op
verkoopingen o.a. voor zijn Collegium Logicum
geboden worden.
Na al deze bezwaren en wenschen geuit te heb
ben, kan ik overigens mej. Vas Nunes' uitgave
aanbevelen als een boek, dat zeer geschikt is,
om door nog niet op de hoogte zijnde belangstel
lenden ter hand te worden genomen. Wijlen
Dr. J. M. Fraenkel schreef in het April-nummer
van het Tijdschrift voor Wijsbegeerte": de naar
Hegelarij begeerige leerling zal eerder door de
logica zelve, voorloopig voor hem dan de techniek
van de uiteenzetting der kategorieën getrokken
worden alvorens hij kracht genoeg heeft om het
zooveel zwaard e e procédéder Phaenomenolog'e
te doorstaan; er is wel geen koningsweg in de
wetenschap, maar men moet het den leerling ge
makkelijk maken, hem niet afschrikken in een
inleiding".
De inleiding, die de Logica-overlevering van
mej. V. N. vormt, is in dien zin uitmuntend. Het
boek is niet zoo groot van omvang en niet zoo
Uitvoerig in de begripsontwikkeling (wat zou er
b.v. vél meer van de oordeelen en de sluitrede te
maken zijn !) dat de aanvanger wordt afgeschrikt.
Zoo laat het zich door buitenstaanders gemakkelijk
lezen, getuige de aangename verrassing" van
den heer Ch. M. v. D., die in De Gids" van
Februari j.l. schrijft: Vele jaren van meening,
dat hij van Hegel en Bolland toch niets begrijpen
kon, hield hij zich buiten haar wijsgeerige ge
schriften, maar nu deze Logica" d. w. z. de
hier besproken uitgave van mej. V. N. hem
in handen komt, ontwaart hij bij zich zelf veel
meer gemak om ze te volgen (hoewel lang geen
volkomen gemak) dan hij had durven denken.
Bolland is hier duidelijker dan het gerucht van
hem gaat, en menigen buitenstaander wellicht
zal mej. Vas Nunes met dit boek aan zich ver
plichten als met een inleiding in de wijsbegeerte
van Hegel en mér nog in die van Bolland zelf".
Hiermede is dus empirisch aangetoond, dat
de dictaten van mej. V. N. zich uitstekend leenen
.om buitenstaanders de oogen te openen. Te hopen
valt echter, dat zij het daarbij niet zullen laten,
maar zullen voortgaan met vooreerst Bolland's
inleiding tot zijn Collegium Logiciim te lezen
(blz. l?206), welke beschouwingen in het dic
taat van mej. Vas Nunes ontbreken, om zich
daarna eerst in Bolland's overige philosóphische
werken en vervolgens in die van Hegel te ver
diepen, waarbij men zoolang men het zelf nog
niet kan begrijpen heeft aan te nemen, voor
eerst dat die studie dan niet met veel gemak"
mag en kan gaan, en voorts, dat eerst de door
denking van Hegel's Phaenomenologie tot begrip
van begrip kan leiden.
S. A. VAN L U N T E R E N
1) G. J. P. J. Bolland's Colleges, uitgegeven
door ESTER VAS NUNES; I, Logica. Haarlem,
J. W. Boissevain en Co., 1923.
CADILLAC V. 63
Ieder, die het heeft gebracht tot een
CADILLAC V 63, behoeft het op auto
mobielgebied niet verder te zoeken.
K. LANDEWEER - UTRECHT