Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2489
JHet eerste gebouw van de groote Club
AMSTERDAMSCHE BIJZONDER
HEDEN XVIII
DE GROOTE CLUB
Het is niet ons voornemen den le/.er te
introduceeren in de gewijde hallen van Amsterdam's
meest bekende sociëteit. \\'ij denken er niet aan
ons met onzen introducévoor een der ramen te
plaatsen en het gewoel der menschentnenigte op
^len Dam en in de Kalverstraat en de Paleisstraat
-gade te slaan. Eerder zouden wij het geval willen
omkeeren en het gebouw van de Groote Club
niet van binnen uit maar van buiten af willen
bezien. Niet om kritiek te oefenen op de archi
tectuur van hit groote huis. Het is jammer, dat
?dit belangrijke punt uit het oogpunt van
stads?schoon in de laatste eeuw niet beter verzorgd is
geweest. Stellig is het tegenwoordige gebouw in
rustige voornaamheid aantrekkelijker dan wat
er vroeger stond. Maar het hoekpaviljoen, waar
het hier toch wel zeer op aankomt, is wat zwaar
van verhouding en bouw; niet ten onrechte heeft
de spraakmakende gemeente dit hoekpaviljoen
vergeleken met een molen zonder wieken.
Niet over het tegenwoordige gebouw en evenmin
over de Groote Club zelf willen wij spreken.
Wij willen alleen eraan herinneren, dat deze
sociëteit in den loop der tijden haar grondgebied
steeds heeft uitgebreid en zoo langzamerhand
het geheele complex op den hoek van Kalverstraat
en Paleisstraat in beslag heeft genomen. Zoo heeft
dus deze plek grond
haar geschiedenis
;waarlijk niet te verwonde
ren, want wij bevinden
ons hier weer in het
oude, zoo niet het oud
ste Amsterdam. Als de
steenen konden spreken,
zouden zij ons heel wat
van deze historische
plek kunnen vertellen;
een belangrijk stuk
leven van oud-Amster
dam heeft zich hier
afgespeeld.
Beginnen wij met wat
het eerst in het oog
valt, met den hoek
Kalverstraat?Paleis
straat. De eerste heeft
bij menschenheugen:s
altijd zoo geheeten; de
tweede heette vroeger
de Gasthuissteeg naar
het St.
Ehzabethsgasthtiis, dat er aan was
gevestigd en dat ten
slotte in den stadhuis
bouw is opgenomen. Het
hoekhuis, waarvan wij
eerst hebben te spreken,
stond tegenover het
gasthuis, dat zijn in
gang met een kleinen
stoep aan den Dam
had. Van dat hoekhuis weten wij, dat het op
de oudste kaart van Amsterdam, die van
Cornelis Antonisz van 1544, voorkomt als een
onaanzienlijk, laag perceel. Maar in 1625 staan
hier reeds blijkens de kaart van Balthazar Florisz.
prachtige renaissance-gevels, waarvan het jammer
is, dat zij in 'Jen loop der eeuwen zijn verdwenen.
Het hoekhuis, waarvan wij spraken, draagt het
jaartal 1594 in den gevel en heet dan De Vergulde
Ploeg; een gevelsteen stelt een ploegenden os
voor, met een boer achter den ploeg. Maar wij weten
nog wel van oudere dingen hier. In 1541 wordt
het huis voar het eerst verkocht; er is althans
dan het eerste bericht daarover. Het zal dan nog
niet De Vergulde Ploeg hebben geheeten; immers
eerst omstreeks 1600 woonde hier een zekere
Huygh Hendricksz. Ploegh, naar wien en door
wien het huis kan zijn genoemd. Maar ook het
omgekeerde is mogelijk: men noemde ook wel den
bewoner naar zijn huis. Maar hoe dat zij, in het
begin der zeventiende eeuw heet het huis De
Vergulde Ploeg en zoo is het blijven heeten, ook in
latere jaren. Er woonden toen ook bekende
menschen in het perceel, waarschijnlijk Jan Willemsz.
Bogaert, dien wij uit Vondels hekelpoëzie kennen
als een voorvechter der orthodoxie van die dagen,
maar zeker Joost Hartgers, de niet minder bekende
uitgever van Vondels gedichten. Hij had daar
op den hoek een boekwinkel, zeker wel esn zeer
geschikte stand voor zulk een zaak. De verdere
bewoners laten wij in het graf der vergetelheid
rusten. Maar in 1805 wordt het hoekhuis gekocht
door Evert Maaskamp, den bekenden boek- en
plaathandelaar, zelf ook schilder en teekenaar;
hij heeft heel wat prenten van het toenmalige
Amsterdam uitgegeven. Niet minder bekend
dan de winkel van Maaskamp in zijn dagen was
in lateren tijd de zaak van Heytnan. In 1823
kocht Al^xander Heyman het perceel voor zijn
befaamde manufacturcnzaak, die men wel eens
met het modepaleis van Hirsch in on?e dagen
heeft vergeleken. Heyman breidde zijn zaken
steeds uit: in 1823 kocht hij ook het belendende
perceel aan de Kalv ei straat, in 1839 het daarnaast
liggende Noord-Hollandsche koffiehuis. Kort daar
na is Heyman gestorven. Maar zijn zaak bleef
diarna nog in wezen. Eindelijk in 1870 verkoch
ten de erven Heyman het geheele complex huizen
aan de gemachtigden van De Groote Club, die
dus toen haar intrede deed aan den Dam. Er
kwam toen bovendien een grondruiling met de
gemeente tot stand.
Tot dit complex behoorde, gelijk wij zagen,
het tweede huis in c!e Kalverstraat, dat lange
jaren de Noordstar heeft geheeten, ook wel
kortheidshalve de Star. Vóór de zeventiende eeuw
komt het niet voor; zooals het in d'e eeuw er
stond, was het van 1620. In dit huis woonde in
1678 Frederik de Wit, die bekend was als
kaartenmaker en als uitgever van kaarten. Verder is er
weinig van te zeggen; wij zagen, dat het perceel
in 1829 door Heyman werd gekocht en bij zijn
zaak werd getrokken. Veel bekender is het derde
huis in de Kalverstraat, dat als de Meermin te
boek stond, reeds in het begin der zeventiende
eeuw. Maar een eeuw later kreeg het een veel
befaamder reputatie onder een anderen naam.
In de dagen van den beruchten actiehande! in
1720 speelde dit huis een zeer gewichtige rol.
Het was toen het koffiehuis, waar de
windhandeDe Dam omstreeks 1850
Op de plaats, waar thans de Qroote Club staat, is de manufacturenhandel van Heyman met zijn
voor dien tijd moderne gebogen spiegelruiten
(Naar een teekening van C. Springer)
Het tegenwoordige gebouw van de Oroote Club
Hotel DUIN EN DAAL
CENTR. VERW. PRIVfl BADKAMER
VASTE WA3CHTAFELS
laars a\? in een beurs samen kwamen; het heette
toen Quincampoix naar de befaamde straat te
Parijs, waar ook de koortsachtige actiehandel
hoogtij vierde. Toen de speculatie in haar eigen
buitensporigheden onderging, werd het huis
Quincampoix door het woedende volk geplunderd.
Toen de actiënhandel zich oploste in bobbel en
wind, raakte 't grauw op de been en ging op den
morgen van 5 ctober 1720 met groot rumoer,
dat aan velen hoed en pruik kostte, op den Dam
de lijkstaatsie der actionisten vieren, terwijl het,
toen de avond gevallen was, het nog erger maakte,
door het koffiehuis Quincampoix te plunderen."
Er bestaat daarvan een symbolische prent .,Quin
campoix in duigen", waarop het geplunderde
koffiehuis duidelijk te zien is. Zeggen wij te veel,
als wij constateeren, dat wij hier aan den ingang
der Kalverstraat op historischen bodem staan,..
Na de emotie van den actiehandel nam het huis
weer den bescheiden naam van Noordhollandsch
koffiehuis aan. Zoo heette het ook nog in de
negentiende eeuw. In 1839 werd het aangekocht
door Heyman; zoo kwam het met het geheele
complex in 1870 in han
den van De Groote Club.
Het vierde huis heette
de Vergulde Eenhoorn.
Wij vinden hier in de
eerste helit der zeven
tiende eeuw een be
faamd Amsterdamsch
geslacht, dat in onzen
tijd nog in vollen bloei
staat. In 1631 wordt
het perceel gekocht
door Jacob Six; waar
schijnlijk heeft hij het
de Vergulde Eenhoorn
genoemd; tot in onzen
tijd stond deze naam
met het jaartal 1631 in
den gevel te lezen. Veel
bekender dan Jacob Six
was zijn zoon Jan Six
van Chandelier, die in
zijn dagen grooten naam
i\s dramatisch en ly.isch
dichter had. Wij zullen
niet bij zijn poëzie stil
staan, imar willen toch
opmerken, dat bijna
geen dichter van dezen
tijd zooveel
topographische bijzonderheden
over Am=terdam vertelt
als Six van Chandelier.
Er is van hem een ge
dicht, ,,Wensch
desEen