Historisch Archief 1877-1940
No. 2553
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
INDISCHE
GLIMWORMPJES
DOOR H. VEERSEMA
De hond
DE Indische hond is een
Mohammedaansche hond.Dit bepaalt volkomen
zijn uiterlijk en innerlijk. Want hij is
ter gelijkertijd door den Koran
uitgekreten als een onrein dier en deswegen
heeft de inlander geen plaats voor hem
in zijn woning. Maar tevens is hij bemind
bij de Inlanders om andere redenen: hij
is waakzaam, hij kondigt in eenzame
kampongs de komst van wilde dieren
aan, hij jaagt op ratten en muizen, hij
houdt opruiming onder de etensresten,
hoe spaarzaam die ook mogen zijn in
een kampong, en ten slotte kan men
hem plagen, een bezigheid die zeer
groote aantrekkelijkheid bezit. En dus
leeft de hond in de Inlandsche maat
schappij en hij leeft er niet. Hij leeft er
niet, want de bevolking beschouwt hem
streng Mohammedaansch als een onrein
dier. En hij leeft er wel, want zij laat
hem toe onder het huis en in den kam
pong en overal in haar nabijheid.
De hond past zich bij deze positie
prachtig aan. Hij behoeft geen zorg voor
zijn toilet te hebben en niet veel tijd aan
zijn uiterlijk te besteden; hij behoeft
zich niet aan tijden te storen en aan
gewoonten, want tijden en regelmaat
bestaan er in de kampongs niet en als
zij er bestonden, behoefde de hond als
onrein dier er zich toch niet aan te
storen. Hij behoeft niet kieskeurig te
zijn op zijn eten, want hij moet het zich
zelf zoeken. In dat zoeken verwildert
hij en doordat niemand wat om hem
geeft, keert hij terug tot een zekeren
staat van wildheid. Daar hij evenwel
dikwijls dienst moet doen ter verdrijving
van de algemeene kampongverveling,
wordt hij er schuw en bang bij. Het een
en ander verleent hcrn den inborst van
een jakhals. Goed daarbij past zijn naam.
Men heet hem gladekker.
De gladekker dan leeft in de kampongs
en daarbuiten.Hij heeft den
ontdekkingsgeest van deKonstantinopjlsche honden,
maar niet hun durf. Hij loopt in wijde
bogen om blanke mensclu-n heen met
den staart tusschen de beenen. Hij
snuffelt in alle bakken en blikken en
kisten, waariti de Indische menschen
hun vuilnis plegen neer te zetten voor
den vuilnis-ussekar en daar in deze
vuilnisvergaarbakken meestal een res
pectabel aantal ledige conservenblikjes
op te delven en ledig te likken is, kan
men het spoor der gladekkers gemak
kelijk volgen. Des nachts trekken de
gladekkers meestal in sterke troepen er
op uit. Geen erf is veilig voor hen en zij
gaan systematisch te werk. In talrijke
maanden van het jaar bemerkt men dit
rondtrekken slechts aan een nachtelijk
gerammel aan den vuilnisemmer op
het erf. Wanneer het kort duurt is het
houdbaar. Is er evenwel dien dag iets
uit een blikje genuttigd, dan moet men
opstaan en den hond met steenen weg
jagen en het ledige blik trachten op het
erf des buurmans te gooien.
Het meest verbazingwekkende is
evenwel, dat in dit land van moessons
en gelijke temperaturen de honden en
katten precies weten, wanneer het
lente is en wanneer de herfst begint.
Dan immers gaan de troepen gladek
kers niet op huisroof uit,
dochopminnekoozen. Daartegen is niets te doen. Er
tegen optreden is buitengemeen ge
vaarlijk, daar het niet uitgesloten is,
dat een tot wanhoop getergde de revol
ver in den blinde afschiet of steenen
werpt zonder adres. Dat deze steenen
of revolverkogels ooit een gladekker
Teehening voor ,,de Groene Amsterdammer" door J. C. Sinia
E. J. Van Schaick
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25bla Utrecht
WONINGBUREAU
Assuranties Telefoon 125
OMSTREKEN VAN RAT AVI A
DOOR ?. G. SINIA
INDIËis, wat men toch eigenlijk niet zou verwachten, geen land van bloemen;
een kleurige weelde, zooals in den zomer onze velden en wegen Ien toon spreiden,
zal men er dan ook zelden aantreffen. Wel ontmoet men vaak hoornen of heesters,
die, blijkbaar als vergoeding voor deze armoede aan kleur, pralen niet een over
maat van bloesem, welke overweldigend is en tegelijk bedwelmt, maar over het
algemeen is de overheerschende kleur groen; groen in alle schakeeringen, van heel
licht, bijna geel, tot het diepdonkere, bijna zwart. Maar wat aan de kleur ontbreekt,
dat wordt ruimschoots vergoed door het schitterend geboomte, dat wat gedaante
en bladertooi betreft, nergens bijna zijn weerga vindt. Minder heb ik hier op
het oog de verschillende palmsoorten, hoewel deze, van den somberen,
droefgeestigen aren, tot den slanken, frotsch heen en weer wiegenden cocospalm, ruimschoots
hun aandeel bijdragen tot de schoonheid van het Indische landschap, dan wel de
groote verscheidenheid van loofboomen. Nu eens zijn zij als slanke, glad gepolijste
zuilen, die kaarsrecht omhoog schieten om zich eerst op aanzienlijke hoogte te
vertakken, dan weer verdeden zij zich op reeds korten afstand boven den grond
in een aantal afzonderlijke stammen, die op de meest grillige wijze over er, om
elkaar kronkelen; soms vormt zoo'n boom als het ware een bosch op zich zelt dooi
de honderde luchtwortels, die van alle kanten uit- en opschieten, of hebben de/e
den stam als met een grof geknoopt net omgeven en daarboven welven zich machtige
kronen, die hun dragers in alle opzichten waardig zijn.
Nooit zal ik vergeten den geweldigen indruk, dien eens zoo'n boom op mij maakte.
Ik was nog betrekkelijk kort in Indiëen zat in een commissie, die aanwezig moest
zijn bij de ..overgave en overneming" van een magazijn van oorlog te Weltevreden.
Een verschrikkelijk baantje en in hooge mate geestdoodend, dat naar on/e
meening tot in lengte van dagen zou duren, omdat de beide oude heeren, die de
eigenlijke werkzaamheden moesten verrichten, bij alles en nog wat met de grootste
pietluttigheid nagingen, of het wel van de juiste model-afmetingen was !
Van een korte rustpoos maakte ik gebruik om voor een oogenblik de be
klemming van het volgepropte muffe magazijn men trof er zelfs nog de
autidiluviaansche lont aan ! - te ontvlieden en wat frissche lucht te happen op de
binnenplaats. Ofschoon van frissche lucht happen hier ook eigenlijk geen sprake was,
want de lucht stond strak, geen blaadje bewoog en het was gloeiend heet. Maar
ruimte was er tenminste genoeg en muf was het er ook niet.
In het gras lagen een paar oude verroeste viiurniondeii, waar hagedisjes op
speelden en de witgekalkte muren, die het geheel omringden, stonden deftig en
strak, zooals het zulke oude en eerwaardige, misschien nog uit den compagnies!ijd
dateerende, muren betaamt, te braden in de zon.
Het geheele plein werd gedomineerd door een reusachtigcn ficns, die roerloos
stond in het stralende licht en het was stil, doodstil,
Dan klonk plotseling uit het dichte gebladerte een regelmatig ,,tok ! tok !", dat
nu eens van dichtbij, dan van heel ver scheen te komen. O, ik wist het wel. dal
was een vogel, een of ander soort van specht misschien, die daar aan het kloppen
was, maar hoe geheel anders klonk dat geluid dan in Holland, hoe meer geheim/in
nig, hoe echt Indisch ! Want het was mij of die stille, statige, ernstige boom
zachtkens voor zich heen prevelde. En in de zwaarhangeiide suite van dezen namiddag
voelde ik voor het eerst Indiéaan, het geheimzinnige, beangstigende, maar toch
zoo diep bekorende Indië.
des avonds geraakt hebbeu, kan uit
gesloten worden geacht. Men kan den
gladekker des avonds niet zien. Slechts
hooren. De eenige wijze om een gla
dekker nauwkeurig van nabij op te
nemen is het geluk, dat zijn jeuk sterker
en onweerstaanbaarder blijkt, dan zijn
angst. Lang waarnemen kan men hem
evenwel niet, want zijn aanblik is
schokkender dan een schilderij van
Picasso.
Rashonden bezit Indiëniet. ledere
hond wordt gladekker. Geen hond
schijnt zich te kunnen verzetten tegen
den invloed van het Mohaniniedaansche
geloot'. Dal is ook de reden waarom men
nooit een zendeling met een hond ziet
uitkomen. Toch zijn er wel gladekkers,
die zich hechten aan menschen, ook aan
Europeanen en omgekeerd. In dat
geval stijgt de gladekker een trede op
den maatschappelijke!! ladderen promo
veert tot street-terrier. Hooger echter
komt hij niet.
De Indische kat is geen onrein dici
en daarom mag hij of zij verkcercn in
de woningen, ook van de Inlanders.
Daar evenwel de liefde van den Inlander
voor dieren niet honger gaat dan de/c
woonconcessie, is het karakter als huis
dier van de kat weinig edeler dan van
den hond. Ook de kat moet le\en van
hetgeen hij vindt of vangt ut' kaapt. En
ook de kat dient als spcclobject van
Inlaudei's van allen ouderdom en -lan
ding en .uitwikkeling. De>wcgen is de
poes schuw en ham.' U! gluiperig. mee-iai
LINCOLN
de meest volmaakte wagen
AUTO-CENTRALE - Haarlem
mager en vuil, om niet te spreken van de
huidziekten, dewelke het dier tot een
begeerenswaardigui patiënt inde kliniek
voor huidziekten van de
Veearlsenijkundige faculteit /ouden maken. Even
wel heeft Holland nimmer een Indische
kat aanschouwd. Indié' echter wel
Hoüandsche.
De Indische kat n.l. herkent men uit
dui/eud Hollandsclu1 katten. De poes
in Indie n.l. bezit instede van den
tïaaien staart, waarmede de
llollandsche poes zulke lieflijke en elegante, maar
ook dreigende bewegingen kan maken,
een begin van een staart met een knoop
afgesloten. Ware het begin van dezen
staart langer en de knoop van een
kwastje voorzien, men zoude het kunnen
beschouwen alsof de Indische kat
dichter nog bij de tijgers staat dan de
Hollandsehe beschaafde huispoes. Maai
de knoop in den staart van de Indische
poes kan men met den besten wil van
de wereld niet verslijten voor het einde
van een tijgersstaart. Daarvoor is het
geheel te onbeholpen en te wanstaltig.
Intusscheii handicap! deze misvormde
staart het dier zeer in de uiting van zijn
toorn. Er zit iets onbeschrijfelijk treurigs
in de pogingen van een Indische kat om
een nijdigcn staart te zetten. Het begin
is zoo waardig, maar de dikke knoop
schijnt voor opbla/ing niet vatbaar te
zijn en hangt droevig en mistroostig aan
den dikken aanvang. Waarschijnlijk
ziet men hier ook de vingerwijzing naai
de oplossing. Goede moeder Natuur,
wetend, dat haar poesjes in dit land aan
voortdurende plagerijen /ouden bloot
staan, heeft hen voorzien van een staart,
die aan het einde in voortdurend
geprikkelden toestand verkeert. Maar ook
hier kan een verstarring in hei spel zijn
en kan de kat zichzelve de/e permanente
verdikking op den hals gehaald hebben
met zijn aanvallen van drift.
Ook de Indische kat weet precies hel
oogenblik waarop /ijn Europeesche
rasgenooten m.ian/iek worden. De ver
schijnselen zijn vtijwcl gelijk. Alleen
zonden we /eggen, dat de Indische
poesen een beetje minder om zich laten
vrijen en zich wat eerder en vrede
lievender gewonnen geven dan haar
Europeesche zusjes. Maar dit verschijn
sel is eerdir Indisch dan speciaal
huisdierlijk.
N I E U W E
U I T G A V E N
Een n/7 en tn-iuti^le <irnl; van
J. VI:I.I>K. \.\\i' en m: BOK K, Kun je
nu" :ingcn, :ïn« dun niic!" met
pitnioIh'gileiilinx van l'. Jonker, verscheen
bij l'. Noordliot't' te Groningen.
Geleidelijk is de ver/ameling gegroeid
van 1108 tul heden: zij werd ten
lij\ig boek met ten schat van bekende
liederen, die op alle Nederlandsche
scholen, zoowel op openbare als
bij/.oridcrc. geleerd wurden.
,,Kun je nc!; zingen, zing dan mee!"
is geworden een \etlei luihlsc/i ;uiii>btn>/;.
dal 'VM ekcnis heeft gekregen voorlut
ge/in, maar tevens voor den vi Ikszang.
vT Extna
00 cl per Zona