Historisch Archief 1877-1940
i'ïTfjaeïAV!»;
*ti v.«
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2568
SG HlL DERKUNST
DOOR A. PLASSCHAERT
Bij Waller Vaes, Ie Antwerpen
Eindelijk was de verbouwing klaar van Vaes'huis,
«n ik dacht: nu zal hij wat tijd hebben ! Want, ik ken
hém te langen, hoop ik, te goed, om niet te weten, dat
*jj die verbouwing iedere spijker, die ze erin sloegen,
herri zal'hebben geïnteresseerd ; dat iedere steen moest
?en; zou. voldoen aan de moeilijke eisenen, die Vaes
-stelde, dat het heel wat lasten zou geven de marmeren
playuizen te vinden, naar grootte en trant, zooals
hij die zich gedacht had, en dat er vondsten zouden
zijn gedaan, door hem, van kleur, van verlichting,
van overzicht, van toezicht op alle trappen van zijn
trappenhuis, en van een uitzicht uit de groote kamer
?op al die trappen. Dat was zóó. Alles was er; ook
?een QUd geschilderd ruitje met den Prince van
Orangiën, en hier een fra"ai stuk gesneden hout, en
?daar een".zuiver-zich welvend boogje. En dan was er
?de nieuwe, groote, witte kamer, de grootgeworden
?woonruimte, die over de heele breedte gaat van het
liuis en waar Vaes vrienden ontvangt op zijn hartelijke
?en gulle manier, het centrum van z,ijn huis, na het
atelier, de werkelijke werkplaats. De kamer is zeer
langwerpig, een kamer voor een lange, niet te breede
tafel, voor laten wijn en veel gesprekken, vlot en
met ernst, speelsch en zonder schroom. Er zijn twee
groote gordijnlooze ramen in, en uit een van die
ramen ziet ge de vreemde oudste daken van de buurt
~van' de Zilversmidstraat, die vlak is bij 't Stadhuis
?en vlak bij den grooten, immer wonderlijken toren.
Te midden van die twee ramen is een deur naar het
staatsie-atelier (én der drie ateliers), waar Vaes wel
<ëens een, portret schildert (ge moet daar altijd
stillekens over spreken, want portrettenschilderen is een
van zijn aangename kruisen") en waar ge de
stillevens vindt, soms perfect van stof uitdrukking,
en toch met een muzikale stemming in de kleur.
"Want Vaes is een doortrapt schilder (in den goeden
zin). Hij gteft het niét gauw op; hij zal alles brengen
n het werk: de stof, n de melodie van het gemoed.
En dat lukt hem zeker meer dan ns, en dan begint
hij (hij is een respectabel mensch) zich nieuwe moeiten
uit te zoeken. (Wat zou het leven verlaten zijn,
Vaes, zónder de moeiten !) Zóó zal het zijn leven door
gaan, maken van moeiten, die ten einde brengen, en
weer moeiten ik zei u: hij is een respectabel
schilder, en geen leverantier van dingen, die hij
eenmaal kan. Vaes is een Antwerpsch schilder,
zooals Permeke er weer een is, ook iemand uit de
2ilvefsmidstraat, waar de huizen soms drie kelders
boven elkaar hebben en waar 't huis van Vaes
proper en gaaf staat tegenover huizen, met gothische
vensters, soms zonder ruiten; de duiven vliegen daar
in-en-uit. Het is een straat, die leeft op iedere ver
dieping, er is daar een kerel, die als hij thuis komt,
?(alle jaren, dat Vaes weet) leest, leest, lang uit in
«en stoel, god-weet welke overbodige lectuur?
Maar het is een straat, die leeft vlak bij de haven
en bij een vroeger, middeleeuwsch kwartier, dat ze
riu zijn wonderlijke middeleeuwschheid hebben ont
nomen (het leven is daar rechthoekig gemaakt;
terecht misschien, maar hoe zonde van de
vlakgestreken zonde-curven). Het is eetf straat van twee
schilders, en misschien, huist er de toekomst in van
«es derden, jongen schilder. Maar ik ging om Vaes:
Antwerpen was lang ver voor mij geweest, en ik
vond er Vaes, den schilder, Permeke, den schilder,
Floor Vaes, den architect, die van de nieuwe
holland:sche bouwkunst houdt in haar soberheid, Delen, den
kritikus, wiens enthousiasme n feilen toon kan
hebben, en de vrouw van Vaes en zijn zoon, en de
vrouw van Permeke, die ik voor het eerst ontmoette.
Het was goed volk; geen doetjes, om den zuiveren
dood niet; stekelige, vlotte gentlemen soms, slim
leep, gevat, maar de mannen, allen met een overgave
aan hun werk; zonder phrctseeen algeheeletoewijding!
Vaes zat er, de gastheer, in zijn zwarte baard, elegant
?en nerveus, snel tot het spitsvondige toe; de architect
Vaes, de ware Christen, maar een Christen uit het
?zuiden (de leer heeft daar niets neer-drukkends),
Delen, met zijn gezicht als een vogel, pikte de eieren
?stuk die hij kon, als een specht zocht hij naar alle
holle boomen, en Permeke was ros-verbrand als een
zeilens-man, en stond zijn man, met een nu en dan
vroolijke blague. En er werd goed gedronken, maar
*r werd niet theoretisch-getobd. Waar-om ook? De
tobberijen zijn reëel genoeg; waarom zouden wij ze
In theorieën hebben verdund! We wisten allen,
wat er te koop is; veel kunstzij is er tusschen ! (de
vrouwen hebben glazen beenen daarvan!) Maar,
wat er ook was: we genoten eikaars gezelschap, en
?dat lijkt me vrij zeldzaam; we hadden allemaal een
eigen contour, en het is genoegelijk plastische een
heden voor je te zien. We geloofden allemaal in
malkaars pogen tot zuiverheid, en er was iets tusschen
Kunstzaal VAN LIER
«v» e« m*m*t hrt Pmtbutoor t* l*ra (N.-H.) «sa c\9
ANTIQUITEITEN - OOSTBRSCHB KUNST
SCHILDERIJEN - NEGERPLASTIEK
Digelijk» ook dei Zondag» geopend
Teeken ing voor ,,de Groene Amsterdammer" door J. C, Sinia
BERGLAND VANSOPPENG
DOOR J, G. SINIA
ET berg/and van Soppeng! O, hoe vaak heb ik hef vervloekt, a/s ik op patrouille-tochten,
versmachtend bijna van dorst en op de grenzen van totale uitputting, langs zijn steile met
alang-a/ang bedekfe hellingen opwaarts zwoegde, of door zijn verraderlijk snel sfroomende
rivieren trok; hoe vaak ook heb ik er gebibberd van kou, a/s kille regenwolken zeilden dwars
door de woning, welke ik met mijn froepje tot nachtverblijf uitgekozen had! Schoon is het, dat
berg/and, maar hef is een woeste schoonheid, die wel lokt en lonkt door de groofe verscheidenheid
van vorm en kleur, waaronder zij zich openbaart, doch haren bewonderaars onmenschelijk zware
eischen stelt.
Uit ons bamboehuisje te Waltan-Soppeng, welks oogenschijnli/k onsolide bouw ons in den
beginne, wanneer Jief, onder hef geweld van plotseling opstekende sformvlagen, steunend en kreunend
heen en weer wiegelde, nog al eens beangstigd had, doch dat wij later leerden vertrouwen en
ondanks zijn vele ? gebreken zoo lief kregen, hadden wij, over de foppen van het zware geboomte,
waaronder de kampong verscholen lag, een schitterend uitzicht op het gebergte.
Vandaar uit, waar ik, na weken van geweldige inspanning, weer rust en ontspanning vond, zsg
ik hef f liefst en kon ik nog hef best zonder eenige bitterheid van zijn schoonheid genieten.
ons, dat ons verbond, dat in geen duizend gezelschap
pen gevonden wordt; we hadden een gemeenzame
spraak, een stil, innerlijk dialekt, dat niemand kan
praten, dan die er mee is geboren. We behoefden
elkaar niet te ontzien, omdat we malkander waar
deerden ! En dat zijn van die verkwikkingen des
levens, waar alle Cadillac's en Rolls Royce leeg van
zijn. Het is een beetje een gevaarlijke drank; als
die je eenmaal drinken gaat, die lafenis; ze doet al het
andere kaf schijnen. Ze is in enkele huizen maar
dis lafenis, en maar met enkele menschen drink je
haar; maar als ze er is, wat kan je dan in godsnaam
de rest schelen? Bij Vaes was ze, dien avend, van
't begin af tot de kleine uren...., en de avend werd
er groot van !
Gerard Kutten, ,,In den Cirkel , Den Haag.
Eigenlijk heeten deze kunstzalen op nieuwe wijs
de Sirkel " met een S dus, maar dat woord en die
letter S is mij niet rond genoeg, en ik zal plastischer
is ze de juiste schrijfwijze met een C bewaren. De
heer G. Rutten is een der jongere katholieken, en hij
is als velen dezer jongeren gekenmerkt door een groote
verscheidenheid in het werk; hij zet zich tot alles
al is dat alles misschien niet op de juiste wijze aan
gevat; hij is een bizar niéuwe-lichter, veel nieuwer
dan bijv. de Wiegmans. Ik acht hem daarom niet
hooger dan de Wiegmans en ook niet hooger dan
Wiegersma; ik acht hem niet grooter dan Sluyters;
'k geloof zelfs niet, dat ik hem boven tto van Rees
stel. Maar ik zeide u: hij behoort tot de jongste
katholieken, tot het tweede soort daarvan; hij is een
uiterlijk-excessieve, en ik waardeer alleen de
innerlijkexcessieven. Die zijn schilden de betrouwen", en die
zijn feitelijk altijd eenvoudig, want het diepe, het die
pere, en het diepste is noodgedwongen eenvoud; daar
liggen de vaste bases van onze ontroeringen.Wat de heer
Gesard Rutten aangaat, ik ben niet zeker, dat zijn basis
betrouwbaar is, zelfs voor hem zalf. Hij zit in lijn werk
vol verscheidenheid, dat is zeker, maar zit er in zijn
werk genoeg van hemzelf? Zoekt hij zijn zelf genoeg
of'is hij een der vele Haastigen (haast is een slechte
gist voor een kunstwerk ! En als bij alle, die vol on
verteerde verscheidenheid zitten, en vol haast (eer
zucht is soms de opjager van dien haast, die tegen het
Tl
Nederlaridsche Munt
Holland's beste 10 cents sigaar
woord is: zalig zijn zij, die wachten kunnen en willen)
moet er toch gevraagd worden, ik spreek hier alleen
over het werk ! wat is ten slotte een der ware eigen
schappen van het werk van Rutten. En dat is onge
twijfeld een zinnelijkheid, die niet alleen te zien is
in de teekeningen, die van Beardsley en Karel de
Nerée afkomen, maar die ook in de amechtige tee
keningen onderToorop's invloed ontstaan, is te vinden.
En ik meen met deze zinnelijkheid een zinnelijkheid
niet van den open rijen grond, maar een die, eer
machteloos, tiert in d'achterkamers bij een klein
binnenplaatsje; een, die meer invreet, dan oplaait
een zinnelijkheid van verscholen gedachten. Naast
deze verdoken zinnelijkheid, die het maken van een
werkelijk-religieus schilderij uitsluit, vindt ge een
schilderij, dat aan den Douanier doet denken en
andere, laten wij ze expressionistisch noemen, waar
naar het boersch-komische, dat tegenspel voor het
boersch-tragische, getracht werd en waar bizar is,
immers niet aan een kracht ontsproten, wat plomp
kan zijn, maar wat waar en algemeen moet blijven
(zie bijv. Wiegersma). Ook dit is buiten het algemeen
religieuze ik zie dus m.a.w. dat het geloof in
Rutten, niet aesthetisch-actief is, maar eer een bizarre,
bizarre, want wat anaemische zinnelijkheid. Rutten
kan alleen reëel worden, zoo hij zulke zinnelijkheid
strakke scherpte en schrille toon zal geven.
6
GIDDING
ITUYNENBURG
aSCHILDEPS