Historisch Archief 1877-1940
,
*-?
"i
'i.
irocnc ^msterckiinmcr
Dekblad voor Nederland
Telefoon37964
Postgiro 72880
Gem. Giro G. 1000
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: L. J. JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN
M. KANN. Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C.
OPGERICHT IN 1877
No. 2778
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1930
De Verdeeling van den Zendtijd
WIE met eenige aandacht gevolgd heeft,
wat in de laatste maanden in pers en
volksvertegenwoordiging over het vraagstuk, hoe
de beschikbare zendtijd naar billijkheid over de
bestaande omroepvereenigingen verdeeld moet wor
den, te berde is gebracht, zal misschien geneigd
zijn dit vraagstuk voor het oogenblik als een zuiver
academisch vraagstuk te beschouwen, dat in de
naaste toekomst niet meer aan de orde zal komen.
In gemeenschappelijk overleg hebben Regeering
«n Staten-Generaal een wettelijke regeling tot
stand gebracht, die aangeeft door wien en naar
welk beginsel de zendtijd verdeeld behoort te
worden. Die regeling draagt aan den Minister
van Waterstaat op, den zendtijd naar billijkheid
over de bestaande omroepvereenigingen te
verdeelen. Deze bewindsman heeft na de noodige
adviezen te hebben ingewonnen en na zorgvuldige
overweging van die adviezen zijn beslissing
gegenomen. Die beslissing is het onderwerp eener
breedvoerige discussie geweest in de Tweede
Kamer. Eenige leden, die met die beslissing niet
aocoord gingen, hebben een motie ingediend, waarin
het beleid der Begeering werd afgekeurd. Die
motie is met groote meerderheid van stemmen
verworpen.
Het lijkt dus wel boven lederen twijfel vast te
staan, dat de getroffen regeling kracht van ge
wijsde heeft gekregen en dat men een nieuwe
Begeering of een anders samengestelde Tweede
Kamer moet afwachten, alvorens er eenige kans
bestaat op revisie.
Besprekingen met een aantal personen, die
door hun functie of hun betrekkingen bij uitstek
met dit onderwerp vertrouwd zijn, hebben mij de
overtuiging geschonken, dat deze voor de hand
liggende conclusie niet juist is en dat er zelfs in het
kamp der overwinnaars, om maar te zwijgen van
hetgeen er in het kamp der overwonnenen te
doen is, groote ontevredenheid heerscht met de
geldende regeling.
Thans zijn de verhitte gemoederen tot bedaren
gekomen. Men heeft ervaring kunnen opdoen met
de geldende regeling. De tijd lijkt mij rijp om een
nieuwe regeling voor te bereiden, die meer aan
de billijkheid beantwoordt.
Om de moeilijkheden te begrijpen, dient men
zich goed rekenschap te geven van de kern van
het vraagstuk waarom het gaat.
Dient er een algemeene omroep te zijn, zoo ja,
hoe moet deze worden georganiseerd en over
hoeveel zendtijd behoort hij te beschikken?
In eenige in De Nederlander" verschenen
artikelen, die sindsdien als brochure zijn versche
nen, heeft Prof. Dr. J. B. Slotemaker de Bruine
er terecht de aandacht op gevestigd, dat nagenoeg
geen enkele politieke partij het goed recht van
bestaan van een algemeenen omroep naast een
aantal bijzondere omroepen heeft ontkend. Ook
de Minister van Waterstaat verklaarde in zijn rede
in de Tweede Kamer algemeene" programma's
wenschelijk, die het geheele Nederlandsche volk
zonder gevaar voor kwetsing van zijn politieke of
godsdienstige overtuiging zou kunnen aanhooren.
Er zijn een groot aantal uitzendingen, zooals
concerten, officieele redevoeringen en
mededeelingen van algemeenen aard, die niemand aanstoot
geven en belangstelling vinden in alle kringen der
burgerij. Er zijn gelukkig nog heel wat meer onder
werpen, van algemeen belang, die aan nagenoeg
iedereen belang inboezemen, dan er politieke en
godsdienstige geschilpunten onder de burgerij
bestaan.
De geldende regeling tracht een algemeenen
omroep tot stand te brengen door aan elk der
vereenigingen, die zij als bijzondere
omroepververeenigingen beschouwt, op te dragen op haar
beurt een algemeen programma uit te zenden. Dat
brengt de meeste van deze omroepvereenigingen,
die elk voor zich inderdaad een bepaalde gepro
nonceerde richting vertegenwoordigen, voor on
oplosbare moeilijkheden. Voor zoover zij er al in
mogen slagen een programma samen te stellen,
dat aan geen enkel buitenstaander aanstoot geeft,
hun eigen geestverwanten kunnen zij daardoor
geenszins bevredigen. Deze taak, die te onzaliger
ure aan de bijzondere vereenigingen werd opge
dragen, is in strijd met het wezen dier vereenigin
gen. Zij kunnen die taak slechts vervullen door
zich zelf geweld aan te doen.
* *
*
Tevergeefs heeft de Minister van Waterstaat
getracht een richtsnoer te geven, dat aan de
controlecommissie en de omroepvereenigingen
leiding kan geven. Een algemeen programma
mag slechts onderwerpen bevatten, waaraan
niemand redelijkerwijs aanstoot kan nemen,"
luidt zijn instructie.
Men kan het betreuren, dat socialisten en commu
nisten niet willen luisteren naar sommige natio
nale volksliederen, dat Protestanten zich ergeren
aan een preek van een B.K. geestelijke, dat om
gekeerd U.K. luisteraars aanstoot nemen aan de
ketterijen van een predikant. . . . onredelijk is
dat alles van het standpunt van degenen, die zich
ergeren, niet. En men moet zich troosten in het
onvermijdelijke met de wetenschap, dat, wie
zich aan een uitzending ergert, die ergernis on
middellijk kan doen verdwijnen door de radio af
jte zetten of een ander zendstation in te schakelen.
De Minister meent, dat het wel overbodig zal
zijn op te merken, dat onze nationale volksliederen
in een algemeen programma natuurlijk worden
toegelaten." Overbodig is dat zeker niet. Het
staat vast, dat do uitzending van sommige van
die liederen aan een aantal luisteraars aanstoot
geeft. Het is ook gebleken,dat de secretaris van den
Badioraad,'s Ministers kriterium van algemeen"
voor oogen houdende, geaarzeld heeft, of die volks
liederen konden worden weggelaten.
Onredelijk is slechts, dat men van bijzondere
omroep vereenigingen verlangt, dat zij een alge
meen programma uit- zullen zenden.
* *
*
De oplossing van de moeilijkheden ligt voor de
hand.
Een algemeen programma dient te worden uit
gezonden door een algemeene vereeniging. Wan
neer de A.V.B.O., xlie de pretentie heeft een alge
meene vereeniging te zijn, niet aan de eischen,
dio men aan de algemeenheid wil stellen, beant
woordt, moet die vereeniging worden gereorga
niseerd. In beginsel kan de A.V.B.O. tegen een
dergelijke reorganisatie geen bezwaar maken,
omdat het haar opzet is een algemeen programma
uit te zenden. En omdat zij in redelijkheid niet
van de Begeering kan verlangen, dat deze het
algemeene karakter van de vereeniging zal aan
vaarden, wanneer niet de noodige waarborgen
worden gegeven en niet het noodige toezicht wordt
ingesteld, dat de vereeniging aan dat door haar
zelf gestelde doel zal beantwoorden.
Ik geef onmiddellijk toe, dat het ook moeilijk
is te waarborgen, dat het programma van een
INHOUD :
i.
Mr. A. C. Josephus Jitta, Verdeeling van den
Zendtijd.
2. Dr. Jan Romein, De Koerden.
3. A. Plasschaert, Schilderkunst. Johan
Braakensiek, Tardieu naar Genève.
4. Melis Stoke, Iets geheel nieuws, teeken. Harmsen
van Beek. Spreekzaal
5. L. J. Jordaan, Maandaghouders. Mr. H.
Scholte, Dram. Kroniek.
6. Merkwaardige Rechtszaken.
7. Dr. Jac. P. Thijsse, Natuurbezit. Mr. Frans
Coenen. Kroniek.
9. H. O. Cannegieter, Een boekenplankje voor ouders.
10?11. Huib Luns, Grieksche schilders.
12. Albert Heiman, Een verkeerde gids.
13. L. J. Jordaan, Lon Chaney.
14. Dr. Joh. Tielrooy, Fransche boeken.
15. C. A. Klaasse, Ford's vacantie. Beursspiegel.
16. T. Aagen?Moro, De Kat op het dak.
17. H. K-, Indischewind Charivarius, Schopenhauer.
18. Ph., Radiocritiek. Dr. C.F. Haje,Taalschut.
Boekbespreking.
19. Uit het Kladschrift van Jantje. Alida
Zevenboom, Croquante croquetjes. Cel 2, Telefoon.
20. Chanvaria. Letterraadsel.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Joh.Braakensiek, Joris de ( Vlaamsche)
Leeuw vrijgesproken.
algemeene vereeniging algemeen zal zijn. Maar die
eisch kan aan een algemeene vereeniging eerder
worden gesteld en een algemeene vereeniging kan
aan dien eisch eerder beantwoorden, dan bijzondere
vereenigingen.
Aangenomen, dat men er in slaagt, de algemeene
vereeniging zoo goed mogelijk te doen beantwoor-^
den aan het doel, dat zij zich zelf gesteld heeft,
dan ligt het voor de hand het algemeene program
ma van n station uit te zenden en het tweede
station ter beschikking te stellen van de bijzondere
omroepen, omdat het algemeene programma voor
iedereen bestemd is en de bijzondere programma's
elk slechts voor bepaalde groepen, die te zamen
in ieder geval belangrijk minder leden tellen dan
de geheele burgerij !
De Heer Slotemaker de Bruine heeft reeds ver
klaard, dat een dergelijke verdeeling van den
zendtijd het meest aan zijn ideaal zou beantwoor
den. En de indertijd onder leiding van den
tegenwoordigeri 'minister-president ingestelde staats
commissie kwam tot dezelfde conclusie. Het ont
werp van die staatscommissies is indertyd niet
overgenomen, omdat het tevens inhield de in
voering van een radiobelasting. ik kan echter niet
inzien, waarom zulk een verdeeling van den zend
tijd noodzakelijkerwijs met de invoering van een
radio-belasting gepaard zou moeten gaan.
Hoofdzaak is, dat men tot het inzicht komt,
niet alleen, dat er een algemeen programma moet
zijn, doch ook, dat een algemeen programma slechts
door een algemeene vereeniging kan worden uit
gezonden. Wanneer die overtuiging heeft gezege
vierd, zal men ook de waarborgen voor het alge
meene karakter, zoo goed als dat mogelijk is,
kunnen scheppen en zal de zendtijd inderdaad
naar billijkheid kunnen worden verdeeld.
A. C. JOSEPHUS JITTA
i