Historisch Archief 1877-1940
Een Boekehplankje voor Ouders
door H. G. Gannegieter
III (slot). Het kind in de gemeenschap
DE wenken voor oudera hujken voor een
overwegend gedeelte op psychologische
gege"vens te berusten. Benige, zij het elementaire
ikennis van zielkunde is dus voor hen vereiscute.
IKinderpsychologie is trouwens een vak, dat aan
instellingen, welke tot kindervèrzorging opleiden,
stelselmatig wordt gedoceerd. En ook de hand
boeken voor candidaat-hoofdonderwijzers en
kwee.kelingen bevatten een afzonderlijke rubriek over
?zielkunde. Al is het nu waar, dat de praktijk gaat
.l>oven de theorie en dat de intuïtie vaak een
be-trouwbaarder gids is dan het beste der boekjes",
toch zou het geen kwaad kunnen, zoo de ouders
2ich mede langs den theoretischen weg een zuiver
der denkbeeld vormden omtrent het
gemoedsbestaan van hun kroost. Lectuur over dit
onder^werp mag op hun boekenplankje niet ontbreken.
Uit de talrijke populaire geschriftjes, op dit
igebied verschenen, pik ik er n uit, dat onder den
?eenvoudigen titel: Opvoeding tot persoonlijkheid
?«en in de zware terminologie der Duitsche geleerden
-aangekondigde verhandeling camoufleert. Allicht
?zou, wie op bovenstaand aanlokkelijk opschrift
afgaat, het werkje niet koopen, zoo hij het onder den
oorspronkelijken titel: Die Grundbegrifte der
Indiifidualp»ychologie und ihre Anwendung in der
Er&iehung in de uitstalkast van zijn boekhandelaar
zag staan.
Bedoeld boekje, in de reeks handboekjes der
Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur
uitgegeven, bevat een door den arts dr. P. H.
.Bonge vertaalde korte inleiding tot theorie en
;praktijk der Individualpsychologie, zooals dr.
Fritz Kürikel en Ruih Künkel die hebben opge
steld.
De Individualpsychologie verdient volgens dr.
Bonge in wijden kring bekend te worden. Wij
.allen kunnen eruit leeren onze kinderen anders
-«n beter te begrijpen, ze onbaatzuchtiger lief te
.hebben en de oorzaak van vele van hun fouten bij
onszelf te zoeken en te vinden." Alweer dus: de
verantwoordelijkheid goeddeels naar de ouders
verplaatst en niet langer op het lot, de
omstandig.faeden, de erfelijkheid of den tijdgeest afgewenteld.
Dr. Alfred Adler, de Weensche zenuwarts, die
kort geleden ook ten onzent lezingen heeft
gehou?den en een man is van internationale vermaardheid,
.heeft de oorzaak van de meeste nerveuse en
.-sociale ontsporingen meenen te moeten zoeken
Au het overheerschen van het
persoonlijkheids,.gevoel boven het gemeenschapsgevoel. Dit
per. soonlijkheidsgevoel, op zichzelf een noodzakelijk
«n nuttig vermogen, kan, zoo men het te
een.-zijdig laat uitgroeien, in een ziekte ontaarden
? en den mensch in botsing brengen met de ge
meenschap.
De grondgedachte, waarvan het hier behandelde
.geschrift uitgaat, laat zich op de volgende wijze
^formuleeren. Alles wat een mensch voelt, denkt
-en wil, ja alles wat in zijn binnenste omgaat, is
.als deel van een eenheid op een bepaald doel
gericht. Wie het doel kent, kent den mensch en wie
'.het doel. verandert, verandert den mensch.
Nu is het doel van den mensch, hij zij kind of
volwassen, vaak moeilijk te ontdekken, omdat hij
-een schijndoel najaagt, dat zich op een of andere
.manier en om een of andere reden op de plaats
van het eigenlijke doel heeft genesteld. Als
voor. beeld noemt dr. Künkel een schilder, die nooit iets
van zijn werk voltooit, omdat het schilderen niet
rzijn ware levensdoel is, doch omdat hij den kunste
naar speelt om, zich op zijn
kunstenaarseigen- aardigheden beroepend, op gemakkelijke wijze
-aan de eischen van het leven te ontkomen.
Het merkwaardige nu is, dat zoo'n mensch
zijn zelfbedrog niet doorziet. Hij is volkomen
te goeder trouw. Maar wat is de eigenlijke oorzaak
van zijn gedrag? Dat hij niet in zijn eigen krachten
gelooft en hierdoor den moed mist om de moei
lijkheden des levens te weerstaan. Daarom loopt
,hij er de kantjes af.
Bij Haaruitval
en op plekken waar het haar erg dun wordt,
de hoofdhuid een weinig inwrijven met Purol.
Doe dit l of 2 maal per week; dit maakt
.haar en haarwortelsweersterkengroeikrachtig.
Moed is volgens Adler en zijn aanhangers de
overwegende factor in 't menschenleven. Moede
loosheid, ontmoediging, ontstaande door een dik
wijls ongemotiveerd minderwaardigheidsbesef, is
's menschen noodlot. TJit gebrek aan moed is het,
dat men tot sluipwegen en kunstgrepen komt, dat
men uitstelt, dat men tracht te ontkomen aan de
verantwoordelijkheid voor zijn eigenschappen en
ondervindingen. Ontmoediging plaatst het leven op
een verkeerden grondslag.
Nu bezitten de meesten onzer een onjuiste
voorstelling van moed. Wat men gewoonlijk
moed noemt," leeren zij uit dit boekje, is dikwijls
een zeer onzakelijk en lafhartig gedrag, dat daarop
neerkomt, idat men zich blind maakt voor de
gevolgen van zijn dadendrang." Deze moed kan
men zich desnoods ook door alcohol verschaffen.
De ware moed, zooals ook dr. Künkel die opvat,
is het vertrouwen op zichzelf, het doorzien van
zjjn eigen drijf veeren en beweegredenen, het stellen
van een zuiver levensdoel en het langs eerlijke
wogen daarnaar streven. De mensch, die in dezen
zin moedig is, aanvaardt de consequenties van zijn
daden en is zijn eigen rechter. Hij staat onafhan
kelijk tegenover het oordeel der omstanders en
gevoelt zich in hun bijzijn als persoonlijkheid op
zijn plaats. Lof en afkeuring brengen hem niet uit
zijn evenwicht, omdat hij de erkenning van de
menschen niet noodig heeft.
En, hoe geringer onze behoefte aan erkenning,
te grooter onze geschiktheid voor de gemeenschap.
Daarom is," zegt dr. Künkel, het gemeenschaps
gevoel de zuiverste graadmeter van den moed."
De taak van de opvoeding is nu, kinderen on
vatbaar te maken voor de prikkelbaarheid, waarmee
de achterdochtige en niet in zichzelf geloovende
mensch tegenover zijn omgeving staat. Zij moeten
leeren, door een succes niet verblind en door een
mislukking niet gekrenkt te worden. Tegenover
prikkelbaarheid stelt dr. Künkel fijngevoeligheid,
welke in zijn terminologie het tegendeel van prikkel
baarheid is. De fijngevoelige mensch gedraagt zich
zakelijk" tegenover zijn omgeving en met dit
woord bedoelt de schrijver zooiets als wat wij
objectief" plegen te noemen.
Door de moeilijkheden niet te ontwijken, doch
integendeel den opgroeienden mensch telkens
tegenover nieuwe moeilijkheden te plaatsen, welker
overwinning voor den groei van zijn levensmoed
onontbeerlijk is, bereidt men het kind het best op
de gemeenschap voor. Ook wanneer die zware weg
niet zonder struikelingen verloopt, mag dit niet
tot moedeloosheid verleiden. De mensch moet
leeren, dat de moedeloosheid gevaarlijker is dan
het grootste vraagstuk.
Aldus meen ik het betoog van dr. Künkel niet
al te onvolledig en niet al te onzuiver te hebben
weergegeven. Zijn medewerkster en naamgenoote
vult het boekje met een tweede verhandeling aan.
Ook zij legt allen nadruk op den moed als levens
factor, hetgeen blijkt uit haar omschrijving van
opvoeden als den moed van het kind in stand
houden, opdat in hem, uit de voortdurende aan
raking met het leven, de eigenschappen groeien
kunnen, die hem in staat zullen stellen zich voort
durend aan te passen, met het leven voort te
schrijden en zoodoende aan de cultuur niet slechts
passief, maar actief en scheppend deel te nemen."
Ook deze deskundige paart wederom haar
stem in het optimistische koor, wanneer ook zij
zich aansluit bij de heden ten dage vrijwel
algemeene overtuiging, dat in ieder mensch al het
noodige voorhanden en tot ontwikkeling bereid is,
indien het niet door verkeerde leiding belemmerd
wordt."
Is het niet of wij den ouden Jean Jacques
Bousseau hooren, die door de waanwijze nazaten
zoo dikwijls is uitgelachen om zijn voorstelling,
als zou de mensch van nature goed ter wereld
komen en ook de maatschappij in haar ongerepte
gedaante een paradijs kunnen zijn, zoo maar niet
telkens weder verkeerde handen en averechtsche
denkbeelden het werk van de schepping verknoei
den?
Ouders verschuilen zich vaak achter uitvluchten,
als de uitkomst van hun taak hen ter verantwoor
ding roept. Hn 't is waar: almachtig zijn zij niet en
ook niet alwijs. Maar het is op zichzelf een onjuiste
gedachte, als zou de opvoedkundige leiding",
waarvan de boven aangehaalde schrijfster hiir
spreekt, in het spelen. ,vao, vcKH^ienjghgjclje of in '>;
voortdurend ingrijpen bestaan.
Opvoeding js,t ook hierin stemmen de moderner *
deskundigen met Bousseau weder in, tenslotte
eigenlijk meer feen/ negatieve , dan een positieve
? functie, liet wegnemen van. belemmeringen, het
gelegenheid geven aan het corrigeerend vermogen
van 't leven zelf, blijft de beste methode.
Wanneer een kind door onhandigheid zijn bouw
werk zoo heeft opgesteld dat het omvalt, zal de
moeder, die hem koel en zakelijk op zijn fout op
merkzaam maakt, meer uitwerken dan de moeder,
die hem in 'zijn teleurstelling vertroetelt. In het.
laatste geval is de slotsom van de kinderlijke logica
deze: Wanneer mij een ongeluk overkomt,
worden de liefde en de toewijding van de volwasse
nen grooter." En is hiermee de verleiding niet ont
staan, om door herhaalde mislukkingen telkens
nieuwe vertroeteling te koopen?
De schrijfster vestigt aan het slot van het boekje
de aandacht op drieërlei slachtoffers van een
onjuiste voorbereiding tot de gemeenschap: het
verwende, het al te gehoorzame, passieve en het
agressieve, asociale kind.
Met tal van anecdotarische voorbeelden kruidt
zij haar opvoedkundige raadgeving, welke neer
komt op de waarschuwing, de kinderen tot vrijheid
inplaats van tot onderworpenheid te vormen.
Van de autoriteitsopvoeding uit de vorige eeuw is
haars inziens nog te veel blijven voortleven. Het
kind opvoeden tot onderworpenheid aan de vol
wassenen, is een paedagogisch vergrijp.
De eerste voorwaarde voor een doeltreffende
opvoeding," aldus de slotsom van dit vertoog, is,
dat de opvoeder zelf goed is opgevoed en voort
durend aan zijn eigen opvoeding blijft werken."
Aan dit laatste hebben wij, volwassenen, op
zichzelf reeds voorloopig meer dan genoeg !
Reclame-boekje van Blooker
De slagzin van Blooker behalve die van
C. en A. ken ik er geen, die dank zij zijn goede
ligging-in-den-mond" en een uitnemend gevoerde
campagne in korten tijd zóó populair werd. Half
elf en Blookertijd zijn onafscheidelijk. Maar zelfs
voor een goeden
slagzin mag het be
reiken van dit sta
dium geen reden
zijn om hem niet
meer, of minder
luid, te doen hoo
ren, Integendeel:
Prappez
toujours l" is en blijft
het eerste gebod.
Dit terecht inziende
zond de Pa. Bloo
ker haar devies op
nieuw onder den
volke als titel van
een fleurig boekje
waarvoor Nora
Schnitzler frissche,
vlot geteekende il
lustraties maakte
bij versjes van
Nono. Het geheel
is vooral berekend
op de kinder-psyche en Nora Schnitzler's plaatjes
met hun vroolijke kleuren en de humoristische
uitbeelding zullen er wel voor zorgen dat dit
doel bereikt wordt. Zij zijn zeer geslaagd op
n na. 't Jongetje dat met 'n kop Blooker vóór
zich naar de klok wijst is in zijn gelaatsuitdrukking
en in zijn gebaar ietwat wezenloos, en voor zijn
dikke wang vind ik geen verklaring.
Nono 's versjes gaan hier en daar mank. Maar dit
zal het genoegen der jeugdige lezers en lezeressen
niet bederven of de reclamewerking van het boekje
verzwakken. W. M.
Het omslag
KENNERS
KOOPEN BOTER
VAN OUD-BUSSEM