Historisch Archief 1877-1940
16
De Groene Amsterdammer van 4 Febrnari 1933
No. 2905
Muziek
Constant van Wessem
Vereering uit gemakzucht
Het Concertgebouw heeft zich reeds jaren als
stop_" voor haar programma's aangewend een
zooveel jaren geboren of gestorven meester in
cyclus-vorm te huldigen. Afstanden van 25, 50,
75, 100 jaar van deze data zijn welkome aan
leidingen een gedeelte van zijn programma's op
een gemakkelijke en schijnbaar ongezochte wijze
te vullen.
Ditmaal is het Brahms' honderdste geboortedag"
die op 7 Mei valt die tot onderwerp van de
cyclussen-manie is gekozen. De meester wordt ge
erd met 7 kl. Zaal-concerten en 4 gr. Zaalconcer
ten. Wij hebben door omstandigheden want
Brahms was nu eens zooveel jaren dood dan weer
zooveel jaren geboren nogal wat
Brahms-huldigingen meegemaakt, ongeacht zijn werken, die
ieder jaar trouw op het repertcice staan, het viool
concert, een pianoconcert, een koorwerk, de
symphonieën. Ik wil maar zeggen, dat Brahms nu niet
bepaald tot de componisten behoort, wier werken
een speciale aanleiding noodig hebben om nog eens
in hun geheel ten gehoore te worden gebracht. Ook
zijn kamennuziekwerken niet, die door de goede
zorgen van hier concerteerende strijkensembles
eveneens vrij geregeld worden uitgevoerd. Maar
deze honderdste geboortedag van Brahms lost
voor het Concertgebouw nogal gemakkelijk het
probleem op: wat moeten wij ditmaal op de kl.
Zaal-concerten geven' Zij zijn vol gemaakt met
Brahms' kamermuziekwerk. Niemand kan daar
nu iets tegen hebben, meent het.
Ik meen echter, dat het bijna altijd een
averechtsche manier van huldigen is, het oeuvre van t-n
enkelen componist in een lange serie achter elkaar
te geven. De grootste componisten, een Beethoven,
een Mozart verdragen zulks nauwelijks, maar
Brahms zeker niet. Brahms behoort nu eenmaal
tot de vermoeiende" muziekscheppers, hij is niet
vloeiend", hij is kopschuw voor alles wat naar
spontaneïteit zweemt en zoo wordt hij van den weer
omstuit stug, verwikkeld en zwaar. Ook voor de
luisteraars is het een opgave een geheele cyclus van
dit soort muziek te doorstaan", wanneer zij geen
geboren Brahms-maniak zijn. Zelfs de uitvoerenden
kunnen vaak niet eens het noodige enthousiasme
vinden om door een toegewijde uitvoering onze
aandacht voor Brahms vast te houden. De
Brahmscyclus in de kl. zaal van het Concertgebouw is nu
al vanaf October aan den gang en ik heb bij enkele
De Groene, 24 Dec. 1932
Die Woche, j Jan. 1933
audities het gevoel gehad, flat ook de uitvoeringen
niet ontkomen aan den dwang van een zekere plicht
matigheid, die de genietbaarheid niet vergroot.
De Brahms-maniakken een nog bestaande
groep oudere muziekliefhebbers ten onzent
/,ullen daartegen willen aanvoeren, dat de uitvoe
renden den stijl van Brahms niet hebben begrepen en
dat het ligt aan hun gebrek aan bezieling, wanneer
door zulke uitvoeringen het stugge, verwikkelde
en vermoeiende van Brahms' muzikale zegging
merkbaarder dan ooit wordt. Maar hel is een feit,
dat de muziek van Brahms ongeschikt is om er den
toehoorder mee te overvoeren en dat de gemak
zucht om een serie concerten, die gevuld moet
worden, uitsluitend met Brahms te vullen, noch
diens werk dient noch het aanzien van den com
ponist vergroot voor wien in de eerste plaats
overdaad schaadt.
Men moet wat dat betreft niet alleen op
jubileumsdata, maar ook op de omstandigheden letten.
waaronder zij gevierd worden en de muzikale
menschheid van heden kan wel zekere werken van
Brahms nog bewonderen, maar zeker niet zijn
gansche zoo moeizaam geschreven oeuvre, dat
zelfs niet muziekhistorisch een bet eekenis heeft,
die het op zoo'n totaal-uitvoering recht geoft.
En thans staat ook nog een Wagner-huldiging
voor de deur. wel grootscheepse!), met een
Farsifalopvoeving door de Wagnervereeniging. met
orkestuitvoeringen en een concert, waarop Thomas Manrt
zal spreken en de beteekenis van Wagner van
de zinnen tot het ascetisme met muzikale frag
menten zal woi'den toege'ichl. maar gelukkig niet
zoo langdurig hoewel Wagner als muzikale
figuur daar ongetwijfeld meer recht op heeft dan
Brahms. die men hoogstens ten genoegen van
deouden van dagen, de Brahms-gemeente vormend,
het leeuwendeel in de jaarlijks terugkeerend e
huldigingsmanie van het Concertgebouw heeft
gegeven.
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID
B-Vt
'S.
Schilderkunst
Alb. Plasschaert
De brieven van Jac. van Looy
Het is al lang geleden, dat ik niet
hardnekkigheid er op aandrong, dat
de reeds bekende verzen van Jac. van
Looy gebundeld zouden verschijnen.
Ze zijn, gelukkig, verschenen. Wat er
wellicht aan proza en aan gedichten
nog in de nalatenschap is, dat zal.
het spreekt van zelf, misschien naai
de data gegroepeerd, gepubliceerd
worden. Maar er bestaat nog iets an
ders van Jacob van Looy, waarnaar
wij meer dan benieuwd zijn. Het is
naar zijne brieiwisselin-i met zijne
vrienden. Deze kan nog in het bezit
zijn van de geadresseerden of van hun
onmiddellijke erfgenamen. Maar daar
is óók het gevaar van wachten. Brie
ven van schilders zijn zeldzaam in
Holland en ook dikwijls weinig ge
schat; brieven van Jac. van Looy
lijken mij te kostbaar om ze verloren
te laten gaan ! Want hij was niet alleen
een schilder; hij was zeker een schrij
ver. Beiden in n. En ik denk soms,
dat de trouwhartigheid, die ge in de
brieven der schilders dikwijis vindt.
in de brieven van den verteller Van
Looy wonderlijk vereend zal zijn, met
een proza, dat door zijn modelleerend
gevoel, dezen dingen een rijke gestalte
geeft of een eenvoud, die plotseling
in liet hemelsche thuis is.
Krop, bij O'Audretsch,
I>fii Haag
Naast een aantal in klei
gemodeleerde en in den oven gebakken beest
jes (Krop heeft zelf den oven) en
figuurtjes, waaronder er verscheidene
zijn, die een komischen zin vertoonen,
eerder ongewoon in Krops andere
beelden, vinden wij op deze tentoon
stelling ons bekende en ons
niet-bekende beelden. De kop van Leniii met
den grooten schedel, die het gezicht
lijkt neer te drukken en te verkleinen
is hier. Zulk beeld is niet geheel en al
een portret, ofschoon het daar veel
trekken mee gemeen heeft; het is
voor Krop ongetwijfeld ook een
ideale voorstelling van zijn
revolutionnairen leider. Een buste, ge
dacht en geheel gegeven als portret
is een bronzen vrotnrenkop. Deze
reitlififififhi' kop is een der beste dingen
die wij hier vinden. Het is een kop
niet respect en gevoeligheid behan
deld, de wat mannelijke trekken van
den kop .,en-face" gezien, worden
door den fijn-gemodeleerden neus en
het vleesch, wanneer ge het gezicht
op zij ziet, verloederd en
vervrouwelijkt. K r is niets in van een voornemen,
van een bepaalden wil tot styleeren;
trouwhartig en innig is de natuur
gevolgd, en overwonnen. Stijl is daar
entegen gezocht in een staande mans
figuur met den eenen arm gebogen
opgeheven tot den onderkant van. het
gezicht. In zulke figuur, die als
profileerende is ondervonden, is duidelijk
de ir i l ra n Kr;>p haar groot te houden
door vereenvoudiging. Wanneer (dit
is een opmerking terzijde) ik zulk
beeld zie, dan vraag ik mij af, waarom
een aantal beschouwers zoo gemakke
lijk zulk beeld prijzen en waarom zij
de eenvoudige», meer gespannen groot
heid in een teekening van Permeke
zóó lichtvaardig aanvallen.
Kenmerkend voor den algemeenen
Krop is de moeder met de twee kin
deren, in welke groep een bepaald
realisme toch vereend is met den
decoratieven zin van den bouw
beeldhouwer. Minder fraai is door het
materiaal de bekende moeder en kind.
Ge ziet hier het bezwaar, dat een ge
vlekt materiaal geeft bij een beeld,
betrekkelijk klein van afmetingen en
waar dus dadelijk-duidelijk de
nooitrationeele verspreiding zulker vlekken
het gevoel van eenheid verschraalt.
Natuurlijk zijn hier ook een aantal
voorstellingen van den
man-en-devrouw, het Paar dus; een voorstelling
waarin bij Krop nooit een zinnelijk
heid wordt gevonden, maar waar do
twee figuren gedacht worden al*
gaans-genoot en door de vreugden
maar ook door de moeiten van het
daagsche leven. Wanneer ge bij
Kaedecker altijd de zinnelijkheid vindt
zoowel iri zijn naakten als in zijn
katachtige dieren (symbolen van zin
nelijkheid, zeker voor hem,
Hacdocker). vindt ge ook in de naakten
van Krop die zelfde afwezigheid van
dat verlokkende zinnelijk. Dat geeft
Krop's beelden ongetwijfeld een koeler
wezen en brengt ze ons minder dicht
aan het hart; het geeft ons minder
een gevoel van gemeenzaamheid dan
vele andere beeldhouwers met hun
beeld ons verwekken. Kr is in zulk
opzicht een onverstoorbare terughou
ding in Krop's beelden, die anderen,
theologisch van zin, kuischhcid zullen
noemen, maar die in hem een geringer
dif t'erentiatie doet erkennen.... Om
alles samen te vatten in weinig woor
den: wij vinden bij d'Audretsch Krop's
bekende hoedanigheden, en nieuwe
in den zeer door mij gewaardeerden
besproken vrouwenkop.