Historisch Archief 1877-1940
5CHOONE GEDACHTE
Incident tusschen een
Museumwlijken" - Tentoonstellingen
Albert Plasschaert
bleken. Ik had het
verstandig gevonden,
dat beide partijen zich
in dezen hadden ver
staan, want de twee
geweigerde werken zijn
geen voldoende beweeg
reden in aesthetischen
zin om de groep met
haar houding geluk te
wenschen. Het vechten
wie de macht in het
Museum zal hebben, zoo
daarom gevochten kan
worden, vindt in de
twee onbelangrijke, ge
weigerde werken, geen
voldoenden grond. En
zóó er een politieke"
quaestie van gemaakt
wordt, wordt er in dit
feitelijk noodelooze nog
een verkeerd element
meer gebracht.
Hongaarsche etsers
uit Boedapest. Ste
delijk Museum te
Amsterdam. No.
tities
We worden door deze verzameling
lisschien iets geleerder, maar niets
'ijzer, niets rijker; we weten iets meer,
laar we vinden tusschen al dit
grahisch werk niets, dat we in -Holland
iet beter kunnen, niet persoonlijker
indrijven, niet verfijnder opstellen. Ik
Ie daardoor het nut niet in van deze
sntoonstelling; om enkel, ijdel weten
aat het toch niet I Wanneer we
e karikaturen van Major zien, wat
erklaren ze, wat ironiseeren ze?
Tat maakt Major van Gide? van
instein een hilaren onbeteekenende !
?it is geen spot, die van Major, na een
x)rt begrijpen der personen of hunner
erschijning (die bij zulken altijd een
eel van hun wezen is !), dat is een
n
'lamonix
Stilleven
kunst zaal Goudstikker)
reizigersvroolijkheid over iets, waar
van ze niets begreep. Conrad's poppen
spel is, weinig oorspronkelijk, mis
schien nog het beste, maar Koning
David kijkt toch te stupied naar
Batseba. Jezus op de brug van
Konyats de brug is in de ets veel
te zwaar voor de figuren; in 31 is iets
van licht, in Lenard iets elegants,
maar van weinig beteekenis. Netjes is
de Heksenrit van Schilling de Torda,"
maar dat is toch niet het eerste dat we
bij zulk heksengeduvel zoeken als
essentieel. Iets geestigs in de kleine
figuren vindt ge in Szonyi's kermis;
een werkelijk, gewoon etsje is Varga's
landschap; normaal in zijn soort is
't Cafévan Elisabeth Weil; normaal
in een ander soort is Zador's
Hongaarsche vlakte
,,modern.-archaiseerend zijn Molnar's voorstellingen
maar niets brengt ons iets bij, dat we
als zoodanig niet in de graphischen
ransel hebben, ook niet de Gevangene
achter de traliën, ook niet de plompe
Hongaarsche edellieden" van
Tarjani....
Deze tentoonstelling is een daad
van uiterlijke bedrijvigheid; zij is een
verplaatsing van voorwerpen uit het
eene land naar het andere land, maar
een tentoonstelling van kunstwerken
is nog iets anders; de geest heeft
daar mee te maken hier bleef de
geest buiten het doen.
Kelder's teekeningen bij
De Bol s, -Haarlem
Tusschen het schilderen van de
composities", die een tesaamklinken
zijn van de kleur en die tesaamgesteld
zijn uit naakten, gedierten en land
schap, met soms een bezeild water,
teekent Kelder als een verpoozing, als
inderdaad een verpoozing, naakten,
al of niet gekleurd, zooals een Ja
panner reeksen gezichten teekende op
een berg of reeksen zich wentelende en
tuimelende golf. Zoo'n reeks
teekeningen zond hij naar De Bois te Haar
lem, waar ze nu zijn te zien. Kelder is
een onophoudelijk voorstander van
het naakt, en een naakte vrouw (het
zijn zoo goed als alle vrouwennaakten,
die hij teekent) is voor hem een der
msest gezochte elementen, waaruit hij
zijn werk opbouwt. Hij is, gelukkig,
een der velen, die het naakt teekenen.
Dat is een der kenmerken onzer
Sihilderkunst: het zoeken van het
makt, en, ik herhaal, het is een der
baten onzer schilderkunst, het naakte
li '.haam, wonderlijk zich uitstallend
al 5 volumen en van kleur niet minder
e^del en rijk als het fraaist-geschikt
boeket.
Te ?wijl de schilderijen van Kelder
voorts vol zijn van een
parelmoerigk eurig zich rondend en modelleerend
naakt, zijn deze teekeningen natuurlijk
te i eerste te genieten als een lijnenspel
voo: een al of niet gekleurden achter
grond. Er is naast Kelder nog een
schilder, die zich vermeit in het lenig
teekenen der naakten, en die onge
twijfeld zinnelijker is in dezen dan
Kelder; dat is Wiegersma, al zouden
velen misschien zich in de waardeering
te dezen opzichte tusschen beiden
vergissen. Van de negen teekeningen
bij Da Bois (én is een portret van
mevr. Kelder) is No. 4, een
steilliggende vrouw met bergkrijt
geteekend, op groen-en-rooden achter
grond stellig n der beste, terwijl de
4 naakten, met den violist, den
paardrijdster en met den windhond
hier niet te vergeten is.
In Arti te Amsterdam
Drie uitingen van zeer
verschillencfen aard zijn in Arti te zien: de
Inspiratie van Willem van Konijnen
burg; mozaieken van Anton H. J.
Molkenboer en beeldhouwwerken door
A. Termote. Het eenvoudigst en door
een natuuil jkheid hier het meest ver
kwikkend, zijn Termote's beelden.
Van deze zijn de beste: No. 5, de kop
van den gladiator (een brons) dat de
kracht, de lichamelijke kracht uit
drukt in den enkelen, tragen kop; de
feller van expressie zijnde Malle Jan;
No. l een mannetje op krukken (een
steenen beeld) dat, vereenvoudigd in
de volumina, toch daarin een natuur
lijkheid behield, en een paardje. Mi
De wandschildering" van Willem
van Konijnenburg is een teeJcening vol
figuren, met twee groepen figuren
een ter linkerzij en een ter rechterzij
van de cencrale figuur, den schrij venden
jongeling. Het werk, dat niet voltooid
is en zeker geen muurschildering is
(Van Konijnenburg voelt toch andere
materialen dan die voorkomen bij
schilderijen en teekeningen op papier
nooit aan) is een werk, dat ik gedeel
telijk zag worden, en dat mij nooit
een der goede werken van dezen
schilder is gebleken. Ge vindt in dit
werk alleen herinneringen aan veel
werken van anderen, naast de vaardig
heden van een druk studeerenden
teekenaar van het naakt.
Wat de mozaieken van Molkenboer
aangaat, ik kan niet zeggen, dat ze mij
teleurstelden,wantik verv.'achtte niets!
Maar toch de braiiderige kleuren
bleken nog onverdraaglijker dan ik ze
in de herinnering had; de vormen nog
minder persoonlijk en het geheel
deed hopen, dat wij verder voor zulke
versieringen" ten minste in Holland
gespaard mogen blijven.
Bij van laer te Amsterdam
Een vrouwefiguur in brons van
Polet, pas gemaakt, is ongetwijfeld een
der zwakste beelden van dezen beeld
houwer. Het is eigenlijk en zeker voor
hem, een realistisch werk maar het
mist ten eenenmale wat hij in andere
beelden vertoonde: de steilgestrekte
rankheid, «n ook wat hij soms bezat:
de dramatische groepeeringen der
volumina van een vrouwelichaam.
Evenmin bezat het kleine beeld de
bekoringen van het zelfportret (in het
Stedelijk Museum te Amsterdam) een
der voorstellingen, die mij bij het
bezien nog nooit tegenviel.
H. Heidersberger's teekeningen, in
de kleine zaal van Van Lier, zijn tee
keningen van een jongen Daitschei1.
Wilt ge ze onder de expressionistische
L. Balmet
uitingen gedeeltelijk rangschikken,
dan is dat mijwei, zóó ge tegelijk weet,
dat ze gemaakt zijn in een tijd, die een
bepaald realisme versierde met den
naam der nieuwe-zakelijkheid, een
term, die voor de onkundigen een
soort tooverwoord lijkt te zijn. De
teekeningen, figuur en dier, zijn dus
gedeeltelijk phantaisieën, en onge
twijfeld zijn zij dat, met een
zinnelijken, zelfs sadistischen inslag. Dat is
bij Duitsche teekenaars niets
zeldzaams, en evenmin is bij hen zeld
zaam, dat zulk werk ongelijk van
waarde blijkt.
PLASSCHAERT