Historisch Archief 1877-1940
Bij Victor op de Place de la Bastille
fftA"
m
neerde toen hij drieentwintig was."
De reporter staart naar de kleine
Bastille van papier-maché, die een
pretje voor de kinderen moet
beteekenen. Hij denkt aan het boek dat
Dieudonné'schreef over het bagno
met het doel deze andere
overzeesche Bastille te vernietigen.
Hij denkt ook aan een ander boek.
Een paar jaren voor 1789 had een
advocaat, Linguet, een boek laten
verschijnen Wederwaardigheden der
Bastille", waarin hij al kracht, energie
en literair talent op n doel had geves
tigd : de vernietiging van deze gevange
nis. Dit boek was de eerste brandfakkel
geweest die tegen deze gevangenis werd
geslingerd. Deze gevangenis was toen
van steen doch men maakte haar
met den grond gelijk. De nieuwe Bas
tille is van papier-m4chéen van
hout en men kan haaf ook al KOU
men haar verbranden morgen weer
oprichten en herbouwen. Deze Bastille
is dus moeilijker te verwoesten.
De reporter zou nu graag het muse
um willen bezoeken. Dieudonnézal
hem vergezellen. Madame Dieudon
danst met een buurman, haar zoon
zal op het tafeltje passen en straks
zullen we verder dansen.
Vele kinderen verdringen zich voor
-het museum. Sommige hebben een
luchtballon in hun handen, andere
» zuigen aan een kersestok en vele
mondjes zijn bruin ,van _ chocolade.
Wat voor soort museum zou dit zijn?
Een herinnering aan de kinderen uit
den tijd der Fransche revolutie? Een.
speelgoed-museum ? Poppen ? Nieuws
gierig gaat de reporter naar binnen.
Dit museum bevat twee guillo
tines. Het is immers 14 Juli en al is
de Bastille verdwenen dan is daarmee
toch nog het despotisme niet verdwe
nen. Recht moet recht blijven. Waar
'/.ouden we belanden als er geen recht
meer bestond? En met stijgende ver
wondering leest de reporter aan den
muur een oproep aan alle ouders hun
kinderen op 14 Juli dit
Bastille-museum te'toonen: pour que sa crainte
les guide dans la vie et les incite a
rester dans Ie chemin droit, propre
et honnête." "
Dieudonné, die veertien jaar Bagno
achter zich heeft glimlacht.
Que veux-tu, mon vieux, c'est
la France d'aujourd'hui."
Nieuwe uitgaven
Ons Volkskarakter door Marnix
Gijsen. Het Kompas",
Mefhélen. De Spieghel", Am
sterdam.
Ik behoef het me niet aan te trek
ken, want het gaat over de Vlamingen.
Toch had Marnix Gijsen over ons,
Nederlanders, wellicht objectievere
mededeelingen kunnen doen dan juist
over de Vlamingen. Nu krijg ik telkens
associaties naar dat bekende lied:
Stoere Friezen, ronde Zeeuwen, Gel
ders helden, Hollands-leeuwen.
We kennen nu langzamerhand wel
de Vlaamsche beweging in heel haar
ontwikkeling en strijd. Doch zou de
aanwezigheid van een vrij Vlaanderen
op de economische wereldconferentie in
Londen veel verschil gegeven hebben
aan den algemeenen gang van zaken
behalve dan dat hun Pallieter eetlust
opgevallen zou zijn? B.
Muziek
Constant van Wessem
Een meester-prestatie
Josef Pembaur heette jaren lang ,,de
klavierleeuw". Een bijnaam, die onge
twijfeld ook herinnert aan de over
drijvingen van zijn begaafdheid. Hij
speelde niet alleen geweldig op het
klavier, hij wond zich daarbij zelf
zoo ontzettend op, dat het hem
gebeurd moet zijn, dat hij, na be
indiging van een stuk, naast zijn
pianokruk in zwijm viel. Maar dit is
zelfs Liszt gebeurd en in betere
compagnie kan een piano-virtuoos
moeilijk wezen.
Josef Pembaur heeft met de jaren
de al te fantastische uitwassen van
zijn geïnspireerd spel weten te onder
drukken; wat zijn spel uiterlijk verloor,
won het aan innerlijkheid, aan
waarlijke bezieling en breedheid van voor
dracht. Hij davert minder en ont
vouwt meer, hij is nog sterker de
geloovende drager van de groote
Semantische pianisten-traditie
geWorden door verdieping van zijn spel,
dat zoo door overtuiging bezield is,
d$t het iedere verdere bedenking
omverwerpt. Men twijfelt geen
oogenblik meer onder het luisteren, men
geeft zich over, men aanvaardt geheel.
Daarmee heeft Pembaur's spel zijn
ware meesterschap bereikt, zoodat wij
niet langer meer ook door het oog
mee gesuggereerd hoeven te worden.
Josef Pembaur speelde in het Con
certgebouw te Amsterdam met het
orkest onder leiding van Eduard van
Beinum het tweede pianoconcert van
Liszt en men kan zeggen, dat dit zijn
lijfstuk" is geworden, zoo volmaakt
en met opvallende voorliefde speelt
hij dit werk. Pembaur heeft de
Liszttraditie nog van Reisenauer, zelf
leerling van Liszt, meegekregen en
hij heeft deze traditie niet alleen
volgens het spel, maar ook naar den
geest in zich opgenomen: hij verstaat
Liszt's muziek. Liszt' pianoconcert is
niet in de eerste plaats een compo
sitie, het is een metaphoor voor de
koningen onder de muzikale her
scheppers, waarmee zij zichzelf er
schitterend en zegevierend in kunnen
ontvouwen, als het ware zelf aan
groeiend in hun spel, zoodat onder hun
handen deze muziek meer een leven
van groote aandoeningen wordt dan
een vertolkte klavierschepping. Daar
om moet men deze muziek van Liszt,
waarin veel op het uiterlijke effect
lijkt geschreven, ook beoordeelen met
den voordrager aan het klavier, die
zelfs aan de rhetoriek een overtuigende
bezieling weet te geven.
Aldus deed Pembaur het ook en
op zoo'n breede en waarachtige wijze,
dat ik mij niet kan herinneren, dit
werk van Liszt ooit zoo nobel en zoo
treffend in zijn romantische pathetiek
en hero;ek te hebben gehoord. Dit
was in alle opzichten een
meesterprestatie.