Historisch Archief 1877-1940
NGENVA
Arti et Amiciliae
Jan
Tjipke Visser
Heyens Cris\
T j. Visser
Kunst zaal van Lier
?<au
l'
Arti et Amicitiae
Wij zouden een voor ons zelven onjuiste bewe
ring neerschrijven, wanneer wij hier wilden
zeggen, dat nu te Amsterdam de schilderkunst
in hare uitingen ons meer getroffen had dan de
werken der beeldhouwkunst. Niet, dat wij in
Amsterdam op onzen ommetocht meesterwerken
dier beeldhouwkunst hebben aangetroffen, maar
toch was ons menig beeld levender, onmiddellijker
dan de wat vermoeide schilderijen en teekeningen,
die wij hier en daar vonden. Op Arti et Amicitiae
vonden wij een beeld, een vrouwefiguurtje van
J. Pólet. Dat beeldje is volgens ons inzicht boven
Jan Heyens
Kunstkelder
zijn verdienste geprezen; het was en is voor ons
een bewijs dat de beeldhouwer Polet zeker zich
zelf nog niet vond, zoo ongewis is tot nu toe zijn
weg. Maar dit be«ldje (een vrouwefiguurtje),
dat van de Franschen de elegante kantigheid miste,
om Fransch te kunnen zijn of zelfs Fransch te kunnen
worden genoemd, had tegenover vele teekeningen
toch voldoend leven en sierlijkheid om genoemd
te moeten worden. Ook tegenover de beelden van
Mej. Kueb, waar we de noodzakelijkheid van het
maken niet in konden vinden. Evenmin vonden
wij dus die noodzakelijkheid in vele werken
der leden dezer vereeniging. Ge zoudt soms een
a esthetisch oproer in Arti tot de wenschelijkheden
willen rekenen, een soort storm, die vele dingen
daar voor eeuwig weg-woei? Waar bleef Breitner's
nobele hartstocht toch!. ... Zelfs de Zeven Joffers
te saam, deze getrouwe medewerksters van Arti,
zouden hier niet door 't boeket harer kleuren
de voldoende levendigheid kunnen brengen.
Ik wil dezen keer dan ook niet verder gaan
dan deze algemeene opmerking; ik wil alleen
vragen, tegen de Zeven Joffers in en wat daarmee
aesthetisch? samenhangt waarom houdt Arti
niet eens een tentoonstelling van zeestukken van
Permeke? Of waarom tracht zij de tentoon
stelling de Braekeleer niet eens hierheen te krijgen?
Niet zonder reden schreef ik ook zeestukken van
Permeke ! Water te zien en te schilderen is' (of
was) Hollandsch; Permeke heeft veel zeestukken
geschilderd, gemakkelijker te begrijpen voor de
Hollanders dan zijn ander werk en in deze
werken van den zeilenden Vlaming is de dood, de
vermoeidheid, de matheid niet te vinden; waarom
dan niet eens een tentoonstelling daarvan gehou
den er zou dan tenminste een levendif/ verschil
van meening kunnen rijzen.... Een levendige
twist is beter dan een moedeloos en mat neer
zitten. . . .
Tjipke Visser bij van'tier
Zoudt ge moeten zeggen het beeldhouwwerk
van Tjipke Visser vertoont bepaalde vereenvoudi
gingen, of vertoont een doorloopende styleering?
Het eerste lijkt mij het meest juiste, ofschoon
wij ook poging tot styleering hier en daar vinden.
Het beeldhouwwerk van Tjipke Visser is dat
soort werk, dat zelden raakt aan het hart van den
toeschouwer, terwijl het toch een bepaalde waar
deering wekt dopr een zekere voltooidhe;«J, ook
in hpt technische. Visser's eigen psychiscne inhoud
is niet groot genoeg om ons die wonderbare wekking
te geven, die het kunstwerk ons geeft; toch stemt
het aan. den anderen, kant niet moedeloos om den
arbeid, die besteed werd aan dit werk. Over de
invloeden, hier en daar merkbaar, zullen wij het
thans niet hebben; wij zullen het hier hebben over
de paar beelden, die ons het meest geslaagd lijken,
al viert ook daar de geest geen grooten triomph.
Een beeld als ,,de Kunst gekluisterd", ik meen
ten minste dat zóó de wat theatrale titel is, is
zeker in de vormen van het lichaam een der beste
beeldjes van deze tentoonstelling. Alleen is de
kop tegenover het andere onvoldoende het is
dus een bewijs dat ik aanvoer, dat de psychische
inhoud van Visser te klein is voor een wezenlijk
groot beeld. Vindt ge dat zelfde niet in den kop
van Wibaut, waar Visser die gevaarlijke
styliseering gebruikt, die Altorf zelf ook zoo gevaar
lijk kan zijn. Natuurlijk heeft Wibaut's kop
zooveel accent in de eigen vormen, dat een bedaard
en vaardig beeldhouwer als Visser dat niet kan
vernielen, maar grootere bezieling bij natuurlijker
vastheid was toch ruimschoots nog mogelijk
geweest. Dieren en danseressen en een bekoorde
Sint Antonius en enkele albasten reliëfs (een zuivere
materie, dat albast !) vertoonen op aangename wijs
den typischen Tjipke. Nog een vraag rest rnij
naar aanleiding van twee plaquettes, van de
zangeres Van der Sluys en van den heer G. van
A. PLASSCHAERT E
Lier. Vindt de beeldhouwer Tjipke Visser c
in de koppen op deze plaquettes er voldoen
aanduidingen van wezen en leven zijn om ze v
doende belangrijk te maken, of bleven ze niet
.««f-,'.-Lilly Steiner
leeg? Doen zij niet arm aan tegenover kopp
hoeveel kleiner, die de renaissance maakte v
medailles enz.? Ik zou deze vraag ruimer wil
stellen. Is Visser naar wezen eigenlijk niet m
een realist, dan hij zich telkens voorneemt te zi,
Ijilly Steiner bij van l,
Het werk van Mevr. Steiner heeft van vroir
werk het beweeglijke. Werk van een vrouw is zeli
dood-gemaakt door een niets ontzienden ijver
geduldigheid; het wordt zelden zoo ver w
doorgezet; het wil ten eerste als spontaan en leve
gevoeld blijven. Dat spreekt vanzelf. Het h
daarenboven dikwijls nog een uitgebreider aan
gamma's dan dat van de mannen; is het vrouw
oog meer gedifferentieerd? Maar het is even v