Historisch Archief 1877-1940
. ,'t
Schilderkunst
SALOMON VAN RUYSD
Dr. A, B. DE VRIES
Wet. Ass. Rijksmuseum, Amsterdam
HEI zou ons niet verwonderen
als de tentoonstelling van 58
landschappen van Salomon van
Ruysdael evenzeer de aandacht zou
expositie van Jan en Pieter Brueghel
de Jonge. Beide hebben zij den grooten
naam gemeen en beide bieden zij den
argeloos toegesnelden kunstminnaar
iets geheel anders dan deze van te
voren gemeend had te zullen vinden.
Want ongetwijfeld zal het de naam
Ruysdael zijn, die trekt".
De schilder, van wien voor het eerst
een belangrijk oeuvre wordt tentoon
gesteld, zal misschien nu profijt trek
ken van zijn verwantschap met Jacob,
die hem tot dusver eer geschaad heeft.
Met Rembrandt en Jan Steen deelt
Jacob Ruysdael zeker die steeds wat
twijfelachtige eer van populariteit
BIJ DE AFBEELDINGEN
Links boven; Jacob Ruisdael. De Water
val (Pet/t Palais. Parijs). Daaronder
links: Salomon van Ruysdael, De veer
pont (Collectie Goudstkktr) ; m.dden :
Salomon van Ruysdael. Landschep bij
Zandvoort (Collectie Goudstikker);
rechts: Jan van Coyen, Landschap (Rijks
museum) .
dichterlijke fantasie en nu
kelijkheidszin zou willen
Niettemin achten wij het
Eerherstel van een groot schilder
maar wel vervallen zij spoedig tot
.. een specialistendom, waaraan zij niet
Parlj!rneer vermogen te ontkomen. Onder
tuur en den datum 1629.' Noch de
steeds vermelde invloed van Esaias
van de Velde, noch zelfs die van Van
------------ __ ........ ., ..?.....
dat de rustige beschcuwelijkjlfe^ji JJ5«"andschapsschilders zijn het Rem- Goyen is duidelijk te bespeuren. Beide
issen den teeken
trekken als eenige jaren geleden de Salomon juist tegenwoordig n»er wee- | brandt, Hercules Seghers, JacobRuis- schilderijtjes missen
_?_. ^. ^.ÏA.! _ ,. » i^j_ AJ n «_ _< <_i i^^ *_j«_ *. ? . l« * _ ._^ 11 JÏ^.JI_.,U«A>B».*B AdltiioVtl fitlll VAX1 f^SftlfliSt dlC lid
klank vindt dan de met ptrsoonlijkt' d*el en soms Capellen die de natuur _ f
sentimenten gespannen viLievtiifacob. en niet het landschap uitbeelden. gebladerte der boomen in zuiver
omOngetwijfeld zoeken de Dienen Indien wij ons bewust blijven van schreven dopjes verf opzet en zijn
den afstand, die Salomon van Ruys- figuurtjes met kleine scherpe haaltjes
tiael van zijn neef Jacob scheidt, dan neerpenseelt. Beide missen zij ook
tegenwoordig rust en verlai^n zij
niet al te sterk door kunst bewogen
te worden. Vermeer wordt ni'
niet boven, Rembrandt gestt d
oorkeur
boven Jacob gegeven word n. Het
is een kwestie van geaardheid en
ieder zal zich zelf daarvan op deze
tentoonstelling rekenschap gei en. Van
den zich langzaam wijzigenden smaak
die eerder op de al te ruime verspreiding zijn slechts weinigen zicir bt*ust, de
van steeds weer dezelfde reproducties prachtige kwaliteiten van den {schilder
in de gangen en woonkamers berust, Salomon van Ruysdael zullett echter
dan op de aanschouwing van de kunst- de grootste verrassingen zijp. Niet
werken zelf. Toch geldt de prijzens- heel velen zullen hebben opgemerkt,
waardige poging van den heer Goud* J~^ !~ *?*?
**'"?stikker niet het ontdekken van een
onbekend genie, maar vindt zij haar
uitgangspunt in een wijziging van
den smaak.
Men zou de tegenstelling tusschen
Jacob en Salomon van Ruysdael te
scherp stellen, indien men deze met
zoo bezitten wij tevens den juisten maat- de helderheid der vroege Van Goyens
__ n jn staf voor het beoordeelen van Salo- * .« _«--- _^i- .-.^
het beperkte genre der laütectups- tnon's kunst. Zijn gegevens zijn niet
schilderkunst zal aan een -.alotuon' talrijk, riviergezichten met verren
Ruysdael en een Van Goj »n door l horizon, ijspret met sleden en
schaatmenigeen misschien al de -??J?-<-»-^?«--?- ~»-i
en vooral diens bronsgroene coloriet.
Salomon is persoonlijker dan men
heeft vermoed en vooral het weitje
p __ heeft een licht sappig groen en een
sënrijdersrpleisterplaatsen van reizi- frischheid, die geheel eigen blijken te
gers onder lommerrijk geboomte en zijn. Dat lichte, soms naar het
grijsals uitzondering een enkel stilleven, blauw overgaande groen is zeer
karakVan zijn jeugd af tot aan zijn dood teristiek en de toeschrijving van het
heeft hij zijn leven hiermee gevuld en stilleven met groenten en
tuinbouwuit de archivalia blijkt, dat hij met dit gereedschappen in een landschap (no.
8) is ook om deze verwantschap der
werk aanzien en welstand heeft be
reikt.
De Ruysdaels hebben het schilderen
in hun bloed. Salomon heeft een broer
Isaack, die ook landschappen
verdat in het Rijksmuseum als oendan t vaardigt, beiden hebben zij zoons,
van den Molen van HobliÉlr s^'aKti*M?ob Salcmonszoon en Jacob
Isaacsvan den Molen van
Pleisterplaats van Salomor
dael hangt en dat het artisti
wicht daardoor geenszins
wordt.
OOK zouden wij willen
wen tegen een al te s
leeren der appreciaties en
den heerschenden smaak
willen toeroepen in het al
vaardig accepteeren van
of weinig bekende schilde:
inziens zal Jacob Ruisda-1
grootste blijven, want geer Hi
landschapschilder heeft de na!
menschelijk doorvoeld als hij.
Ruysdael en Jan'van Goyen,
schillend h" . temperament
worden steeds in n adem
?j*u?ob Salcmonszoon en Jacob
Isaacs-n zoon (de beroemdste der familie), die
, ^ hetzelfde beroep uitoefenen. Zij
stamc ' men uit het Gooi en wel uit Naarden
en noemen zich te Haarlem, waar zij
zich kort na 1616 gevestigd hebben
de Goyer". Later nemen de beide
broets weer den naam Ruysdael
(Ruisdael) aan naar het Huyse te
Ruysdael" bij Blaticum, dat in vroeger
r jaren in het bezit der familie zou zijn
geweest. De heer Goudstikker stelt
'n in zijn inleiding van den catalogus een
d interessante hypothese op door te
us vermoeden, dat de vroegste schilde
rijen van Salomon, die in 1623 al in
htt Lucasgilde te Haailem vermeld
kleuren zeer plausibel. Het werk van
Salomon Ruysdael zou men in vier
periodes kunnen indeelen. Zijn jeugd
werk, nog vrijwel onbekend; de subtiel
atmospherisch doorvoelde schilderijen
van ± 1632?± 1642; de forschere
en met Van Goyen verwante schilde
rijen van ± 1642?± 1650 en de
late werken van nè1650, zwaarder
van kleur, soms branderig en onder
invloed van Jacob Ruisdael. Maar
ondanks deze verdeeling, die natuur
lijk een zekere willekeur heeft, bezit
het geheele x>euvre een groote eenheid
en rust en missen wij misschien on
gaarne de bij Van Goyen toch nu en
dan voorkomende heftigheden.
De schilderijen van ± 1632
± 1642 (no. 5?no. 17; wij verschillen
van opinie omtrent enkele dateeringen)
zijn onzes inziens het
alleraantrekkelijkst. Het zijn meestal riviergezichten,
.tuur nii wordt als Salomon de Gooyer en wiens waarbij zich de walkant bestaande uit
a' ' ' eerste geteekende werk uit 1627 de loofrijk geboomte en ^enkele
bocren"ai* ^-'-natuur van Salomon van Ruysdael ' ! 1"i * ""
^_ _ woningen wazig in het water spiegelt.
omdat hun kunst zoo nauw veTwant; ;'?t", W» ***** *°6r IÓ27 gewerkt" moet Op de rivier drijven een veerpontje en
maar beiden staan zij verrt onder dei f^bben en dat wellicht de signaturen enkele roeibootjes, terwijl de horizon
? - Jan van Gooyen, die slechts : 1J~U* "-1 J" fc"1'1
A11-grooten Jacob, omdat zij van het
detail uitgaan en niet van het geheel.
Een landschap van Jacob i een cou
pure uit de wereld, die hen omringt,
van jan van
acht jaar ouder was, zich als
handteekeningen van S. de Gooyer zullen
ontpoppen. Met belangstelling zien
die hij doorvoelt als een levend orga- wij dan ook een aangekondigde
mononisme. Een landschap der beide ande
ren is een uit enkele gegevens opge
bouwde compositie, waarin liet eigene
vooral uit de weergave var. het
atmospherische bestaat. In de Hollandsche
landschapsschilderkunst ontbreekt
iedere theorie men der.ke eens
aan Poussin in Frankrijk zoodat
alle schilders hun visie vrijmoedig
uiten. Zij worden daardoor g<?en schil.
gtaphie over onzen schilder tegemoet,
omdat daardoor ook de verhouding van
Salomon Ruysdael tot Van Goyen,
die zijn leermeester heet te zijn, in
een ander daglicht zou komen te staan.
OP deze tentoonstelling treedt
Salornon het eerst naar voren meteen
L uinlandschap (no. 7) uit 1628; een
tv eede schilderijtje, een weide bij een
ders in grooten stijl van twee Jen rang, l dtrp (no. 2), draagt de volledige
signain een lichten nevel is gehuld. Alles
behalve nuchter zijn deze werken,
waarvan het teere groen der boomen
en het pastelblauw der luchten de
expressie zijn der echt Hollandsche
bucolica.
UIT den tijd van '± 1642?± 1650
(no. 18?no. 38) beelden wij het
groote schilderij van den veerpont af (no.
34) Het poëtische hteft plaats gemaakt
voor een sterker naturalisme. Helder
teekenen zich de forsche boomen,
waarvan het gebladerte een donkerder
groene kleur heeft gekregen, tegen de
hooge krachtig blauwe lucht af. Er
is meer leven door de talrijke figuren
op het veer en door het zwarte en
bonte vee wordt het coloriet gevarieer
der en zwaarder. De horizon is scher
per begrensd, de zeilen der
visschersbooten contrasteeren tegen het ver
schiet. In dezen tijd zijn Van Goyen en
Salomon Ruysdael zeer verwant, hoe
wel de eerstgenoemde levendiger en
speelscher is in de uitbeelding zijner
figuren. Vooral het goudgeel van Van
Goyen, waarin hij gedurende enkele
jaren zijn schilderijen drenkt, bespeurt
men ook hier en daar bij Salomon.
Het schijnen steeds zomersche dagen
te zijn, de boomen hebben den vollen
pracht van hun zatte groen, een zekere
loomheid heeft zich van de menschen
meester gemaakt, de lucht trilt en is
transparant. Toch heeft deze nijvere
artist ook zijn winterdagen op het
atelier nutlig gebruikt en even zeker
als naar den zwoelen zomerdag voert
hij ons mede naar het winttrvermaak.
Schaatsenrijders, kolfspelers, sleden
met opgetuigde paarden en rinkelende
bellen bewegen zich op het ijs. Met dat
onfeilbare gevoel der Hollandsche
landschapschilders treft hij die
grauwige tinten, die tegen den avond door
een laatste zonnestraal nog een rozig
schijnsel krijgen.
Na 1650 tot aan zijn dood in 1670
nemen zijn ijver en productievermogen
niet af, maar niet ongestraft kan men
een geheel leven op hetzelfde thema
voortborduren. Zijn gegevens blijven
dezelfde, maar de frischhtid verdwijnt
voor een nogal fantasielooze matheid.
Hier en daar komt hij er boven uit
(bv. no. 52 en 53). De machtige kunst
van zijn zooveel jongeren neef Jacob
doet de boomen van Salomon zwaar en
somber worden zonder dat deze even
wel die romantische gevoelswereld
weten te suggereeren. Hij is door en
door Haarlemmer geworden en zijn
kunst vertoont verwantschap met die
van vele tijdgenooten, o. a. Isaack
van Ostade.
Aan de tentoonstelling is nog een
zeer curieus schilderij toegevoegd. In
een donker, bijna Rembrandtiek land
schap, alhoewel de schilderwijze zeer
typisch voor Salomon is, speelt zich de
Doop van den Kamerling af. Het is
haast wel aan te nemen, dat hij de
machtige compositie van Rembrandt
uit het jaar 1636 gekend heeft. Ook de
enkele stillevens, waarvan dat met de
doode vogels in een rieten mand (no.4&)
het sterkste is, toonen den schilder in
eens van een onverwachten kant.
58 schilderijen van in hoofdzaak
n meester l Het lijkt een waagstuk
een dergelijke expositie te
arrangeeren. Toch is hier geen sprake
van het lanceeren" van een kunste
naar of van een genoegen, uitsluitend
voor kunsthistorici. Slechts door een
dergelijke tentoonstelling, waarbij voor
al op de kwaliteit der schilderijen
gelet moet worden, wordt de voor
stelling van een te weinig bekend
schilder duidelijk. Dat Salomon van
Ruysdael een zoo omvangrijke expo
sitie verdraagt" pleit voor zijn groot
talent en aan den Heer Goudstikker
komt de eer toe dit ingezien te hebben.
Het is een hommage posthume" aan
een schilder, die ten onrechte geleden
heeft onder de faam van zijn beroem
den naamgenoot en het zal, naar wij
hopen, leiden tot de erkenning, dat
Salomon van Ruysdael niet alleen
een goed schilder, maar tevens een
evenwichtig kunstenaar is geweest,
die met Van Goyen minstens op n
lijn dient te worden gesteld.
ler,
^"^iw
JAN MANKES
TmtoonctHltng HIJ
Hleykttuip, Den H**ff
WE zouden het werk van Jan
Mankes, wat de figuur aan
gaat het zuiverst kunnen ka
rakteriseeren als psychologisch> ver
want met het werk van vroegere
Du.itschers* Het heeft dezelfde onverschrok
ken getrouwheid ten opzichte van de
vormen; het heeft nooit het behaag
zieke gezocht, nooit iets willen ver
doezelen noch minder barsch willen
maken ten opzichte van de details;
integendeel het karakteristieke sterk
geaccentueerd en ik meen, dat dit
alles juist is wat het vroege Duitsche
werk heeft gezocht, zeker gegeven.
Het werk is dus in wezen niet en nooit
Italiaansch, renaissancistisch; het is
daarom, dat wij het eens bij uitstek
protestant hebben genoemd; ook deze
godsdienst is toch een uiting van veler
lei noordelijke trekken.
Maar is het hiermee in een der
hoofdtrekken bepaald, daarmee is
zeker niet alles duidelijk nog gemaakt.
Dit psychologische realisme heeft ook
een eigenschap die wij bij ons meer aan
treffen, het heeft nu en dan een ver
beten zin voor het komische (zie bv.
de jonge kraai kijkend naar het vlie
gend beestje, met zijn bek er ook heen
gericht 1). Het is nooit een lach voluit,
maar een lach, die, wei-geboren, toch
niet tot vollen wasdom kwam. Maar
zooals bij de noordelijken meer dan eens
het real.sme, misschien uit verzadiging,
anderszins uit een innèrl ijken tegen
stand overgaat tot hel sprookjet dat naar
den vorm realistisch-bepaald, toch van
een droom de bevreemdende rangschik
king heeft (wat de surrealisten nooit
door en door begrepen hebben) en soms
nadert het de spheer, eigen aan het ro
mantische, zoo vinden wij bij Mankes,,
naast het scherpst-def mieerend realisme
plotseling een warmer overvloed van
het hart en van de (verborgen)
phantaisie; wij vinden bij hem het sprookje
en zelfs werk, en dat is nog meer
bizonder, dat verwant schijnt te zijn
aan den romantischen Thijs Maris... ?
Wij vinden dit meer verzweemen van
den vorm in het landschap (niet in
alle landschap), in vogels op een boom
tak 's avonds zittend en in enkele bloe
men die in het duister lijken te staan
en uit wier bloemhart of aan wier
bloemhart een licht schijnt te komen,
dat ge niet met een uur van den dag
kunt benoemen. En dit is de veel
zijdigheid van Mankes, dat naast dat
schijnbaar-romantische, ge in ander
werk weer een realistischen zwier
vindt van stellige contouren, waarvan
ge denkt, zou hij zonder de Japanners
ooit zoo'n Haan geteekehd hebben
met den gepluimden staart stout het
bovenste van het vlak vullend....
Het werk van Jan Mankes is niet
tegenstaande een niet overal groote
kracht (dat is zeer algemeen in een
schildersleven) en niettegenstaande wij
het reeds lang hebben gedefinieerd, voor
ons toch in het algemeen hetzelfde
gebleven. Wij zullen nu ook niet zeggen
dat Mankes behoort tot de grootste
Hollandsche schilders, maar wij moeten
herhalen na dit, ons onverwacht, her
zien, dat het werk te veel Hollandsche
eigenschappen bezit op persoonlijke
wij*, om niet steeds zijn waardeerdërs
te bezitten en veler aandacht te ver
kwikken. PLA&SCHABRT