Historisch Archief 1877-1940
v
Letterkundig leven
EEN MODERN
DROOM EN DAAD
H«ni>l8tte van Eyk: Gabriöl. De ge
schiedenis van een maffer mannetje
(Querldo, Amsterdam;
HENRIËTTE van Eyk beschikt
over een joyeuze fantasie, gril
ligheid, slagvaardigheid en een
volmaakt onhollandschen humor, die,
zoo men wil, aan Andersen, Meyrink
(diens dierenverhalen!) en zelfs, op
sommige plaatsen met duidelijk
antiurgerlijke strekking, aan Jarry doet
denken. Het afdalen tot in huiselijke
détails, dat we in dezen nieuwen roman
waarnemen, het concrete en picturale
van haar visie, een zekere overdaad in
de beschrijvingskunst (ondanks den
kort aangebonden stijl), dit alles mag
onze roemrijkste tradities in de her
innering roepen, de conceptie van het
geheel is eerder verwant aan een ge
kleurde teekenfilm van Walt Disney
dan aan het fantastische werk van,
laat ons zeggen, Van Looy of Couperus.
Met de sprookjes van Couperus heeft
dit boek op zijn hoogst een vrij
onuitgewerkt gebleven, maar toch dui
delijk aanwezige symboliek gemeen.
Een zonnestraal, uitgezonden om op
aarde licht en warmte te verspreiden,
stuit op de eindelooze complicaties der
materie, en is gedoemd evenals de
in de wereld der verschijningen ge
vangen ziel", zijn harde leerschool te
doorloopen in de gedaante van een
schamel en onhandig mannetje, die
beurtelings wat weg heeft van Zebedeus
op zoek naar het meisje" en van een
aarzelender Don Quichote, begeleid
door het paard Saartje, een mengfiguur
waarin men Rossinant kan zien, maar
ook Sancho Panza.
Al deze heterogene en overigens
ook vrij willekeurig uitgekozen re
miniscenties bewijzen wel, dat we hier
in wezen met een origineele conceptie
te doen hebben. In dit genre: modem
sprookje, waarin de traditioneele
requisieten vrijwel geheel vervangen zijn
door elementen aan de hedendaagsche
samenleving ontleend, neemt het werk
van Henriëtte van Eijk inderdaad een
zeer eigen plaats in. Het eenige dat
men er tegen kan aanvoeren is, dat de
onafgebroken stroom van grapjes den
eigenlijken inhoud wat al te sterk over
woekert, met schadelijke gevolgen
minder voor de symboliek" van het
geval, die algemeen en vaag genoeg
blijft om zulk speelsch bijwerk te
kunnen verdragen, dan voor de een
heid van den verteltrant. Het associa
tievermogen van den lezer wordt nu
van te veel kanten tegelijk bestookt, en
het verhaal is op zichzelf te aardig en
te boeiend om de voortdurende inmen
ging van de geestige schrijfster niet te
doen gevoelen als een stoornis. Dit
geldt in het bijzonder voor de beslis
sende momenten, de dramatische hoog
tepunten. Als voorbeeld het volgende.
Gabriël en het paard Saartje achten
zich geroepen hun goede werken te
bekronen met de vernietiging van
eenige diplomatieke en militaire scha
vuiten, die een geheel land in het ver
derf willen storten, een van de talrijke
gedeelten met onmiskenbaar
sociaalsatyrischen inslag. De scène speelt in
een tuinhuis in het bosch; de tegen
standers ontmoeten elkaar, de span
ning stijgt, het is er op of er onder. De
zon, GabriëTs moeder, die van het
begin af aan zijn peripetieën met een
waakzaam en kritisch oog heeft ge
volgd, blijft op haar hoogste punt staan,
gereed om in te grijpen, zoodra die
menschlievende taak Gabriël te mach
tig zal worden, en zegt: Ik zal hier
een vol uur wachten. Dan hebben we
meteen maar zomertijd."
Nu, op zichzelf beschouwd is deze
grap wel aardig, en het was misschien
schrijfster's bedoeling een ironisch te
genwicht te verschaffen aan het bijbel
verhaal van Josua, waaraan iedereen
hier denken moet, maar toch schijnt
het doel voorbijgeschoten, omdat de
aandacht afgeleid wordt door iets dat
met de handeling niets te maken heeft.
Op andere momenten echter is er een
veel grootere eenheid bereikt tusschen
handeling en verteltrant, en de
geestigheden zijn ook doorgaans wel van
iets beter allooi dan de zoo juist ge
noemde. Het best is Henriëtte van
Eijk, wanneer ze schijnbaar onop
zettelijk dwaze formuleeringen weet te
vinden, waarover men half en half
heen leest en waarvan de humor pas
achteraf als lichte trilling tot ons
doordringt, b.v. daar waar de zon
Gabriël metterdaad bijspringt en den
diplomaten" toeroept: Doejeoogen
dicht. Of ik zal je blind maken voor je
heete verdere leven," of het hin
kend hondje", waarmee Gabriël een
hond met een lam pootje voortdurend
toespreekt. Dit zijn alleszins kostelijke
trekjes, dia het peil aangeven waarop de
geheele vertelling zou staan, indien de
schrijfster zich strenger zelfbeperking
had opgelegd.
Onder de passages, die door het
samengaan van humor en ontroering
tot het sterkste behooren wat te be
reiken valt in dit genre, signaleer ik
vooral het slot (maar de laatste drie
hoofdstukken staan er eigenlijk vol van),
namelijk de apotheose van den bevrij
den Gabriël, die tot Opperhoofdman
Zonnestraal" gepromoveerd wordt, en
na zijn beproevingen beloond met een
vizioen van aardsch geluk, waarin alle
figuranten van het boek kortdurend
hun plaats vinden. Gabriël boven dit
ijl geteekende tableau de la troupe
uit den hemel binnenmarcheerend langs
de donderkoppen en de zonnesteken(I)
is een tafereel, dat men niet gemakke
lijk vergeet; de eenigszins schichtige
dynamiek van het voorafgaande is er
veredeld tot een machtig
omhoogstrevende beweging, inhoud en vorm
hebben elkaar gevonden.
Blijft zij de maatstaven getrouw,
die dit slot voor haar vertegenwoor
digt, dan kunnen wij nog veel goeds
van deze schrijfster tegemoet zien.
S. VESTDIJK
Louis de Bourbon: In Extremls
(A. A. M. Stola, Maastricht)
IN het gedicht Aan den lezer" om
schrijft Louis de Bourbon het
grondmotief zijner poëzie en de voort
durend wellende bron zijner inspiratie.
Steeds dezelfde droomen zijn het,
die met schuwe, vragende gezichten
hem aanstaren, en hij vraagt vergiffe
nis, als uit zijn gedichten diezelfde
bleeke oogen zich vol hunkering op
ons richten. Ook zij, de droomen,
willen nog wat smachten en smeeken:
of het eindelijk mag komen, waarop
wij allen tevergeefs wachten.
Inderdaad kan men alle in dezen
bundel verzamelde verzen terugleiden
tot het eene motief van den droom.
Ook de angst van den monnik uit de
reeks gedichten, aan dezen van de
wereld afgekeerden mensch gewijd,
openbaart zich in den droom, in de
gestalte van een vreemde vrouw in
't maanlicht, als een beeld, naakt en
alleen." En de dagen, die aan deze
verschijning voorafgingen waren als
ingesloten in een ouden droom." Niet
anders dan als een droom, wazig en
onwezenlijk, ontmoet de dichter den
dood: een beste vriend, de eenige
toeverlaat wellicht. Al wat den dood
betreft wordt geheven in die sfeer van
huivering en ijlheid, van afstand
doen van de schoonheid der aarde
en van nachtelijke eenzaamheid. Louis
de Bourbon ervaart den dood nergens
met de duidelijkheid van een einde,
doch steeds met het weifelend gevoel
van overgang, van wisseling: de eene
droom vervloeit, de andere verschijnt,
en het sterven zal het zaligst zijn in
den laten avond, als de wind speelt
met de geuren van jasmijn en jonge
rozen, wanneer de aarde reeds als een
donkere droom om ons heen staat.
Deze romantische opvatting van leven
en dood vinden wij het best uitgedrukt
in Wanneer ik sterven moet"; een
dieper en wezenlijker besef van den
dood vertoont het gedicht Bij een
sterfbed", waarin de omstandigheid,
dat het sterven van den andere zich
accentueert in het achterblijven van
den een, den dichter de ervaring van
het levenslot en van de wreedheid van
het gemis als het ware opdringt. Hoe
de Bourbon zich echter de dooden
voorstelt is mij niet helder geworden.
Zij worden in hun bed van aarde onder
bloemenzoden (?) door de schaduw van
den dichter in hun droom gestoord,
doch boven den hemel en zijn sterren
licht wonen hun zielen die niet zijn
te storen." Waarmee nu die ontzielde
lichamen droomen, blijft onvermeld.
In het algemeen wordt deze poëzie
niet uitgeheven boven het peil van
zachtzinnige en vage dichterlijkheid.
De onduidelijke voorstellingen, de
conventioneele beeldspraken, de
krachtelooze taal, die slechts een enkele
maal grooter intensiteit verkrijgt
verhinderen het poëtisch motief ziel:
overtuigend of meesleepend te open
baren. Deze soort droom" is trou
wens de goedkoopste en meest ro
mantische, die men zich denker.
kan: de samenvattende naam voor
al wat vaag en ondoorleefd is; de
dood is gemeenlijk een allesbehalve
belangrijke aangelegenheid, en het
leven brengt het er niet beter af. Voeg
daarbij, dat de Bourbon de zielen een
lied laat zingen, dat getoonzet is als
het befaamde Lied van de zee" van
Helene Swarth met een inslag van
Nijhoff's Kinderkruistocht"; dat hi;
in de Romance Sentimentale" eer
slotterzine schrijft, die alleen Nijhoh
had mogen gebruiken, dan begrijpr
men, dat Louis de Bourbon wellich
over een gevoelig gemoed beschikt,
maar dat hij allerminst een dichte:
bij de gratie Gods kan worden genoemd
Een bundel als deze vindt zijn recht
vaardiging nog niet, omdat er drit
geslaagde gedichten in voorkomen, dit
ook, n wat verbeeldingskracht, er:
wat ontroeringsvermogen betreft, hui
doel hebben bereikt door het poëtisch
gehalte hunner verwerkelijking:
Enfantine", Nocturne" en Alleen
spraak". De visionnaire verheviging
echter, waarvan Salome" en
Resurrectio" getuigen, wordt door zulk een
opgeschroefd vertoon gekenmerkt, dat
ik, nog afziende van de kwalijke
beeldspraak in Salome, onmogelijk
in de noodzakelijkheid van dergelijke
poëzie en in de oprechtheid dezer
gevoelservaringen kan gelooven.
D. A. M. BINNENDIJK
Down out not out
(By théAuthor of Private pa
pers of a bankrupt bookseller".
Londen, George Allen & Unwin)
AMUSANT en belangrijk, wel
zér uitzonderlijk en zelfs actu
eel is dit boek, een curieuze
verschijning onder de menigte
Engelsche romanproducten, die in 't alge
meen toch wel goed geschreven zijn.
Maar deze roman is iets anders van
geest, van stijl, van kijk pp de
wereldsche zaken. Vermakelijk allereerst is
het verhaal in zijn détails, zijn op
volgende gebeurtenissen, beschreven
in dien argeloos ironischen toon, dien
de Engelschen zoo goed verstaan, de
quasi-kinderlijke verwondering, over
een wereld, waarin de dingen zoo een
voudig en redelijk kónden zijn, terwijl
zij er juist zoo onredelijk en mal ge
compliceerd uitzien. Het is de toon van
Pickwick en vele andere Engelsche
humoristeh, welke wij, Hollanders,
nooit kunnen nadoen of wij worden er
lollig en ou-bollig van, moppig om bij
te huilen. Doch deze schrijver is nooit
enkel moppig" en dat maakt juist zijn
humor. Zijn voorstelling is zot en
licht voor toestanden, die inderdaad
ernstig genoeg zijn. En hij weet het
wel, maar verkiest liever te glimlachen
dan er om te huilen.
Want het gaat hier om déwerkloos
heid en haar problemen, in het speciale
geval van een kruideniersbediende, die,
boven de dertig zijnde, natuurlijk niet
meer aan den slag kan komen, nadat
hij zijn betrekking verloren heeft. En
hij heeft haar verloren, wijl zijn bazin
weduwe hem op straat zette, zoodra zij
van zijn huwelijk vernam. Alsof hij
dat huwelijk zelf begeerd had! Maar
zijn verloofde een verloving van
vele jaren wilde nu eindelijk de
trouw en hij, redelijke, meegaande,
ietwat slappe jongen, kon haar goed
recht niet ontkennen. Zoo trouwden
zij met het onvoorziene gevolg. En dan
volgt een tijd van misère, van einde
looze, ontmoedigende pogingen een
andere plaats te vinden, van angst
voor de toekomst, van den eindelijken
steun", die als een vernedering ge
voeld wordt. De jonge vrouw sterft in
het kraambed, tegelijk met de pasge
borene en de man, die haar oprecht
betreurt, voelt zich nu wel zeer een
zaam en outcast". Tot, op een
morgen, hij ontdekt, dat voor het eerst
van zijn leven, hij eigenlijk vrij is, vrij
in doen en laten, vrij om belang te
stellen in al waarop zijn geest zich
wil richten, als hij afziet van, werk
zoekend, meedoen in den socialen
wedloop. En daar hij,
uitzonderlijkerwijze, een belangstellenden geest heeft,
ontdekt hij nu de wereld, mitsgaders
vele kleine geneugten des levens.
Wat eerst zijn vloek scheen, wordt
nu zijn weelde. Dank zij het staats
pensioen van den steun", waarvan
hij, voorzichtig aan, wel leven kan,
mag hij nu liefhebberen in vele zaken,
waar hij vroeger achteloos aan voorbij
liep en doet hij, goed meenend, onder
zoek naar diverse menschelijke instel
lingen, als daar zijn de godsdienst en
de politiek. De eerste zegt hem niet*
in den vorm van een der talrijke Engel
sche secten en de kennismaking met de
politieke partijen heeft enkel het merk
waardig gevolg, dat hij zich grondig
gaat wasschen, zichzelf en zijn kleeren.
Maar de dingen der natuur en ver
volgens de producten van
menschenhand'en geest hebben allengs zijn volle
aandacht, zoodat hij, Ofschoon niet
bepaald eclectisch, het zelfs tot
Epictetus en de Stoïcijnen brengt.
Maar dan is de toon van het verhaal
al ongemerkt veranderd en minder
speelsch geworden. Zonder de minste
moreele strekking, of didactische be
doeling, zingt dan de auteur de hymne
van den individualistischen geest, den
waarlijk onafhankelijken mensch, die
onder alle omstandigheden zijn eigen
lot bepaalt. Het is het Koninkrijk Gods
in onszelf dat hij heeft ontdekt, nu de
omstandigheden het mogelijk maken,
dat men leven kan zonder te werken".
Geen tijd was ooit zoo vrijgevig als deze,
bepeinst hij, als hij becijferd heeft hoe
ook zijn fortuinlijkste maatschappelijke
arbeid hem nooit tot een pensioen ge
bracht zou hebben als hij thans in den
steun geniet. Maar om dien ook wer
kelijk te . genieten", moet men een
volledig mensch zijn, en de wereld niet
achterna loopen. Gelukkig voor die
wereld", het gansch maatschappelijk
bestel, zijn er niet veel steuntrekkers,
die zich op deze wijze, als enkel con
sumenten", de weldoeners door
Entsagung" hunner medemenschen voelen.
Wat zou er anders van de maat
schappij terecht komen l
FRANS COENEN
PAG. l DE GROENE Ne. MM?
,»» -!
V
t*»
lFilm
Nederlandse films
BIJ de beoordeeling van Neder
landse films staan wij steeds
voor de moeilijkheid van de aan
te leggen maatstaf.
Wij kunnen, als consument, zonder
meer de algemene maatstaf aanvaar
den, welke geldt voor het internatio
nale product. In dat geval moeten wij
constateren, dat de Nederlandse film
daarmede in kwaliteit niet kan con
curreren.
Wij kunnen ook het nationale pro
duct zonder meer als nationaal product
toejuichen en onze critiek opschorten
om het nationale product.
Deze beide uitersten zijn m.i. on
houdbaar.
Wij kunnen de beoordeling van de
Nederlandse film niet losmaken van
erkenning van de vele moeilijkheden,
welke bij de vervaardiging van een film
hier te lande te overwinnen zijn en van
de vele moeilijkheden welke voorlopig
??en misschien ook blijvend niet
kunnen worden overwonnen. Ons ont
breekt het grootscheepse technische
apparaat, ons ontbreekt een technische
en artistieke staf met grote ervaring,
ons ontbreken film-acteurs met erva
ring, ons ontbreekt het grote kapitaal.
Dit alles, waarover de buitenlandse
film beschikt en dat zijn stempel drukt
op de internationale productie is hier
niet aanwezig en kan voorlopig hier
niet aanwezig zijn.
Wij kunnen hiertegenover slechts
stellen: eigen taal, eigen mensen, eigen
landschap en stadsbeeld en een eigen
intentie. Wat betreft deze laatste, niet
zozeer eigen in de zin van afwijkend
van het buitenland, dan wel in de goede
zin van eigen karakter.
Dit blijft m.i. hoofdzaak. Het karak
ter van de film de intentie van de
makers vormt het criterium, dat wij
hier mogen en moeten stellen tegenover
de handicap op velerlei gebied. Hier
mede staat of valt de Nederlandse film,
d.w.z. hierin vindt deze zijn enige
rechtvaardiging tegenover een buiten
lands product, waartegen op elk ander
gebied concurrentie vooralsnog uitge
sloten is.
\7OLGENS deze maatstaf moeten
wij Lentelied" van Simon Koster
als winst aanvaarden. Hier is een uit
gangspunt, dat volkomen juist is: een
bescheiden opzet, wars van alle valse
werkelijkheid"; een blijspel, dat ner
gens de bedenkelijke klucht" nadert,
welke slechts in een uiterste technische
perfectie zowel van spel als van
tachniek zijn rechtvaardiging kan
vinden; een eerlijk gebruik van eigen
motieven zonder
ansichtkaarten-romantiek. Geen Marken en'geen
Volendam.
Deze intentie van de makers komt
in de film, ondanks de onvermijdelijke
zwakke plekken, overal tot uiting. De
fotografie is onopgesmukt, eerlijk; het
spel is eerlijk, de montage op vele pun
ten uitstekend. De makers hebben het
zich daarbij niet gemakkelijk gemaakt.
Want juist deze eerlijke opzet doet vele
zwakheden, die anders onder valse
schijn verborgen blijven, blijken. In de
eerste plaats naast gemis aan scho
ling van de meeste spelers als
filmspelers een vaak hinderlijk onna
tuurlijk spreken, waardoor vele dialo
gen een opgezegde les worden. En
tegenover eigen taal staan wij met een
scherper opmerkingsvermogen, dan
tegenover vreemde taal. In de tweede
plaats een paar momenten, waar
scenario en spel slepen, waardoor de
handeling moe ilijk aanvaardbaar wordt,
Dit zijn zwakheden, welke vollecij;
mogen wor.den geboekt op de rekening
natuurlijke moeilijkheden van een
jonge productie.
Voor het verhaaltje verwijzen wij
naar de film. Het is een capricio van de
Lente, die verwarring sticht in jonge
harten en naar oud recept de
paren verwisselt. De uitwerking van
het gegeven is echter niet naar oud
recept. Het is een jonge film als waar
dige inzet van een jonge productie.
Hiertegenover kunnen wij een ander
product van de Nederlandse filmindus
trie Kermisgasten" met weinig
woorden afdoen.
Wanneer de film gebruikt wordt om
eeri humor, die op de revue-planken
gezien de weerklank die deze daar
vindt zijn bestaansrecht heeft, ook
in de bioscoop te brengen, dan kan dit
slechts onze belangstelling hebben,
inzoverre het gebruik van dit medium
? de wijze waarop daartoe aanlei
ding geeft. Het is voldoende hier vast
te stellen, dat dit bij Kermisgasten"
niet het geval is.
D. C. VAN DBR POEL
JD e vlucht naar
Luilekkerlana
<
IEDER heeft op zijn tijd behoefte
zich voor een ogenblik aan de harde
werkelijkheid te onttrekken. Wij
zouden zelfs kunnen zeggen, dat de
bioscoop krachtens deze behoefte be
staat. Want meer nog dan de roman,
biedt de film gelegenheid tot een korte
9 01 GROENE NO.JW7
vlucht uit de werkelijkheid, met nog
minder inspanning, met de perfecte
service van bioscoop en filmproducent,
's middags en 's avonds, in een gemak
kelijke stoel, ieder op zijn wijze, elk wat
wils en massaal.
Hiermede is het gebied van de film
niet begrensd. Integendeel, deze kan
ook een middel zijn om ons de werke
lijkheid duidelijker en klaarder bewust
te doen worden.
Voor het ogenblik echter bepalen
wij ons tot de eerste categorie. Zij om
vat zeker niet het slechtste gedeelte van
de filmproductie. Een criterium voor
de kwaliteit is moeilijk te stellen, al
thans te formuleren. Maar iets zegt
ons meestal onmiskenbaar of wat wij
zien aan deze of aan gene zijde van de
grens staat. En deze grens blijkt dan
meestal daar te liggen, waar de fantasie
ophoudt en de leugen begint. Want
fantasie verrijkt en de leugen verarmt,
zodat wij met de laatste bekocht
uitkomen. Het blijkt dan echter ook, dat
het grote publiek af en toe inderdaad
bekocht wil zijn.
TVT als aanleiding tot het geval
-L/ Shirley Temple. Geval", omdat
een film, die tegelijkertijd wordt inge
zet in drie grote bioscopen van de
hoofdstad, toch wel iets meer is dan
een simpele vergissing. Er wordt in
elk geval zakelijk meer van verwacht
*?en niet ten onrechte.
Dit Krullekopje" is leugen van het
begin tot het eind. De schrijver van
het scenario heeft stellig Vadertje
Langbeen" gelezen, maar hij heeft
even stellig geen grein van de geest van
Jean Webster. Wij vinden Shirley
Temple als Krullekopje" in een wees
huis, met haar zusje, kinderen van
een artistenpaar, dat door een auto
ongeval het leven verloor. Voor deze
artistenkinderen worden in de tuin
van het weeshuis nog een gedresseerde
ponnie en eend geduld, het enige bezit
van de twee arme wezen. Van het gege
ven: twee kinderen met geërfde artis
tieke en bohémien-aanleg in de orde
en dwang van een weeshuis, zou wat
te maken zijn. Zo zeer zelfs, dat wij
bijna bewondering moeten hebben voor
de man, die kans zag er zo weinig
van te maken.
Overigens is met de wensen van het
publiek voldoende rekening gehouden.
Het weeshuis vertoont een aangename
welstand en als het zusje, dat eigenlijk
al te oud voor dit weeshuis was,
dank zij een gelofte om Krullekopje
nooit te verlaten, toch is opgenomen
om te ploeteren en te werken", dan
doet dit desondanks geen storende
afbreuk aan haar uiterlijk en toilet. En
zelfs de strenge" directrice is niet
zokwaad als zij er uit ziet. Neen, de
droom wordt nergens verstoord.
Natuurlijk is Krullekopje een
onShir/ey Temple in Krullekopje"
Uit Lentefied" (Studio Theater, Den Haag)
peugd". Natuurlijk een schattige on
deugd. En omdat Webster reeds is
genoemd, begrijpt de lezer dat de
zusjes natuurlijk door een schatrijke
millionnair, regent van het weeshuis,
geadopteerd worden. Beide natuurlijk
vanwege de gelofte in het verleden en
vanwege het happy end in de toekomst.
Want Shirley Temple zelf is daarvoor
voorlopig nog te jong. Natuurlijk ko
men beide op het juiste moment. De
millionnair en het happy end. Door de
adoptatie wordt Krullekopje nog net
gered voor de straf, dat ponnie en eend
verkocht worden omdat zij 's nachts de
druipnatte ponnie in een bed op de
kinderzaal heeft gestopt en om nog
meer kattekwaad, waaronder een schat
tige song" van Krullekopje in de
eetzaal met begeleiding op de piano
door het zusje en op borden en glazen
door alle lieve weesjas. Geen herrie,
maar heel muzikaal. Herrie past in
deze film niet. Het happy end komt net
op tijd om een ongevaarlijk misver
stand met het hart van het zusje op te
lossen. Niet dat wij ons n ogenblik
over de afloop ongerust hebben ge
maakt. Ook dat past niet in deze film.
En zij leefden alle drie lang en geluk
kig."
|T\AAR tussen ligt dan veel
schatJ"' tigs in het buitenhuis van de
millionnair ergens aan een paradijs
achtig strand. En natuurlijk ook een
stepdansje en e m song van het ster
retje". Maar er is een vondst: het droom
beeld van de eenzame jonge million
nair met hartzeer vóór hij tot het be
sluit komt Krullekopje (met zusje) te