Historisch Archief 1877-1940
SttC 'ON 3N3OVI9 30 OfOVd
'<O V S M U V H 'N V U U J tl i H/*
||j*l>injpuM)s ut ->|»og >j «ituiy
?V.
UVA uiaiuopnasd)
"JA3W
?dj3IM)UO
'(9)1) Uap 3(1 UVAJVBM '3(J9M lpSIJO)SIl{
uaa JOOA preuajmu
(99)U9UIOJ\[
'P"
UBA 2ire8j
U9p UI U9U9t{3SJ9A SI S^AOU Sp» (i
U9pJ(9ZU9p J9pUO JB
'UaSfuai U«l UdJhup 9; 9pj«« 9Z9p
ipsiiaui pU9A9( SU9)UI U99 JBM '
U93«jp 9) 9)SJFBMZ )9q 3(1 q9q
U9Ip UVA U9 (?SUfjajnOl" 9IZ) 'p|Q
UftUI J9AO U9UIJO)SSU9A9{ 9)SJ99
ufiui do sp99g
puoj3iooA uap do 3(j9is 4<u9p
UVA J93JUO[J9*)" :
sI* SUBUIOJ 9J9]
UftUl UI JBM '93(9I)SXtU )9q JBBU U1
U99 )9UJ U9 jnn)BU 9p )9UI U99
SBA\ 3
af
U9M9(IJ95 pno.-j 'IUOJ9
jïp j9Otf '/n/su/m ;n
"7-p i 4:>DuSto '7'p f
Soojp
puovq 9p fojft 'puojSuin; j9iu
si pnoy j9i{ SJD U9 U9J9p9od sn»u m
?uaqqyy 9} 1/317 Fiq
?uojv;vvd u9ij9VDifu99
j9t{ uaSuuy ayysfuDd sSiwwos
j j s ww '9jdwjs }$9t3 -p^o^
9]99plf/O fiq ipjom Sf1{39lS -S9JJD f,
-uanoq 1*998 'Suipaaffijspuo vaag -t
U99 uva jyivjp 9pv9)inj$jin ap jpj,
SJD
N3Q VJOO/
'U9UU3:
UBA s;;
uaufissaqv ap }Bp 'si qo;piu azap UB,
papjooA aSmaa jajj 'PI03 9i)S3
-sajd uaa jaiq ;aq JBBM jaaiu a) '
uapaj;do japua)SB)joop uaa uappei
soo
'aiuissaqv
-3Q )in [^epads 'jajqoajspiaqos
?p3aajdjaA uapj9M
a;sï3a3 uaq joop ap JBBM
-uty ap do ua^aajM sjjaz qoiz fiz
'p(93p(iJda3 ooz uaufissaqy jtap
ap ua uapaq^fyiiaoiuuiajjaïap jooj
aQ -puoojjaA suo pjaA
apuB^suaSaj ufiz d(
'uadd-BJi 'uaiqoij
s;9iu
pja))iqjaA uaa siivq; uauuoSaq 'uaiuoi
a; (pSipapjaA pao3 ;sjaa aissBpcj BIJBH
jtoop) (90p aqosufissaqv ;aq fiq uappeij
a;i9oui SUBAUBB uap ui aip '
8Q -jadsMnoqos ^fijaSreM uaa
ui9s ;aq saf)indssB3 UVA 3finjqa
)3ui |v3 'ja3uB3jooA uftz uvp si
-do ufiz ui japu9)sv;joop atp' 'JOOA
-piui 9Z9Q -ua3irBAjaA ot{3opBg joop
fiq pJ9M U9 U9)V(J9A p(9A ;9q OUOQ 9Q
;saoui 'i^fBBUiaS pjaM ^undjaop aqosufis
-saqy a;sj99 ;aq JOOA uaAg -puajpqjaA
UVA jads ;aq SVM
ufiz aip 'ppadsaSjB qa^vui
-su93vp(9q uaa
fiq
puvq ufiui UVA atp 'uvuioj ua^sjaa uap ui
u9A9jqos9q '3(i U99ui ')ip q9q 3(i *jnn;vu
ap joop u98uijapuvM U9 ua3ui9iau
9SiA(9zu99 )9ui 'af^asdaqos 3uauioojp
'piuaaaA U99 spaaj 3(i SVM pui3( S[y
?uauuiSaq snp 3(i )w*i
?uvAja pi9q3(fu8uv[aq ap
do Soo jaq )9ui ufiz noz jatuuivf IVA\
uaiiun3( jaaui sajiouiaui uaa3
wil luisteren naar den Oosterschen wijsgeer Tagore,
die ons koloniale bewind prees, of den overleden
Franschen socialist Thomas, leider van het Inter
nationale Arbeids-Bureau in Genève, die uitsprak,
het visioen van een .grootsch werk in
NederlandschIndiëte hebben gezien, dan zal men wel de
uitspraak willen aanvaarden van den filmheld
Douglas Fairbanks, die bij zijn bezoek, onlangs,
aan Nederland, zijn bewondering uitte over het
werk, in Indiëdoor de Nederlanders verricht, die
volgens hem de beste kolonisten waren, die hij kende.
Nederland kan met een gerust hart gaan staan
voor de tribune van een wereldgericht. Natuurlijk
zijn er in den loop der koloniale geschiedenis daden
gepleegd, welker herinnering wij niet gaarne ver
levendigen. Maar hadden wij ook niet een Gevangen
Poort met haar folterwerktuigen in Den Haag en
moet men niet elke daad in het licht van haar tijd
beoordeelen?
? n de historisch tusschen Nederland en Indi
gegroeide verhouding staan beide gebieden niet
tegenover elkaar, maar vormen zij een twee-eenheid,
door de geschiedenis samengesmeed, wier bestaan
wordt beheerscht door aan beide gemeene, vitale
belangen en bij wier leiding Nederland een Hooge
roeping heeft te vervullen.
Bij die twee-eenheid zou men kunnen denken aan
een huwelijk, waarbij geen van de beide partijen
een primair belang kan doen gelden. Dat er dan
geen sprake kan en moet zijn van exploitatie van
een der partijen door de andere, behoeft niet nader
betoogd te worden.
Die band is voor Nederland van groot stoffelijk
belang. In gunstige tijden, vóór de crisis, was het
inkomen uit Indiëin Nederland een vier- a vijf
honderd millioen gulden per jaar; een inkomen
echter, niet uit drainage verkregen, maar omdat
Nederlandsche energie bronnen had aangeboord, die
anders gesloten zouden gebleven zijn; oerwouden
had ontsloten, welke anders tot verblijfplaats had
den blijven dienen aan tijger en olifant. En wij
durven dan ook wel zeggen, dat wanneer Indiëvan
Nederland zou gescheiden worden, een groot ge
deelte van ons volk tot ondergang gedoemd zou zijn.
Wij zouden aan Denemarken gelijk worden, een
klein land van boter en kaas. Dit land, van grooter
bodemoppervlakte dan Nederland, telt 3£ millioen
inwoners en Nederland ongeveer 8 millioen. De
rekensom is gemakkelijk genoeg.
Doch afgescheiden van al het materieele voordeel,
rijst de geestelijke kracht der Bijkseenheidsgedachte
daar voor ons verre boven uit. Ik wees er reeds op,
hoe juist uit den geest die gedachte geboren is, van
den tijd af, dat Coen zeide, dat er in Indiëwat
groots kon worden verricht, tot aan dit oogenblik.
dat op het soldatenkerkhof Petjoet te Koeta Radja
de eenvoudige builders of empire" liggen, officieren,
onderofficieren, manschappen, blank en bruin, ge
stempeld door de orde: voor Moed, Beleid en Trouw.
Wij denken aan al die ambtenaren, die daar op
eenzame posten het Nederlandsche gezag hoog
houden.
Wij denken aan de iver, die de harten van vele
Nederlanders heeft doen ontwaken met zijn schit
terende vlucht naar Melbourne en die nooit had
gevlogen, wanneer er niet een Indlë-lijn van de
K.L.M, had bestaan. Hier heeft de man-in-the-street
de Rijkseenheidsgedachte intuïtief gevoeld.
In deze tijden brengt Nederlandsch-Indiëgeen
materieel voordeel aan Nederland; Integendeel moet
dit terecht door Nederland gesteund worden. Maar
ook al bleef deze toestand, dan nog zouden wij altijd
zeggen: De Rijkseenheid moet behouden blijven.
terwille van den geestelijken ondergrond van ons
volk.
Zoo geldt het bijv. ook voor Suriname. Dit gewest
wordt al jarenlang met een subsidie door het moe
derland gesteund. Maar het zou een even brutal
betrayal of trust" zijn, wanneer wij de arme
Drent
34 DE GROENE
J9
WO11
\ \ N3JL3OA MD
N3Q3H OON XHOSVM
«P
dd |i|M|s oo«a
?I|UM pooos oi|6op«g
-o|OJ| |si| mvni ti|t|un joop UMOJIA
e-w
sche helde zouden verkoopen, als wanneer wij dat
zouden doen met Suriname, waarop Nederland zijn
stempel heeft gedrukt.
Of een band, die historisch gegroeid is, behouden
moet blijven hangt dus niet af van materieele over
wegingen. Geestelijk zou ons volk ineenschrompe
len, wanneer de Rijksgedachte gebroken zou worden.
En voor Indië? De Pax Neerlandica, sinds Van
Heutsz tot in de verste uithoeken van onzen
Indischen Archipel gebracht, heeft orde en vrede doen
heersenen waar vroeger onderlinge twist en doodslag
bestonden. In het artikel van The Saturday Evening
Post van l Februari 1936, You can't beat the
Dutch", kunnen wij lezen, dat de inheemsche vor
sten uit zelfverdediging blij waren, onder de paraplu
van een wijs, Nederlandsen bewind te komen. Het
was de afgevaardigde van Bali in den Volksraad, die
zulks bevestigde: dat de inheemsche volkeren zich
veilig voelen onder de beschermende overkapping
van het Nederlandsche gezag.
Materieel bracht dit den inheemschen welvaart.
De bevolking van Java heeft in een eeuw van 4 mil
lioen tot 40 millioen kunnen stijgen. Het Neder
landsche en buitenlandsche kapitaal, in Indiëbelegd,
bracht vele inkomsten onder de inheemsche bevol
king. Nu de suikercultuur ernstig door de crisis wordt
bedreigd, nu merkt men, wat deze economisch voor
de bevolking beteekende. Men voelt eerst de waarde
van iets, wanneer men het gaat missen. Hoevelen
hebben ex-cathedra niet in den bloeitijd, vóór de
crisis, hunne philippiea naar de suiker toegeslingerd?
Een geestelijk? Wanneer het Nederlandsche gezag
ten einde komt, dan ontstaat chaos en ellende in
Indië. Dan zal het zegenrijke werk van zending en
missie afgebroken worden, niettegenstaande dien
zendingsvoorman, die eens zeide, dat hij bij een
conflict tusschen het Nederlandsche gezag en den
inlander, de inlandsche zijde zou kiezen. Hij moest
toch weten, dat met dezelfde boot, waarmede het
Nederlandsche gezag Indiëzou verlaten, ook zending
en missie zouden moeten vertrekken.
Doch bij dien chaos en die ellende zou het niet
biijven. Een nieuwe, vreemde heerscher zou in Indi
komen, niet door banden van eeuwen aan Indi
gebonden. Geen sprake zou er zijn van de
Westersche democratie, wier beginselen men op Indiëzou
willen toepassen. Legendre, In zijn boek L'Asie
contre TEurope", heeft eens gezegd, dat het grootste
kwaad voor het Westen is, dat de leidende figuren
daar zoo weinig van de feiten van de wereld weten
er> dat men daarom denkt, dat het Oosten van
staatsinrichting en mentaliteit kan veranderen,
zooals iemand 's avonds van hemd verwisselt.
r-t?rr«**s "K
NIZ30 3BI1SV1 13H
.»<. . . » » »
(i UVA-uapiiTAim ua2teisa3uado pviqjfi[ unq 'puapaotu
jaq UVA paap 3uijaapapauJ sjazaj -J«A sjdiu 'uaSjoui uazap aip ';UBJJI
ufiz pv[q suo UVA 'jaummuBjjxa auianH 9Q UBA sjazai 9Mnoj} 93
9NIA31N3WVS 30 NI SlWld MVVH N3 1NVHX 3NI31» 30 ^
ons ? . )
?eleK
eteekent zulks, dat wij de volken van Indiëniet
economisch en politiek willen opvoeden? In geenen
deele en integendeel. Wij hebben de taak te ver
vullen, al die volken in al hun schakeeringen op te
leiden, doch nu gaat Indiëals een klein kind, econo
misch en politiek, nog aan de hand van Nederland.
Laten wij hierbij bedenken, dat in het algemeen
de winkelstand in de handen van Chlneezen en niet
van inlanders is en dat het noodzakelijk is, dat men
eerst economisch zijn potje moet kunnen koken,
alvorens men het gezag over een zoo gedifferentieer
de bevolking in een zoo uitgebreid gebied kan
uitoefenen.
Dat gezag komt Nederland toe, want het heeft
Nederlandsch-Indië, zooals het daar ligt, gemaakt.
Prof. Nederburgh heeft het zoo juist uitgedrukt:
Nederland heeft het auteursrecht op Indië. Dat wil
natuurlijk niet zeggen, dat anderen niet hebben
medegewerkt; ik denk aan de vele loyale inheemsche
ambtenaren en soldaten. Maar het. is als bij den
schrijver van een boek: de auteur is de drijvende
geest; de drukkers, letterzetters en papierfabrikan
ten zijn noodzakelijk om de gedachte ulterlijken
vorm te geven, doch de auteur is de schepper van
de ziel van het boek. En wanneer wij een staats
inrichting voor Nederlandsch-IndiëIn het oog
heb
XMVUM 3MI31H 3d
jU3AOq JIQ
DE KLEINE KRANT
AVONDBLAD B
ben, dan zou In nog onafzlenbaren tijd dat auteurs
recht, de sleutelposten daarvan, in handen van
Nederland moeten blijven en niet, bijv. als in het
rapport van de Herzieningscommissie van 1918, wor
den voorgesteld, dat zelfs de Gouverneur-Generaal
geen Nederlander zou behoeven te zijn.
Wij willen een opbouw van onder-op en niet een,
waarbij het dak wordt gebouwd, voordat de funda
menten zijn gelegd, de nokbalk"-opvatting, zooals
dr. de Kat Angelino dat noemt.
Zoo zien wij in de toekomst een Indië, op federa
tieven grondslag samengesteld, waarbij rekening
wordt gehouden met al die diversiteit, welke reali
teit van Indiëis; een visie, ook gesteld In de Staat
kundige Hervormingen in Nederlandsch-Indlë", door
dr. H. Colijn.
Maar dan is ook een realiteit, dat van dat Rijk op
het oogenblik Nederland het hoofd en het hart is.
Om het sprekender uit te drukken met dit beeld:
wanneer Nederland eens door een stormvloed zou
verzwolgen worden, dan zou het Nederlandsche Rijk
niet meer bestaan. Wanneer Indiëwat God ver
hoede verloren zou gaan, dan zou, welk een slag
dat Rijk ook geleden zou hebben, dit toch altijd
voort blijven leven.
Nederland heeft de leiding. En dan denken wij
hierbij aan de uiting van den tegenwoordigen
Gouverneur-Generaal, dat het Nederlandsche gezag
iets is, waarover men niet spreekt, omdat het van
zelfsprekend is.
Er bestaat een ethisch-lntellectualistische
Europeesche zienswijze, welke de realiteitsfactor.in Indi
en in het algemeen in het Oosten verwaarloost,
evenals, zulks tot schade en ten detrimente bijv.
van China, In Mantsjoerlje, en van Abessinlëin
het algemeen In de volkenbondspolitiek geschiedt.
l et zij mU vergund, met deze opmerking te ein
digen. Laten de Nederlanders bedenken, dat er nog
een derde element in de roeping van Nederland in
Indiëligt, n.l. het internationale. Op de brug tus
schen Singapore en Australiëzijn wij de wachter.
Zouden wij onzen post verlaten, dan zou daarmede
de lont in het buskruitvat worden gestoken en er
groote kans bestaan, dat een wereldoorlog In den.
Pacific zou uitbreken.
Nederland ontleent voor een belangrijk deel zijn
bestaansrecht aan zijn koloniale wereldroeping.
Wanneer Nederland ten onder zou gaan, wanneer
het die roeping, vrijwillig of gedwongen, zou loslaten,
dan zou er zonder twijfel groot verlies door de wereld
geleden worden. Het Nederlandsche volk moet van
die gedachte doordrongen worden. Het dient te
begrijpen, dat het aan die roeping rechten ontleent,
maar dat die roeping ook verplichtingen voor ons
medebrengt, tegenover IndiëIn het bijzonder en
tegenover de geheele wereld in het algemeen.
Alle denken echter, alle vraten, alle schrijven
over de staatkundige ontwikkeling van Neder
landsch-Indiëzal tevergeefs zijn, wanneer wij geen
vloot en leger hebben, sterk genoeg, om Indiëte
verdedigen. Zonder verdediging kan onze taak op
een gegeven oogenblik plotseling zijn afgeloopen.
En dan Is het geheele referendum, dat thans ge
houden wordt, van nul en geener waarde.
VAN GYBLAND OOSTERHOFP
Mr. F. M. Baron van Asbeck
EEN POLITIEK TEN AANZIEN VAN NEDERLANDSCH-INDIË, WELKER
DOELSTELLING EN INHOUD GERICHT ZIJN OP DE BEHOEFTEN EN
BELANGEN VAN INDIËZELF
D
eze politiek gaat uit van het beginsel, dat
koloniaal beleid, zoo goed als elke andere staat
kunde, is, van den menschelijken kant gezien, een
zaak van zedelijke verplichting en verantwoorde
lijkheid jegens de geregeerden en hun levensge
meenschap. Door den gang der geschiedenis is de
aard der koloniale staatkunde en van de koloniale
verhouding" tot In den jongsten tijd een voorwerp
van harden strijd gebleven.
Wat is die koloniale verhouding"? Zij drukt uit,
?dat de beslissing over het lot van een volk en zijn
land ligt bij een ander volk, een uitheemsch volk.
Dat feit plaatst ons onmiddellijk voor de vraag:
met welk doel zijt gelnlndië? Want voor het
hedendaagsch geweten bevatten overmacht en verovering
geen gerechtigheidselement. Wat rechtvaardigt dan
het uitheemsch gezag in overzeesche landen, het
Nederlandsche in Indië? Wat is ons doel in Indië?
l n grove lijnen geteekend hoort men in de
gansche koloniale wereld, wanneer niet de geheele
koloniale verhouding terstond wordt verworpen,
twee antwoorden naast elkaar.
Bij het eene antwoord staat het moederland in
het centrum: óf de nadruk valt op zijn belangen
(emigratie, afzet, Investatie) waaraan dan een
primaire of een zelfstandige waarde wordt toege
kend; óf er wordt geappelleerd op de grootheid van
het moederland, zijn eeuwenoude rechten, zijn
beschavingswerk, dat alles belichaamd in een
onIV7 2
veranderbaar verklaarde rijkseenheid. Wat zou
Nederland zonder Indiëzijn?" zoo luidt daar de
beslissende vraag. Het andere antwoord wordt
overzee, midden in het koloniale land gezocht, op
de vraag hoe de grootste physieke en geestelijke
kracht en samenhang van het koloniale land wordt
gewekt en behouden. Hoe kan Indiëzichzelf zijn
en zijn eigen geestelijk en materieel bezit zelf voort
brengen en In stand houden?"
'e oude koloniale politiek berustte op de kolo
niale bezltsgedachte. In dien gedachtengang worden
de koloniën gezien als bezittingen" van het moe
derland", ze worden beheerd" als waren het land
goederen, de koloniën hebben baten af te werpen
voor de moederlandsche schatkist of bevredigende
opbrengst te verzekeren aan de moederlandsche
samenleving, althans ze mogen geen lasten op
leveren. De Nederlandsche koloniale doelstelling van
1851, uit den tijd van de totstandkoming van het
Regeeringsreglement van 1845 berust op die ge
dachten van bezit, beheer en bate.l) Dit is de
Zie voor het stembiljet blz, 40
') De aan te nemen beginselen...... behooren (die)
te zijn, welke de meeste waarborgen opleveren, dat, in
de eerste plaats, het Nederlandsche gezag door vreedzame
middelen in dat wingewest (Indië) zal kunnen
gehandhoofd worden, en dat, ten andere, behoudens de wel
vaart der inheemsche bevolking, dat wingewest aan,
Nederland zal blijven verschaffen de stoffelijke
voordeelen, die het doel waren der verovering",
35
DE VLUCT
r ? ^
l
MEER WERK-ACTIE IN DE HOOFDSTAD
Burgemeester De Vlugt'c.s.: Niet toekijken, allemaal meehelpen!"