Historisch Archief 1877-1940
tëfc* -HL rJ Ti,^,,,
Letterkundig leven
LYRISCHE INVENTARIS
S. Vestdijk
De tragedie van den dichter
Raymond Brulez
,
Tbeutt d« Vries: Stiefmoeder Aarde.
(Tan iKHthnm Slatera», Arnhem)
NA een pseudoklassicistisch
meesterwerk" en een mis
lukte revolutieroman treedt
de romancier Theun de Vries voor het
front met een epos over het Friesche
boerenleven, dat de beide vorige
producten verre overtreft. Het is
een belangrijk werkstuk, met zijn
fouten, zeker, maar die op zijn minst
reeds wegvallen tegenover de waarde
van zeer breed opgezette, interessante
voorstudies. Deels op de gewestelijk
sociale historie van Friesland betrek
king hebbend, het optreden van
Domela Nieuwenhuis speelt b.v. een
rol in dezen boerenroman, die ongeveer
loopt tusschen 1840 en 1900, voor
een ander deel ontleend aan het
boerenbedrijf en hier en daar blijkbaar
aan authentieke boerenlevens, laat
naar mijn meening de beteekenis van
dit bruto materiaal zoowel de psycho
logie der hoofdfiguren als de lyrische
beschrijvingskunst rondom de zakelijke
gegevens achter zich. Beide elementen
kunnen niet tegen het dossier op, dat
de Vries met veel eigengereiden
speurzin, uit de meest uiteenloopende
documenten samenstelde; en dit is
werkelijk een geval van
qualiteitsverschil, niet het gevolg van een
quantitatief overwicht van het laatste.
Want er mogen dan wat erg veel
feiten genoemd zijn de opsomming
van al de zorgen des landmans werkt
zeker vermoeiend op den duur wat
veel geofferd zijn aan informatieve
zakelijkheid, ook de, al te lyrische
omvorming dezer gegevens lijdt onder
een te veel, een te dik aangezetten toon,
een fatale opzettelijkheid, nu en dan
ontaardend in mooischrijverij. (Ont
aardend, inderdaad, de boeren zijn
hier weinig mee gediend ) Reeds
de Auftakt" vóór het begin, een
lyrische samenvatting van den inhoud,
die m. i. niet boven het peil uitkomt
van dergelijke prologen en interludia
in Alraune van Hanns Heinz Ewers,
toont ons waar we aan toe zijn.
Achteraf valt het dan mé. Veelal
wint de rustige verteltrant het toch
wel van de Kitsch; het is in zekeren
zin zelfs spannend dezen strijd tusschen
epiek en (slechte) lyriek, tusschen
klassieke concentratie en heftige of
bijna larmoyante erupties ter wille
van den lezer, gade te slaan; en de
ergste excessen van Eroica zijn in dit
boek zeker vermeden, behalve dan
in de erotische passages l Ik wil
over dit laatste punt hier niet uit
weiden; er waren stijlbloempjes bijeen
te brengen (pag. 221, 390!) die wat
bronstig burgerlijke geepateerdheid be
treft moeilijk hun wederga vinden;
maar het zwaartepunt van den roman
ligt nu eenmaal elders, en zelfs onder
de lyrische" of dichterlijke fragmen
ten vindt men dan nog veel treffends
dat ons vergevingsgezind stemt: een
mooi, sober elegisch hoofdstukje op
pag. 41, een enkele alinea, zooals op
pag. 298?299, die bewijst wat Theun
de Vries aan synthetische beschrij
vingskunst zou kunnen geven, indien
Ter voorkoming van
vertraging in de bestel
ling wordt onzen
abonnés verzocht TIJDIG
k e n n i s te geven van
ad r es verand erin gen
onder opgave of deze
tijdelijk of blijvend zijn.
Administratie GROENE
hij zich beperking oplegde. Het lijdt
geen twijfel, of in klassieke" vereen
voudiging en harmoniseering liggen
zijn beste kansen.
Vooral in de groote lijnen, zoowel
als literaire constructie als in de
monumentale" psychologie, is deze
roman sterk. De wijze b.v. waarop
de verschillende aspecten van natuur
geweld en boerenleven in Friesland
over het boek verdeeld zijn de
tegenstelling tusschen klei- en
veenbedrijf, de paardenfokkerij onder het
tweeledig gezichtspunt van stad en
land, de maaitijd, de vervening, de
meren, ijsvermaak, en zooveel meer
dat ook folkloristisch boeiend is
dwingt bewondering af.
Voor zoover men het niet als een
drie-generatie-roman" beschouwen
wil, is Stiefmoeder Aarde gebouwd op
een traditioneel Kain-en-Abel-motief:
op de antithese tusschen de broers
Jarig en Tjalling Wiarda, den
hartstochtelijken Zigeuner" en den recht
schapen, wat sloomen boerenzoon,
die te veel zoon" blijft om vader" te
kunnen zijn voor zijn eigen kinderen.
Deze twee figuren werken als typen,
en zij zijn door typen begrensd,
die telkens een bepaalden kant van
hun karakter releveeren: Jarig b.v.
door den pooier Brand de Leeuw,
de, dit keer bijna gegarandeerd Zigeu
nerachtige Regina, en den volks
menner Karel Zwets, om wien zich
de gebeurtenissen en figuren uit den
socialistischen strijd in '90 groepeeren.
Op een afstand gezien zijn de meeste
van deze personen realiteiten, men
meent ze in Friesland ontmoet te
hebben, en ook hun conflicten zijn
reëel, met uitzondering misschien van
den driehoek" Jarig - Regina
Karel, die niet geheel aannemelijk is
gemaakt. Maar, het mag dan waar zijn
dat boeren een simplistisch ruwer
karakteristiek verdragen dan
stadsmenschen, in détails, in analyse en
introspectie, doet toch veel aan als
psychologisch minder sterk, en soms
mislukt. Voor een gedeelte hangt dit
samen met het niveau", waarop ook
de behandeling der erotiek staat,
en is dus moeilijk voor demonstratie
vatbaar anders dan door voorbeelden
en citaten, die hier uiteraard te veel
plaatsruimte zouden eischen. Maar
ook draagt de al te consequente inven
tarisatie" schuld! Folkloristische kennis
wordt te opzettelijk gelucht in het kader
der kinderpsyche (p. 227). Jarig Wiar
da, uit de gevangenis ontslagen, loopt
langs winkels met spiegelruiten, water
tandend van alle heerlijkheden er
achter, die men tot in finesses en
met literairen geestdrift beschreven
vindt, maar hij kijkt geen moment
naar zijn eigen spiegelbeeld, na 15
jaar l Dit zijn kleine fouten, maar
van symptomatische beteekenis. De
heele Jarig-figuur trouwens vervlakt
naar het slot, de demonische, wellicht
op Heathcliff uit Wuthering Heights
geïnspireerde, althans zeer onfriesch
aandoende boer wordt meer en meer
van binnen uit" bekeken, wij kennen
hem dan in al zijn zorgvuldig geno
teerde gedachten, maar hij treft niet
meer, en is ons eigenlijk ook niet
nader gekomen dan toen hij als
raadsel op de zathe van zijn vader
rondliep. Heel goed een détail
dit keer, en een van gewicht is
de dialoog in stadfriesch: beknopt
samenvattend, en toch natuurgetrouw.
Ook valt te prijzen, dat de Vries de
socialistische strijders in de venen niet
al te veel idealiseert. Dit, en natuurlijk
zijn desondanks onmiskenbare sym
pathie voor deze bollenjagers0, plaatst
Stiefmoeder Aarde mijlen ver van elke
bluboliteratuur.
Sfanrlce GllUom»: Eliaa of het
gevecht met de Nachtegalen
(Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen)
DEZE eerste roman van een
jongen Vlaamschen auteur, die
door enkele dichtbundels al
thans bij de happy few was bekend
geraakt, is ongetwijfeld het eigen
aardigste prozawerk dat in den loop
der laatste vijf jaren in Vlaanderen
is verschenen. Een roman" kan dit
boek echter bezwaarlijk heeten. Veeleer
is het een reeks, meestal schetsmatig
gebleven, jeugdherinneringen, die
slechts af en toe geromanceerd worden.
De behandelde gebeurtenissen, b.v.
het spelen van twee knapen met
papieren bootjes op een beek, zijn van
een zeer schralen feitelijken inhoud;
maar deze thema's worden in zulk een
evocatieve atmosfeer geplaatst en
tevens beladen met een zoo sterke
esoterische potentie, dat meteen het
geheel op een tweede, poëtische" plan
komt te staan, waarvan de bekoring
ongemeen indringend is.
Elias wordt gedreven door het ver
langen, op mystisch gemeenzame wijze
om te gaan met de onbezielde dingen
en de natuur. Ook aan menschen en
dieren schenkt zijn verbeelding
beteekenissen waarover hij zich schaamt
er openlijk van te vertellen". De held
beschouwt dus zelf dit verdichten der
werkelijkheid als een soort perversie",
en aan deze tweespalt zal hij ten
slotte ten ondergaan. Hij heeft zich
geintoxikeerd met droomen. Hij is
als een onmatig rooker die na jaren
met blindheid wordt bedreigd". Toch
reageert hij en tracht zich aan het
geestelijke en het sociale leven aan te
passen; hetgeen de auteur allegorisch
uitbeeldt door het bouwen van een
kapel en van een arbeiderstuinwijk. De
ondergang van den held (iet-wat melo
dramatisch verzinnebeeld door een
zelfmoord door electrocutie) is onver
mijdelijk geworden, wanneer het blijkt
dat hij, in den strijd met de Nachtegalen
(dit zijn zijn onzalige
droomverbeeldingen), het onderspit heeft moeten
delven, zooals destijds de Ridder van de
Droevige Figuur in zijn gevecht met de
windmolens. Op dezen Elias past
uitstekend de klacht van Arthur
Rimbaud: que d'heures j'ai veillé,
cherchant pourquoi il voulait tant s'évader
de la réalité".
Deze roman is de tragedie van den
dichter in het algemeen. Zeer juist
wordt het conflikt gesitueerd in de
jeugd. Wij kunnen hierbij even ver
wijzen naar de bekende theorie van
Menno ter Braak, die in zijn Carnaval
der Burgers en zijn Démasquéder
Schoonheid, een innig verband tusschen
de puberteitscrisis en den poëtischen
roes. De jonge dichter bedeelt de
nuchtere werkelijkheid met een esote
rische essentie die zij, op den duur, al
evenmin vermag te behouden als een
zakdoek een subtiel parfum. Op den
herfstoag dat de Natuur ontluisterd
verschijnt van den schoonen waan,
moet de dichter ook noodgedwongen
sterven.
Het is deze tragiek, uitgewerkt in een
zeer persoonlijken, soms werkelijk
fantastischen vorm, die aan dit boek
een zeldzaam aangrijpend accent ver
leent. Van een verrassende beeldende
kracht zijn ook sommige
droomevocaties; al is het dat men op het gebied
van het mysterieuze ook wel eens
des guten zuviel" krijgt, zooals b.v.
wanneer de auteur gewaagt van on
aangeroerde boterhammen die schij
nen te luisteren naar het licht"....
Voor zoover ik weet, kunnen slechts
bepaalde metalen dienen als
accumulatoren. Ook blijkt het dat niet alle
voorwerpen met poëtisch fluidium
kunnen geladen worden. Dergelijk
ongeval, waarbij onze goochelaar er
niet in slaagt het poëtisch konijntje uit
den hoogen hoed van zijn verbeelding
te tooveren, doet echter niets af aan
de groote litteraire waarde van dit
boek. Sommige critici hebben reeds
den naam van Gilliams in n adem
genoemd met die van Rainer Maria
Rilke en Alain Fournier. Of dit terecht
of ten onrechte geschiedt, wil ik niet
uitmaken; mijnerzijds wensch ik hier
aan slechts toe te voegen dat, uit de be
schrijving van zekere natuurstemmin
gen en vooral uit de evocatie van de
atmosfeer die heerscht op het kasteel
waar de held zijn kinderjaren
doorbf.i^t, een melancholische bekoring
straalt, zooals uit de beste bladzijden
van Möricke.
Weet je oog wel?
BJUrn BJOrnaon: Mur Jagend. Eln
Leben vol l kunst, Frohslnn und
Uebe (Tal A Co., Lelpilg-Weenen)
DE ware stijl van de persoonlijke
herinneringen is het tweegesprek.
Alleen in de sfeer van het;
weet je nog wel ?" krijgen ze hun volle
glans en kleur, hun zin ook. En in
boekvorm uitgegeven herinneringen ge
lijk deze van Björnson, die niet op de
n of andere wijze een beroep doen
op onze zakelijke historische of psy
chologische belangstelling en literair
het niveau van den vlotten
anecdotenverteller niet te boven gaan, moeten
het hebben van de verbreding van die
weetje nog wel ?"-stemming, van een
sterke gedachten- en
herinneringengemeenschap tusschen schrijver en
lezers.
In hoeverre bestaat die gemeen
schap hier ? Björn Björnston was toen
hij ze schreef de zeventig ver gepas
seerd en deze herinneringen gaan over
de tijd, waarin hij, zelf een door Euro
pa zwervend aankomend toneelspeler,
nog geheel en al in de schaduw van
zijn vader, den schrijver Björnsterne
Björnson, leefde, waar hij trouwens
nooit geheel onder vandaan gekomen
is. Maar voor ons is deze Jupiter
tonans al geschiedenis geworden en
zelfs al wat verbleekte geschiedenis.
Zijn geruchtmakende toneelstukken
zijn van het repertoire verdwenen, wie
leest SynÖve Solbakken en zijn andere
idyllische boerenverhalen nog, en zijn
roerige pennestrijd, literair en
sociaalethisch met Ibsen, Brandes en anderen,
politiek radicaal en
Noorsnationalistisch tegen de Zweedse overheerser",
wie verdiept er zich nog in ? Ook zijn
zoon niet, hoe vaak hij ook vol liefde
en bewondering over hem spreekt en
hij hij laat zich daarmede een kans
ontgaan ons met een stuk Europese
geestesgeschiedenis vertrouwd te ma
ken.
Een kans overigens die hij nauwe
lijks nastreeft. Hij keuvelt. Over zijn
jeugd, waaraan hij zich zijn leven
lang na en vertederd verwant voelde.
Het strenge woord van prof. Winkler,
dat hij inderdaad oud wordt, die zegt
de druk der jaren niet te voelen, kent
hij blijkbaar niet. Hij keuvelt, springt
van de hak op de tak, haalt meer op
dan hij vertelt, en snijdt ook wel eens
een klein onschuldig beetje op. Maar
het is alles zo heel en al welmenend,
zo innig opgewekt en trouwhartig van
toon, dat men graag ondanks alle inner
lijke twijfel zou willen instemmen met
de wens van den schrijver, die uit
iedere bladzijde spreekt: dat vele ande
ren er net zo van zullen genieten als hij
zelf.
A. ROMEIN?VERSCHOOR
1911
HANDELAREN
' »"*i'»«-'L«JUruviim
4f\ws
IN OUDE KUNST IN NEDERLAND *936
4> b
s
i ?
SS
II'
. i
DAM
JULI AUG.-SEPTEMBER
1956
TENTOONSTELLING
OUDE KUNST
UIT HET BEZIT VAN DEN
TOEGANGSPRIJS DINSDAGS EN VRIJDAGS VAN 10?5 UUR 50 CENT
ELKEN AVOND (BEHALVE ZONDAG) VAN 8?10.30 UUR 50 CENT
OVERIGE DAGEN VAN 10-5 UUR INCLUSIEF TOEGANG RIJKSMUSEUM
FI.PA«. ? M GROENE N». 3087
r - ?.
PAG. 9 DE GROENE No.30«7