Historisch Archief 1877-1940
fc -_~ .~ . -_,.
Letterkundig leven
Kt
OVER WILDE" LYRIEK
Albcrt Heiman
Itij K. Vo» Myduw:
1H C h t u ligt* 11 «U-r XutiirvillkiM*
(l'hnldoii Verlug. \Vicn)
TKItWI.IL godurondo «l»- laatsto k \\.-irtoou\v
do booldondo kunst van do .,l>osoli;i:ifdo"
\vorold do groot-to invlood van do plast it'k
«'ii do kunstnijvorhoid hool'1 ondorvondon, tonvijl
nok dt' primil iovo mu/iok vool van hot haiv hooft
bijgodrasjon vi>ur do ont \\ikkoling van ili'
hodond;iagso nui/.iok, is or van ????u soortgelijk»» invloed
op lu-t gobiod dor literatuur hoegenaamd neen
sprake. I>e literatuur, meer tlau alle antleiv kunsten
gebonden aan bepaalde historische en
inaatsehappelijke euiistollat ios, en arbeideiul niet
namvkonrig-oinsohrijfbaro eoiu-opten. kan noch formeel.
norh ideologisch iets van betekenis overnemen uit
antlere eultuurkringon dan die waartoe /.ij /olvo
beboort. Ken noo-hollenUmo is ook vandaag nog
iiltijc' mogelijk; een litterair afriknnismc is echter
niet jAiod denkbaar.
Ken andere v ra au is evenwel, of de gewone
schoon.ieitlsliefhebber niet in staat xou we/.en
pri-niitieve vertel-of dichtkunst evenzeer te genieten
als neger-plastiek of warimba-imi/.iek. Met vergt
/oker oen grotere- mate van training, en een sterker
vermogen zich te verdiepen in zulk een tikt aal
vreemde geestenwereld: het eist een grotere afstand
van alle tradities en gangbare canons. Ken
modeartikel zal de primitieve literatuur dan ook nooit
worden, en de ..wilde" lyriek eerst recht niet. Wel
hebben sprookjes en vertellingen, mythen en
legenden ook buiten vakkringen tot nu toe stellig
enige belangstelling gevonden. Maar bij het ver
talen, van. de lyrische producten der primitieven
stond men voor grote moeilijkheden, en aan een
enigszins veelzijdige verzameling is men nog zó
weinig toe 'gekomen, dat von Sydow ..de eer voor
zich opeist voor het eerst een doorsnee gegeven te
hebben van een tot nog toe geheel onoverzichte
lijke sector van de menselijke ziel."
Het is een eer die hem overigens niet toekomt :
men is hem zelfs in de Nederlandse taal al voor
geweest. In een heel onderhoudend en veelzijdig
bo«-k. getiteld ..Kunst van Vroeg en van Verre"
gaf «Ie A'laamse ethnoloog Dr. Frans Olhreehts voor
e»»n zestal jaren al een kleine bloemlezing van Indi
aanse, Afrikaanse en Australische lyriek, die u
wat keuze en verwoording, n wat toelichting be
treft, zeker niet voor die van Kekart von Sydow
onderdoet. Deze laatste heeft alleen het voordeel
«lat zijn verzameling zeer veel uitgebreider is. en
daardoor meer schoons bevat, instructiever is. en
ook goede staaltjes van Eskimose en Siberische
poëzie meedeelt.
EK is. geloof ik. niemand ter wereld die van een
dergelijke bundel ieder gedicht beoordelen
kan naar zijn representatieve waarde. Want daar
toe zou men al de talen en 'culturen waartoe ze
behoren nauwkeurig moeten kennen. De vertalin
gen «>ok niet van von Sydow zelf. maar in eerste
instantie van de verschillende ethnologen die de
oorspronkelijke teksten ter plaatse noteerden en
de taal voldoende beheersten om een woordelijke
transcriptie te kunnen leveren. Voor /over de/.i;
vertalingen van ? duit se geleerden afkomstig waren.
worden ze nagenoeg zonder enige verandering
overgenomen, terwijl «Ie engelse en franse verta
lingen nogmaals werden her-vertaald. Kr werden
gelukkig nergens ..bewerkingen", gegeven dooi' de
bloemlezer.
Interessant was het. een gedeelte van deze lyriek
dat mij roods lang nader bekend is. de. afrikaanse
namelijk, eens te vergelijken met do originelen.
om te zien wat er eigenlijk van zoo'n lied immers
al deze gedichten zijn gezongen of
gezongen-engedanste lyriek overbleef na aftrek van de
muziek, de begeleiding, de eigen klankwaarde, do
beeldingskracht van het idioom, de directe ..geur
van het oerwoud" en al die bijkomstigheden meer.
die toch nlle tezamen zulk een integrerend be
standdeel vormen van wat wij gewend zijn ..de
poëtische waarde" van een gedicht te noemen. Stel
u eens voor wat er van een gedicht van Bout ons
zou overblijven als het in het Congolees vertaald
werd! En toch is het net zo goed in het Congolees te
verwoorden als een Maori-liefdeslicd in het Duits.
Kr zijn een paar Afrikanisten met dichterlijke
begaafdheid die intussen een aantal ook
aesthetisch-voortreffelijke vertalingen hebben gemaakt.
De oude meettor der Bantooï.stiek, (,'arl Meinhoff,
is er oen van. In zijn studie ..Die Dichtung der
Afrikaner" heeft hij talloze'staaltjes geleverd, die
bij oen bijna woordgetrouwe inhoud een go
uropcaniso«T<lo vorm hebben, en op «l»-/.»- wijze liet
sU'rkst aanspreken. Ken van zijn boste vertalingen,
een Swaheli-lied. werd «loor v»m Sydow
o\orgonomen: het is een prachtig gedicht vol van
homerisrho kracht, met een klassieke golving. met stoere
eindrijmen: het is e«-n «Ier hoogtepunten van doy.o
verzameling, maar «Ie totaal-indruk er van heeft
niet «Ie minste overeenkomst meer met «Ue van »'«'ii
Svvaheli-gedicht. dat zoals «Ie verzen in al zulk»1
prefigérende talen -- vooral d«»«>r alliteratie »in
klinkervariatie ..werkt".
Maar daar evenmin een der andere vertalingen
van afrikaanse gedichten in dit op/icht voldoen.
heeft men hier tenminste het enorme voordeel van
«'en aesthetisch volwaarilige vorm gepaard aan een
trouw»' weergave van de godaehton-inhoud.
Ook Vedder. die een reeks gedichten van tic
Herg-dama's (uit X.W.Afrika) vertaalde, heeft
deze meestal in een zeer gesloten en voor on/.e be
grippen mooie vorm weten te gieten. Kn het is
eigenaardig hoe juist dan deze primitieven zo
modern-europees aandoen. Vooral dnn bij lie»leren
die aan situaties beantwoorden welke ook wij
medebeleven kunnen. Klaagliederen op hot sterven van
«?en vrouw, een zuster, een kind: liefdesliederen.
natuurlyriek van dit verarmde, het I lot t ent ot s
radbrakende volkje, alle bezitten ze in Vedder's
vertaling praegnante «luitse verzen die onmiddel
lijk herinneren aan Hölderlin en Trakl. Is dit ge
rechtvaardigd?
SOMS weten zelfs de meest-ervaren vertalers niet
goed raad en zijn ze gedwongen meer exegese dan
eigenlijke vertaling te leveren. Met een gedicht, uit
Dahomey. dat in de bloemlezing van von Sydow
staat, is dit bijvoorbeeld het geval. Het werd twee
maal, in twee heel verschillende werken en met een
tussenpoos van meer dan twintig jaar. vertaal»!
door een van de beste kenners der
West-Soedantalen. door Maurice Delafos^e. Zijn eerste vertaling
begint aldus: ..Xous arrachons. retournons.
rejetons notre coeur: que l'homme fasse la récolte du
manioc !" Terwijl in de tweede vertaling dit lied
van de Amazones begint met een lezing dik- meer
interpreteert dan vertaalt, als verluidt: ..Xous
enlevons, retournons. rejetons la terre (i.e. les
entrailles de rennemi): que Thomme ait les
douleui's de l'enfantement !" Het is geen gering ver
schil. Maar zo'n taal bezit zoveel eigen beelden.
zulk een speciaal idioom. »lat het haast ondoenlijk
wordt trouw te vertalen. Staat bijvoorbeeld in een
Dahomey's gedicht het woord ..tnettuloj'^' dan heeft
men dat te vertalen door ..maagd" omdat dit
woord inderdaad deze bet eekenis heeft. Maar het
is een nog altijd duidelijke samenstelling van mr
(degene die) thi (houdt) aio (de hand) ji (erop). Men
ziet aan dit ene woordje al. hoeveel'plastische rijk
dom onvermijdelijk bij d»» vertaling wordt inge
boet. Die zogenaamde ..primitieve" taaltjes zijn
in dit opzicht juist veel minder primitief dan al
onze gewichtige cultuurtalen. /e zijn »>ok veel
concieser; in de oorspronkelijke taal luidt het citaat
van het Amazone-lied kort genoeg: ..Mi (Je. tnla.
/<////": sünu (VcijirJi ya.'" Men hoort onmiddellijk
het opzwepende, strijdvaardige rhythme. dat hier
nog duizendmaal krachtiger en praognanter is dan
in de overigens niet onverdienstelijke versie van
von Sydow: ..Auf! Lass uns die Krde aufreisson,
umdrehen. umwerfen. Mogen «lie Miinner dafiir die
Schnioi'zen der Kreissenden fühlen !"
Degenen die geloven dat levensmoeheid,
u-vitalitoit. skepsis. een bijna neurotische melancholie.
speciale verschijnselen van onze maatschappij zijn.
moeten overigens maar eens de gecultiveerde
Kweliedercn lezen, of die van «Ie Pygniooon uit
\Vest('«'ntraal-Afrika. welke naar het heet op do laagste
ontwikkelingstrap staan, maar die waarschijnlijk
vooralsnog de behoeders zijn' van de grootste cul
tuurhistorische» geheimen.
De I'Avo-liodoren iiiil Togtt. W.-Afrika) hebben
net als «lie van sommige Idianenstammen een
onmiski'iibaar ,.o\ orgo« uil i\ eerde" toon. In
primitiev«' zin zijn ze vaak godslasterlijk ; /.»? zijn
ogoronl risoli, Mihjoot iol'. or is oon oolilo ik-lvriok di«' in staat
is zr«T fijne riiiances aan Ie go\on. \vaar\oor /«-Ifs
een apart litterair dialect, het .l/i/n gebezigd werd.
Tevens is het opm«Tkelijk dat bij «!*> Kweeërs
naast »l»'/.e elegisch»' poëzie »>ok »-«'n zeer reli
gieuze, ietwat piëtistisch-getinte zich ontwikkeld
heeft. DU' religiositeit is nog sterker in tle l'ygmci
en-lyriek: maar daarin gaat ze samen met »>*>n
ong»'l«»«'flijke magische «>nt/etting. e«Mi sfe«-r van
panisch*' schrik. »li«' z»-lls »l»> vertalingen nog
biJK»'bleven is. De franse missionaris II. Trilles. »lie pas
enkele jaren geleden d»- meest markante staaltjes
van magisch»1 lyriek van »1«' onderste cultuur! rap
gepubliceer»! heeft, dootl allo belangstellenden daar
mee verbaas»! staan. Kr zijn .staaltjes die in hun
gt'jh'tmgenheid en beoltling /.elfs in de aard van
hun beelden in sterk«> mate herinneren aan «Ie
klassieke chinese lyri«-k. Wat natuurlijk maar «en
toevalligheid is. »li»' er all«'en op wijst tlat deze
jxiëzie allesbehalve ..primitief" is in «Ie g«>won«- zin.
/e is voor ons op bizondere wijze aangrijpend. \'«.n
Sy«low's bl«>emlezing opi'nt tei'echt met hun lyriek
«?n v«n»r de lezers ervan, die aanstonds gepakt /ui
len worden «loor het suggcst i»»ve ooiste gedicht:
..Vi«'l«v Tage sind dahingegaiigen.
Wir sind «las Lager das wamiert.
Lichte 'Pago vor (uns), violleichl."
laat ik v»)or tle aardigheid eens hel origineel volden,
zooals '1'rilles dat hei'fl opg»»sclue\ en. liet luidt
nog praegnanter dan <1«' \ortaliny;:
...\ilsnnijti iliuli i/om'
!t»'/nt ( mi.
ilr«Hii kin ."
l'ix'/ie moet ook zonder commentaar kunnen
sproken. Kn dat is ongetwijfeld hot ueval met het
liicrcmlecl tier ViT/.on die von Sydow bij elkaar
bracht. Dat er zóvei-1 zuiv»-re natuui 1> i-iokmul.T de
..wil«l«'u" g«'vondon wordt, zal voor do moesten \\-t.|
een openbaring zijn. Maai' juist omdat hol ..primi
tieven" g«'l«lt. die men maar al te zeer gonoiud i-,
te ond«»r.s«'hatt«»n. is het'g«»o«l om een vor/uim van
von Sydow te herstellen, on or mot nadruk op te
wij/en »lat d»- lyriek i in ieder geval «lio uil Afrika.
en waarschijnlijk o«>k «iio uit andere \\eielddeele!, ?
bij de vertaling onvermijdelijk «Toto schade Beleden
h«'eft. v«)oral in formeel opzicht, lihvthnio en
klankwaarde zijn oiilK-riot'-pdijk \erl.nen ^e-aan.
on toch m«)ot lyriek liet altijd on <>\eial vo,.r oen
groot getleelte juist van de/o mu/ikale
ei^ensehapp»'»n hebben. Speciaal in do /;//?<>/.? dor primitieven
i< de inhoud heel dikwijls maar bij/aak.
Von Sy«low vermaant zijn le./.or maai1 te\i.-i|in
te zijn met »|o minder fraaie \ OIA\ i >ordiim. /»hinu
or nog geen lülko is np^estaan die «loze ..uihle"
lyriek volwaardig kan vertalen. Dat do hoop niet
ongegrond is «lat zoiets inderdaad /.al verwezenlijkt
wortlen. bewijzen «lo enkele vertalingen inaar \
eitalingen} van nouer-liodofen die Itlaiso .('ondrai^
gaf in zijn ..Anthologie mVro". Do echte «liehtoi
vindt ook met zijn halfnaakte collega uit do ho»i-n
oen soort van onmid«lellijk eonta« 1 dal honi in staal
st«-lt j)oëtischo waardon te benaderen, die 1)0
ethn<>logon mot al hun geleerdheid en informaties Inch
maar in do zeldzaamst«? gevallen weten Ie
reali-^oron. Van «!«? mij bekende vertalingen zijn die van
(Vndrars nog altijd die welke het meest de illusie
geven van oen aesth«'tische primitiviteit: wat ze
misschien aan uiterste nauwkeurigheid missen.
hebben /e dubbel on «lwars gewonnen aan do geur
van o«'hte wildhei»!, «lio hij (evenals in do vortolsolsi
«?r in wist te behouden. Ifet is jammer dat hij tussen
«!«? vele vortoHingoii maar amper, een dozijn ge
dichten geeft. Maar niet zijn ongelooflijk flair lioofl
h'j ivods in l !'li l «lo p< >i'l ischo waarde van do enkele
tit.Mimaals bekende I'ygmoeën-liodoron ontdekt.
en daarvan twee opgenomen «lio .nu-rkwaaHlige
uitersten v.«¥rt(*genwo«irdigen: sociale olloiu'le .'on
uitbuiting ener/.ijds. «-n anderzijds oen zo kinder
lijke vreugde om al wat leeft oh beweegt on danst
in de natuur, dat men tev«'rgoofs y.oekt' naar hol
ouropcse .gedicht dat oen «'quivalonl In-vat voor
zoveel bewuste, moedige lovcnsaanvaarding.
Voor kleine verwondingen: het ideale
Reeds
vona
',15ct.
9-H
Verkrijgbaar bij Apothekers en Drogisten
STJOANNE VAN SHAW
bij de A.TV.
Eduard Verkade
FRANKRIJK in het begin van
de i £de eeuw. De eerste teeke
nen, dat een nieuwe sociale
ordening zich baan zal breken. Een
enkeling, de geïnspireerde Jeanne d'Arc,
vervult met totale negatie van de be
staande maatschappelijke groepeering,
uit energie, geloof en kracht, een
groote nationale plicht, en vormt zoo
een directe bedreiging voor de erkende
machtsinstellingen kerk en feodalisme.
Shaw moet gegrepen zijn door de
grootheid van het onderwerp. Hij gaf
iedere groep een zuivere, waardige
vooraanstaande representant, en iedere
representant een persoonlijk, gaaf, vol
maakt gefundeerd karakter. De dra
matische conflicten krijgen zoo een
algemeene waarde, terwijl de dialoog
nooit zijn eenvoudig, zuiver
menschelijk karakter verliest, en opgebouwd
is uit voortreffelijke psychologische
contrasten.
Het is zeer begrijpelijk, dat een
geloovig katholiek zich niet kan vereeni
gen met den epiloog en enkele zin
sneden uit het stuk; maar Shaw is geen
katholiek, en wie zou zich niet verheu
gen wanneer een katholiek schrijver
een dergelijk gegeven verwerkte, indien
zijn werk eveneens op zulk een waar
dige wijze zoovele problemen van onze
eeuw, geprojecteerd in een vroeger
tijdvak, belichtte.
Wij hebben dit stuk, na de
Nederlandsche voorstelling nu twaalf jaar
geleden, met Nel Stants in de titelrol,
gespeeld gezien in het Engelsen,
Fransch en Duitsch. De Joanne-figuur
zagen wij van de kleine vrouwtjes
Fitoëff en Bergner. Beiden speelden
de rol. als groote actrices, naar hun
eigen wezen. Ludiiiilla Pitoeff teeder
en stralend, daarna gebroken en ver
pletterd. Bergner speelde een onge
looflijk prachtige eerste scène, van een
enthousiast onweerstaanbaar kind.
maar daarna was er geen groei meer
naar een door het leven gerijpte Jeanne,
terwijl zij n in de kerkscène, n in de
i;erechtsscène de schoone geschakeerde
lange slot-clausen van Shaw eenvoudig
tot een minimum comprimeerde en het
/ich daardoor wel wat erg gemakkelijk
maakte. Bovendien werd zij oninteres
sant, zoodra zij voor zichzelf moest
?pkomen. Sybil Thorndyke, een
groo>re, sterke vrouw, speelde de rol
net veel technische nuanceering en
;wam de door Shaw bedoelde persoon
iet meest nabij in uiterlijk en wezen,
naar de geheele Engelsche voorstelling
t>ed aan een tekort aan innerlijk begrip
n karaktercontrasten.
gaat nu van ons weg, inplaats van
dreigend naar ons toe, en de stellages,
waar de hoofdfiguren op zaten, waren
ongunstig geplaatst, terwijl een over
maat van onnoodige tafels en gebrek
aan behoorlijke, naar de plaatsen lei
dende trappen, veel van de waardigheid
aan dezïhooge prelaten ontneemt.
De belichting was onverzorgd. De
costumeering is goed, alleen de monniken
misten die zware lijn in hun kleedij,
die pijen tot zulk een prachtige dracht
maakt.
PAG. 8 DE GROENE No. 3093
voorstelling van Defresne toonde
veelal goed begrip, maar miste
tijl; toch staat de opvoering in menig
>pzicht boven het werk, dat de A.T.V.
;e laatste jaren bracht. Het stuk blijkt
ug volkomen frisch, ai zijn wij twaalf
aar ouder geworden, en het zal
ongewijfeld op een groot verjongd publiek
idruk hebben kunnen maken.
Het decor van Limperg is een heel
- i ad onder het zeldzaam geslaagde van
??Vijdeveld gebleven, dat meer ruimte,
neer afmeting had, en betere
moge? j kneden voor de mise en scène bood,
wat in bijna alle tafereelen tot uiting
<<wam. Het is nu kleuriger, maar eischt
caardoor meer aandacht voor zichzelf
';,), terwijl de rivierscène en de
droomne revue-achtig aandoen. Het gaat
'nar het poëtisch picturale van Jeanne
c Are van Boutet de Monvel toe, maar
Histdaardoor weinig bij Shaw. Technisch
'?"juist zijn de torenkamer en de
ge; -chtsscène. De laatste mist het in
sluitende" der groepeering, terwijl de
afgang zeer ongunstig is voor alle
aan'ezi Het verbranden van Jeanne
fHARLOTTE Kohier heefthettengere
^ figuurtje van Pitoeff en Bergner. Zij
speelde de rol sober en eenvoudig, met
groote concentratie. Zij heeft deze
terecht naar haar eigen persoon toe
getrokken, en niet getracht een ander
te schijnen dan zij is, wat in deze rol
per se tot typeering, inplaats van tot
,, innerlijke" uitbeelding moet leiden. Zij
schoot echter te kort in geestelijk over
wicht, uit een eenvoudig zuiver krach
tig innerlijk, zoodat zij bijtijden
beleerend aandeed, bij tijden n in stem n
in houding te afhankelijk werd. Zoo
buigt zij zich b.v. in de torenscène
geheel over tot de Baudricourt (hoe
jammer, dat van Dalsum zijn prachtige,
geestige creatie van dezen dommen
bulderenden landedelman niet weder
om bracht!) en dit geeft niet den in
druk, dat de overtuiging van haar
uitstraalt. Van deze eerste scène en
haar humor kwam weinig terecht,
mede door de zwakke bezetting van de
Baudricourt (wie zou bang voor hem
zijn ?) en Poligny n door de technisch
onjuiste tooneelindeeling, hoe aardig
dan ook als plaatje" bij het opgaan
van het doek.
De tweede scène was beter, hoewel de
groepeering niet gunstig was in het
tweede deel voor het sloteffect, waar
Jeanne te veel uit de groep treedt om
uit te beelden, dat de hovelingen zich
bij haar aansluiten. Goed en met veel
rust was van Gasteren. De dauphin
van Dick van Veen kan die van Klop
pers niet evenaren en is teveel een
typeering, te weinig een karakter ge
worden. Natuurlijk heeft hij de lachers
op zijn hand, en van Veen lanceert de
geestigheden goed, maar hij kan zoo
feitelijk iederen leeftijd hebben
tusschen 30 en óo, en wij zien niet het
conflict van zijn gemoed: koninklijk
bloed en geest te bezitten zonder in
staat te zijn zich te doen gelden, waar
Jeanne hem overheen helpt. Men ziet
steeds dezelfde mensch opkomen en
afgaan, terwijl deze figuur voor de
oogen van de toeschouwers groeien
kan. Dit eischt echter een belangrijker
acteur, en wij zijn verbaasd, dat niet
Frits van Dijk den Dauphin speelde,
inplaats van de voor hem ongeschikte
rol van Dunois. Dunois is bedoeld als
de mannelijke vriend van Jeanne, die
haar persoonlijkheid aanvult, zooals
zij hem de overwinningen mogelijk
maakt. Van Dijk mist daarvoor de
physiek, die door een zware stem alleen
niet gesuggereerd kan worden. Zijn
talent ligt haar de deemoedige, lieve,
kinderlijke naturen, nimmer naar de
heroïsche persoonlijkheden, tenzij in
verslagen toestand, zooals een Arend
van Aemstel.
De rivierscène ging zoo geheel te
loor. De wimpel keerde, maar de in
nerlijke gemoedsverandering, die dit
plausibel moest maken, het geestelijke
keeren van den wind, ontbrak.
j N de tentscène is Shaw op zijn
aller?* best. De dialoog kwam in de eerste
plaats door den brillianten Cauchon van
Huf en door de intelligentie van
Chapelle tot zijn recht; Doch déze
laatste mist de autocratisch-sportieve
zekere vierkante houding en figuur van
een Warwick. Stogumber (Sternheim)
was onnoodig en onjuist te veel hoofd
persoon gemaakt in deze scène, mede
door zijn plaatsing. Het gaat hier om
de intellectueele spanning tusschen de
vertegenwoordigers van de kerkelijke
macht en niet om de inwerking op den
aanwezigen fanaticus. Meer bescheiden
terzijde, ware juister plaatsing geweest.
Stogumber is hier het gevoelscontrast
op deze beide hoogstaande intellecten.
Het gaat niet om den indruk, die hun
woorden op zijn bekrompen brein
maken, maar om de uitbeelding, hoe
storend een man, die niet zuiver ver
standelijk kan denken, bij een geeste
lijk hoogstaanden, in groote lijnen
gevoerden dialoog kan werken. Deze op
stelling maakt de toeschouwers tot
kijkende Stogumbers in plaats van tot
luisteraars naar Shaw.
De kerkscène was minder gunstig
van groepeering, en waar iedereen
overigens den geheelen avond het
woord richtte tot een ander die en
scène was, is het niet duidelijk waarom
hier een ieder bij spreken en luisteren
plotseling de zaal voor zich neemt.
De gloed van Jeanne, waar de aarts
bisschop van spreekt, als gevaarlijke
kracht in haar uitbarstingen", en La
Hire als van ,,den geest krijgen",
bleef hier achterwege. Beter zóó dan
een onjuist sentiment, of een coupure
a la Bergner, maar feitelijk eischt de
rol hier een climax, waardoor ons alle
vorige en volgende scènes duidelijk
worden: den gloed van de onweer
staanbare overtuiging, die haar tot
martelares maakt en een ideaal van
inspiratie voor alle tijden.
De gerechtscène wordt beheerscht
door van Dalsum en Paul Huf. Van
Dalsum heeft het afgestorvene van
V
. _ .. _ w». J l/Uff f l C
(Stadsschouwburg, Amsterdam)
vroeger in den Inquisiteur laten vallen
en is meer actief geworden, maar ook
zóó is dit een meesterstuk van
tooneelmatige welsprekendheid en bleef zijn
toespraak het boeiendste moment van
de voorstelling.
De aanklager en Broeder Maarten
zijn te zwak in dit geding en Stogumber
eischt ook hier te veel aandacht. De
woede van Sternheim mist de zwakte
der hysterie, waardoor dezs figuur zoo
aannemelijk en begrijpelijk wordt, zij
is reëel gespeeld, doch het gaat niet
om zijn vreugden en lijden, en hij werkt
nadeelig op ons medeleven met Jeanne.
Charlotte Kohier is geen waarachtig
eenvoudig buitenmensch, en wij misten
in haar klacht de liefde voor het land
en de natuur, die haar den dood boven
den kerker doet verkiezen.
Ten slotte de droom. De opstelling
was niet gunstig en de geheele scène
te veel vastgehouden aan het begrip
bed" en de gedachte, dat de Dauphin
de eenige reëele figuur is. In een droom
is de droomende persoon niet reëeler,
dan de figuren waarvan hij droomt en
wordt het bed vergeten; en omdat
Shaw zichzelf niet in bed kon leggen,
nam hij Karel voor dez» scène. Zoo
als zij nu gespeeld wordt gaat er veel
van den soldaat, Warwick, den Stogum
ber, Dunois en vooral van Cauchon en
Jeanne verloren, terwijl de heer van
1920 een scherpere aanval wordt dan
Shaw heeft bedoeld. Deze scène is een
aanval op hero-worship" en gebrek
aan erkenning" en leidt uitsluitend
naar de prachtige woorden van Jeanne
aan hét slot, die in deze voorstelling
vrijwel te loor gingen en hun uit
werking mistten: O God, die deze
heerlijke mooie aarde geschapen hebt,
wanneer zal deze in staat zijn, uw
Heiligen te ontvangen ? Hoe lang nog,
o Heer? Hoe lang nog?"
K.
p
b n
m
f'H
PAG. 9 DE. GROENE No. 3093