Historisch Archief 1877-1940
\ .
^
/.
Letterkundig leven
Si.V-r>5£-ytT
, .- *<S"^Wff^g.'^
VAN CHRISTELIJKEN HUIZE
Cola Debrot
Jan H. Eekhout: Werk, het boek der
jODg-Protestantsche letterkunde
(Daamen, *? Gravenhage)
BIJ de indivivualistische auteurs
vinden wij een natuurlijke wis
selwerking tusschen de nieuwe
ethische normen en de nieuwe
aesthetische vormen. Geheel anders is dit
bij de auteurs, die tevens lidmaten
zijn der bestaande Kerken. Terwijl
zij hun leven inrichten volgens
een ethiek, overgeleverd door vorige
generaties, laten zij niet na, gebruik
te maken van hun aesthetische
voelhorens, die de verrassende nieuwe
vormen aftasten. Dit kan leiden tot
een eigenaardige splitsing van de
persoon. Iets .wat wij reeds bij de
Katholieken, die in het aesthetisch
modernisme de Protestanten voor wa
ren, konden opmerken. Als typisch
voorbeeld geldt m. i. Albert Kuyle.
Eenerzijds een dorre ketter jager, die
zijn ketters nu eens in het nationalis
tisch, dan weer in het communistisch
kamp en tenslotte, voor het gemak,
ook onder eigen vrienden situeert, is
hij anderzijds een auteur, beschikkende
over een stijl, zoo plastisch", zoo
sensueel, dat men hem met het oog
op het voormalige schilderkunstig
impressionisme een verfkladder zou
mogen noemen. Een verfkladder op
jacht naar ketters is eigenlijk een
vreemde verfkladder, uiterst geschikt
voor een vermakelijke teekenfilm.
Alb. Kuyle heeft echter in het katho
lieke kamp een tegenhanger, die ons
betoog dadelijk al compliceert. Ik
.doel hier op Jan Engelman, het tegen
deel van wat men een gespleten natuur
zou kunnen noemen. Wanneer wij
zijn verzen bewonderen, is het juist
om de natuurlijke wijze, waarop de
aardsche eros zich vereenigt met de
hemelsche. Zoodat hij degenen, die
hem vanwege Eros lastig vallen, maar
heeft te wijzen op het Canticüm
Canticorum.
Wij moeten dus iets toevoegen aan
ons betoog. Eenerzijds kan de geloovige
auteur schade ondervinden van een
dogmatiek, waarin hij in wezen niet
geheel meer past, anderzijds echter
heeft hij het voordeel van een eeuwen
oude wijsheid, waarop hij, in tegen
stelling tot den modernistischen
mensch, mag teruggrijpen. Onnoodig
te verheimelijken bovendien, dat de
overmoed van alle nieuwigheid niet
zelden een zekere grofheid met zich
meebrengt, het allereerste dat de
eerbied voor oude vormen uit onze
gedachten bant.
WANNEER wij op het positieve
willen wijzen, dat de
Protestantsche Jongeren ons kunnen brengen,
moeten wij eraan herinneren, dat het
niet in de laatste plaats de
protestantsche toon is die een schrijver als
AndréGide zoo aantrekkelijk maakt.
Bovendien herinnert zijn voortdurende
herziening van de houding van het ,,ik" '
tot het geheel" aan den Protestant,
die zich met het vrije
gewetensonderzoek voor, zijn God stelt. Examen de
conscience" is ook een gideaansche
term. Evenzeer van het protestan
tisme afkomstig is de wejhaast vrome
eerbied, waarmee hij alle levensver
schijnselen benadert. Dat ook in
kerkelijke kringen de protestantsche
toon niet geheel ontbreekt, bewijzen
o.m. enkele bijdragen uit deze bloem
lezing van prozaïsten, dichters eri
essayisten.
Tweeërlei konden wij verwachten.
Ten eerste dat wij zouden worden
getroffen door dezen protestantschen
toon". Dit geschiedt dan ook. De
proza-stukken van D. de Vries en
Sjoerd Leiker zijn vervuld van een
grooten ernst. Het is, evenmin als bij
Gide, toeval dat in deze schetsen het
sociale verantwoordelijkheidsbesef een
belangrijke plaats inneemt. M. i. komen
van de dichters geen
specifiek-protestantsche bijdragen voor. Wel dienen
wij al dadelijk aandacht te vragen
voor Hessels, een dichter met geheel
eigen stem en van wiens hand de
prachtigste regels uit dezen bundel
zijn. Bizondere vermelding verdient
eveneens het strakke, korzelige ge
dicht Hulshorst" van Achterberg.
Met de verdienstelijke verskunst van
Kamphuis naderen wij echter reeds de
volgende karakteristieke geestesge
steldheid van dezen bundel.
Ook ons tweede vermoeden vindt
immers bevestiging. Wij zien hier de
meest uiteenloopende stijlen, afkom
stig van de heidenen, de revue pas
seeren. Het realisme is in trek bij de
proza-schrijvers. Op de poëten
druktende mannen van De Vrije Bladen" hun
stempel. Rie van Rossum leverde een
bijdrage, die haar inspiratie vond in
de gekleurde teekenfilms van Walter
Disney. Er komen helaas ook van die
dingen voor, die het peil van de bloem
lezing soms enkele meters naar omlaag
halen. Hiertoe behooren de navol
gingen of, beter, karikaturen van
Buning's Balladen: De drie Kooien"
en DéBallade der Vierduizend Frie
zen". Buning's balladen zijn
opzichzelf al zwakkere momenten, die men
in een oeuvre, waar zich eveneens
hoogtepunten laten aanwijzen, mag
beschouwen als tijdelijke inzinkingen
of desnoods ook als voorstudies. Bij
de navolgers vervalt iedere weifeling.
Jan H. de Groot, de dichter van een
dezer voortbrengselen, volgt intusschen
Buning ook in zijn betere neigingen
en levert met andere bijdragen het
bewijs, dat hij ook tot verdienstelijker
dingen in staat is. Wanneer wij deze
balladen, en nog enkele niet nader
te noemen wissewasjes, uitzonderen,
behouden wij de herinnering aan een
appreciabele bloemlezing, waarin zelfs
enkele prachtige regels voorkomen.
DOCUMENT
van dezen tijd
Chorle* PlUnler: Marlage» (Corréa,
Parij.)
TOT dusver kende men van den
Belgischen schrijver Charles
Plisnier gedichten, novellen en
essays. De lijvige roman Mariages",
waarmee Plisnier onlangs voor den dag
is gekomen, overtreft iedere verwach
ting, die men gewoonlijk aan een debu
tant in dit genre stelt. In een interview
verklaarde Plisnier, dat hij min of
meer van h«t succes van Mariages"
geschrokken was en dat hij dit succes
niet zonder een zeker wantrouwen had
waargenomen. Dit is begrijpelijk bij een
schrijver, wiens gedichten, Histoire
Sainte" (1931), Déluge" (1933) en
Périple" (1936) slechts de belang
stelling van een beperkten kring, dien
de avant-garde literatuur in ieder land
meestal om zich heeft, wisten op te
wekken, doch die daarbuiten weinig
weerklank vonden. Nu Plisnier met
zijn roman ,,Mariages" de grenzen
van deze belangstelling overschreed,
terwijl zijn boek onder de aandacht
van het groote publiek kwam en
beoordeeld werd door critici, die vroe
ger nooit van hem gewag gemaakt
hadden, kan men zich voorstellen, dat
een gevoel van verdwaald zijn zich van
den schrijver aanvankelijk
meestermaakte.
Men zou ,,Mariages" de kroniek van
de familie Chardin-Bernière kunnen
noemen. Het boek speelt zich af in het
industriëele Noorden van Frankrijk,
waar de geographische grens met Belgi
slechts gedeeltelijk als een econo
mische en cultureele grens beschouwd
mag worden. Met de uitbeelding van het
lot der familie Chardin-Bernière, nauw
verweven met dat der gelijknamige
schoenenfabriek, heeft Plisnier ons
een document van onzen tijd gegeven,
dat wellicht weinig hoopvol voor de
appreciatie van dezen tijd zal stemmen,
doch waarvan men de waarheidsdrang,
die Plisnier tot schrijven noopte, niet
mag ontkennen. Hoe de menschelijke
psychologie er uitziet in de liefde, in
het huwelijk, in het familieverband,
waarvan de moraalcodex nog altijd de
maatschappelijke constellatie van dit
industriëele tijdperk kenmerkt,
Commentaar bij een Bijbelvertaling
Martin Bnber nnd Franz
Rosenztvelg: Die Schrift und Ihre
Terdeutschnng (Schocken-Verlag, Ber
lijn)
DE laatste jaren van Franz
Rosenzweig's leven waren vrij
wel geheel aan de vertaling van
het O.T. gewijd, die hij samen met
Buber ondernam. Het resultaat is een
eminent en grandioos stuk werk ge
worden, dat alleen zoo volkomen kon
slagen, omdat Buber en Rosenzweig,
duitsche joden, zoowel het duitsch als het
hebreeuwsch volkomen beheerschen.
Luther's voor zijn tijd onvolprezen
vertaling, die tegelijk een beslissend en
scheppend moment voor het duitsch
als taal is geweest, steunde toch nog
te veel op de Vulgaat, en in kennis van
het hebreeuwsch was hij de mindere
van Buber en Rosenzweig. Het is een
eenigzins tragische ironie van het lot,
en een nieuw bewijs voor de hachelijke
positie van het Jodendorri in de wereld,
dat twee Joden in dezen tijd met hun
vertaling een duitsch hebben ge
schreven, en ten deele geschapen,
zóoals het nog slechts door enkelen
doorvoeld en begrepen kan worden,
laat staan geschreven.
Die Schrift und ihre Verdeutschung"
bevat een aantal beschouwingen (stuk
ken van lezingen, artikelen en pole
mieken) waarin Buber en Rosenzweig
rekenschap afleggen van de opvattingen
die hen bij de vertaling hebben geleid.
Deze getuigen van een inzicht in het
wezen der taal, van een scheppende
kracht en ontvankelijkheid en van
een zoo sterke verantwoordelijkheid,
dat iedereen, die zich voor het
phenomeen taal interesseert, ze moet lezen.
En wie werkelijk leeft, heeft die
interesse. Wat is het leven zonder be
wustheid, wat is een bewustzijn zonder
woord ? Stom, doof en blind. Dit geeft
ook aan de literatuur haar hooge en
uitzonderlijke waarde, dat zij niet
alleen beelden en klanken en rythmen
gebruikt, maar dat zij, essentieel en
universeel tegelijk, de dubbele functie
van het leven bevat, om niet te zeggen
voortbrengt. Zij is, scheppend en ge
schapen, in haar geestelijke" en
zinnelijke" werkelijkheid de eenige
ruimte, het eenige universum waarin
wij kunnen bestaan.
Zelden hebben menschen van de
realiteit van het woord, van het dialoog
karakter der taal, van haar vluchtige en
eeuwige" elementen een zoo levend
begrip gehad als Buber en Rosenzweig.
H. MARSMAN
Plisnier verhaalt ons dit met een wer
kelijkheidszin, die weinig plaats open
laat aan de romantiek. Plisnier voert
ons mede tot in de pijnlijkste diepten
van de menschelijke comedie en hij
verstaat bij uitstek de kunst, de af
spraken te ontcijferen en het wezen
der dingen bloot te leggen. Hij iaat
zich hierbij niet leiden door het, op den
duur vrij goedkoope, faecaal-cynisme
van een Céline, doch zonder dat hij er
den nadruk op legt of het zelfs zegt,
komt in zijn boek voortdurend de ver
klaring terug: De familie eischt.. ..,
de fabriek dicteert...."
Zelfs wanneer Fabienne, de hoofd
persoon uit dit boek en een zelfbewuste
Chardin voor 100%, haar man Marcel
Salembeau vergiftigt op de meest
abominabele manier, die uit te denken
is, kan men dit toch nog begrijpen, om
dat zij voor een niet onbelangrijk
gedeelte gedreven werd door het be
wustzijn, de fabriek en de eer van de
familie te moeten redden tegenover
den man, die op dit allerheiligste een
aanslag beraamd had. Wanneer Fa
bienne revolteert, is dit in de laatste
plaats omdat zij met Salembeau een
verhouding heeft, die «en wreede
caricatuur van de liefde is, doch veel
eerder, omdat het leven, dat zij geheel
mentaal voor zich opgebouwd had,
bedreigd werd. Er is in het arrange
ment van de drie huwelijken door
Plisnier een bepaalde volgorde te
bespeuren. Fabienne, die den
liefdeloozen band met Salembeau accepteert ;
Marcelle, een van de vele vrouwen die
zich van den bedroevenden staat van de
mariage de raison bewust is, doch die
de kracht mist, den strijd tegen de
familie te voeren; en ten slotte Christa,
de derde nicht der Chardins, die als
studente reeds aan de greep der familie
ontsnapte, met een arm ingenieur
trouwde, en daarom uit de gedachten
en het register der Chardins verbannen
werd. Het verschijnen van deze Christa
komt in dit boek als de verlossende
boodschap, dat de macht der omstan
digheden doorbroken kan worden door
hen, die bijtijds de kracht bezitten,
hun natuur te volgen tegen het bederf
van de omgeving in.
Plisnier beweegt zich in dit boek met
een zekerheid en met een preciesheid,
die nergens een kans laat aan goed
koope effecten en aan een gedwongen
particularisme. De spiegel, dien Plis
nier de familie Chardin-Bernière voor
houdt deze familie is niet beter of
slechter dan vele andere families
geeft een voortreffelijk beeld van onze
burgerlijke maatschappij en wijst aan,
waar deze in de 2oste eeuw terecht
gekomen is.
Er wordt veel over Balzac gesproken
tegenwoordig. Men heeft Aragon, die
naast een vrij geborneerd pamflet over
Le réalisme socialiste" ook een ro
mancyclus Le monde réel" geschre
ven heeft (tot dusver verschenen
hierin Les cloches de Bale" en Les
beaux quartiers") de ietwat voor
barige eer van een vergelijking met
den klassieken concurrent van den
Burgerlijken Stand" aangedaan. Naast
déwerkelijke menschen, die Plisnier
ons in Mariages" teekent, lijkt mij de
creatie van Aragon slechts bleeke
romantiek en wanneer men dan toch
vergelijken wil met Balzac, komt dit
mij ten aanzien van het boek van Plis
nier heel wat gerechtvaardigder voor.
? J. GANS
Bekijkt het wereldgebeuren
door een bril van Schmidt
Rokin 72
AMSTERDAM
CHAPLIN
Een kenschets
Klaus Mctnn
HET verschijnsel van den wereld
roem heeft iets
wonderbaarlijks, zelfs als men er niet aan
denkt, het als een wonder te beschou
wen, maar er een rationeele, sociologi
sche verklaring voor vindt. Gaan we
voorbij aan de reusachtige nimbus van
hen, die in alle landen beroemd zijn,
omdat zij een land absoluut
beheerschen, met andere woorden aan de even
geweldige als twijfelachtige [populari
teit der dictatoren. Dadelijk na hen,
hebben zonder twijfel de grootste be
roemdheid eenige acteurs en actrices,
of, om het juister te zeggen, eenige
filmsterren. Hun gezicht, hun1 geba
ren en hun stem zijn overal bekend,
zoolang tenminste hun conjunctuur
duurt: in Australiëen in Groenland;
in Weenen en in Buenos Aires. Deze
enorme, door de quantiteit fantastische
beroemdheid die in dezen vorm en
in deze afmeting geen tijdperk voor het
onze gekend heeft kan iets
afschrikwekkends, vreesaan j agends zijn.
Fransche schrijvers spreken gaarne van
de gloire monstrueuse" van de film
sterren der eerste groote. Jean Cocteau
noemt in zijn Portraits Souvenir",
Mariene Dietrich en Greta Garbo des
monstres sacrées"....
Nu weten wij wel, hoe zij tot stand
komt, die gloire monstrueuse" : niet
van zelf en toevallig, maar door een
uitzonderlijk kostbaar en uitzonder
lijk geroutineerd bediend reclame-ap
paraat, waarachter groepen geïnteres
seerden staan van den meest
indrukwekkenden rijkdom en met de grootste con
necties. En deze zijn het, die de groote
roem bereiden en ar rangeer en. Zij
investeeren in de legende hun kapitaal,
wat, als de speculatie lukt, heusch geen
slechte belegging is. Maar het feit, dat
zij volstrekt niet in alle gevallen lukt,
met andere woorden, dat kapitaal en
reclame niet in alle gevallen voldoende
zijn, voert ons reeds tot het punt, dat
ons het gewichtigste en belangwek
kendste schijnt. De macht van het con
cern, de sluwe routine van den grooten
producer of manager zijn niet voldoen
de garantie voor -de legende. Want
daarachter, achter de legende, die na
tuurlijk om te kunnen ontstaan is aan
gewezen op de macht van den financier
en op de activiteit van het
propagandaapparaat, moet toch ook nog iets an
ders te vinden zijn, iets geheimzinnigs:
dat is nu juist de persoonlijkheid, die
de massa's in alle continenten zoo sterk
weet te amuseeren of zoo onweerstaan
baar weet te verleiden, dat zij haar vrij
willig huldigen; dat zij de dragers ervan
vereeren, als hadden zij macht in
plaats van slechts schoonheid of genie.
Van alle groote legenden van het
witte doek schijnen Charley Chaplin en
Greta Garbo de duurzaamste en
onverwoestbaarste te zijn: Chap
lin de pathetische clown, de aan
grijpende grappenmaker, wiens
lachje en loopen, hoedje en
stokje even beroemd geworden
zijn als de gekruiste armen en
de kleine steek van Keizer
Napoleon. En de vrouw, die
men de goddelijke" genaamd
heeft, zonder dat men haar
daardoor belachelijk maakte, de
vrouw, die eigenlijk heelemaal
niet erg vrouwelijk" is, die vol
gens conventioneelëbegrippen zeker
niet verleidelijk" is, met de schou
ders, rug en handen van een jongen
held van een antiek beeld, met haar
oogen, met hun diepen, nog in de
overgave peinzenden, soms bijna
toornigen, altijd treurigen blik, met
den grooten, heerlijk gewelfden mond,
waarover een glimlach kan spelen,
liefelijk en bitter tegelijk, geboren uit
de moeilijkste en uit de eenvoudigste
gevoelens, een glimlach, die tegelijker
tijd om meelij vraagt, weemoedig, tee
der en meesleepend is door de ernstige,
steeds haar' waardigheid bewarende
hulpeloosheid, die glimlach, die ons
allen vertrouwd is, en die reeds ieder
onzer op wonderlijke wijze ontroerd
heeft.
Charley Chaplin is in zijn eigen legende
opgegaan. Zij voert een eigen bestaan.
Want het leven van Charles Chaplin
verschuilt zich achter de legende. Want
het beeld van een nerveuzen, soms wat
melancholieken, door zijn zaken zeer
in beslag genomen, tamelijk ouden
Amerikaanschen heer wordt verbor
gen, uitgewischt door het veel grootere,
veel ontroerender gezicht van zijn le
gende.
BIJ Garbo is dat heel anders. Zij,
de levende, is merkwaardig iden
tiek met haar legende. Ik ben dankbaar,
dat ik haar heb mogen ontmoeten. Bij
Duitsche vrienden, bij wie wij in Holly
wood toen veel verkeerden, kwam zij
steeds eerst tegen den avond en altijd
zonder iets afgesproken te hebben.
Wanneer er andere, haar onbekende
gasten waren, kwam zij niet.
Met haar lange stappen kwam zij de
kamer in, als het buiten al donker was.
Heelemaal niet elegant gekleed,
hoewel zij toen reeds veel verdiende.
Eerder zag zij er wat verwilderd uit.
Zij droeg een geopende trenchcoat,
breede, lage schoenen zonder hakken,
haar golvende haren als wilde manen.
Zoo kwam zij te voorschijn uit de
schaduwen van den nacht, een tamelijk
sombere, op een aantrekkelijke manier
bijna slecht geluimde, maar toch in
ieder geval menschenschuwe Godin
van de Duisternis en van den Nacht.
In haar autootje, dat veel lawaai
maakte, was zij uit haar huisje in
Santa Monica gekomen. De trenchcoat
wierp zij af, zooals een jonge student
of een soldaat een jas wegwerpt, die
hem hindert. Zij ging zitten en steunde
haar heerlijk gezicht in de gespierde,
groote handen. Met haar ernstige stem
vroeg zij naar een glas whisky. Toen
f.
zei zij, dat ze död vermoeid" was,
ik hoor nog de gonzende, meer
brommende dan zingende klank, waar
mee zij de klinkers rekte. Korten tijd,
nadat zij de dooodelijke vermoeidheid"
vastgesteld had, stond zij op, om met
de jonge dochter des huizes te dansen.
Bij een tango hadden haar bewegingen
iets schuivends, zwaar en luchtig
tegelijk. Zij deden denken aan den
dans op een boerderij ergens in het
Noorden, maar ook aan een zeemans
kroeg.
Toen, het was in den winter van
1927 en het voorjaar van 1928, stond
zij nog niet op het hoogtepunt van
haar roem, maar was zij nog slechts
de groote attractie van morgen, de hoop
van kenners en ingewijden. De geluids
film had zijn zegetocht nog niet be
gonnen : de triomf van Garbo is echter
eerst begonnen met die van de spre
kende film.
Een groote succesfilm had haar
gezicht beroemd gemaakt. Maar de
wereld kende haar stem nog niet. En
dus was het die stem, die het eerste
oogenblik den sterksten indruk op mij
maakte, de wonderbaarlijk lage, zin
gende en gonzende, dieptreurige,
teedere en onvergelijkelijke stem.
Ook de stem, die niet alleen die van
een koningin is, maar ook die van een
vroom en ernstig meisje, doet soms
aan een boerderij denken, zooals ook
haar bewegingen, die bij alle liefelijk
heid bijna onhandig zijn. Om en aan
haar is wat gebleven van het karakte
ristieke van het land, waar zij vandaan
komt; met een deel van haar wezen
en van haar uiterlijk is zij nog steeds
het Zweedsche meisje van eenvoudige
familie gebleven, zooals wij dat kennen
van haar vroegere portretten. Daarop
zien wij nog een breed, nog bijna
plomp Garbo-gezicht r de'wénkbrauwen
zijn nog niet afgeschoren, maar staan
dik en zwart. Amerika heeft het
meisje uit Stockholm gedwongen, meer
te gaan lijken op een ander, geraffi
neerder en ook conventioneeler soort
schoonheid. Om carrière (e maken, en
dat wilde zij tot iederen prijs, moest
zij ook vamp" worden, ook grande
dame".
Maar het avondkleed, de grande
toilette" past niet bij Garbo. Het is geen
toeval, dat zij indertijd de dikke, wollen
sweater met die rolkraag ingevoerd
heeft. Telkenmale als ik haar in het
huis dergenen, die toen onze vrienden
waren, heb ontmoet was ze niet
gekleed"; onder de regenjas droeg
zij steeds óf de grijze sweater of een
grof shirt. Ik herinner mij, hoe ik haar
eenmaal in avondkleeding gezien heb.
Dat was oudjaar 1927, in een gezel
schap bij een Duitschen filmregisseur
en -schrijver. Zij droeg iets hards,
zilverachtigs en glinsterends. Mij is
niet den indruk van een avondtoilet
bijgebleven, eerder van een pantser,
van iets amazone-achtigs. Zij was
dien avond heel stil: de talrijke aan
wezigen schenen haar te deprimeeren.
Ik weet nog, dat de kerstboom in brand
raakte, maar dat zij niet mee deed aan
de lawaaierige opwinding, die daardoor
ontstond. In het gezelschap, dat uit
heel verschillende typen was samen
gesteld, bevond zich een jonge Oosten
rijker, die beroemd was en is voor zijn
succes bij vrouwen. Nog zie ik dien
jongen man voor mij, hoe hij Greta
Garbo met zijn beproefd-verleidelijken,
tegelijk somberen en begeerigen blik
opnam. Zij reageerde niet, bleef ontoe
gankelijk in haar zilverpantser, hoe
ijverig en ervaren hij ook zijn best
deed. Haar glimlach was weemoedig en
spottend tegelijk.
Ik hoop, dat ik niet net zoo naar
haar gekeken heb, dien oudejaars
avond. Maar bij eiken blik, waardoor
ik haar gezicht in mij opgenomen heb,
begreep ik en realiseerde ik mij: dit is
de schoonste vrouw, die ik ooit gezien
heb. Daar de schoonheid dit woord
begrepen in een zeer ernstige, zeer
hooge béteekenis iets zeer geheim
zinnigs is, is zij ook de geheimzinnigste
vrouw, die ik ooit ontmoet heb. Ik be
grijp, dat de bewoners van vijf
werelddeelen haar de goddelijke" noemen.
PAG. S DB GROENE No, 3122
?««. f? wc unwBIMC NO. 3121
PAG. 9 DE GROENE No. 3122
-????r
T^~ *?*» - ?' - ?